direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Beheersverordening Bedrijvenpark Haarveld
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2012BV004-vg01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogwaardige, weinig hinder veroorzakende, productie- en dienstverlenende industriebedrijven, laboratoria, groothandel, ambachtelijke bedrijven en nijverheidsbedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld in, dan wel vergelijkbaar zijn met bedrijven genoemd in de categorieën 1 tot en met 3.1 (50 m) van de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
  • b. zakelijke dienstverlening;
  • c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tot het moment van beëindiging van de woonfunctie;
  • d. activiteiten op het gebied van verkoop, verhuur en reparatie van motorvoertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autobedrijf';
  • e. bestaande handel in goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – handel';
  • f. afschermende houtsingel en/of grondwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, waaronder de bij de bedrijven behorende parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.

In de bestemming zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen en sloopbedrijven niet begrepen.

Onder de bedrijfsactiviteiten is detailhandel uitsluitend begrepen voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is.

De inrichting van de voor bedrijven uit te geven gronden dient, voor zover deze gronden aansluiten aan het park en/of aan wegen, het karakter van het park te versterken (veel groen, geen opvallende afscheidende hekwerken). Gedeelten van de bestemming grenzend aan de bestemming 'groen – park' mogen worden betrokken bij de inrichting van het park.

De aan de rondweg gelegen bedrijven zullen geen rechtstreekse aansluiting op deze weg krijgen. Alle bedrijfskavels zullen een rechtstreekse aansluiting krijgen op de openbare ontsluiting.

De langs de rondweg gelegen bouwpercelen zijn aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlocatie';

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bebouwing dient door toepassing van zelfstandige elementen en/of een wijze van schakeling, door schaal en door architectuur het park-karakter te ondersteunen en allure te geven.
  • b. Bij de verkaveling wordt gestreefd naar een gemiddeld maximaal grondoppervlak van 1.000 m2.
  • c. Bij een geleding van het gebouw of bij aaneenschakeling van meerdere gebouwen dient de nadruk te blijven liggen op de hoofdelementen; daarbij mag bij meerdere bouwlagen het vloeroppervlak van de afzonderlijke hoofdelementen niet meer dan 2.000 m2 bedragen;
  • d. De oriëntatie van de representatieve gedeelten (kantoor, showroom) dient naar de wegzijde c.q. het park te zijn gericht.
  • e. Met name ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlocatie', de Dwazziewegen en daar waar de bebouwing grenst aan openbaar toegankelijk (groen)gebied worden de volgende eisen gesteld aan de architectuur van de bebouwing:
  • 1. De architectonische kwaliteit dient hoogwaardig te zijn;
  • 2. Door materiaalgebruik en kleurstelling dient het parkachtig karakter te worden ondersteund;
  • 3. De vormgeving dient te refereren aan de aard van de bedrijvigheid (schone en hoogwaardige technieken en diensten);
  • 4. De architectonische vormgeving dient te refereren aan het stedenbouwkundig concept (massa en oriëntatie).

Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat deze eisen met betrekking tot de architectuur onderdeel uitmaken van de welstandsbeoordeling op grond van de Woningwet.

  • f. Het aantal bouwlagen bedraagt ten hoogste drie, met een maximale bouwhoogte van 11 m, met dien verstande dat tot een maximum van 20% van de oppervlakte aan gebouwen per bedrijf het aantal bouwlagen ten hoogste vier mag bedragen, met een maximale bouwhoogte van 14 m;
  • g. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt:
  • 1. bij één bouwlaag ten hoogste 70%;
  • 2. bij twee bouwlagen ten hoogste 60%;
  • 3. bij drie of vier bouwlagen ten hoogste 50%;
  • h. De gebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • i. De hoofdgebouwen worden geplaatst op een afstand van 20 m - 25 m evenwijdig aan de as van de noordelijk van het verordeningsgebied gelegen rondweg (Noordholt), op een afstand van 15 m tot 20 m uit de as van de Dwazziewegen en op een afstand van 10 m – 15 m evenwijdig aan de as van de overige wegen;
  • j. De overige gebouwen worden geplaatst achter de lijn gelegen op een afstand van 25 m evenwijdig aan de as van de noordelijk van het verordeningsgebied gelegen rondweg (Noordholt), op een afstand van 20 m uit de as van de Dwazziewegen en op 15 m evenwijdig aan de as van de overige wegen;
  • k. Van de zone van 20 m – 25 m evenwijdig aan de as van de noordelijk van het verordeningsgebied gelegen rondweg (Noordholt), 15 – 20 m uit de as van de Dwazziewegen en 10 m – 15 m uit de as van de overige wegen mag per bouwperceel ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • l. De afstand tot de niet aan de weg gelegen erfscheidingen bedraagt ten minste 5 m;
  • m. Er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd, met uitzondering van de bouwpercelen aan de Vaart; het aantal bedrijfswoningen op de bouwpercelen aan de Vaart mag ten hoogste één per bedrijf bedragen.
  • n. In afwijking van het bepaalde in de leden f tot en met m mag op de gronden aangegeven met 'wonen' tot het moment van beëindiging van de woonfunctie, gebouwd worden ten behoeve van vernieuwing en verandering van bestaande gebouwen, waarbij de goot- en bouwhoogte van de bestaande gebouwen als maximale goot- en bouwhoogte aangehouden dient te worden en de oppervlakte van de bestaande gebouwen, met inachtneming van de bestaande afstand tot de weg, met ten hoogste 10% mag worden vergroot.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van terreinafscheidingen aan de wegzijde bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. De bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een hogere hoogte dan 1,5 m.

