Plan: | Rading 198 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1696.WP24Rading1982021-va01 |
Aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 179-181 in Loosdrecht is een melkveehouderij aanwezig. In de nabije toekomst zal het bedrijf daar vertrekken om plaats te maken voor natuurontwikkeling binnen het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtsplassen, welke is geïnitieerd door de provincie Noord-Holland. Hierbij zal het bedrijf een nieuwe plek krijgen op de bestaande agrarische bedrijfslocatie aan de Rading 198 in Loosdrecht. Met de bedrijfsverplaatsing zal de nu nog gangbare melkveehouderij omschakelen naar een volledig biologische bedrijfsvoering waarbij sprake is van kringlooplandbouw. Omdat de beoogde bedrijfsvoering te kunnen realiseren is een nieuw gebouw nodig voor de opslag van mest, evenals een nieuwe werktuigenberging. Ook is meer ruimte nodig voor de opslag van ruwvoer. Deze nieuwe voorzieningen zijn niet inpasbaar binnen het huidige, agrarische bouwperceel voor de Rading 198. Voor de bedrijfsverplaatsing en -omschakeling is het dan ook gewenst om het bouwperceel te vergroten. Daarvoor is een wijziging van het geldende bestemmingsplan nodig.
Het perceel Rading 198 is gelegen ten zuidoosten van het landelijk gebied van Loosdrecht, op ongeveer 3,5 km afstand van Oud-Loosdrecht en ongeveer 1,5 km van Nieuw-Loosdrecht. Het plangebied grenst direct aan het buitengebied van Hilversum. De weg 'de Rading' vormt de gemeentegrens tussen de gemeenten Hilversum en Wijdemeren, waar Loosdrecht een dorp van is.
Ligging in de omgeving
Het plangebied van dit wijzigingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel, voor zover het gaat om: het huidige agrarische bouwvlak en de uitbreiding van het huidige bouwvlak.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012', vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2017.
In het bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Middels een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel. Binnen het bouwvlak is voorzien in een bedrijfswoning en meerdere gebouwen ten behoeve van het bedrijf.
Verder rust op het perceel deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en deels 'Waarde - Archeologie - 5'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
De nieuw te bouwen mestopslag en werktuigenberging en de ruwvoeropslag zijn buiten het bouwvlak geprojecteerd. Het geldende bestemmingsplan maakt deze bouwwerken daardoor niet mogelijk. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Deze wijzigingsbevoegdheid is toereikend om in alle drie de gebouwen te voorzien.
In hoofdstuk 4 zal op de bijbehorende voorwaarden worden ingegaan.
Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het initiatief. In hoofdstuk 4 vindt de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden plaats. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Het plangebied is gelegen in het landelijke buitengebied tussen Loosdrecht en Hilversum. Ten noorden/noordoosten van het plangebied bevindt zich de kern van Nieuw-Loosdrecht. Het landschap is te typeren als een slagenlandschap. Dit landschapstype kenmerkt zich door een langgerekte strokenverkaveling voornamelijk ingericht als weide en een fijnmazig slotenpatroon. Het betreft voornamelijk een open landschap met boomrijen tussen enkele percelen. In de directe omgeving van het plangebied is relatief weinig bebouwing aanwezig. Bebouwde percelen komen dan ook schaars voor in de omgeving van het plangebied, en doorgaans gaat het dan om agrarische erven. Verder zijn de wegen voornamelijk recht en lang. Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een sportvereniging en het vliegveld Hilversum. Ten westen van het plangebied, aan de Rading 200, is een agrarisch bedrijf gericht op akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren aanwezig.
Luchtfoto omgeving in rood omkaderd het plangebied
Het plangebied is gelegen aan de lange en doodlopende erftoegangsweg de Rading. Deze weg is via een rotonde aangesloten op de Molenmeent in de gemeente Wijdemeren en de Loosdrechtseweg in de gemeente Hilversum. Het plangebied en het perceel ernaast zijn de enige agrarische erven aan het eind van de erftoegangsweg. Het plangebied wordt alleen ontsloten door de Rading.
