direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
Plan: Kampeerterreinen in Noordenveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2010BP013-vg01

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans/chalets voorzover niet bestaand;
  • b. trekkershutten en tenthuisjes;
  • c. voorzieningengebouwen ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. onderhoud en beheer;
    • 3. dienstverlening en detailhandel ten dienste van het kampeerterrein, waaronder begrepen een campingwinkel, receptie en een kantine;
    • 4. horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "horeca";
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  • f. bos, ter plaatse van de aanduiding "bos";
  • g. een houtsingel, ter plaatse van de aanduiding "houtsingel";

met de daarbijbehorende:

  • h. wegen, straten en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. sport- en speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. bebossing;
  • n. water;
  • o. tuinen, erven en terreinen;
  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "houtsingel" zullen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen.

4.2.2 Trekkershutten en tenthuisjes

Voor het bouwen van trekkershutten en tenthuisjes gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut of tenthuisje zal ten hoogste 30 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een trekkershut of tenthuisje zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. bij trekkershutten en tenthuisjes mogen geen bijgebouwen worden gebouwd.
4.2.3 Afwijkende kampeermiddelen

In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2. sub b geldt dat ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met een maximum van 10.000 m², wordt ingericht met kampeermiddelen en/of naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve onderkomens die afwijken van de kampeermiddelen die zijn genoemd en bedoeld in lid 4.1 onder a en b, mits:

  • a. de kampeermiddelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve onderkomens verplaatsbaar zijn;
  • b. de bouwhoogte van een kampeermiddel of een naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatief onderkomen ten hoogste 10,00 m bedraagt.
4.2.4 Voorzieningengebouwen

Voor het bouwen van voorzieningengebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op kampeerterreinen kleiner dan 5 hectare zal de gezamenlijke oppervlakte van voorzieningengebouwen ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. op kampeerterreinen groter dan 5 hectare mag daarenboven nog 1% van de boven de 5 hectare aanwezige oppervlakte van het bestemmingsvlak worden bebouwd met deze voorzieningengebouwen, met een maximum van 1000 m²;
  • c. de goothoogte van voorzieningengebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van voorzieningengebouwen zal ten hoogste 5,50 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande hoogte als maximale bouwhoogte geldt.
4.2.5 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per kampeerterrein zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij:
    • 1. het bestaande aantal meer bedraagt, in welk geval het bestaande aantal als maximum aantal geldt;
    • 2. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning, met uitzondering van een bestaande bedrijfswoning, mag uitsluitend worden gebouwd indien de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarden dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande hoogte als maximale bouwhoogte geldt;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen.
4.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximale bouwhoogte geldt.
4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen erf- en terreinafscheidingen op of bij staanplaatsen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen en vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.7 onder b in die zin dat de bouwhoogte van speeltoestellen wordt verhoogd tot ten hoogste 12,00 m, mits:

  • a. deze landschappelijk worden ingepast zodanig dat deze speeltoestellen vanuit de omgeving van het kampeerterrein niet of nauwelijks waarneembaar zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de kampeerterreinen anders dan in het kader van bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans/chalets, met uitzondering van bestaande stacaravans/chalets;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca";
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 4.1 omschreven gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen "bos" en "houtsingel" het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. De in sub a bedoelde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan de landschappelijke en natuurlijke waarden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:

  • een tweede bedrijfswoning, mits:
    • 1. het kampeerterreinen groter dan 5 hectare betreft;
    • 2. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
    • 3. de tweede bedrijfswoning landschappelijk en stedenbouwkundig acceptabel wordt ingepast door middel van een inpassingsplan;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 5. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.