direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuidwolde 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zuidwolde 2023 met identificatienummer NL.IMRO.1690.2023BP2007001-ON01 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning deel uitmakend van in een rij aaneengebouwde woningen;

1.9 aangebouwd bijgebouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.10 achtererf:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.12 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

de bebouwde oppervlakte van een gebouw uitgedrukt in procenten van nader aangegeven gronden;

1.15 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop, dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is. De bedrijfswoning is ook een bedrijfsgebouw;

1.19 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een andere planologische toestemming;
1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (waaronder een overkapping die hooguit aan twee zijden tegen gevels aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is);

1.24 bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden en pony's in eigen beheer;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 cultuurgrond:

grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt;

1.32 dak

elke bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.35 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.36 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.37 erker:

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.42 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.45 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.46 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.47 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.48 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor niet meer dan 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in dit plan genoemde bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of nabij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.50 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.51 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.52 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.53 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

1.54 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;

1.55 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.58 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in het water wordt gebouwd:
  • het Normaal Amsterdams Peil;
1.60 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.61 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 restaurant of café-restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.63 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.64 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 stacaravan:

een caravan, die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt;

1.66 twee-aaneenwoning:

een woning van het type twee-aaneengebouwd;

1.67 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.68 verblijfsrecreatie:

een verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekendrecreatie en/of het vakantieverblijf;

1.69 voorerf

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.70 voorgevel:

de naar de weg, eventueel voetpad, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel, indien een perceel met meerdere zijnde aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.71 voorgevelrooilijn:
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;
1.72 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.73 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.74 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekappen, liftkokers, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  • e. ondergeschikte nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. bedrijfsgebouwen, waaronder ook de bedrijfswoning;
  • k. bijbehorende bouwwerken (aan-/uitbouwen en bijgebouwen) bij de bedrijfswoning;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen anders dan ten behoeve van ondergeschikte nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • c. er is maximaal 1 bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5 m bedragen;
  • e. er zullen geen torensilo's en tunnelkassen worden gebouwd, anders dan bestaande torensilo's;
  • f. de maatvoering van een gebouw en een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
functie van
een bouwwerk  
maximale oppervlakte
in m²  
goothoogte
in m  
dakhelling in °   hoogte in m  
  per
bouwwerk  
gezamenlijk   max.   min.   max.
 
max.  
bedrijfsgebouw en overkappingen   -   -   5,5   15   60   12  
bedrijfswoning   150#   -   4   20   60   -  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100#   3     60   -  
torensilo   bestaand   -   -   -   -   bestaand  

# dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt

3.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor gebouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud, oppervlakte en (bouw)hoogte niet meer dan de bestaande maatvoering mag bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 sub d en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind;
  • b. lid 3.2.1 sub f en toestaan dat de dakhelling van gebouwen voor maximaal 50% van het dakoppervlak wordt verlaagd tot 0º.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5:

  • a. en toestaan dat gronden als kleinschalig kampeerterrein worden gebruikt;
  • b. en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    • 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
    • 3. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw;
    • 4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    • 5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd;
    • 6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 10. vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel
    • 3. het aanleggen van koe- en kavelpaden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden.
3.7.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Voorwaarden