Aan de zuidzijde van het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig. Deze bedrijfswoning is via een aanbouw geschakeld aan een rundveestal. Ten westen van de woning en de stal staat nog een bedrijfsgebouw. Binnen dit gebouw bevindt zich een schapen- en rundveestal, werktuigenberging en garage. De grond naast dit gebouw wordt gebruikt voor ruwvoeropslag en foliebalen (zie situatietekening).
Het overige deel van het plangebied, waar de nieuwe bebouwing geprojecteerd is, bestaat momenteel enkel uit weiland. Op enkele rijen bomen na wordt het plangebied verder omgeven door weilanden waar relatief weinig perceelsrandbeplantingen aanwezig is.
Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd
Situatietekening bestaande situatie (zie Bijlage 1 voor hele tekening op schaal)
De toekomstige gebruiker van het plangebied is momenteel gevestigd aan de Nieuw Loosdrechtsedijk 179-181 in Loosdrecht. Hier is een gangbare melkveehouderij aanwezig. Het bedrijf is hier gelegen binnen Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. De provincie Noord-Holland heeft de wens hier natuur te gaan ontwikkelen. In dat kader is overeenstemming bereikt tussen de eigenaar van het bedrijf en de provincie Noord-Holland om het bedrijf te gaan verplaatsen naar het plangebied, naar de Rading 198 in Loosdrecht. Met deze verplaatsing zal de bedrijfsvoering een biologische bedrijfsvoering worden, waarbij sprake is van kringlooplandbouw. Dit is een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van stoffen gesloten is. Dit houdt in dat alle stoffen die door de landbouw uit een gebied verdwijnen ook weer teruggebracht worden in het gebied.
Om de beoogde omschakeling te bereiken zal de vloer van de bestaande rundveestal in het plangebied vervangen moeten worden door een dichte vloer om de urine en de vaste (ruige) mest te kunnen scheiden. Het vergunde aantal melk- en kalfkoeien blijft hierbij gelijk: 84 dieren. De ruige mest zal worden afgevoerd uit de stal. Voor de opslag daarvan is nu geen voorziening aanwezig op het perceel. Daarom is een nieuwe, overkapte mestloods nodig, met een grondbeslag van circa 400 m2.
Het bedrijf zal in de nieuwe situatie over een huiskavel beschikken van 35 hectare. In de toekomst en in het kader van natuurbeheer, bestaat de mogelijkheid dat het bedrijf, in overleg met vereniging Natuurmonumenten, nog eens 65 hectare aan gronden in beheer kan krijgen. Dit vraagt om meer ruimte om werktuigen te kunnen stallen en om ruimte om het maaisel/strooisel (in ronde balen) op te kunnen slaan. Daarom is ook een nieuwe werktuigenberging gewenst.
Verder vraagt de gewijzigde bedrijfsvoering in het plangebied om meer ruimte voor het opslaan van ruwvoer in sleufsilo’s of op kuilvoerplaten. Hiervoor is ongeveer 900 m2 aan ruimte nodig.
Voor het initiatief is geen ruimte beschikbaar binnen het huidige bouwvlak. De meest geschikte plek om de nieuwe bebouwing te realiseren is vrijwel direct achter de bestaande bebouwing. Voor de nieuwe mestloods is geschikte ruimte aanwezig in het verlengde van de ligboxenstal. Voor de nieuwe werktuigenberging is ruimte achter de bestaande werktuigenberging. Achter de nieuwe werktuigenberging kan vervolgens de nieuwe ruwvoeropslag worden gerealiseerd. Hiervoor dient wel het huidige bouwvlak vergroot te worden, aangezien er enkel binnen het bouwvlak gebouwd mag worden. Aan de bestaande bebouwing en het gebruik ervan verandert verder niets. Voor het initiatief wordt het bestemmingsplan voor het perceel gewijzigd en daarmee zal het bouwvlak vergroot worden.
