direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuidwolde 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Wolden heeft op 30 juni 2016 de beheersverordening Zuidwolde vastgesteld. Sindsdien zijn er vier postzegelbestemmingsplannen binnen het beheersgebied vastgesteld. Zuidwolde is een middelgrote kern van de gemeente De Wolden. De gemeente wenst met oog op de komst van de Omgevingswet de beheersverordening te laten actualiseren naar een volwaardig bestemmingsplan. De bestemmingsplannen die na de beheersverordening zijn vastgesteld worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan. De desbetreffende plannen zijn;

  • Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde: (vastgesteld 14-12-2017)
  • Kerkinge 11, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020)
  • Hoek Landschapslaan en Tripklompenlaan, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020)
  • Zuidwolde, deelplan hoek Ommerlaan/Turfweg: (vastgesteld 25-11-2021)

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is conserverend van aard zijn. Dit betekent, dat het bestemmingsplan zich richt op behoud van de huidige (planologische) situatie. Nieuwe ontwikkelingen, behoudens in de vorm van een ontheffing, vrijstelling en/of (omgevings-)vergunning, zullen niet mogelijk gemaakt worden. Ontheffingen, vrijstellingen en/of (omgevings-)vergunningen zullen worden meegenomen in de actualisatie teneinde één actueel en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan te bewerkstelligen. Het conserverende karakter leidt niet tot uitsluiting van elke ontwikkeling. Kleinschalige ontwikkelingen blijven mogelijk door af te wijken van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan.

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

De kern Zuidwolde ligt in het zuidoosten van de gemeente de Wolden en is tevens de grootste kern. Het plangebied omvat de bebouwde kern van Zuidwolde. Enkele percelen binnen de kern behoren niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze percelen behoorde ook niet tot het beheersgebied van de beheersverordening. De ontwikkelgebieden van Zuidwolde liggen buiten het plangebied.

2.2 Geldende bestemmingsplan

De vigerende beheersverordening 'Zuidwolde' is op 30 juni 2016 door de gemeenteraad van de gemeente De Wolden vastgesteld.

Doelstelling is om voornoemd beheersverordening te actualiseren, waarbij sprake is van een conserverend karakter. Dit houdt in dat de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgesteld en nieuwe ontwikkelingen in principe niet mogelijk worden gemaakt binnen het geactualiseerde bestemmingsplan. Echter zullen wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden in de vorm van verleende ontheffingen, vrijstellingen en/of omgevingsvergunningen, worden meegenomen. Deze wijzigingen worden geïnventariseerd en verwerkt in de regels en de verbeelding, oftewel het juridisch bindende gedeelte.

Onderstaande afbeelding betreft de verbeelding van het geldende 'beheersverordening Zuidwolde'. Het geactualiseerde 'bestemmingsplan Zuidwolde' omvat daarmee de huidige 'beheersverordening Zuidwolde'. Verder worden de onderstaande bestemmingsplannen die ooit deel uitmaakte van de beheersverordening meegenomen in deze actualisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0001.png"

figuur 1 Ligging en begrenzing van het plangebied

Bestemmingsplannen die worden meegenomen in de actualisatie

  • Westerveldseweg 7a en 7b, Zuidwolde: (vastgesteld 14-12-2017);
  • Kerkinge 11, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020);
  • Hoek Landschapslaan en Tripklompenlaan, Zuidwolde: (vastgesteld 24-09-2020);
  • Zuidwolde, deelplan hoek Ommerlaan/Turfweg: (vastgesteld 25-11-2021).

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het esdorp Zuidwolde is in de vroege Middeleeuwen ontstaan op de hoge zandgronden te midden van uitgestrekte moerasgebieden. Op de zandkoppen in dit moeras ontstonden vele kleine esgehuchten en esdorpen, zoals Drogt, Nolde, Ten Arlo, Linde, Lubbinge en Steenbergen. De meeste namen van de vele buurtschappen in de omgeving van Zuidwolde zijn afgeleid van de lokale omstandigheden. Vuile Riete komt van 'voele riete', dichtgegroeide beek, en Pieperij is een verbastering van 'piepe in de riete' wat zoveel betekent als een duiker in een stroompje. Zuidwolde was voor deze buurtschappen het hoofddorp.

De omgeving van Zuidwolde veranderde ingrijpend door de grootschalige hoogveenontginningen die vanaf de 17e eeuw plaatsvonden op initiatief van de familie Van Echten. Hierdoor ontstonden vele nieuwe buurtschappen. Het grootste deel van het veen is echter pas na 1850 ontgonnen. Het dorp is sindsdien aanzienlijk uitgebreid.

