Beheersverordening Bedrijvenpark Haarveld

2.4 Uitgangspunten voor de inrichting

2.4.1 Beleidsvisie

Voorafgaande aan de ontwikkeling van het bedrijvenpark Haarveld heeft de gemeente een beleidsvisie bedrijventerreinen laten opstellen. De achtergrond hiervan was dat de gemeente van mening was dat het beleid voor bedrijvenvestiging en werkgelegenheid meer was dan het beschikbaar stellen van een serie kavels. In het rapport bij de visie is uitvoerig aandacht besteed aan onderzoeksaspecten als sociaal-economische ontwikkelingen rond bedrijventerreinen, kenmerken van bedrijven, aanbod en behoefte en potenties van Roden. In het visiedeel zijn de uitgangspunten voor de visie genoemd en uitgewerkt en zijn de consequenties voor de ruimtelijke inrichting aangegeven.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er destijds twee belangrijke ontwikkelingen in het bedrijfsleven waren: de sterke groei van 'schone' op dienstverlening gerichte werkgelegenheid door tal van technologische ontwikkelingen en (in relatie daarmee) de steeds hogere eisen die bedrijven aan de bedrijfsomgeving stellen. Bedrijven worden kieskeuriger wat betreft vestigingsplaats en clusteren zich met bedrijven die een vergelijkbaar profiel hebben. Bedrijven investeren daardoor meer in de interne bedrijfsomgeving en verwachten van de externe bedrijfsomgeving dat deze uitstraling heeft, goed bereikbaar is, er passende arbeid te vinden is en er een recreatieve omgeving geboden kan worden. Voor de ruimtelijke inrichting betekent dit dat de ligging ten opzichte van voorzieningen, recreatieve mogelijkheden, de inrichting van de openbare ruimte en de nabijheid van in uitstraling gelijksoortige bedrijven in gewicht toenemende vestigingsfactoren worden. In de terminologie is de kwaliteitsslag verwoord in het begrip bedrijvenpark.

Uit het onderzoek volgde tevens dat een breed assortiment aan bedrijven een plek heeft gevonden in Roden. De verschillende categorieën van te onderscheiden bedrijven hebben zoals gezegd hun eigen specifieke eisen ten aanzien van de inrichting van bedrijventerreinen. Voor productiebedrijven met een hoogwaardige productiegang en veelal daaraan verbonden kantooractiviteiten of bedrijventerreinen uit zich dit in een hoogwaardige uitstraling en hoge eisen aan de openbare inrichting van het terrein. Bij de hoogwaardige inrichting hoort de 'Rodense stijl', dit wil zeggen veel groen, ruime profielen en goed ingepast in het landschap.

Uit het onderzoek naar vraag en behoefte is gebleken dat er een kwalitatief tekort was in de gemeente aan hoogwaardige bedrijvenlocaties in wervende woonmilieus. Met betrekking tot een kwalitatief aspect van de vraag is geconcludeerd dat het behoud en de versterking van een cluster van hoogwaardige bedrijvigheid in Roden alleen gewaarborgd zou kunnen worden als een zonering van bedrijvigheid wordt nagestreefd. Het bedrijvenpark Haarveld voorziet in deze behoefte door bedrijven die hinder ondervinden van nabijgelegen bedrijven door een visuele 'vervuiling' en die daardoor steeds minder passen op de traditionele bedrijventerreinen een plek te geven. Om deze reden is Haarveld ruim van opzet en beschikt het over voldoende groen- en waterelementen.

2.4.2 Criteria voor inrichting en architectuur

In het voorgaande werd het belang van een bijzondere zorg voor de aankleding en inrichting van het bedrijvenpark onderstreept. Enkele bijzondere eisen, om deze kwaliteitsdoelstelling te verwezenlijken, kunnen dan nog met name genoemd worden.

De bebouwing moet passen in het parkachtige karakter van dit gebied en, waar het kan, deze versterken (veel groen, geen opvallende afscheidende hekwerken). Bij bebouwing kan een keuze worden gemaakt tusen zelfstandige elementen of geschakelde elementen, mits de schaal van de bebouwing blijft passen in de schaal van het gebied. Om een goede verhouding tussen open en bebouwde ruimte te behouden, wordt in beginsel een maximum bebouwde oppervlakte van om en nabij 70% van de uit te geven bouwpercelen gehanteerd. Een minimale afstand van 5 meter tot de aanliggende perceelsgrens dient in acht te worden genomen. Tevens dienen er grenzen te worden gesteld aan het bouwvolume, waarbij als richtlijnen gelden:

• maximum oppervlakte per gebouw van 2.000 m2 dan wel een zodanige geleding in de bebouwing dat daaruit een kleinschalig karakter spreekt;

• maximum bouwhoogte drie of incidenteel vier bouwlagen.

De volgende algemene architectonische criteria worden gehanteerd:

• de bebouwing dient van een hoogwaardige architectonische kwaliteit te zijn;
• het parkachtige karakter van het gebied dient ondersteund te worden door de omgeving, materiaalgebruik en de kleurstelling van de bebouwing;
• de vormgeving van de bebouwing dient te refereren aan de soort bedrijvigheid op het terrein: schone en hoogwaardige technieken en diensten;
• de architectonische vormgeving dient tevens te refereren aan het stedenbouwkundig concept (massa en oriëntatie).

En tot slot gelden er nog een aantal criteria voor de inrichting van afzonderlijke bedrijfspercelen:

• de productie- en opslagactiviteiten buiten de gebouwen zijn goed beschouwd strijdig met de kwaliteitsdoelstellingen voor het bedrijvenpark;
• de onbebouwde ruimte van de percelen dient aan de wegzijde een inrichting te krijgen in overeenstemming met het parkachtig karakter van het gebied. Water en groen zijn hiervoor de aangewezen middelen;
• op het terrein dient naast de noodzakelijke verkeersruimte tevens voldoende ruimte te worden gecreëerd voor parkeergelegenheid voor het eigen wagenpark, de auto's van medewerkers en bezoekers;
• indien dit noodzakelijk is vanwege de belevingswaarde van het terrein, zal rond de achterterreinen afschermende beplanting moeten worden aangebracht;
• afscheidende hekwerken moeten zoveel mogelijk worden tegengegaan. Belangrijke uitzonderingen zijn hekwerken die noodzakelijk zijn voor de beveiliging van het terrein en hekwerken die uit het zicht aan de achterzijde van de bebouwing zijn geplaatst èn in een ruime zone met opgaand groen zijn opgenomen.