In het kader van duurzaamheid zullen zonnepanelen toegepast worden op de nieuwbouw. Op de bestaande bebouwing is dit constructietechnisch niet mogelijk. Bij een verdere realisatie van het plan zal de optie voor een kleine windmolen (tot 15 m), voor de opwekking van elektriciteit, onderzocht worden. Er is geen sprake van mestvergisting.
Nieuwe situatie (zie Bijlage 1 voor hele tekening op schaal)
Uitbreiding van het bouwvlak binnen het plangebied
Qua landschappelijke inpassing ligt het erf, samen met het erf van het agrarisch bedrijf aan de Rading 200, in een open agrarisch landschap waar overige bebouwing in de directe omgeving vrijwel afwezig is. De dichtstbijzijnde bebouwing is die van de sportvereniging en ligt op meer dan 250 meter afstand van het plangebied. Verder is voornamelijk het erf aan de Rading 200 omgeven door forse bomen rond de perceelsranden. Op het plangebied zelf staan ook enkele kleinere bomen en overige beplanting op de perceelsranden.
Verder wordt de nieuwe bebouwing vrijwel direct achter de bestaande bebouwing gesitueerd. Hierdoor blijft het vooraanzicht van het erf vanaf de weg grotendeels onveranderd. Ook zal de openheid van het landschap gewaarborgd blijven door de situering van de nieuwe bebouwing en de afwezigheid van overige bebouwing in de omgeving. Voor de nieuwe bebouwing is de landschappelijke kwaliteit op het erf daarmee van voldoende niveau.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:
Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:
De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.
Toetsing
Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.
Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
Toetsing
Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven.
De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord- Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Deze visie geeft enerzijds richting, en daarmee houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. De visie presenteert geen eindbeeld voor 2050, maar laten in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden.
Toetsing
Dit wijzigingsplan draagt bij een natuurlijk en vitaal landelijk omgeving. Een bedrijf wordt voor natuurontwikkeling binnen het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtsplassen verplaatst naar het plangebied. Dat bedrijf gaat in het plangebied gebruik maken van de aanwezige, bestaande agrarische bedrijfslocatie. Met die verplaatsing zal de nu nog gangbare melkveehouderij omschakelen naar een volledig biologische bedrijfsvoering waarbij sprake is van kringlooplandbouw. Op deze manier draagt dit wijzigingsplan zowel bij aan natuurontwikkeling als aan een verduurzaming van de agrarische sector.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. Deze omgevingsverordening is vastgesteld op 22 oktober 2020, en is op 17 november 2020 in werking getreden. Deze verordening ziet erop toe dat het provinciale beleid uit de provinciale omgevingsvisie operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.
Artikel 6.33 Agrarische bedrijven
Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied agrarische bedrijven voorzien in agrarische bedrijven, waarbij geldt dat:
Toetsing
Onderhavig plan voorziet niet in een nieuw agrarisch bedrijf; enkel in de verplaatsing van het agrarisch bedrijf naar een nieuwe locatie, waar reeds een agrarisch bedrijf toegestaan is. Wel voorziet onderhavig plan in een uitbreiding van het bouwperceel. Het nieuwe bouwperceel heeft een oppervlakte van 9280 m2. Daarmee wordt de grens van 2 hectare niet overschreden. Aan de voorwaarden van de aangehaalde bepaling wordt daarmee voldaan.
Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap
Het plangebied ligt in het Bijzonder provinciaal landschap Vechtstreek-Zuid. De voor het plangebied relevante kernkwaliteiten zijn als volgt:
Toetsing
Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van het bouwvlak, zodat voorzien kan worden in een werktuigenberging, vaste mestopslag en ruwvoeropslag. Hierbij wordt binnen de bestaande breedte van de verkaveling gebleven. Het aanwezige, waardevolle verkavelingspatroon wordt op die manier niet aangetast (doorsneden) door het planvoornen. Doordat dit plan leidt tot een toename van bouwmogelijkheden leidt het wel tot een (zeer beperkte) afname van de open ruimte en de vergezichten in de polder ter plaatse. Omdat het hier echter een een uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot maximaal twee hectare betreft, is dat een aantasting die is toegestaan op basis van de Omgevingsverordening NH2020 (lid 7 van artikel 6.46).