Er was sprake van een voor een esdorp opvallend langgerekt bebouwingslint aan weerszijden van de Hoofdstraat. Dit langgerekte patroon werd in de vooroorlogse periode versterkt door een verdere uitbreiding in de richting van de buurtschappen Steenbergen en Schottershuizen. Na de oorlog vonden uitbreidingen vooral aan de oost- en westzijde van het dorp plaats, waarbij de langgerekte dorpsstructuur vrijwel geheel verloren is gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0002.png"

figuur 2 Luchtfoto van Zuidwolde (2022)

2.4 Functionele structuur plangebied

2.4.1 Wonen

De hoofdfunctie van het dorp Zuidwolde is wonen. Het grootste deel van de bebouwing (en daarbij horende percelen) in het plangebied heeft dan ook deze functie, zoals ook te zien in de hiervoor opgenomen afbeelding (gele kleur). Meestal betreft het eengezinswoningen, in sommige gevallen is sprake van meergezinswoningen in appartementengebouwen of woongebouwen voor ouderen en/of andere doelgroepen.

Bij sommige woningen is een aan huis verbonden beroep of bedrijf aanwezig. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een kleinschalige kantoorfunctie als een administratiekantoor. Dit zijn vaak kleinschalige functies die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie wonen.

Bij de meeste woningen is een tuin en/of erf aanwezig dat gebruikt wordt voor de woonfunctie (tuin, oprit, bijgebouwen).

Bij de woningen, appartementengebouwen en overige woongebouwen zijn bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen zijn qua afmeting over het algemeen ondergeschikt aan de hoofdgebouwen. Functioneel horen ze nadrukkelijk bij de woonfunctie. In sommige gevallen wordt een bijgebouw gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Daarnaast zijn in sommige gevallen woningen bij andere functies aanwezig; de bedrijfswoningen. Deze andere functies worden hierna kort besproken.

2.4.2 Bedrijven

In Zuidwolde zijn enkele op zichzelf staande bedrijven en is een bedrijventerrein aanwezig. De op zichzelf staande bedrijven liggen midden tussen de woonbebouwing, bijvoorbeeld aan de Hoofdstraat. Bij deze bedrijven gaat het om onder meer een loodgietersbedrijf. Bij dergelijke bedrijven is vaak op hetzelfde perceel een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijvigheid wordt uitgeoefend in een aangebouwd of vrijstaande bijgebouw.

Aan de zuidoostzijde van het dorp ligt het bedrijventerrein Zuider-Kerkes. Op dit terrein komen grotere bedrijven voor dan in de rest van het dorp. Het gaat bijvoorbeeld om constructiebedrijven, bouwbedrijven, groothandelsbedrijven en perifere detailhandelsbedrijven. Daarnaast zijn ook specifieke functies als een tankstation en een brandweerkazerne op dit terrein te vinden. Op enkele plaatsen zijn ook op dit terrein bedrijfswoningen aanwezig bij de bedrijven, bijvoorbeeld langs de Nijverheidsweg.

2.4.3 Centrum

In de Hoofdstraat, vooral het gedeelte tussen de Meppelerweg/Steenbergerweg en Oosterweg, zijn verschillende functies aanwezig. Het gaat daarbij om detailhandel, dienstverlenende bedrijfjes, horeca en kantoren. De detailhandel strekt van kleinere winkels als boetiekjes, tot grotere vormen van detailhandel als een Blokker. Bij de dienstverlening kan gedacht worden aan kapsalons. De horeca is ook in verschillende vormen aanwezig, van een snackbar tot een zalencentrum. Bij de kantoren gaat het bijvoorbeeld om een bank en een verzekeringskantoor. Bedrijfswoningen komen bij de hiervoor genoemde functies voor, zowel inpandig als in een apart pand. Wel is sprake van maximaal 1 woning per pand.

2.4.4 Maatschappelijke voorzieningen

In het dorp zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om kleinere voorzieningen als een tandartspraktijk en grotere voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld een verzorgingshuis, het gemeentehuis van De Wolden en twee brede scholen. Deze maatschappelijke voorzieningen zijn verspreid over het hele dorp aanwezig, er is geen sprake van een nadrukkelijke clustering. Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.4.5 Sport

In Zuidwolde zijn meerdere sportvoorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om het sportveldcomplex aan het Sportlaantje en om sportscholen, bijvoorbeeld aan de Zuider Esweg. Het sportveldcomplex herbergt velden voor onder meer voetbal en een tenniscomplex. Daarbij horen gebouwen waarbij het gaat om een sportzaal, sporthal en kantine. Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.4.6 Wegen

Het overgrote deel van de openbare ruimte van het plangebied bestaat uit een verblijfsgebied waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Dit zijn namelijk de woonstraten (erfontsluitingswegen) in de woonwijken. De wegen op het bedrijventerrein Zuider-Kerkes zijn wel erfontsluitingswegen, maar hierop geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur.