De in 3.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. de bebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  • f. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. bedrijfsgebouwen;
  • m. bedrijfswoningen;
  • n. bijbehorende bouwwerken bij de edrijfswoning;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en de overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 4 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. er is maximaal 1 bedrijfswoning per bouwperceel toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduí'ding 'specifieke vorm van wonen - 2 bedrijfswoningen toegestaan' een tweede bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5 m bedragen;
  • g. er zullen geen torensilo's en tunnelkassen worden gebouwd;
  • h. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat voor kassen de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • i. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat voor kassen de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;
  • j. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan de de ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling' aangegeven waarde bedragen;
  • k. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan de de ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling' aangegeven waarde bedragen;
  • l. de gezamnelijke oppervlakte van kassen mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen, met dien verstande dat kassen niet zijn toegestaan langs de Dr. Larijweg en langs Oosteinde-Wolddijk;
  • m. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • n. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 300 en meer dan 600 bedragen;
  • o. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, in welk geval dit het maximum is;
  • p. in afwijking van vorenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de bestaande hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting, gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en/of nokhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan;
  • q. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 100 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, in welk geval dit het maximum is;
  • r. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's en bassins zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevlrooilijn bedraagt ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • d. de hoogte van hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 sub b en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gebouwen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de gebouwen landschappelijk worden ingepast conform Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (LOK);
    • 3. de oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 1.500 m² bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte van het aaneengesloten bouwperceel maximaal 1,5 ha zal bedragen;
    • 4. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • b. lid 4.2.1 sub f en toestaan dat de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • c. lid 4.2.1 sub g en toestaan dat tunnelkassen worden gebouwd, mits:
    • 1. de hoogte van een tunnelkas ten hoogste 1,2 m zal bedragen;
    • 2. geen tunnelkas op een es, beekdal of in een open gebied wordt gebouwd (Provinciale omgevingsverordening);
    • 3. de tunnelkas gebruikt wordt bij open grondteelt ten behoeve van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. lid 4.2.1 sub j en k en toestaan dat wordt afgeweken van de dakhellingsvereisten ten behoeve van een serrestal, mits:
  • e. lid 4.2.1 sub j en toestaan dat de dakhelling van een aan-, uitbouw, bedrijfsgebouw of overkapping voor maximaal 25% van het bedrijfsgebouw (niet zijnde de bedrijfswoning) tot een maximum van 100 m² wordt verlaagd tot 0°;
  • f. lid 4.2.1 sub m en toestaan dat de goothoogte van bedrijfswoningen voor maximaal 25% van de gootlengte wordt vergroot tot 5,5 m;
  • g. lid 4.2.2 sub a en toestaan dat silo's en bassins buiten het agrarisch bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. deze opslag noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (bedrijfseconomische redenen), dan wel om redenen van ontsluiting of milieu opslag binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
    • 2. de opslag direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd. In uitzonderingsgevallen kan meegewerkt worden aan mestopslag op grotere afstand van bouwpercelen, mits daartoe een uitdrukkelijk bedrijfstechnische noodzaak aanwezig is. Dit is niet toegestaan in de landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden, alsmede in de milieubeschermingsgebieden en in de zones nabij natuurgebieden;
    • 3. de silo of bassin goed landschappelijk wordt ingepast conform Bijlage 4 Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (LOK)
    • 4. de oppervlakte van een silo of een bassin ten hoogste 750 m² zal bedragen;
    • 5. de hoogte van een silo of een bassin ten hoogste 3,5 m, exclusief afdekking zal bedragen;
    • 6. ten behoeve van mestsilo's of -bassins tevens de in lid 3.6 4.6 sub c genoemde afwijking is toegepast;
  • h. lid 4.2.2 sub d en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, wordt vergroot tot 12 m.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensieve veehouderij, behalve ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • c. het gebruik van bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gebouwen als (plattelands)woning, niet zijnde bedrijfswoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden als erf, buiten het bouwperceel;
  • g. het dempen van beken, dobben en poelen;
  • h. het gebruik van gebouwen ten behoeve van gestapelde stallen;
  • i. het gebruik van woonhuizen ten behoeve van in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, anders dan het gebruik van de gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep dan wel kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorzover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de werkzaamheden dienen ondergeschikt te blijven aan de bestemming;
    • 2. het woongedeelte dient ten minste 70% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen op het bouwperceel te beslaan;
    • 3. er mag geen grootschalige opslag van goederen plaatsvinden, alsook geen opslag van goederen op het buitenterrein;
    • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden anders dan in de in Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen opgenomen detailhandel;
    • 5. er mag maximaal 0,5 m2 aan verwijsborden c.q. reclame-uitingen geplaatst worden;
    • 6. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden;
    • 7. de benodigde ruimte mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van de hoofdbewoner van het perceel;er mag geen stapeling van ondergeschikte functies plaatsvinden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 4.5 en toestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met co-vergisting, mits:
    • 1. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 2. er in hoofdzaak sprake is van mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf, al dan niet aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, dan wel de output van de vergister (het digestaat) in hoofdzaak op het bedrijf of de bedrijven van het samenwerkingsverband worden gebruikt;
    • 3. de vergistinsinstallatie landschappelijk wordt ingepast conform Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden (LOK);
    • 4. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. maatregelen worden getroffen waardoor de ammoniakdepositie op nabijgelegen natuurbeschermingsgebieden gelet op de instandhoudingsdoelstelling niet significant zal toenemen;
  • b. lid 4.5 en toestaan dat een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een zorgboerderij;
  • c. lid 4.5 en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, mits;
    • 1. deze afwijking niet wordt toegepast binnen de aanduidingen 'veiligheidszone -g munitie-opslagplaats A' en 'veiligheidszone - munitie-opslagplaats B';
    • 2. deze opslag noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering (bedrijfseconomische redenen), dan wel om redenen van ontsluiting of milieu opslag binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
    • 3. de opslag voor zover op basis van bedrijfstechnische redenen mogelijk direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • d. lid 4.5 en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    • 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
    • 3. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw;
    • 4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    • 5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd;
    • 6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 10. vesting geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
  • e. lid 4.5 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel bij agrarische bedrijven, mits:
    • 1. de functie inherent is aan de agrarische bestemming;
    • 2. vestiging van de detailhandel in bestaande bebouwing plaatsvindt;
    • 3. geen reclame-uitingen worden gebruikt;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
  • f. lid 4.5 en toestaan dat een bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als plattelandswoning, met dien verstande dat:
    • 1. gebruik van de woning ten behoeve van de bedrijfsvoering van het bijbehorend agrarisch bedrijf niet meer noodzakelijk is;
    • 2. het gebruik van de plattelandswoning dient te passen in de karakteristiek van het gemeentelijk buitengebied ter plaatse en de voorgenomen ontwikkelingsrichting daarvan, zoals dat blijkt uit de gemeentelijke Structuurvisie 2030 (vastgesteld maart 2011);
    • 3. onderbouwd dient te worden dat ter plaatse van de beoogde plattelandswoning nu, maar ook in de toekomst, een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden. Daarbij worden in elk geval betrokken de bekende uitbreidingsplannen van het agrarische bedrijf waarvan de plattelandswoning (voorheen) onderdeel uitmaakt(e);
    • 4. gebruik wordt gemaakt van de bestaande inrit.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, over een oppervlakte van meer dan 100 m² voor zover niet gelegen binnen een bouwperceel, met uitzondering van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen;
    • 2. het kappen en/of rooien van houtgewas en/of -singels;
    • 3. het verharden van agrarische perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4 m;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
    • 5. het aanleggen van fiets-, voet- en ruiterpaden buiten het bouwperceel;
    • 6. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
    • 7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    • 8. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
    • 9. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    • 10. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;
    • 11. het aanleggen van wegen ten behoeve van gebiedsontsluiting;
    • 12. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen.