Artikel 6.43 Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen
Het plangebied ligt in het Natuurnetwerk Nederland. De uitbreiding van het bouwvlak vindt wel plaats binnen het Natuurnetwerk Nederland, in het gebied Oostelijke Vechtplassen (A13). De kernkwaliteiten hiervoor zijn als volgt:
Toetsing
Dit wijzigingsplan leidt (in ieder geval) tot een tot een vermindering van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland. Daarom is die wijziging pas mogelijk als het NNN herbegrensd is door de provincie Noord-Holland voor onderhavig initiatief. Het NNN is inmiddels herbegrensd. De gronden zijn nu Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) geworden. BPL staat de vergroting van het agrarisch bouwperceel hier niet in de weg.
Conclusie
Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening NH2020 als de NNN daarvoor herbegrensd is.
De Omgevingsvisie Wijdemeren 2040 is in ontwerp sinds 18 mei 2021. In de omgevingsvisie is beschreven hoe Wijdemeren er in 2040 uitziet. De ambitie is om de kwaliteiten als groenblauwe parel in het stedelijk gebied van de metropoolregio door te ontwikkelen. Zo wil de gemeente dat in 2040 ieder dorp in Wijdemeren zich vanuit het eigen karakter verder ontwikkeld heeft. De gemeente koestert het aanzien en de cultuur van de dorpen. Verder is de visie dat Wijdemeren in 2040 nog steeds bekend staat om de prachtige natuur in het Vechtplassengebied. Het natuurnetwerk is verder ontwikkeld, de biodi- versiteit verbeterd en de plassen hebben een goede waterkwaliteit. In het Veenweidegebied wordt samen met de grondeigenaren en gebruikers gekeken naar innovatieve oplossingen in de landbouw en bij het tegengaan van bodemdaling. De natuur is in balans met ander landgebruik in onze gemeente, zoals landbouw, recreatie, woon- en werklocaties. Verder is de ambitie dat Wijdemeren in 2040 CO2-neutraal is. Op basis van de visie op Wijdemeren in 2040 en de diverse trends en ontwikkelingen die op de gemeente afkomen zijn drie integrale kernopgaven geformuleerd:
Voor onderhavig plan zijn voornamelijk de kernopgaven B en C relevant. Bij opgave B is specifiek over de agrarische sector het volgende beschreven: "De agrarische sector maakt een beperkt deel uit van onze gemeente. Door onder andere Natura 2000 en NNN (Natuurnetwerk Nederland) zijn in onze gemeente weinig volledig op agrarische bedrijfsvoering gerichte bedrijven actief. In overleg met de sector kijken we naar de mogelijkheden in de toekomst. Uiteraard kan de agrarische sector ook zelf invulling geven aan haar eigen toekomstperspectief."
Bij opgave C is, onder de ruimtelijke keuze 'transformatie agrarisch buitengebied' het volgende beschreven: "In de agrarische gebieden van Wijdemeren, zoals de Horstermeer en Kortenhoef komen verschillende opgaven bij elkaar. Zo zal op termijn de bodem in deze gebieden verder dalen, wat zorgt voor verzakking van woningen en infrastructuur en een hoge CO2- uitstoot als gevolg van veenoxidatie. Dit vraagt om een aanpassing van het grondgebruik, zowel in bebouwd gebied als in landelijk gebied. Bodemdaling willen we zoveel mogelijk afremmen, eventueel door het gebied te vernatten of door te werken met oplossingen zoals onderwaterdrainage. Maatregelen zullen ons landschap en het gebruik van ons landschap veranderen. Voor de agrarische sector kan dit leiden tot nieuwe kansen en aanpassing van handelspraktijken en het bedrijfsmodel. Voor Wijdemeren - en de regio als geheel - is het belangrijk dat er samenhangende maatregelen worden genomen en er voor agrariërs een toekomstperspectief komt wat duurzaam is en houvast geeft."
