direct naar inhoud van Regels
Plan: NAM-Locatie De Wijk-100 en bijhorende gasleiding
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00255-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan NAM-Locatie De Wijk-100 en bijhorende gasleiding van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.BP00255-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.5 bebouwingsbeeld:

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.8 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.9 bestemmingsgrens:

een grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.20 gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;

1.21 hoofdgebouw:

het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en de uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;

1.22 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaaten dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.23 kas:

daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.24 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Ten aanzien van de plaats en de afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot stand brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied;

1.25 milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies er op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.

1.26 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

 

1.27 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;

 

1.28 openbare nutsleidingen:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen;

1.29 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in het water wordt gebouwd:
    • 1. het Normaal Amsterdams Peil;

1.30 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.31 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 rangorde:

ondergeschikte doeleinden mogen geen ernstige afbreuk doen aan bovengeschikte doeleinden. Onder- en nevengeschikte doeleinden mogen geen onevenredige afbreuk aan elkaar doen;

1.33 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.34 sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

 

1.35 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.36 verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. totstandbrengen van een verkeersveilige

situatie;

1.37 woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • h. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  • i. bedrijfsgebouwen;
  • j. bedrijfswoningen;
  • k. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe gebouwen zijn niet toegestaan.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's zijn niet toegestaan;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing in het belang van:

  • a. rangorde;
  • b. bebouwingsbeeld;
  • c. woonsituatie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. milieusituatie;
  • g. openbare nutsleidingen;
  • h. gebruiksmogelijkheden;
  • i. landschappelijke waarden;
  • j. natuurlijke waarden;
  • k. cultuurhistorische waarden;
  • l. archeologische waarden.

3.4 Afwijking van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2, onder b en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming worden gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensief veehouderijbedrijf;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden als erf, buiten een zone van 25 meter vanaf de zij- en achtergevel(s) van bedrijfswoningen;
  • f. het dempen van beken, dobben en poelen.

3.6 Afwijking van de gebruiksregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.5, onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten;
  • b. lid 3.5, onder d en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' gewijzigd wordt in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en/of cultuurhistorische en archeologische waarden;
    • 2. geen onevenredige schade wordt aangericht voor het agrarisch gebied;
    • 3. de wijziging past binnen rijks en provinciaal beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
    • 4. de wijziging betrekking heeft op gronden, die:
      • met betrekking tot de externe productieomstandigheden reeds beperkingen ondervinden en/of die landbouwkundig beperkte gebruiksmogelijkheden hebben;
      • agrarische productiegronden die nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden;
      • agrarische productiegronden die liggen in het traject van een ecologische verbindingszone;
    • 5. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels behorende bij de bestemming 'Natuur' overeenkomstig de regels als genoemd in Bijlage 1 van deze planregels van overeenkomstige toepassing zijn.
  • b. de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' gewijzigd wordt in de bestemming 'Bos', mits:
    • 1. geen onevenredige schade wordt aangericht op het agrarische gebied;
    • 2. tot aan agrarische productiegronden minimaal 10 meter afstand wordt gehouden;
    • 3. aangesloten wordt op bestaande bosgebieden;
    • 4. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels behorende bij de bestemming 'Bos' overeenkomstig de regels als genoemd in Bijlage 2 van deze planregels van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 4 Bedrijf - Delfstofwinning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Delfstofwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. delfstoffenonderzoek en -winning, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. gastransportleidingen;
  • c. stikstofleidingen;
  • d. waterwinning;

met daarbij behorende:

  • e. gebouwen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. landschappelijke inpassing;
  • h. wegen en paden;
  • i. water;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve

van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 20% van het bestemmingsvlak;
  • b. de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de delfstofwinning, mag niet meer bedragen dan 10 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de

bebouwing in het belang van:

  • a. rangorde;
  • b. bebouwingsbeeld;
  • c. woonsituatie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. milieusituatie;
  • g. openbare nutsleidingen;
  • h. gebruiksmogelijkheden;
  • i. landschappelijke waarden;
  • j. natuurlijke waarden;
  • k. cultuurhistorische waarden;
  • l. archeologische waarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting

De gebouwen en gronden ten behoeve van de onder lid 4.1 genoemde doeleinden mogen niet in gebruik worden genomen indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de aanleg en instandhouding van een houtsingel rondom de op te richten bouwwerken conform het beplantingsplan in Bijlage 3;
  • b. de onder a aan te leggen houtsingel is minimaal 4 meter breed.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' te wijzigen met

inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap', mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien de winning ter plaatse is beëindigd en de gronden in een natuurlijke en/of landschappelijke staat zijn of zullen worden hersteld;
    • 2. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels behorende bij de betreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn primair bestemd als hoofdgasleiding en als veiligheidszone vanwege de op of in deze gronden voorkomende hoofdgasleiding(en).