Het dorp kent enkele hoofdontsluitingswegen, namelijk de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg (maximum snelheid 50 km/uur). De Oosterweg oostelijk van de Hoofdstraat en de Hoofdstraat tussen de Steenbergerweg en de Oosterweg zijn nog wel hoofdontsluitingswegen voor het dorp, maar de maximumsnelheid is daar 30 km/uur.

Buiten de grenzen van het plangebied liggen grotere ontsluitingswegen; waaronder de N48 van Hoogeveen naar Ommen (maximum snelheid 100 km/uur). De N48 is te bereiken via een ongelijkvloerse kruising (nabij de Nijverheidsweg) met doorgaande route richting de Oosterweg en Steenbergerweg.

2.4.7 Water

In het plangebied zijn geen grotere van belang zijnde waterlopen en -partijen aanwezig. Wel kan sprake zijn van vijvers en kleinere sloten.

2.4.8 Groen

Het dorp is omgeven door een groen gebied dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en bos. Op sommige plaatsen komt het omringende landschap binnen de grenzen van het plangebied. Hiervan is bijvoorbeeld sprake langs de Oosterweg (oostelijk in het dorp) en aan de zuidzijde van het dorp. Het gaat daarbij om groenstructuren met bebossing en (in mindere mate) grasland. Bij de Oosterweg is bovendien sprake van een oudere laanbeplanting (hogere bomen). Om het dorp heen loopt een wandelroute, het Vlinderommetje genaamd, door het groen.

Kleinere groenstructuren zijn in het hele dorp aanwezig. Daarbij gaat het onder meer om zichtgroen en trapveldjes. In het openbaar groen in het dorp zijn verspreid liggend ook speelvoorzieningen aanwezig. De kleinere groenstructuren zijn verspreid in het dorp aanwezig.

In de groenstructuren is over het algemeen geen sprake van gebouwen. Wel kan sprake zijn van hekwerken en meubilair als (picknick)banken en verlichting.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in 4 opgaven:

  • Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

De Omgevingsagenda.

Voor Noord Nederland wordt in 2021 een omgevingsagenda opgesteld, waar Drenthe onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Geonstateerd wordt dat in de NOVI geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen zijn waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR (inmidels vervangendoor de NOVI) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit actualisatieplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk en hoeft daarom niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 28 september 2022 de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022 en op 3 oktober 2018 de Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld. De omgevingsverodening is daarna enkele malen op onderdelen gewijzigd,de laatste keer op 6 september 2022 (NNN kaaart 2022 vastgesteld),

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het beleid en regels van de provincie Drenthe, deze actualisatie maakt immers geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk


Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 De Wolden Structuurvisie 2030 (2011)

Gemeente De Wolden heeft op 10 maart 2011 de “Structuurvisie 2010-2030” vastgesteld. Met deze structuurvisie legt De Wolden een basis voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling voor de komende 20 jaar. De structuurvisie is een nadere uitwerking van de strategische toekomstvisie “De Wolden actief en betrokken”. De structuurvisie bestaat uit een visie, een uitvoeringsprogramma en een plankaart.

De visie voor 2030 richt zich op het versterken van de kenmerken en kwaliteiten die de plattelandsgemeente heeft. De plattelandsgemeente die wordt gekenmerkt door de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (het landschap) en de leefbaarheid op het platteland de maatschappelijke aantrekkelijkheid om in het gebied te wonen en te werken.

3.3.2 Ontwerpstructuuvisie Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040 van gemeente De Wolden

De gemeente De Wolden heeft 11 januari 2022 de ontwerp structuurvisie Samen aan zet! Toekomstvisie 2022-2040 ter inzage gelegd.