3.4 Specifieke gebruikregels
3.4.1 Toegestaan gebruik
a Aan huis verbonden werkactiviteiten

De uitoefening van aan huis verbonden werkactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is uitsluitend toelaatbaar voor zover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:

  • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • 2. de aan huis verbonden werkactiviteit uitsluitend inpandig mag worden verricht;
  • 3. niet meer dan 30% van de woning en de bijbehorende gebouwen mag worden aangewend ten dienste van deze activiteit met een maximum van 45 m²,
  • 4. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder 3 is genoemd;
  • 5. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteiten uitoefent;
  • 6. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving, hetgeen inhoudt dat:
  • a. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • b. niet met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van bedrijven die vergunningplichtig of meldingplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
  • c. werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in de als bijlage opgenomen 'Staat van bedrijven';
  • d. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteiten, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
b Bed & breakfast

Het gebruik van de gebouwen voor een bed & breakfastvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mag aan maximaal vijf personen nachtverblijf worden verschaft;
  • 2. de vestiging van een bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing op het perceel;
  • 3. een bed & breakfast mag geen tekenen van een wooneenheid vertonen, zoals een keuken;
  • 4. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • 5. maximaal 30% van het bebouwd oppervlak van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de bed & breakfastvoorziening, met een maximum van 45 m2;
  • 6. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit, de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer mag bedragen dan onder 5 is genoemd;
  • 7. degene die de gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die de bed & breakfast uitoefent;
  • 8. als een bed & breakfast wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw, dan moet het bijgebouw staan op het erf behorend bij de woning;
  • 9. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met de omringende woonomgeving;
  • 10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
c Paardenbak

In de bestemming is het gebruik van de gronden voor paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'wonen' toegestaan, uitsluitend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er is geen sprake van onevenredige negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van het woongenot van derden;
  • 2. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt niet meer dan 1.200 m²;
  • 3. de paardenbak dient te worden geplaatst op of aan het bouwperceel, indien dit niet mogelijk is, dan binnen een afstand van 30 m van het perceel;
  • 4. de afstand tot de woning van derden bedraagt minimaal 30 m;
  • 5. de afstand tot het perceel van derden bedraagt minimaal 3 m;
  • 6. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
  • 7. de omheining bestaat uit een open constructie met een maximale hoogte van 1,5 m.
3.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. productie buiten de gebouwen;
  • c. opslag van goederen buiten de gebouwen, met uitzondering van de achterterreinen en alleen voor zover afgeschermd door gebouwen en/of beplanting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4.2, sub a voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een categorie 3.1 van de Staat van Bedrijven en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld. Bij een verzoek om een omgevingsvergunning gaat het bevoegd gezag na of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke wel zijn genoemd in de betreffende categorieën uit de Staat van bedrijven.
  • b. lid 3.1, sub a voor de vestiging van productiebedrijven die niet kunnen voldoen aan het daar genoemde vereiste van 'hoogwaardig productiebedrijf', maar die qua uitstraling en naar hun aard en effecten op het woon- en leefklimaat gelijk zijn te stellen met de bij recht toegestane bedrijven. De in lid 3.1 genoemde eisen van inrichting en bebouwing van de bedrijfsgronden blijven voor het overige onverkort van toepassing.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien of beschadigen van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel'.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

De in lid 3.6.1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreffen:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
  • b. die het normale onderhoud tot doel hebben.
3.6.3 Voorwaarden

De in lid 3.6.1 bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de afschermende werking van de houtsingel.