  • b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

  • c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, dan wel bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met of van minder invloed zijn dan de hier bedoelde bedrijven
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' ;
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • d. productiegebonden detailhandel;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen en water;
  • j. tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen' geldt dat:
    • 1. er per verkooppunt niet meer dan één gebouw mag worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 6 m² mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
  • f. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 300 en meer dan 600 bedragen;
  • g. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, in welk geval dit het maximum is.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken, geen overkapping zijnde bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geen overkapping zijnde bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet vergunningplichtige bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met een maximum van 200 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. indien een bijbehorend bouwwerk van een kap wordt voorzien, bedraagt de dakhelling van het bijbehorende bouwwerk niet minder dan 300 en niet meer dan 600.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen. .
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. gebruik van gronden en opstallen voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle en vuurwerkbedrijven.
  • b. gebruik van gronden en opstallen voor geluidzonerings- en m.e.r.-plichtige inrichtingen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 sub a in die zin dat tevens bedrijven mogen worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten dienste van het openbare nut, met uitzondering van gasdrukregelstations;

met daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken;
  • d. erven, paden, verhardingen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven;
  • b. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven tot en met categorie 3.2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Staat van bedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • g. de locaties van het vulpunt van lpg, de opslag van lpg en de afleverzuil voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'vulpunt lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg':
  • h. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • i. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's;
  • j. internetdetailhandel;
  • k. zelfstandige kantoren;
  • l. de opwekking van elektriciteit uit windenergie in de vorm van kleine windturbines.
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. paden en wegen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. waterlopen en waterpartijen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • r. inritten en parkeervoorzieningen;
  • s. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspecentage ' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen per bouwperceel met de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten minste 200 m².
7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein 1:'
      • op een bouwperceel met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2, met dien verstande dat per bedrij) niet meer dan één bedrijfswoning mag worden opgericht;
      • de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer dan 5,5 m mag bedrragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein 2:
      • op een bouwperceel met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2, met dien verstande dat per bedrij) niet meer dan één bedrijfswoning mag worden opgericht waarvan de inhoud niet meer dan 600 m3 mag bedragen;
      • de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen. Voor een niet-vrijstaande bedrijfswoning geldt de goothoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 m. Voor een niet-vrijstaande bedrijfswoning is de maximum ;
  • c. goothoogte gelijk aan de bouwhoogte, zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • e. de dakhelling bedraagt tenminste 25°;
  • f. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 150 m³;
  • g. de afstand tot de bedrijfsbebouwing mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw, aan- en uitbouw mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. de bouwhoogten van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,50 m;
  • c. overkappingen mogen niet binnen 3 meter uit de erfgrens worden gebouwd, tenzij het een carport betreft danwel - indien de afstand in de bestaande situatie reeds minder bedraagt - die bestaande afstand;
  • d. voor lichtmasten en hijskranen geldt een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 7.2.1 onder d en toestaan dat gebouwen op een afstand van minder dan 3 m tot de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd; ;
  • b. 7.2.2 en toestaan dat bedrijfswoningen buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB dan wel een verleende hogere grenswaarde;
    • 2. aanwezige bedrijvigheid niet in hun bedrijfsvoering wordt geschaad.
7.4.2 Toetsingscriteria

