direct naar inhoud van 4.8 Flora & fauna
Plan: Buitengebied, herziening 2005, partiële herziening Lindrot 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2010PH0002-ont2

4.8 Flora & fauna

4.8.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

4.8.2 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's). Het plangebied bevindt zich niet in de buurt van dergelijke gebieden. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde.

4.8.3 Flora en Faunawet
4.8.3.1 Algemeen

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Eelerwoude uit Goor heeft in verband met de sloop van de gebouwen en de nieuwbouw in het plangebied een Quickscan Flora- en faunawet verricht. De resultaten van deze quickscan zijn hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in bij deze toelichting.

4.8.3.2 Onderzoeksresultaten quickscan Flora- en faunawet

Flora

Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Geschikte groeiplaatsen voor beschermde plantensoorten zijn evenmin aanwezig binnen het projectgebied. De flora binnen het projectgebied wordt gedomineerd door zeer algemene, niet beschermde soorten van voedselrijke groeiplaatsen (zeer algemene grassoorten, brandnetel, braam, etc.).

Vleermuizen

Alle vleermuizen zijn strikt beschermd door de Flora- en faunawet. De gebouwen op het erf zijn zowel van binnen als van buiten geïnspecteerd. De ingezakte panden zijn weinig geschikt voor vleermuizen omdat wind, regen en kou er vrij spel hebben. Daarnaast zijn geen pannendaken aanwezig waaronder vleermuizen zouden kunnen zitten. Geconcludeerd wordt dat geen verblijfplaatsen van vleermuizen worden verwacht in de panden. Zie ook figuur 4.2 en 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPBG2010PH0002-ont2_0010.png"

Figuur 4.2 In elkaar gezakt voormalig woonhuis en oude varkensschuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPBG2010PH0002-ont2_0011.png"

Figuur 4.3 Oude kapschuur en ingezakte schuur

Broedvogels

In verband met de verwachte aanwezigheid van vogelnesten moeten de panden buiten het broedseizoen worden gesloopt. De Flora- en faunawet hanteert geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of er broedende vogels aanwezig zijn. Voor het broedseizoen kan in dit geval – er worden geen vroeg- of laatbroedende soorten verwacht - de periode maart tot medio juli worden aangehouden. Het verwijderen van struiken of andere bosschages moet eveneens buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

Overige zoogdieren

In de twee oude varkensstallen zijn diverse uitwerpselen gevonden van ratten (niet beschermd) en muizen (zeer waarschijnlijk algemeen voorkomende tabel 1-soorten als rosse woelmuis, bosmuis, huismuis en/of veldmuis). Binnen het projectgebied kunnen daarnaast tabel 1-soorten als egel, mol, konijn en haas worden verwacht. Tevens kunnen kleine marterachtigen als wezel en hermelijn (beide tabel 1) voorkomen op en in de omgeving van het erf. Voor tabel 1- soorten geldt een vrijstellingsregeling. Dit betekent dat voor deze categorie geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden.

De steenmarter (tabel 2-soort) komt voor in de omgeving van Den Ham en kan ook worden verwacht rond de projectlocatie. Binnen de projectlocatie zijn echter geen verblijfplaatsen van de steenmarter aangetroffen. Aanwijzingen voor de aanwezigheid van de steenmarter in de vorm van uitwerpselen en prooiresten zijn evenmin gevonden. Het voornemen heeft door de geringe omvang en het ontbreken van vaste verblijfplaatsen geen negatief effect op de lokale populatie steenmarters.

Geschikte leefgebieden voor tabel 3-soorten ontbreken binnen de projectlocatie.

Amfibieën

Het projectgebied bevat geen water en vormt daarom geen voortplantingsbiotoop voor amfibieën. Geschikte biotopen voor tabel 2- of tabel 3-soorten amfibieën zijn niet aanwezig binnen het projectgebied.

Reptielen en vissen

Reptielen worden niet verwacht op de locatie vanwege het ontbreken van geschikte biotopen. Vissen komen niet voor vanwege het ontbreken van oppervlaktewater.

Overige fauna

Van de overige beschermde soortgroepen (dagvlinders, libellen en overige ongewervelden) worden geen beschermde soorten verwacht wegens het ontbreken van hiervoor geschikte biotopen (vochtige tot natte heiden, vennen, hoogvenen, laagvenen, (hei)schrale graslanden, etc.).

4.8.4 Conclusie

Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. Het voornemen is ook niet in strijd is met de Flora- en faunawet. Er worden geen negatieve effecten verwacht op (strikt) beschermde soorten. Het voornemen heeft gezien het karakter en de zeer geringe omvang, geen negatief effect op populaties van beschermde soorten. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.