Samen aan zet! Dat is waar De Wolden voor staat. Samenwerken met en tussen inwoners, ondernemers, organisaties en gemeente zit in ons bloed en loopt als een rode draad door deze visie. Inwoners die graag de handen uit de mouwen stekenvoor de lokale dorpsgemeenschappen en ondernemers en organisaties die zich elk op een eigen manier inzetten voor de leefbaarheid in De Wolden. In De Wolden zijn we samen aan zet om het wonen, werken en recreëren in de gemeente nog aangenamer te maken. Samen werken we vol vertrouwen aan de toekomst.

De toekomstvisie

Deze toekomstvisie verbindt het verleden, heden en de toekomst van De Wolden. Een van oorsprong jonge plattelandsgemeente, ontstaan uit een fusie van de gemeenten Ruinen, Ruinerwold, Zuidwolde en de Wijk. Deze toekomstvisie is de opvolger van de toekomstvisie die De Wolden in 2005 heeft gemaakt. De gemeenteraad heeft de opdracht gegeven om één integrale visie te maken, waarin de sociale en fysieke leefomgeving met elkaar verbonden zijn. Daarom wordt deze toekomstvisie ook als omgevingsvisie gebruikt in het kader van de Omgevingswet.

Inwoners, ondernemers en organisaties zetten stip op de horizon

Bij het maken van deze toekomstvisie is nogmaals de grote betrokkenheid van inwoners, ondernemers en organisaties gebleken. Al in 2019 zijn verschillende dorpsbelangenorganisaties samen met de gemeenteraad aan de slag gegaan om alle belangrijke sociale en fysieke thema’s voor de toekomst in beeld te brengen. Deze thema’s hebben een plek gekregen in de toekomstvisie en zijn de basis geweest voor een intensief participatieproces.

Maar liefst 45 organisaties waaronder lokale initiatieven, welzijnsorganisaties, natuur- en landbouworganisaties, ondernemersverenigingen, woningcorporaties, de veiligheidsregio, het waterschap, provincie Drenthe en omliggende gemeenten hebben in (online) gesprekken richting gegeven aan deze toekomstvisie. Daarnaast waren inwoners goed vertegenwoordigd in het participatieproces. Tijdens de participatieperiode hebben meer dan 1200 inwoners hun mening gegeven over de toekomst van De Wolden. Met behulp van een online peiling, advertenties in de krant, het verspreiden van ansichtkaarten, het maken van tekeningen en een verdiepende vragenlijst hebben inwoners aangegeven hoe zij de toekomst voor zich zien.

De inhoud van deze toekomstvisie is voor een belangrijk deel bepaald door de samenleving. Inwoners en organisaties die het belang van gezondheid inzien, het landschap van De Wolden willen behouden en versterken en de leefomgeving willen verduurzamen. Niet voor niets zijn dit de hoofdambities van de toekomstvisie geworden: vitale samenleving, duurzame leefomgeving en landschap als drager. Deze ambities en doelstellingen vertegenwoordigen waarden die verbonden zijn met zes onderliggende thema’s: positieve gezondheid, wonen en leven, energie en klimaat, milieu en circulariteit, economie en landbouw en toerisme en recreatie. De wensen en behoeften uit de samenleving zijn het vertrekpunt geweest voor de keuzes die per thema zijn gemaakt.

De Wolden in 2040

In 2040 is De Wolden een gemeente waar groen, verbinding en vernieuwing hand in hand gaan en waar het landschap ruimte biedt aan bestaande en nieuwe functies. Een gemeente waar het welzijn van ons allen voorop staat, waar we duurzaam omgaan met de beschikbare ruimte en manieren hebben gevonden om de kwaliteiten van het landschap te behouden voor huidige en toekomstige generaties. Een gemeente waar het begrip naoberschap opnieuw is uitgevonden en waar initiatieven uit de samenleving nog meer ruimte krijgen.

Het fraaie en afwisselende landschap met karakteristieke dorpen biedt huisvesting aan een groeiend aantal Woldenaren. Daarnaast is de gemeente een plek waar dagjesmensen en vakantiegangers hun hart kunnen ophalen. En dat terwijl de sector toerisme en recreatie nu al één van de belangrijkste economische pijlers is in de gemeente.

Leidraad voor samenwerking

Er is geen garantie dat bestaande kwaliteiten voor de toekomst behouden blijven. Investeren, ontwikkelen en stimuleren blijft nodig. Daarom kijken we in deze visie niet alleen naar ‘dat wat is’, maar ook naar ‘dat wat komt’. We willen behouden wat voor ons waardevol is en tegelijkertijd inspelen op nieuwe ontwikkelingen zoals de energietransitie, de transitie van de agrarische sector en de woningbouwopgave.