Een in 7.4 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de brandveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid op eigen terrein.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en/of risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. detailhandelsactiviteiten anders dan:
    • 1. productiegebonden detailhandel, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
    • 2. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan detailhandel in auto's;
    • 3. internetdetailhandel, met dien verstande dat hierbij geen uitstalling ten verkoop/showroom is toegestaan;
  • c. het uitgeven van bouwpercelen groter dan 2.500 m²;
  • d. de bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen;
  • e. de buitenopslag van goederen op gronden gelegen vóór de naar de bestemming 'Verkeer', dan wel een ontsluitingsweg zonder verkeerbestemming, gekeerde zijde van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 7.1 en worden toegestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die weliswaar niet zijn genoemd, dan wel moeilijk inschaalbaar zijn in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of behoren tot een categorie anders dan de in artikel 7.1 genoemde, doch naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid niet bezwaarlijker zijn te achten dan de wel genoemde inrichtingen in de voornoemde categorieën, mits het geen inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of Bevi-inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. 7.5 sub c en worden toegestaan dat bouwpercelen met een maximale oppervlakte van 5.000 m² worden uitgegeven.
7.6.1 Afwegingskader

Een in 7.6 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande beplantingen;
  • b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • d. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
8.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • b. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief en/of educatief medegebruik;
  • d. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de gronden;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • f. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen.
8.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.5.3 Voorwaarden

De in 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waarbij supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. horecabedrijven, categorie I t/m categorie IV van de Lijst van horecabedrijven, tenzij bestaande horeca een hogere categorie betreft, in dat geval telt dat als maximum
  • c. kantoren;
  • d. dienstverlening
  • e. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • g. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • h. op een bouwperceel met de aanduiding 'garage', uitsluitend bergingen';
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. wegen en paden;
  • k. groenvoorzieningen en water;
  • l. tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geen woningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' niet minder bedragen dan aangegevenl;
  • e. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' niet meer bedragen dan aangegeven.
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m3;
  • g. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 60º;
9.2.2 Woningen
  • a. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan, die binnen het bouwvlak moet worden gebouwd;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn woningen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen', waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': zijn uitsluitend tweeaaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. de dakhelling van een woning mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 60º;
  • d. de goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, bij vrijstaande, tweeaaneengebouwde en aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen in het erfbebouwingsgebied te worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte bij woonhuizen van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken dient te voldoen aan de volgende regels:
      • in het geval het erfbebouwingsgebied kleiner of gelijk is aan 100 m²: 60% van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied;
      • in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 100 m² en kleiner of gelijk is aan 300 m²: 60 m² vermeerderd met 40% van dat deel van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
      • in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 300 m² en kleiner of gelijk is aan 900 m²: 140 m² vermeerderd met 10% van dat deel van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 300 m²;
      • in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 900 m²: 200 m²;
    • 4. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
  • b. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woongebouw.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage mogen uitsluitend bergingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m bedragen.
9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen in het erfbebouwingsgebied te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
9.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij gebouwen, geen woningen zijnde

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen, geen woningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
9.2.6 Karakteristiek

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van vorenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de bestaande hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting, gehandhaafd dient te worden.
9.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1en lid 9.2.2 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een 'maximum goothoogte' van niet meer dan 4 m wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  • b. lid 9.2.1en lid 9.2.2 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een goothoogte van niet meer dan 7 m wordt vergroot tot niet meer dan 9 m.
  • c. lid 9.2.2 in die zin dat een woning wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  • d. lid 9.2.3 en 9.2.4 in die zin dat een grotere oppervakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, waarbij:
    • 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    • 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1.
  • e. lid 9.2.6 in die zin dat het gebouw mag worden uitgebreid in de diepte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestaande gebouw, mits de hoofdvorm van het karakteristieke gebouw niet wordt aangetast.
9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree', de ingang van de supermarkt is toegestaan.
  • b. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen', het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt is toegetaan, waabij het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.1 in die zin dat tevens horecabedrijven worden gevestigd die in bijlage Lijst van horecabedrijven zijn genoemd in een hogere categorie dan de in lid 9.1 toegestane categorie, mits
    • 1. ht horecabedrijf in een individueel geval gelijkwaardig is aan de toegestane categorie;
    • 2. het gaat om horecabedrijven die passend zijn binnen een dorpscentrum en van beperkte omvang zijn.
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, waarbij een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen en water;
  • h. tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geen woningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, in welk geval dit het maximum is.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.1 sub c en toestaan dat bijgebouwen worden gebouwd bij de bedrijfswoning, met dien verstande dat de oppervlakte ten hoogste 100 m2 bedraagt; ;
  • b. lid 10.2.1 sub c en toestaan dat de dakhelling van aan- en uitbouwen wordt verlaagd tot 0º.

Artikel 11 Dienstverlening

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • c. uitsluitend een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. uitsluitend groenvoorziening, ter plaatse van de aanduidig 'groen';
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen en water;
  • j. tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geen woningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' niet minder bedragen dan aangegevenl;
  • e. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' niet meer bedragen dan aangegeven.
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m3;
  • g. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 60º;
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen in het erfbebouwingsgebied te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij gebouwen, geen woningen zijnde

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen, geen woningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree', de ingang van de supermarkt is toegestaan.
  • b. Binnen het bouwvlak waarin de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen' is opgenomen geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen', het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt is toegetaan, waabij het laden en lossen inpandig moet plaatsvinden.
11.5 Afwijken van de bouwregels
11.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1 sub g en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verlaagd tot 0º.
11.5.2 Toetsingscriteria

Een in lid 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  • a. bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, dan wel bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met of van minder invloed zijn dan de hier bedoelde bedrijven
  • b. kantoren;
  • c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. uitsluitend parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspecentage ' is aangegeven;
  • c. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen;
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
12.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor:

  • a. andere bedrijven, mits het bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met of van minder invloed is dan het bestaande bedrijf, een en ander met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle en vuurwerkbedrijven.
12.3.2 Toetsingscriteria

Een in lid 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;

met daarbij behorende:

  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bruggen, dammen en/of duikers;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen'' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming alsmede gebouwen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd.

13.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,5 m.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor parkeren;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kampeermiddelen.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het leggen van drainagebuizen;
  • b. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
  • c. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
13.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het onder 13.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. mits het uitvoeren van deze werken en/of deze werkzaamheden niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
13.5.3 Afwegingskader
  • a. de onder 13.5.1 genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat door het uitvoeren van de werken en/of de werkzaamheden de conditie, de levensverwachting, de groeiplaats en de (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast;
  • b. ten behoeve van het verlenen van de onder a genoemde schriftelijke vergunning dient een bomeneffectanalyse te worden uitgevoerd. De vergunning kan alleen worden afgegeven respectievelijk uitgevoerd indien uit de bomeneffectanalyse blijkt dat de bomen, eventueel na het treffen van maatregelen, duurzaam kunnen worden gehandhaafd;
  • c. burgemeester en wethouders zijn tevens bevoegd bij het verlenen van de schriftelijke vergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen en de aard van de verhardingen.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven, categorie I t/m IV van de Lijst van horecabedrijven;
  • b. horecabedrijven, categorie VII, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 7';
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. terassen;
  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen en water;
  • j. tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m3.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen in het erfbebouwingsgebied te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2.1 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een 'maximum goothoogte' van niet meer dan 4 m wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  • b. lid 14.2.1 in die zin dat de goothoogte van gebouwen met een goothoogte van niet meer dan 7 m wordt vergroot tot niet meer dan 9 m.
  • a. lid 14.2.1 in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  • b. lid 14.2.2 in die zin dat meer bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd:
    • 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    • 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1. º
14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan een omgevingsvergunning worden verleend om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.1 in die zin dat tevens horecabedrijven worden gevestigd die in bijlage Lijst van horecabedrijven zijn genoemd in een hogere categorie dan de in lid 14.1 toegestane categorie, mits
    • 1. het horecabedrijf in een individueel geval gelijkwaardig is aan de toegestane categorie;
    • 2. het gaat om horecabedrijven die passend zijn binnen een dorpscentrum en van .beperkte omvang zijn.

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. bestaande bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. bestaande horeca terrassen;

met de daarbij behorende:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. tuinen, erven en terreinen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één kantoor worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen;
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • e. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' niet meer bedragen dan aangegeven.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 sub e en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verlaagd tot 0º.

15.4.2 Toetsingscriteria

Een in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. nutsvoorzieningen ;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geen woningen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen.
16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 16.2.1 sub a en toestaan dat de maximaal 200 m2 buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. lid 16.2.1 sub d voor een verhoging van de goothoogte tot 8 m over ten hoogst 20% van het bebouwingsvlak.
16.4 Specifieke gebruiksregel

In het bestemmingsvlak waar de aanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch medegebruik;
  • e. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag de hoogte niet meer dan 5 m bedragen tenzij het een erfafscheiding betreft, dan mag de hoogte maximaal 2 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 sub b en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maar wel een overkapping zijnde ten behoeve van natuur/educatie maximaal 3 m mag bedragen.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
    • 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan100 m2;
    • 4. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden;
    • 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
    • 6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    • 7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
    • 8. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen;
  • b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag naast het gebruik van de gronden als manege ook maximaal 12 keer per jaar een evenement worden georganiseerd op het manegeterrein.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen ;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. wegen, paden en verhardingen;
  • g. groenvoorzieningen en water.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'is aangegven.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, ballenvangers, scoreborden en daarmee gelijk te stellen bouwwerken bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten en lichtvoorzieningen bedraagt ten hoogste 12 m;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van opgaande beplanting ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • d. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. ontsluiting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

met daarbijbehorende:

  • f. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • i. voorzieningen, parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen alleen erkers en entreepartijen behorend bij het op het bouwperceel gelegen hoofdgebouw worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw en met een diepte van niet meer dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 20 Tuin - Collectief

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Collectieff' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. collectieve tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. een gezamenlijke op- en afrit naar woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met daarbij behorende:

  • c. overige bouwwerken
  • d. nutsvoorzieningen
  • e. werken, gebouwwerken, en werkzaamheden
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd, waarbij geldt dat de inhoud per gebouwtje niet meer dan 30 m³ bedraagt, dan wel niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. indien het overig bouwwerk voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht, mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in afwijking van het gestelde onder van a en b zijn overkappingen niet toegestaan.

Artikel 21 Tuin - Landschapswaarden

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. de bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, bestaande uit kenmerkende bomen;

Deze gronden dienen niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ter plaatse van deze gronden een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van houtwallen en/of -singels;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen van openbare fiets-, voet- en/of ruiterpaden;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bruggen, dammen en/of duikers;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
22.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 12 m zal bedragen.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het leggen van drainagebuizen;
  • b. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
  • c. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of op andere wijze;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
22.3.2 Uitzondering vergunningplicht

Het onder 22.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. betreffende het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. mits het uitvoeren van deze werken en/of deze werkzaamheden niet de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom tot gevolg (kunnen) hebben.
22.3.3 Afwegingskader
  • a. de onder 22.3.1 genoemde werken en werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien wordt aangetoond dat door het uitvoeren van de werken en/of de werkzaamheden de conditie, de levensverwachting, de groeiplaats en de (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast;
  • b. ten behoeve van het verlenen van de onder a genoemde schriftelijke vergunning dient een bomeneffectanalyse te worden uitgevoerd. De vergunning kan alleen worden afgegeven respectievelijk uitgevoerd indien uit de bomeneffectanalyse blijkt dat de bomen, eventueel na het treffen van maatregelen, duurzaam kunnen worden gehandhaafd;
  • c. burgemeester en wethouders zijn tevens bevoegd bij het verlenen van de schriftelijke vergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen en de aard van de verhardingen.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterwegen;

met daarbijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • f. voorzieningen.
23.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hiervoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  • b. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. detailhandel, met uitzondering van supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. ondergeschikte nutsvoorzieningen.
  • e. op een bouwperceel met de aanduiding 'parkeerterreiner', ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeervoorzieningen

met de daarbij behorende:

  • a. wegen en paden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. tuin, erven en terreinen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangeduid;
  • c. als hoofdgebouw zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': een vrijstaande woning;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneenwoningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'; gestapelde woningen;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer dan aangegeven hoogte bedragen.
  • e. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'minimum dakhelling (graden)' niet minder bedragen dan aangegevenl;
  • f. de dakhelling mag ter plaatse van aanduiding 'maximum dakhelling (graden)' niet meer bedragen dan aangegeven.
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande, tweeaaneengebouwde en aaneengebouwde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. bijbehorende bouwwerken dienen in het erfbebouwingsgebied te worden gebouwd;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte bij woonhuizen van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken dient te voldoen aan de volgende regels:
      • in het geval het erfbebouwingsgebied kleiner of gelijk is aan 100 m²: 60% van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied;
      • in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 100 m² en kleiner of gelijk is aan 300 m²: 60 m² vermeerderd met 40% van dat deel van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
      • in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 300 m² en kleiner of gelijk is aan 900 m²: 140 m² vermeerderd met 10% van dat deel van de oppervlakte van het erfbebouwingsgebied dat groter is dan 300 m²;
    • 4. in het geval het erfbebouwingsgebied groter is dan 900 m²: 200 m²;
    • 5. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
  • b. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woongebouw.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing is geen bebouwing toegestaan;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' (is die aanduiding nog nodig?)
24.2.3 Karakteristiek

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van vorenstaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dat de bestaande hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting, gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en/of nokhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan.
  • b. het gebouw mag worden uitgebreid in de diepte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestaande gebouw, mits de hoofdvorm van het karakteristieke gebouw niet wordt aangetast.
24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt

  • a. voor erf- of perceelsafscheidingen, dat de bouwhoogte:
    • 1. maximaal 1 meter mag bedragen; of
    • 2. maximaal 2 meter mag bedragen, mits deze meer dan 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
  • b. voor een overkapping, dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan 0 m mag bedragen;
    • 4. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximum bouwhoogte van 2 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 24.2.1 in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebouwd met een lessenaarsdak en dat de goothoogte aan één zijde wordt verhoogd tot de maximaal toegestane bouwhoogte;
  • b. lid 24.2.2 in die zin dat:
    • 1. indien reeds een oppervlakte van 200 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 50% van het oppervlak dat de 200 m² te boven gaat;
    • 2. indien reeds een oppervlakte van 500 m² en niet minder dan 500 m² aanwezig is, per bouwperceel eenmalig vervangende (ver)bouw plaatsvindt tot een maximumoppervlakte van 20% van het oppervlak dat de 500 m² te boven gaat, maar dit uitsluitend in combinatie met het vermelde onder 1;
  • c. lid 24.2.3 in die zin dat het gebouw mag worden uitgebreid in de diepte met ten hoogste 20% van de oppervlakte van het bestaande gebouw, mits de hoofdvorm van het karakteristieke gebouw niet wordt aangetast.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm wordt veroorzaakt.

Artikel 25 Woongebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuin, erven en terreinen.
25.2 Bouwregels

Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.2.1 Woonhuizen

Voor woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. het totale aantal woonhuizen bedraagt ten hoogste 7;
  • b. de woonhuizen worden vrijstaand of twee-aaneen gebouwd;
  • c. per bouwperceel is maximaal 1 woonhuis toegestaan;
  • d. het grondoppervlak van het woonhuis bedraagt maximaal 120 m²;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 11 meter;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen minimaal 2 m aan één zijde en minimaal 3 m aan de andere zijde;
    • 2. aaneen gebouwde en geschakelde woningen minimaal 3 m aan de vrijstaande zijde;
  • g. de voorgevels van de woningen zijn georiënteerd op de naar de straat gekeerde zijde.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorend bouwwerken, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen en in geval van een platte afdekking van het bijbehorend bouwwerk niet minder dan 1 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied, met een maximum van 100 m² dan wel de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,2 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte voor aangebouwde bouwwerken mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder a en b geldt voor een overkapping dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde 0 m mag bedragen;
    • 4. de totale oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 25.2.1 onder d en kan worden toegestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot maximaal 7 m ten behoeve van het realiseren van (steden)bouwkundige en/of architectonische accenten.
25.3.2 Afwegingskader

Een in 25.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het omzetten van een zelfstandige in een onzelfstandige woonruimte, met uitzondering van mantelzorgwoningen;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf, anders dan een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
25.4.2 Parkeren

Het gebruik conform het bepaalde in lid 25.1 is uitsluitend toegestaan en een omgevingsvergunning, activiteit bouwen ten behoeve van de realisatie van een woning wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. wordt voldaan aan parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 5 Parkeernormen;
  • b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak 'Woongebied'.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de rioolleidingen.

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 0,3 m.
26.2.2 Uitzondering vergunningplicht

Het in 26.2.1 bedoelde verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening.
26.2.3 Voorwaarde

De in 26.2.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de leiding.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' hebben een Hoge of middelhoge verwachting en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Vergunningplicht

Voor nieuwe en de uitbreiding van bestaande bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en op een activiteit die dieper dan 30 cm wordt uitgevoerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 27.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag de bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld in lid 22.2.1. naar het oordeel van het bevoegd gezag is aangetoond dat het het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de archeologische waarden.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de arceologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² uit te voeren daar waar de gronden zijn aangegeven met Waarde - Archeologie 1, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
  • b. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • d. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd.
27.4.2 Uitzondering vergunningsplicht

De onder 27.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. .

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden hebben een Hoge verwachting en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Vergunningsplicht

Voor nieuwe en de uitbreiding van bestaande bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en de activiteit dieper dan 30 cm wordt uitgevoerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord naar het oordeel van burgemseester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 28.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag de bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld in lid 28.2.1 naar het oordeel van het bevoegd gezag is aangetoond dat het het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van de archeologische waarden.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 28.2.1 indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de arceologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² uit te voeren daar waar de gronden zijn aangegeven met Waarde - Archeologie 2, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
  • b. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen dieper dan 30 cm;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • d. het aanplanten en/of het rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd op meer dan 30 cm diepte en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd;
  • e. het aanleggen en vervangen van drainage.
28.4.2 Uitzondering vergunningplicht

De onder 28.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn zijn als Terreinen op de archeologische waardenkaart aangewezen en zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

29.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 29.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren daar waar de gronden zijn aangegeven met Waarde - Archeologie 3, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur dieper dan 30 cm, met dien verstande dat geen vergunning nodig is wanneer het betreft niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
  • b. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
  • d. het aanbrengen of rooien van bomen en/of houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd en/of voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm wordt geroerd.
29.4.2 Uitzondering vergunningplicht

De onder 29.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in of op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plekke geen archeologische waarden bevinden;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. het normale onderhoud betreffen;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
29.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uigevoerd voldoende archeologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische en/of cultuurhistorische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
31.2 Gebouwen voor nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  • a. het bewonen van een vrijstaand bijgebouw;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan overeenkomstig dit plan toegestaan gebruik en bestaand;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting/prostitutiebedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen;
  • g. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
32.2 Geen strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met dit plan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken van een aan het hoofdgebouw vastgebouwd bijbehorend bouwwerk (bij een woning) ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet-bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning (mantelzorg);
  • b. het gebruiken van gronden binnen het bouwvlak voor hobbymatige paardensport in een bestaande paardenbak (zonder lichtmasten);
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige of incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties;
  • d. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
  • e. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het plan specifiek zijn geregeld;
  • f. hoogspanningsleidingen;
  • g. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.
32.3 Rijksmonumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of herstel van cultuurhistorische waarden.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 Veiligheidszone - lpg
33.1.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
33.1.2 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.1.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
33.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met het bepaalde in dit lid wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
33.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.1.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde in de verordening en toestaan dat bouwgrenzen in de bestemming Wonen worden overschreden door:
    • 1. uitbreiding van het hoofdgebouw, indien gelegen in een bouwvlak met een diepte van minder dan 12 m, uitsluitend aan de niet naar de straat gekeerde zijde binnen een afstand tot de voorgevel van het woonhuis van 12 m;
    • 2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden;
      • de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
      • de gezamenlijke oppervlakte per erker ten hoogste 6 m2 bedraagt;
      • de oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel onverminderd van toepassing blijft;
  • c. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het gebied niet wezenlijk wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • g. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
  • h. de bestemmingsregels en logiesverstrekking toestaan, waarbij in elk geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
    • 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
    • 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 3. in een bijbehorend bouwwerk mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
    • 4. het bijbehorend bouwwerk dient in de directe nabijheid te staan van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
    • 5. de uiterlijke kenmerken van het bijbehorend bouwwerk moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    • 6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
    • 7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
    • 8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
    • 9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
    • 10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

Artikel 35 Overige regels

35.1 Volgorde dubbelbestemmingen

Bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en voor overig gebruik is, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn voor één of meer van de dubbelbestemmingen zoals die zijn omschreven in de artikelen 16 tot en met 20 van de regels, het navolgende schema van toepassing:

Dubbelbestemming   Artikelnummer   Prioritering  
Leiding - Riool   26   1  
Waarde - Archeologie 1   27   2  
Waarde - Archeologie 2   28   3  
Waarde - Archeologie 3   29   4  
35.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

35.3 Parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • d. bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 317, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de bestemmingsplan Zuidwolde 2023'.