direct naar inhoud van Regels
Plan: Clubhuis en loods 'De Watervogels'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP8000Old103b-va00

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Clubhuis en loods 'De Watervogels' met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP8000Old103b-va00 van de gemeente Wijdemeren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat met dat hoofdgebouw;

1.6 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 categorie:

een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;

1.20 dak:

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden;

1.23 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.24 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 golfbreker:

niet beloopbaar bouwwerk in het water, niet zijnde een beschoeiing, bedoeld om afkalving van de oever ten gevolge van golfslag te voorkomen;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met uitzondering van een discotheek/bar-dancing;

1.29 hotel:

een bedrijf, dat primair is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.30 kampeermiddelen:
  • a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  • b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  • c. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.31 kampeerseizoen:

het tijdvak 15 maart - 1 november alsook tijdens de door de Minister vastgestelde adviesdata voor de vakanties;

1.32 ligplaats:

een plaats in het water waar een woonschip of recreatiewoonschip, voor anker mag liggen, mag afmeren, of op enigerlei wijze met de vaste grond verbonden mag zijn;

1.33 maaiveld:

de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.34 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.35 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun bestemming onttrokken – voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, living vans alsook tenten;

1.36 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.37 peil:
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.38 pleziervaartuig:

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;

1.39 prostitutie:

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

  • a. raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;
  • b. bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden;
1.40 recreatief nachtverblijf:

het gebruik van een kampeermiddel gedurende de periode tussen 22.00 en 06.00 uur;

1.41 staat van bedrijfsactiviteiten:

de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.42 staat van bestaande bedrijfsactiviteiten:

de bijlage Staat van bestaande Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.43 standplaats:

een aaneengesloten stuk grond voor het plaatsen van een toercaravan of tent, met de daarbij behorende bebouwing;

1.44 steiger:

bouwwerk in het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen;

1.45 voorgevel:

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.46 waterpeil:

de gemiddelde hoogte van het water;

1.47 watersport:

sporten te water, waaronder zeilen, surfen, varen;

1.48 winterperiode

het tijdvak 1 oktober - 1 maart;

1.49 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.50 woonschip:
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  • d. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • e. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

voor bouwwerken boven of in water: vanaf het waterpeil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het (water)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een woonschip:

gemeten vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen;

2.8 de lengte en breedte van een woonschip:

gemeten over de langste lengte en de langste breedte, inclusief overstekken en loopranden en dergelijke;

2.9 de inhoud van een woonschip:

gemeten tussen de buitenzijde van de zijwanden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Jachthaven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. een jachthaven;
  • c. botenloodsen voor herstel en berging van pleziervaartuigen;
  • d. een clubhuis voor verenigingsactiviteiten;
  • e. herstel van pleziervaartuigen buiten de botenloods, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - herstel';
  • f. het bedrijfsmatig exploiteren van een ondergeschikt horecabedrijf als onderdeel van de jachthaven, in categorie 1 en 2 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van een hotel;
  • g. het bedrijfsmatig exploiteren van standplaatsen voor kampeermiddelen als onderdeel van een jachthavenbedrijf tijdens het kampeerseizoen als nevenactiviteit;
  • h. opslag van boten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en uitsluitend in de winterperiode;
  • i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • j. steigers;
  • k. recreatief nachtverblijf;
  • l. extensieve dagrecreatie;
  • m. watersport;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en erftoegangswegen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte aan gebouwen is maximaal 810 m2;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de breedte van steigers mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van steigers mag, gemeten ten opzichte van het waterpeil ter plaatse, niet meer bedragen dan 1,2 meter;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 meter bedragen voor palen en masten;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 15 meter bedragen voor hijsinstallaties;
  • g. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  • b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  • b. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • d. het bepaalde in dit artikel onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken;
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 2.500 m2 en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 40 cm uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van artikel 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 4.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. normaal onderhoud betreffen ten dienste van de bestemming, waaronder in ieder geval wordt verstaan het telen van maïs, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren en andere ondiepe werkzaamheden.
4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Parkeren

5.1 Omschrijving
  • a. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. Het gemeentelijk parkeerbeleid (Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren) geldt hierbij als uitgangspunt.
5.2 Bouwregel

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien één en ander conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren'.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 5.1, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Percentages

Een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

7.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

7.3 Ondergronds bouwen

Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen;
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijhorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw;
  • c. voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1 m vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
7.4 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
  • b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  • e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen ontheffing van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
  • g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro geringe afwijkingen van de begrenzing van bestemmingen mogelijk te maken, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en mits de afwijkingen, ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 meter bedragen.

8.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
8.2.1 Toevoegen bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf in de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

8.2.2 Wijzigen, doorhalen, afvoeren bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze planregels deel uitmakende Staat van bestaande bedrijfsactiviteiten te wijzigen, door het doorhalen c.q. afvoeren van een bedrijf uit die Staat, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteiten ter plaatse permanent beëindigd zijn.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Toepassing uniforme voorbereidingsprocedure Awb

Bij toepassing van de in deze planregels genoemde nadere eisen, worden de navolgende procedure regels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Artikel 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Artikel 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Clubhuis en loods 'De Watervogels'.