Deze visie is geen glazen bol waarmee we in de toekomst kunnen kijken, maar geeft wel richting aan de toekomst van De Wolden. Het is een leidraad voor samenwerking met inwoners, ondernemers en andere partners.

De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor het bestemmingsplan van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het plangebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

4.1.1 Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

4.1.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied worden geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan, waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het aspect bodem bestaan dan ook geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.2 Archeologie en Cultuurhistorie

4.2.1 Normstelling

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische monumenten kaarten en gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld.

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn cultuurhistorische waarden in de vorm van rijksmonumenten aanwezig. Hiervoor geldt dat deze beschermd worden via de Monumentenwet. Om die reden wordt in het bestemmingsplan geen regeling opgenomen voor de rijksmonumenten. Daarnaast heeft de gemeente enkele gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden aangewezen. Daarbij is van belang dat de hoofdvorm van de bebouwing behouden blijft. Dit is geregeld door middel van het de aanduiding 'karakteristiek'.

De gemeentelijke archeologische beleidskaart geeft duidelijkheid over mogelijk aanwezig archeologische waarden. Bij die kaart is het beleid opgenomen. Een fragment hiervan is in figuur 4 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0004.png"

figuur 4 fragment archeologische beleidskaart De Wolden

Zoals uit bovenstaande afbeelding en beleidskader blijkt zijn er enkele gebieden aanwezig waar archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Aan de Hoofdstraat ligt daarbij een gebied dat aangemerkt is als "middeleeuwse begraafplaatsen (buiten gebruik)", waarvoor altijd onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen.

Daarnaast gaat het om een 'gebied met een hoge of middelhoge verwachting' (zalmroze) en een 'gebied met hoge verwachting (essen)' (bruin). Voor beide gebieden geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer ingrepen groter zijn dan 1.000 m2 en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. Voor het gebied met de hoge verwachting (essen) geldt daarbij dat het (deels) gaat om provinciaal van belang zijnde gebieden. Er is daarom bij ingrepen, via de gemeente, overleg met de provinciaal archeoloog noodzakelijk.

Tot slot zijn historische elementen aanwezig, namelijk een 'historische kern' (roze). Hierbij is onderzoek nodig voor ingrepen vanaf 100 m2 en dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld.

De overige gebieden hebben een lage verwachting. Hiervoor is pas onderzoek noodzakelijk op het moment dat ingrepen groter zijn dan 3 hectare en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld.

Het bestemmingsplan is gericht op het behoud van de bestaande situatie en het slechts in geringe mate toestaan van perceelsgebonden ontwikkelingen. Omdat archeologie daarbij een belangrijk toetsingskader is, is het hiervoor opgenomen beleid overgenomen in dit bestemmingsplan. Vanuit archeologie en cultuurhistorie bestaan bij het behoud van de bestaande situatie geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Water

4.3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente De Wolden is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

4.3.2 Normstelling

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

  • 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
  • 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 21 oktober 2022 gïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 1 ). Op basis daarvan kan worden geconstateerd dat er geen waterschapsbelang is bij de ruimtelijke activiteit. Het waterschap gaat akkoord met het plan. Conform de melding van het waterschap is onderstaande waterparagaaf opgeomen.

Waterparagraaf

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat bij de digitale melding bij het waterschap is aangegeven, dat het plan alleen een functieverandering omvat, omdat het een conserverend plan betreft zonder nieuwe ontwikkelingen en geen nieuw gebruik. De keuze voor een optie 'geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden en geen functiewijzing' is echter geen onderdeel van de vragen bij de digitale watertoets. De ingevulde optie sluit het beste aan bij het conerverende karakter van voorliggend plan.

4.3.3 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied liggen vrijwel geen waterlopen en -partijen. De wel aanwezige kleinere waterlopen en -partijen (sloten, vijvers) vallen niet onder het beheer van het waterschap Drents Overijssels Delta. Bovendien zijn in het plangebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan, waardoor de waterhuishouding kan veranderen. Het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie, veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk. Vanuit het aspect water bestaan dan ook geen belemmeringen voor het plangebied.

4.4 Natuur en Ecologie

4.4.1 Normstelling

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

In de nabijheid van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Wel zijn direct rond het plangebied gebieden aanwezig die onder het regime van de Natuur Netwerk Nederland (NNN) vallen. Deze zijn aangegeven en begrensd zoals op onderstaand fragment van het provinciaal beleid aangegeven. Het bestemmingsplan is gericht op de bestaande situatie waarbij geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een toetsing aan beschermde natuurgebieden is daarom niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0005.png"

figuur 5 NNN-gebieden rondom Zuidwolde (provinciale omgevingsverordening 2021)

Soortenbescherming

Voor het plangebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft voornamelijk in gebruik als woongebied. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'ecologie' geen belemmering.