Toetsing
Door dit wijzigingsplan wordt het mogelijk om te voldoen aan zowel de eis als de wens tot het in praktijk brengen van kringlooplandbouw. Hiermee krijgt het bedrijf een duurzamer toekomstperspectief. Het bedrijfsmodel en de handelspraktijken worden aangepast op een veranderende omgeving. Dit is in lijn met het perspectief dat in de omgevingsvisie voor de landbouw wordt geschetst. Verder bevat de omgevingsvisie geen specifieke uitgangspunten over het uitbreiden van een agrarisch bouwperceel.
Conclusie
Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Omgevingsvisie Wijdemeren 2040.
Voor de nieuwe mestopslag, de nieuwe werktuigenberging en de ruwvoeropslag is het nodig om de vorm van het bouwvlak te wijzigen. Door het gebrek aan ruimte binnen het huidige bouwvlak worden de nieuwe gebouwen achter de huidige bebouwing gesitueerd. Hierdoor is het nodig om het bouwvlak te vergroten.
Voor de beoogde verandering bevat het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan is namelijk binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' een wijzigingsbevoegdheid, artikel 4, lid 6, sublid 5, opgenomen voor het vergroten van bouwvlakken. Hieronder wordt deze bepaling aangehaald en vervolgens wordt het initiatief daaraan getoetst.
4.6.5 Vergroten bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in lid 4.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met dien verstande dat:
Toetsing
De beoogde vergroting van het bouwvlak voldoet aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van bouwvlakken. Hiermee is deze wijzigingsbevoegdheid toepasbaar voor het initiatief.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het wijzigingsplan plan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een wijzigingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het wijzigingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Met onderhavig plan wordt niet voorzien in een nieuwe bestemming. Het betreft enkel de vergroting van het bouwvlak om nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Verder is voor zover bekend de grond enkel gebruikt voor agrarische doeleinden. De bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan dan ook niet in de weg en er is geen reden om voor dit wijzigingsplan verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderhavige ontwikkeling voorziet alleen in het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van de rundveehouderij. Daarom is er alleen sprake van uitwaartse zonering. Voor het geuraspect volgen de aan te houden afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij. Voor geur geldt dat in het plangebied alleen dieren worden gehouden waarvoor, vanuit de Wgv, vaste afstanden gelden. Voor rundvee geldt een aan te houden minimumafstand van 50 meter (van emissiepunt tot geurgevoelig object buiten de bebouwde kom). Het dichtstbijzijnde geurgevoelige object is de woning op de Rading 200. De kortste afstand van de rundveestal tot aan de woning is 52 meter. Hier wordt dus aan voldaan. Verder geldt ook voor de opslag van vaste mest een wettelijke minimumafstand. In het Activiteitenbesluit wordt een minimumafstand van 50 meter tot een geurgevoelig gebouw gegeven. De kortste afstand van de nieuwe vaste mestopslag tot aan de woning op de Rading 200 is 85 meter. Ook hier wordt aan voldaan.
Voor de overige milieuaspecten, waaronder stof, geluid en gevaar, zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehaald. Voor het 'Fokken en houden van rundvee' wordt in de brochure een afstand gegeven voor stof en geluid van 30 meter. Aangezien de kortste afstand van de milieugevoelige functie op de Rading 200 tot aan milieubelastende functies op het plangebied minimaal 50 meter bedraagt, wordt ook aan de richtafstanden uit de VNG-brochure voldaan.
Ook de toekomstige woningbouwontwikkeling 'Ter Sype' zal geen hinder ondervinden door onderhavig plan. Deze ontwikkeling vindt namelijk op meer dan 500 meter vanaf het plangebied plaats. Hiermee wordt ruimschoots aan de vaste afstanden en de richtafstanden gedaan.
Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: de Rading. Dit is een doodlopende weg waar aan het eind de Rading 198 en 200 de enige erven zijn. Derhalve is geluidhinder door wegverkeer verwaarloosbaar, aangezien de bewoners van deze erven vrijwel de enige weggebruikers zijn op het doodlopende deel van de weg. Verder voorziet dit plan niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een wijzigingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Het bouwplan voorziet in nieuwe bebouwing voor een toegestane en aanwezige functie. De nieuwe bebouwing leidt niet of slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit wijzigingsplan.
