direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Buitengebied herziening 2005, partiële herziening Meersendijk 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2009PH0016-vas1

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd;
    • 2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een woning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. het herbouwen van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met d geldt in geval van een grotere inhoud of een hogere goot- of bouwhoogte zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
4.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot het hoofdgebouw mag niet meer dan 25 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van antennemasten niet meer dan 15 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.

4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder a juncto artikel 1.40 (begripsbepaling woning) en toestaan dat een woning wordt gebruikt voor inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. ruimtelijk gezien sprake blijft van 1 woning;
    • 2. er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoongedeelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
    • 3. uitbreiding van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen niet is toegestaan;
  • b. 4.2.1 onder e ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de herbouw geen belemmering oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven;
    • 2. er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
    • 3. de nieuwe woning op niet meer dan 25 m afstand van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht, met dien verstande dat deze afstand groter mag zijn indien de woning wordt herbouwd in aansluiting op een cluster van reeds bestaande woningen;
    • 4. de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
    • 5. de herbouw geen belemmering oplevert voor een veilige verkeerssituatie;
  • c. 4.2.2 onder b in geval de oppervlakte van de bestaande aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen groter is dan 75 m2 en toestaan dat de bestaande aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen worden vervangen door niet meer dan twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte na deze vervangende nieuwbouw dan wel verbouw is teruggebracht tot niet meer dan 75 m2 vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 75 m2 tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m2;
    • 2. de afstand tot de woning niet meer dan 25 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
    • 4. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 5. door de vervangende nieuwbouw dan wel verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    • 6. door de vervangende nieuwbouw dan wel verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.4.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 8.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. de sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in de bestaande gebouwen;
  • b. de landschappelijke inpassing is gewaarborgd.
4.6.2 Afwegingskader

Een in 4.6.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.6.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 8.1 vermelde voorbereidingsprocedure.