4.5 Geluid

4.5.1 Normstelling

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Uitgezonderd van de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg in het plangebied en de N48 grenzend aan het plangebied, zijn er geen zoneplichtige wegen aanwezig die van invloed zijn op het plangebied.

Zoals eerder aangegeven geldt op de Meppelerweg, Steenbergerweg en Hoofdstraat ten noorden van de Steenbergerweg en ten zuiden van de Oosterweg een maximumsnelheid van 50 km/uur. Op de N48 geldt een maximumsnelheid van 100 km/uur. Genoemde wegen hebben een wettelijke zone die over het plangebied valt. Het bestemmingsplan maakt het echter niet mogelijk nieuwe geluidgevoelige gebouwen in deze geluidszones op te richten. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en hiermee wordt voldaan aan de Wgh.

4.6 Milieuzonering bedrijven

4.6.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied is, met uitzondering van het bedrijventerrein Zuider-Kerkes, de centrumfuncties aan de Hoofdstraat en het sportcomplex aan het Sportlaantje/Zuider Esweg, vooral te karakteriseren als een “rustige woonwijk”.

In het plangebied blijft de situatie van de "rustige woonwijk" gehandhaafd, omdat de feitelijk bestaande situatie wordt vastgelegd. De bestaande milieuhygiënische situatie blijft daarom gehandhaafd en een verslechtering is niet mogelijk.

Rondom het plangebied kunnen functies voorkomen die een milieuzone hebben, bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf. De milieuvergunningen (of omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten) van de functies in de omgeving van het plangebied zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het plangebied. Hierdoor kunnen die functies op de huidige locaties blijven functioneren. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7 Milieueffectrapportage (MER)

4.7.1 Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.7.2 Onderzoek en conclusie

Drempelwaarde besluit m.e.r

Dit bestemmingsplan voorziet in directe eindbestemmingen. In dit bestemmingsplan zijn geen ingrijpende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Daarom wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan m.e.r.- (beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden. Middels dit bestemmingsplan worden echter geen activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. mogelijk gemaakt, maar wordt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of vergunning is verleend.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn binnen de diverse bestemmingen geen ingrijpende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Gezien het feit dat:

  • dit bestemmingsplan een overwegend conserverend en beheersgericht karakter heeft;
  • de in de regels staan geen ingrijpende afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen die kunnen leiden tot een wezenlijk ander plan; en
  • de (al aanwezige en/of toegestane) activiteiten binnen de bestemmingen van een ander schaalniveau zijn en (vele malen) kleinschaliger zijn dan activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.;

wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van belangrijk nadelige milieugevolgen die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

4.8.2 Onderzoek en conclusie

Op dit moment is in het plangebied geen sprake van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

In het plangebied is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft immers een bestaande situatie waar geen overschrijding van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Normstelling

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente De Wolden is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied zijn risicovolle inrichtingen aanwezig (bron: risicokaart.nl), namelijk een chlooropslag bij het zwembad (Sportlaantje) en een tankstation met LPG (Nijverheidsweg). De risico's worden onder meer gevormd door mogelijke ontploffingen in verband met het werken met LPG.

Aan de Nijverheidsweg 40 in de plaats Zuidwolde ligt een LPG-tankstation (Argos Zuidwolde). LPG-tankstations zijn risicobronnen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen en waarvoor regels gelden voor externe veiligheid. De regels voor LPG-tankstations zijn uitgewerkt in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Op basis van de Revi gelden voor LPG-tankstations generieke afstanden voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar.

Voor het zwembad gelden geen eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het zwembad met de chloorbleekloogopslag wordt op grond van de ministeriële regeling provinciale risicokaart als een risicobron aangemerkt, maar valt niet onder het Bevi en Revi. De chlooropslag kan bij vermenging met een zuur een giftige gaswolk in de omgeving verspreiden.