Met behulp van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM is de luchtkwaliteit in beeld gebracht om te bepalen of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In het plangebied en de omgeving bedraagt de concentratie ten aanzien van PM 2,5 <10 ug/m3. Voor PM10 en NO2 bedraagt de concentratie respectievelijk <18 ug/m3 en 15-20 ug/m3. Hiermee wordt ruimschoots aan de streefwaarden voldaan (20 ug/m3 voor PM2,5, 40 ug/m3 voor PM10 ug/m3 en 40 ug/m3 voor NO2). De kaarten voor 2030 laten zien dat dit nog verder gaat verbeteren. Ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en gelet op de luchtkwaliteit gaat dan ook sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning.
Uitsnede Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland: PM2,5 in 2020
Uitsnede Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland: PM10 in 2020
Uitsnede Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland: NO2 in 2020
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder meer gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Er zijn in de omgeving van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen aanwezig, waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Wel ligt naast het plangebied luchthaven Hilversum. Voor het vliegveld geldt zowel een plaatsgebonden risicocontour van 10-5 en 10-6. Uit onderstaande uitsnede blijkt dat het plangebied niet binnen deze risicocontouren gelegen is.
Uitsnede Omgevingsverordening NH2020 met de risicocontouren van luchthaven Hilversum
Het plangebied ligt niet binnen een indicatieve veiligheidszone van een hoogspanningslijn, waarbinnen beperkingen gelden voor het oprichten van stralingsgevoelige objecten. Volgens de gegevens op de website antenneregister.nl zijn er in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig die overschrijdingen kunnen veroorzaken van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten.
Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (14) opgenomen: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. De relevante drempelwaarden voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. zijn:
Het planvoornemen ligt ruimschoots onder de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. en is daarmee niet rechtstreeks plan-m.e.r.-, project-m.e.r. of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Omdat het planvoornemen wel een activiteit (uitbreiding pluimvee en vleesrunderen) betreft zoals genoemd in lijst D is een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.
Het planvoornemen betreft het veranderen van de vorm van het bouwvlak, zodat voorzien kan worden in een nieuwe werktuigenberging, vaste mestopslag en ruwvoeropslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. In de vergunde situatie is de veebezetting als volgt:
In de nieuwe situatie blijft de veebezetting gelijk. Hierdoor kan op voorhand geconcludeerd worden dat er geen (nieuwe) negatieve milieugevolgen aan de orde zijn door onderhavig plan. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.
Het plangebied heeft deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Door Synthegra B.V. is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit betreft een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum en een middelhoge of lage verwachting op nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de Romeinse tijd. Daarnaast gold er een lage verwachting voor ontginningssporen en landbouw voor de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat in geen van de boringen indicatoren zijn aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht. De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.
Op basis van de resultaten van het onderzoek adviseert Synthegra B.V. dat een nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is voor de uitvoering van onderhavig plan.
De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.
Volgens de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland ligt het plangebied binnen “veenrivieren- en veenpolderlandschap met slotenpatroon” en specifiek binnen de veerverkaveling ‘De Ster van Loosdrecht’. De verkaveling met bijbehorende sloten heeft daarvan de belangrijkste cultuurhistorische waarde. Deze wijziging heeft daar geen invloed op. De nieuwe bebouwing doorkruisen het verkavelingspatroon niet en de sloten rond het plangebied blijven behouden.
Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Door EcoTierra is een quickscan flora en fauna uitgevoerd voor het plangebied. Deze is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is gelegen nabij het Natura2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Door de aard (beperkt en kortstondig) van de ingreep, de reeds bestaande verstoring door de aanwezige bebouwing en menselijke activiteiten op het perceel en de onderlinge afstand van ruim 500 meter wordt er geen rechtstreekse aantasting (veroorzaakt door bijvoorbeeld licht, trillingen, geluid of menselijke aanwezigheid) verwacht op soorten die voor het genoemde Natura 2000-gebied zijn aangewezen.
Thema’s als vermesting/ verzuring (stikstof) en verdroging vallen niet onder de reikwijdte van onderhavige quickscan flora en fauna.
Er zullen in het kader van de voorgenomen ingrepen geen bomen/ groenstructuren worden gekapt/ gerooid. Het onderdeel ‘houtopstanden’ van de Wet natuurbescherming is derhalve niet van toepassing.
In de quickscan is beschreven dat er in het kader van de Wet natuurbescherming mogelijk een AERIUS-berekening uitgevoerd dient te worden voor wat betreft stikstof. Dit is echter niet nodig. Met de verplaatsing van het agrarische bedrijf naar de locatie aan de Rading 198, wordt binnen de bestaande, geldende natuurvergunning voor die locatie gebleven. De veebezetting op de locatie wordt niet anders of groter dan waarin de geldende natuurvergunning reeds voorziet. Signifant negatieve effecten op voor verzuring en vermesting gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden zijn daarmee niet aan de orde.
Soortenbescherming
Uit de quickscan blijkt dat beschermde flora en fauna de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan niet in de weg staan. Het plangebied herbergt geen sterk beschermde soorten of verblijfsplaatsen en het herbergt ook geen essentieel leef- of foerageergebied. Wel is het raadzaam om bij de realisatie te werken buiten het broedseizoen van vogels zonder jaarrond beschermd nesten. Ook heeft de steenuil mogelijk een nestlocatie in een bestaand gebouw. Doordat er geen ingrepen aan/in dat gebouw zullen plaatsvinden zal een eventueel aanwezige nestlocatie niet worden aangetast. Voor de opstal waar de vermoedelijke nestplaats zich bevindt zal een overdekte mestopslag gerealiseerd worden. Er zullen geen significant verstorende werkzaamheden in de opstal plaatsvinden waardoor de mogelijk aanwezige nestlocatie van de steenuil dermate wordt verstoord dat het exemplaar zal verhuizen. Er zal geen essentieel leefgebied van de steenuil verloren gaan door de beoogde ingrepen. Om een eventueel aanwezig broedgeval in de opstal niet te verstoren tijdens de bouw van de opstallen dienen deze werkzaamheden buiten de kwetsbare voortplantingsperiode van de steenuil plaats te vinden. Deze periode loopt globaal van februari tot en met juli.
Advies natuurinclusief bouwen
Bij de nieuwbouw kan rekening worden gehouden met soorten door nestkasten voor de huismus, huiszwaluw en vleermuizen in te bouwen of aan te brengen. Over dit zogenaamde natuur-inclusief bouwen is tegenwoordig veel te vinden op internet. Een goede site om informatie en inspiratie op te doen is www.bouwnatuurinclusief.nl. Het is raadzaam om wel een ecoloog of ter zake kundige bij aanschaf en plaatsing te betrekken. De maatregelen ten aanzien van natuurinclusief bouwen zullen in het kader van de bouwplanuitwerking verder worden uitgewerkt.
Met dit wijzigingsplan wordt extra bebouwing opgericht in een agrarisch gebied waar relatief weinig bebouwing aanwezig is. Het betreft een gebouw ter opslag van vaste mest, een berging voor werktuigen en een ruwvoeropslag. Hemelwater kan en zal blijven infiltreren in de bodem. In het plangebied is geen toename van verhard oppervlak verwacht die groter is dan 1500 m2. Daarmee is er geen aanleiding om waterbergende maatregelen te treffen. Op basis van het gemeentelijk beleid is het wel gewenst dat voor elke m2 aan verhard oppervlak 40 mm aan waterberging gerealiseerd te worden.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Rond het plangebied zijn sloten aanwezig, die voor de afwatering zorgen. Dit betreffen C-watergangen. Deze wijziging heeft geen gevolgen op het functioneren van deze watergangen.
Tevens is voor onderhavig plan advies gevraagd aan het Waterschap AGV. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met onderhavig plan. Daarbij heeft het waterschap het volgende in overweging genomen:
Uitsnede waterrisicoprofiel
Uit het waterrisicoprofiel blijkt dat het bedrijf in de huidige situatie globaal gezien een kans heeft van 1/100 jaar dat het bedrijf onbereikbaar zal zijn door een hoge waterstand. De kans dat de bedrijfslocatie tijdelijk onbruikbaar wordt door een overstroming is nog kleiner. De situatie in 2050 (gele lijn) laat zien dat deze kans alleen maar kleiner wordt, namelijk 1/10000. Dit is een aanvaardbaar risico, en geeft geen aanleiding tot het nemen van (extra) maatregelen.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Het plangebied is gelegen nabij Vliegveld Hilversum. Het Besluit burgerluchthavens bepaalt in artikel 9 dat het luchthavenbesluit in ieder geval geluidcontouren van 48, 56 en 70 dB(A) Lden bevat. Het plangebied is gelegen binnen de 48 dB(A) geluidcontour van de luchthaven. Dit wijzigingsplan voorziet echter niet in nieuwe, geluidgevoelige objecten. Derhalve vormt dit ook geen belemmering voor het plan.
Uitsnede Omgevingsverordening NH2020 met de 48 dB(A) geluidcontour van luchthaven Hilversum
Verder ligt het plangebied in een hoogtebeperkingengebied. Vanaf 40 meter ten opzichte van het maaiveld van het vliegveld gelden hier beperkingen voor het realiseren van nieuwe bouwwerken. Dit plan voorziet niet in nieuwe bouwwerken die hoger zijn dan 40 meter. Dit vormt dus geen belemmering voor onderhavig plan.
Uitsnede Bijlagen Verordening Luchthavenbesluit Hilversum met de hoogtebeperkingen in en nabij start- en landingsbanen
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige wijziging van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
De wijzigingsbevoegdheid voor het veranderen van vorm van het agrarische bouwvlak betreft alleen het veranderen van de aanduidingen op de plankaart c.q. verbeelding. Met dit plan wordt dan ook alleen de plankaart van het bestemmingsplan 'Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012' gewijzigd. Het huidige bouwvlak wordt aan de achterkant, gezien vanaf de weg, vergroot met 5022 m2. Tevens zijn de geldende archeologische dubbelbestemmingen overgenomen. Met dit wijzigingsplan wordt dan ook niet in nieuwe bestemmingsregels voorzien. De geldende regels blijven onverkort gelden.
Toch bevat dit plan regels. In artikel 1 zijn drie definities opgenomen (plan, wijzigingsplan, bestemmingsplan), om dit wijzigingsplan goed te definiëren en om daarbij de juridische binding met bestemmingsplan 'Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012' aan te geven. Uit de definitie voor wijzigingsplan volgt dat de plankaart van toepassing is. In artikel 2 is aangegeven dat de plankaart van dit wijzigingsplan de plankaart van het bestemmingsplan 'Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012' geheel vervangt, voor zover het gaat om de gronden die in het wijzigingsplan zijn betrokken.
Wettelijk zijn voor wijzigingsplannen overgangsregels en een anti-dubbeltelbepaling voorgeschreven. Deze zijn opgenomen in de artikelen 3 en 4. Verder heeft dit plan een eigen slotregel: artikel 5.
Het concept van dit wijzigingsplan zal worden toegezonden aan de provincie Noord-Holland en Waterschap Amstel, Gooi en Vecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De uitkomsten van het vooroverleg zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden verwerkt.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De eigenaar van het naar het plangebied te verplaatsen bedrijf heeft de naastgelegen agrariër, het bedrijf aan de Rading 200, geïnformeerd over de toen aanstaande bestemmingsplanwijzing. Dit heeft geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het voornemen of dit wijzigingsplan.
Het ontwerp van dit wijzigingsplan heeft van heeft van 30 maart 2022 tot 12 mei 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op het ontwerp-wijzigingsplan is één zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze is tijdig ingediend en derhalve ontvankelijk. De beantwoording van deze zienswijze is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen. De ingediende zienswijze geeft geen aanleiding voor een aanpassing van het wijzigingsplan.