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de gasleiding(en), tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. binnen de bestemming zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

5.3 Afwijking van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 5.2.2, onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan slechts worden toegestaan voor beperkt kwetsbare bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • b. voordat een besluit over afwijking wordt genomen, hoort bevoegd gezag de betreffende leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 5. het indrijven van voorwerpen in de grond.
  • b. Het in onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de stikstofleiding betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de stikstofleiding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wordt het advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

5.5 Specifieke procedureregels
  • a. De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
  • b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is

gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten

beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Als een verboden gebruik van de gronden als bedoeld in artikel 7:10 Wro wordt in ieder geval

beschouwd:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Bevoegdheid tot het toestaan van een afwijking

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:

  • a. de regels van het plan, voor het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  • b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet ten behoeve van de betreffende bestemmingen voor zend-, ontvangst- en/of antennemasten wordt vergroot tot maximaal 45 meter.

8.2 Voorwaarden waaronder afwijking kan worden toegestaan

Een afwijking als bedoeld in artikel 8.1 kan niet worden toegestaan, indien (bijvoorbeeld) de bouw- en

gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter

plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het

plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. ten behoeve van de aanleg van rijwielpaden en wandelpaden de onderlinge begrenzing van bestemmingen in geringe mate wordt aangepast;
  • b. het vestigen van een prostitutie bedrijf in geval van verplaatsing van een bestaand bedrijf dan wel het vestigen van 1 nieuw te realiseren prostitutiebedrijf, mits:
    • 1. het gezamenlijk aantal prostititutiebedrijven niet meer dan 2 zal bedragen;
    • 2. de wijziging met betrekking tot agrarische bedrijven slechts toelaatbaar is, indien de agrarische functie wordt beëindigd;
    • 3. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen het bestaande hoofdgebouw;
    • 4. de woonfunctie in het hoofdgebouw gehandhaafd blijft;
    • 5. geen uitbreiding van bestaande gebouwen plaatsvindt;
    • 6. voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig is;
    • 7. afschermende beplanting aanwezig is;
    • 8. de bedrijven zijn in te schalen in de categorieën 1 en 2 van de bedrijfstypen als opgenomen in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering";
    • 9. de landschappelijke, milieuhygiënische, verkeerskundige, agrarische en natuurlijke aspecten worden betrokken;
    • 10. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid er niet toe mag leiden dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur,

een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene

maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van

kracht is op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

10.2 Bedrijfs- en dienstwoningen

Bedrijfs- en dienstwoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling waartoe

zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan in werking treedt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan NAM-locatie De Wijk-100 van de gemeente De Wolden”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in de openbare vergadering van <datum vaststelling>.

 

Bijlagen

Bijlage 1 Artikel Natuur

0.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;

b. waterhuishoudkundige doeleinden;

c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

d. agrarisch medegebruik;

e. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

f. bestaande infrastructurele voorzieningen;

g. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

0.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

0.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen zijn niet toegestaan.

0.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

0.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing in het belang van:

a. rangorde;

b. bebouwingsbeeld;

c. woonsituatie;

d. verkeersveiligheid;

e. sociale veiligheid;

f. milieusituatie;

g. openbare nutsleidingen;

h. gebruiksmogelijkheden;

i. landschappelijke waarden;

j. natuurlijke waarden;

k. cultuurhistorische waarden;

l. archeologische waarden.

0.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt gerekend:

a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

0.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

1. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m²;

3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

4. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden;

5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;

7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

8. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen.

b. Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuur- en landschapsfunctie.

Bijlage 2 Artikel Bos

0.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bosbouw;

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosgebied;

met daaraan ondergeschikt:

c. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

d. bestaande infrastructurele voorzieningen;

e. openbare nutsvoorzieningen;

f. waterhuishoudkundige voorzieningen;

g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

0.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

0.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van gebouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen zijn niet toegestaan.

0.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.

0.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing in het belang van:

a. rangorde;

b. bebouwingsbeeld;

c. woonsituatie;

d. verkeersveiligheid;

e. sociale veiligheid;

f. milieusituatie;

g. openbare nutsleidingen;

h. gebruiksmogelijkheden;

i. landschappelijke waarden;

j. natuurlijke waarden;

k. cultuurhistorische waarden;

l. archeologische waarden.

0.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt gerekend:

a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

0.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;

2. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden;

3. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;

4. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;

5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;

6. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen.

b. Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

1. het normale onderhoud betreffen;

2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische, bos-, natuur- en landschapsfunctie.

Bijlage 3 Beplantingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00255-0401_0006.jpg"