In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico moet worden omgegaan. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart van de provincie Drenthe weergegeven, een fragment is in figuur 6 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01_0007.png"

figuur 6 Fragment risicokaart Zuidwolde

Voor beide inrichtingen is een vergunning (milieu) afgegeven waarin de bedrijfsactiviteiten beperkt zijn. Voor het tankstation staat hierin bijvoorbeeld aangegeven welke doorzet maximaal mogelijk is (vergund is 999 m3). Daarbij horen risicocontouren (plaatsgebonden risico 10-6) rond het vulpunt, de afleverzuil en opslagtank, deze zijn op de risicokaart aangegeven (zie voorgaande afbeelding). Voor de chlooropslag bij het zwembad is vastgelegd dat deze maximaal 5.000 liter bedraagt. Er zijn geen generieke risicocontouren beschikbaar voor dergelijke opslagtanks in zwembaden.

Zoals aangegeven kan bij een risicovolle inrichting ook sprake zijn van een invloedsgebied van het groepsrisico. Dit is van toepassing voor het LPG-tankstation. Bij dergelijke tankstations heeft het invloedsgebied een omvang van 150 meter rond het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir.

Voor de bepaling van de bestaande situatie rond de aanwezige transportroute gevaarlijke stoffen en het tankstation is een advies uitgebracht. Dit advies is toegevoegd in de bijlagen. De belangrijkste conclusie hiervan is dat de genoemde risicobronnen geen belemmeringen opleveren in de bestaande situatie.

De eerder genoemde zones vallen over het plangebied heen en zijn in het bestemmingsplan overgenomen. Een wijziging (vergroting) van de risico's rond de genoemde inrichtingen is niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt immers geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk rond de genoemde inrichtingen en voorkomt een vergroting / verschuiving van de risicovolle objecten.

Transportroutes gevaarlijke stoffen

Zoals te zien is op het voorgaande fragment van de risicokaart vindt door het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Wel zijn westelijk en noordelijk van het dorp grotere (ondergrondse) gasleidingen aanwezig en is de N48 aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld LPG).

Rond de transportroute over de N48 is de plaatsgebonden risicocontour (10-6) 0 meter. De gasleiding ten noorden van het dorp heeft een diameter van 220 mm en een druk van 40 bar. De gasleiding heeft een belemmeringenzone van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. Omdat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 kleiner is dat deze belemmeringenzone, is die laatste leidend. De contour van de belemmeringenzone komt niet over het plangebied heen. Ook het groepsrisico levert geen belemmeringen op, omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van de genoemde weg en buisleiding ligt.

De hiervoor genoemde zones vallen niet over het plangebied heen. Een wijziging (vergroting / verschuiving) van de risico's rond de genoemde transportroutes is niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt immers geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk rond de genoemde transportroutes.

4.10 Verkeer en parkeren

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de extra verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling.

4.10.1 Onderzoek en conclusie

Op dit moment is in het plangebied geen sprake van een verkeer of parkeerprobleem. Dit plan zal ook geen functies toevoegen die een verkeersaantrekkende werking zullen hebben, het betreft immers de bestaande situatie. Het onderdeel verkeer een parkeren vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.11 Duurzaamheid

Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toestaat kan worden geconcludeerd dat duurzaamheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Juridisch systeem

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zo veel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de in de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen mogen worden gebruikt. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

5.2 Regels

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen

De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de bouwregels;
  • Nadere eisen; in enkele bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen, waarbij het college nadere eisen kan stellen aan de situering en verschijningsvorm van bebouwing;
  • Specifieke gebruiksregels: bepalingen wat onder strijdig gebruik wordt aangemerkt;
  • Afwijken van gebruiksregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de gebruiksregels;
5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is

opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene bouwregels

In dit artikel staan regels voor ondergronds bouwen.

  • Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het bestemmingsplan.

  • Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de veiligheid vanwege een lpg-tankstation.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Algemene procedure regels

Dit artikel beschrijft de te volgen procedure bij het besluit tot nadere eisen.

  • Overige regels

In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in een regeling voor prioritering van dubbelbestemmingen, de doorwerking van wettelijke regelingen en een regeling die de aanleg van voldoende parkeren borgt.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verklaring van de bestemmingen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Hieronder volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen.

Agrarisch

De agrarische gronden die in gebruik zijn ten behoeve van een agrarisch bedrijf hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Op deze gronden is bedrijfsbebouwing mogelijk binnen de bouwvlakken.

Agrarisch met waarden

De bestemming 'Agrarisch met waarden' is behouden ter plaatse van de gronden welke niet in gebruik worden genomen ten behoeve van woondoeleinden. De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch grondgebruik, met daaraan ondergeschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden en openbare nutsvoorzieningen. Daarbij behorende infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, tuinen en erven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die staan vermeld in de Staat van bedrijven en behorende tot categorie 1 en 2. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduding bedrijfswoning toegestaan. Dit betreft de bedrijven die niet op een bedrijventerein zijn gelegen maar verspreid door Zuidwolde voorkomen..

Bedrijf - Nutsvoorziening

De openbare nutsvoorzieningen die vanwege hun grootte niet onder de bestemming Verkeer of Groen vallen hebben deze bestemming toegekend gekregen.

Bedrijventerrein

Deze bestemmin is toegekend aan de gronden die behoren tot het bedrijventerein Zuider-Kerkes. Op de gronden met de besteming Bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven toegestaan. Daar waar aangeduid zijn zwaardere bedrijven toestaan (tot maximaal milieucategorie 3.2 Bedrijfswoningen zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m². Daarnaast zijn enkele bedrijven specifiek bestemd, te weten een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg en een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, waarbij ook de locaties van het vulpunt van lpg, de opslag van lpg en de afleverzuil voor lpg met aanduidingenzijn vastgelegd.

Tevens is toegestaan detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's, internetdetailhandel, zelfstandige kantoren en de opwekking van elektriciteit uit windenergie in de vorm van kleine windturbines.

Bos

De gronden zijn bestemd voor hoog opgaande beplanting.

Centrum

Deze gronden zijn bestemd voor detailhandel, waarbij supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', horecabedrijven, kantoren, dienstverlening en woningen. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan waar deze als zodanig zijn aangeduid.

Detailhandel

De binnen het plangebied aanwezige winkels zijn voorzien van de bestemming 'Detailhandel'. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten. Supermarkten zijn niet toegestaan

Dienstverlening

Op deze gronden is dienstverlening toegestaan en een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning. Dienstverlening omvat het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

Gemengd

Binnen deze bestemming zijn detailhandel, met uitzondering van supermarkten, bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 of daarmee naar aard en invloed vergelijkbaar zijn en kantoren toegestaan.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die een verschillende uitstraling hebben; het gaat zowel om kleine strookjes groen als om structureel groen. In beginsel zijn overal inritten, paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeerplaatsen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Horeca

Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven toegestaan die staan vermeld in de Lijst van horecabedrijven en tot en met categorie IV. Horecabedrijven met een hogere categorie zijn specifiek als zodanig bestemd.

Kantoor

Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. In deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Wat onder 'maatschappelijke voorzieningen' wordt verstaan, is vastgelegd in de begripsbepalingen

Natuur

De gebieden waarbij het behoud van de natuur- en landschappelijke waarden voorop staan zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'.

Sport

In deze bestemming zijn sport- en speelvoorzieningen met de daarbij behorende terreinen opgenomen. Gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten zijn niet toegestaan. Gebouwen, zoals een sportkantine, waarvan een definitie is opgenomen, zijn toegestaan in het bestemmingsvlak dat is voorzien van een bouwvlak. Bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht. Gedacht kan worden aan lichtmasten. Hiervoor zijn maximale bouwhoogten opgenomen.

Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om een bepaalde openheid te kunnen houden.

Tuin - Landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend aan tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waarbijsprake is van de noodzaak tot bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, bestaande uit kenmerkende bomen. Deze gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Verkeer

De wegen binnen het bestemmingsplan is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan die noodzakelijk zijn voor de verkeersfunctie, zoals lichtarmaturen bewegwijzering.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor de functie wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bouwpercelen zijn voorzien van een bouwaanduiding 'vrijstaand', 'aaneengebouwd' of 'twee-aaneen'. Hiermee is bepaald dat de woonhuizen vrijstaand, aaneengebouwd of twee-aaneen gerealiseerd dienen te worden. Waar de aanduiding 'gestapeld' is opgenomen zijn appartmenten toegestaan. Kortom de regels zijn de juridische basis voor een goede woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Woongebied

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor de functie wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen woonhuizen enerzijds en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande of halfvrijstaande woningen. Deze bouwregels zijn zo vormgegeven dat het recht doet aan het plangebied en de omgeving. De toegelaten omvang van de bebouwing, afstanden tot de perceelsgrenzen zorgen ervoor dat het woongebied een landelijke, open en groene uitstraling krijgt en geen gevoel van stedelijkheid ontstaat. Kortom de regels zijn de juridische basis voor een goede woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functioneel inrichting van de kern Zuidwolde. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de voorschriften toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties verstuurd. Tevens wordt het ontwerp-bestemmingsplan gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Een exploitatieplan waarin kostenverhaal wordt geregeld is daarom niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente.