Plan: | Zuidwolde, deelplan Ommerweg 14 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2022BP1007006-VG01 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een vervallen woonboerderij met enkele bijgebouwen ter plaatse van de Ommerweg 14 te Zuidwolde. De woonboerderij is sinds 2013 opgenomen op de lijst met karakteristieke gebouwen van de gemeente De Wolden. Nadat een aantal jaren met deze lijst met karakteristieke gebouwen is gewerkt, is tijdens een evaluatie van het beleid door de gemeenteraad besloten het aantal karakteristieke gebouwen in welstandsvrij gebied fors terug te brengen. Doel is de beschermende en belemmerende werking die uitgaat van de karakteristieke status voor een kleiner aantal te laten gelden. Tijdens de raadsvergadering van 8 juli 2021 is besloten om de lijst met karakteristieke panden in het welstandsvrije gebied te verkleinen.
Onderdeel van de actualisatie van de lijst met karakteristieke panden is de verwijdering van de karakteristieke status van de boerderij aan de Ommerweg 14. Vanwege het vervallen van deze status behoort sloop tot de mogelijkheden. Voorliggende ontwikkeling behelst het slopen van de bestaande bebouwing en het realiseren van vijf levensloopbestendige woningen. De nieuwe woningen worden ondergebracht in een boerderijvorm, passend bij het bebouwingsbeeld van de Ommerweg.
Bovenstaande ontwikkeling past niet binnen het geldende planologische regime. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan benodigd. De gemeente De Wolden heeft op 24 mei 2022 aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de benodigde juridisch-planologische kader waarbij wordt aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Om het voornemen mogelijk te maken wordt een partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld waarin het voornemen juridisch-planologisch wordt verankerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarbinnen het beoogde gebruik en het bouwplan gerealiseerd kan worden.
Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:
Het plangebied ligt aan de Ommerweg 14 in het zuiden van de kern Zuidwolde. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Zuidwolde, sectie C, perceelnummer 7866. Het plangebied betreft een woonperceel van circa 2.410 m2 waar zich een vervallen woonboerderij met enkele bijgebouwen bevinden. De woonboerderij heeft op basis van de geldende beheersverordening 'Zuidwolde' een karakteristieke status en mag om die reden niet gesloopt worden. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats op de Ommerweg. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.
In afbeelding 2.1 is de ligging van het plangebied binnen de kern van Zuidwolde met respectievelijk de rode ster en rode contour aangegeven. In afbeelding 2.2 zijn twee straatbeelden opgenomen waarmee de huidige situatie wordt weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1: Ligging plangebied binnen de kern Zuidwolde (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 2.2: Zij- en vooraanzicht huidige situatie (Bron: initiatiefnemer en Google Streetview, 2016) |
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de beheersverordening 'Zuidwolde', die op 30 juni 2016 is vastgesteld door de gemeente De Wolden. Op basis van deze beheersverordening zijn de gronden binnen het projectgebied voorzien van de enkelbestemming 'woongebied'. De gronden zijn tevens voorzien van de dubbelbestemmingen 'Archeologie 1' en 'Archeologie 3'. De woonboerderij is binnen de beheersverordening aangewezen als karakteristiek.
In afbeelding 2.3 is een uitsnede uit de vigerende beheersverordening opgenomen. Hierin is het projectgebied aangegeven met de rode contour. Hierna wordt dieper ingegaan op de geldende bestemmingen ter plaatse.
![]() |
Afbeelding 2.3: Uitsnede beheersverordening 'Zuidwolde' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt) |
'Woongebied'
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik. Onder bestaand gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van bedrijfswoningen en woonhuizen. Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
'Karakteristiek'
Voor het (gedeeltelijk) slopen van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan slechts worden verleend, mits
'Archeologie 1 en 3'
Ter plaatse van gronden die zijn voorzien van het besluitvlak 'archeologie 1' geldt voor nieuwe en de uitbreiding van bestaande bouwwerken dat, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin:
Ter plaatse van gronden die zijn voorzien van het besluitvlak 'archeologie 3' geldt voor nieuwe en de uitbreiding van bestaande bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 centimeter dat, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin beide bovenstaande voorwaarden terugkomen.
De woonboerderij die ter plaatse aanwezig is heeft op basis van het geldende planologische regime nog een karakteristieke status. Vanwege een actualisatie van de lijst met karakteristieke panden van de gemeente De Wolden verliest de woonboerderij haar karakteristieke status. Hierdoor behoort sloop van de vervallen boerderij tot de mogelijkheden. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de sloop van deze boerderij plus de aanwezige bestaande bebouwing. Op het vrijkomende perceel met een omvang van circa 2.000 m2 worden in voorliggend initiatief vervolgens vijf levensloopbestendige woningen gerealiseerd.
Vanwege de karakteristieke status van de woonboerderij en het feit dat binnen de bestaande woonbestemming slechts één woning is toegestaan, is een herziening van het bestemmingsplan nodig om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken.
Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de Ommerweg. Dit betreft een doorgaande weg en verbindt de woonkern van Zuidwolde met het buitengebied. Aan de overzijde van de Ommerweg bevindt zich een bosperceel. Het plangebied is gelegen in het zuiden van de woonkern. Ten noorden, noordwesten en westen van het plangebied zijn de gronden daarom in gebruik ten behoeve van woningen, woonboerderijen met tuin.
Ten zuiden van het plangebied loopt de Turflaan, waaraan woningen en overwegend groene gronden zijn gevestigd. Aan de noordzijde loopt de Tripklompen, die in noordwestelijke richting als het ware om het plangebied heen ligt. Aansluitend aan het erf, aan de Tripklompen 23, is de initiatiefnemer van beide percelen woonachtig.
In afbeelding 2.4 wordt de ruimtelijke structuur van het plangebied en de directe omgeving met luchtfoto's weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.4: Ruimtelijke structuur plangebied en omgeving (Bron: PDOK) |
De hoofdfunctie van het dorp Zuidwolde is wonen. Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom van het dorp, in het meest zuidelijke deel van Zuidwolde. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich daarmee voornamelijk door de aanwezigheid van woningen en meerdere kleine woonboerderijtjes. Binnen het woonblok waarin het plangebied zich bevindt zijn circa 20 woningen aanwezig. Het betreffen overwegend vrijstaande en halfvrijstaande woningen, veelal gebouwd aan het begin van de 21e eeuw. Op circa 250 meter ten noordoosten bevindt zich verder het bedrijventerrein Zuiderkerkes.
Het plangebied bevindt zich ten slotte aan de rand van het buitengebied van de gemeente De Wolden, waarmee het plangebied ook in een overwegend groene omgeving is gelegen. De overzijde van de Ommerweg is bijvoorbeeld al aangemerkt als buitengebied, wat ook goed is terug te zien aan het bosrijke landschap.
Zoals in de aanleiding van dit bestemmingsplan is beschreven, is door de gemeenteraad van De Wolden besloten om het aantal karakteristieke gebouwen in het welstandsvrij gebied fors terug te brengen. Doel is de beschermende en belemmerende werking die uitgaat van de karakteristieke status voor een kleiner aantal te laten gelden. Vanwege deze actualisatie verliest de woonboerderij aan de Ommerweg 14 haar karakteristieke status, waardoor sloop van de bebouwing mogelijk is.
Concreet voorziet de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in de sloop van alle aanwezige bebouwing om vervolgens vijf levensloopbestendige woningen realiseren. Gekozen wordt voor een stedenbouwkundige invulling die aansluit op de huidige Ommerweg. De hoofdvolumes van de reeds aanwezige boerenerven aan de Ommerweg staan veelal haaks op de weg en de bouwvolumes zijn minstens 2x zo diep als dat ze breed zijn. Hierdoor ontstaan langgerekte bouwvolumes, haaks op de weg, waarbij de dakvlakken dominant in beeld zijn. De bouwvolumes zijn altijd 1 bouwlaag met kap. De erven zijn vaak eenvoudig ingericht met 1 of enkele bijzondere bomen op het voorerf. De toegang tot het erf bevindt zich altijd naast het hoofdvolume.
Bovenliggende uitgangspunten zijn vertaald in het in Bijlage 1 opgenomen stedenbouwkundige plan. Vanuit de ruimtelijke analyse van de locatie is gekozen voor een stedenbouwkundige invulling met ontwerpthema 'dorps wonen op een erf'. Langs de Ommerweg wordt een bouwvolume met de voormalige boerderij als referentie gebouwd. Hier worden drie levensloopbestendige woningen gerealiseerd met 1 bouwlaag met kap. De bouw- en goothoogte worden bepaald op respectievelijk 7,5 en 3,5 meter. Hier is bewust voor gekozen om de woningen in gebruik te laten nemen door senioren. Met een lagere bouw- en goothoogte wordt de verdieping beperkt bruikbaar. Realistisch kan de verdieping alleen als tweede slaapkamer en/of hobbyruimte in gebruik worden genomen. In het dakvlak worden geen dakkapellen gerealiseerd. De bergingen van de woningen worden in een aaneengesloten rij gerealiseerd.
Ten westen van de drie woningen worden 2 halfvrijstaande woningen gerealiseerd. Hiervoor gelden de reguliere bouw- en goothoogte van 9 en 4 meter. Deze woningen kunnen flexibel in gebruik worden genomen aangezien dit levensloopbestendige woningen zijn, maar ook als gezinswoning in gebruik kunnen worden genomen.
Afbeelding 3.1 toont het stedenbouwkundig plan voor de gewenste ontwikkeling. Het gehele stedenbouwkundig plan is opgenomen in Bijlage 1 van dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 3.1: Stedenbouwkundig plan Ommerweg 14 (Bron: Mikis Maathuis) |
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Gezien de aard en omvang van de voorliggende ontwikkelingen (bouw van vijf woningen) kan worden gesteld dat er geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan is aandacht besteed aan het aansluiten bij de lokale stedenbouwkundige structuur van de Ommerweg. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR: voorganger van de NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze Ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie. Uit Afdelingsjurisprudentie blijkt dat de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in grote mate casuïstisch wordt beantwoord. Uit jurisprudentie blijkt dat de bouw van 11 woningen in een dorpskern niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien (uitspraak ABRvS 16 september 2015;ECLI:NL:RVS:2015:2921). Dit aangezien er wordt gebouwd binnen de bebouwde kom, er sprake is van verdichting en er wordt gebouwd in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied.
De voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van vijf woningen op een inbreidingslocatie in de bebouwde kom van Zuidwolde. Aangezien er sprake is van dezelfde uitgangspunten als hierboven beschreven en er minder woningen mogelijk worden gemaakt dan de genoemde 11 woningen, is er met het voorliggend initiatief geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking kan dan ook achterwege blijven.
Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie- en Omgevingsverordening Drenthe 2018 vastgesteld.
De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van het beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Landschap
Voor wat betreft de kernkwaliteit 'landschap' is het plangebied gelegen binnen het 'esdorpenlandschap'. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het landelijke gebied dringt tot diep in de dorpstructuur door. De brink vormt nu vaak het centrum van het dorp. De brinken waren (zijn) beplant met opgaande bomen, veelal eiken. Rond de brink werden de boerderijen gegroepeerd. Brinken lagen van oorsprong aan de rand van het dorp. De open ruimten worden gevormd door één of meer brinken, erven, kleine akkers en weilanden tussen de bebouwing. Van oudsher is er een functionele samenhang tussen deze ruimten en de bebouwing. Het wegenpatroon is een vervlechting van bochtige wegen, bestaande uit één of enkele doorgaande wegen en enkele minder belangrijke wegen die daarop aansluiten. De nu nog zichtbare klinkerbestrating is hiervoor kenmerkend. Waar het nog gaaf is, maakt het dorpssilhouet de indruk van een hoogstaand bos met daartussen en aan de randen lage dorpsbebouwing.
Cultuurhistorie
Binnen de kernkwaliteit 'cultuurhistorie' is het plangebied gelegen binnen deelgebied 9: het Hollandscheveld en Hoogeveen. De cultuurhistorische samenhang, zoals die in de hoofdstructuur is verwoord en verbeeld, is van provinciaal belang. Daarom geldt binnen dit deelgebied de strategie 'respecteren', waarmee de provincie het uitgangspunt hanteert dat zij die cultuurhistorische samenhang wil veiligstellen voor de toekomst. De categorie is vooral van toepassing in gebieden waar de ontwikkelingen meer kleinschalig zijn en in een laag tempo zich voltrekken. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen. De provincie beoordeelt plannen en initiatieven daar op.
Aardkundige waarden
Wat betreft de 'aardkundige waarden' is het plangebied aangeduid met beschermingsniveau ‘generiek’. Dit betekent dat in deze gebieden de lokale, aardkundige kernmerken voor de toekomst bewaard moeten worden. Er wordt van gemeenten verwacht dat ze via het gemeentelijk bestemmingsplan bescherming geven aan kenmerkende aardkundige waarden. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.
Archeologie
Voor de kernkwaliteit archeologie is het plangebied aangeduid met het ‘beschermingsniveau 1 Generiek’. Het beschermingsniveau ‘generiek’ richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardige archeologische vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
Rust en Natuur
Er gelden ter plaatse van het plangebied geen specifieke voorschriften voor de kernkwaliteiten 'rust' en 'natuur'.
Landschap
Voorliggende ontwikkeling voorziet in de realisatie van vijf nieuwe woningen. De ontwikkeling vindt plaats aan de rand van het esdorp Zuidwolde. De randen kenmerken zich door lage dorpsbebouwing. De te realiseren woningen zullen qua stedenbouwkundige opzet aansluiten bij de reeds bestaande woningen aan de noord- en zuidzijde van het plangebied. Daarnaast is sprake van een inbreidingslocatie; de ontwikkeling tast daardoor de openheid van de essen niet aan. Gelet op bovenstaande tast de ontwikkeling de kernkwaliteit 'landschap' niet aan.
Cultuurhistorie
Na raadpleging van de Atlas Leefomgeving is gebleken dat er in of de directe nabijheid van het plangebied geen sprake is van de aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle objecten die als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling kunnen worden aangetast. In paragraaf 5.2 wordt hier tevens op ingegaan.
Aardkundige waarden
Het plangebied is aangeduid met het beschermingsniveau 'generiek'.
Archeologie
In paragraaf 5.2.1 worden de resultaten van het archeologisch onderzoek nader uiteengezet. De conclusie van het uitgevoerde onderzoek is dat het aspect 'archeologie' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Rust en Natuur
Zoals reeds aangegeven gelden er ter plaatse van het plangebied geen specifieke voorschriften voor de kernkwaliteiten 'rust' en 'natuur'.
Conclusie
Er kan worden geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling geen provinciale belangen worden geschaad.
De provinciale omgevingsverordening is een instrument om het omgevingsbeleid uit de provinciale omgevingsvisie uit te kunnen voeren. In de verordening staan de regels die bij deze plannen en ideeën gelden. Gemeenten en waterschappen moeten aan de regels uit deze verordening voldoen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen.
In voorliggend geval zijn artikel 2.6 (Werken met kernkwaliteiten) en artikel 2.17 lid 1 (woningbouw) van belang om nader te belichten. Hieronder worden de betreffende artikelen aangehaald en wordt hieraan getoetst.
Artikel 2.6 Werken met kernkwaliteiten
Toetsing van het voornemen aan artikel 2.6
In paragraaf 4.2.1.3 is de ontwikkeling reeds getoetst aan de kernkwaliteiten zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe. Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van enige aantasting van de provinciale kernkwaliteiten.
Artikel 2.17 Woningbouw
Toetsing van het voornemen aan artikel 2.17
De voorgenomen woningbouwontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 4.3.2 wordt de ontwikkeling getoetst aan het geldende en meest actuele woonbeleid van de gemeente De Wolden. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling naadloos aansluit bij de kwantitatieve en kwalitatieve opgaven op de woningmarkt van de gemeente De Wolden. Het plan speelt in op een concrete behoefte aan levensloopbestendige woningen. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met artikel 2.17 lid 1 van de provinciale Omgevingsverordening.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Drenthe.
In maart 2011 heeft de gemeente De Wolden de structuurvisie voor de periode 2010-2030 vastgesteld. In deze visie kiest de gemeente De Wolden ervoor om haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Het zijn van een plattelandsgemeente betekent in De Wolden dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Opvallend aspect van het plattelandskarakter is het dynamische landschap, dat is gevormd door een verweving van functies. Landbouw vindt plaats naast natuurontwikkeling en recreatie komt voor in en nabij de meest aantrekkelijke gebieden. In kernen en buitengebied wordt gewoond. Diversiteit in landschappen en de aanwezigheid van sociale structuren is de basis voor de plattelandsgemeente. Het landschap is op hoofdlijnen te onderscheiden in het esdorpenlandschap, slagenlandschap en het landschap van de veenontginningen.
Welke nieuwe ontwikkelingen de komende 20 jaar gewenst zijn, wordt aangegeven per beleidsveld, te weten: wonen, leefbaarheid, bedrijvigheid, landbouw, recreatie, natuur, water, en milieu. Voor de voorliggende ontwikkeling is met name het thema wonen van belang.
Ook in de toekomst blijft het belangrijk om voldoende ruimte te creëren voor woningbouw. Een kenmerk van de plattelandsgemeente is dat er verspreid en in lage dichtheid wordt gewoond. Een deel van de nieuw te bouwen woningen wordt geclusterd aan de kerndorpen, een deel aan de kleine kernen en nieuwe ontwikkelingen worden onder voorwaarden in het buitengebied toegestaan volgens het principe van landschappelijk bouwen. De grootte van de ontwikkelingen, oftewel het aantal woningen, moet passend zijn bij de aard en schaal van het dorp. De woningbehoefte in aantallen en de verdeling over de doelgroepen komt niet aan de orde in de structuurvisie, maar wordt uitgewerkt in een gemeentelijke woonvisie.
De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de 5 kerndorpen: Zuidwolde, De Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange. Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar. Het overgrote deel van het bouwvolume zal daarom gerealiseerd worden in de 5 hoofdkernen.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van vijf woningen in de kern van Zuidwolde. Zuidwolde is één van de kerndorpen van de gemeente De Wolden, waar het grootste gedeelte van de nieuw te bouwen zal worden gerealiseerd. Het realiseren van vijf woningen in deze kern kan worden beschouwd als een ontwikkeling die naar aard en omvang passend is bij deze kern. Qua schaal en bouwvolume sluiten de te realiseren woningen daarnaast aan bij het dorpse karakter van Zuidwolde. Ten slotte wordt in de volgende paragraaf aan de hand van het relevante woonbeleid aangetoond dat de ontwikkeling aansluit bij de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte zoals die recentelijk zijn vastgesteld.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de Structuurvisie de Wolden.
Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het Woonplan 2017-2022 "Een leven lang wonen" vastgesteld. De Wolden biedt al met al een aantrekkelijk woonmilieu. De gemeente wil het herstel van de woningmarkt benutten om woningzoekenden van binnen, maar ook buiten de gemeente te interesseren voor De Wolden als ideale woonplek. Dat betekent dat er de hoge kwaliteit van de woningvoorraad moet blijven behouden en waar nodig worden hersteld. Het woonplan voorziet in een fors woningbouwprogramma van in totaal 440 woningen tot en met 2022. Daarin worden alle doelgroepen voorzien, zowel de eigen inwoners als nieuwe inwoners, starters, alleenstaanden, (jonge) gezinnen, senioren en zorgbehoevenden.
Voor de periode tot 2022 geeft de gemeente prioriteit aan de volgende ontwikkelingen:
Het huidige woonplan “Een leven lang wonen” is in 2017 vastgesteld. In dit woonplan is het volkshuisvestelijke beleid concreet geformuleerd (gericht op de uitvoering) voor de periode 2017-2022. Daarnaast geeft het woonplan een doorkijk voor de periode tot 2025. De periode waarvoor het concrete beleid was geformuleerd is dus verstreken. Bovendien zijn er verschillende ontwikkelingen die het noodzakelijk maken het woonbeleid te actualiseren. Voor de actualisatie van het woonbeleid is allereerst inzicht nodig in de ontwikkelingen van de woningmarkt. In 2021 is daarom een regionaal woningmarktonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek geeft inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte. Het woningmarktonderzoek is daarmee een eerste stap richting het nieuwe woonbeleid.
In het woningmarktonderzoek is per kern de verwachte groei tot 2030 opgenomen. Hierin is de verwachte groei van de woningbehoefte voor de gemeente De Wolden ingeschat op 550 woningen. Zuidwolde heeft hierin met een verwachte groei van 145 woningen het grootste aandeel.
Wanneer wordt ingezoomd op de kwalitatieve woonbehoefte wordt opgemerkt dat in De Wolden met name de middengroepen (koopstarters en jonge stellen) en ouderen het meest in de knel zitten op de woningmarkt. Door de vergrijzing groeit de behoefte aan toegankelijke woningen; woningen waar alle primaire vertrekken zonder traplopen bereikbaar zijn. In beginsel zouden alle toe te voegen sociale huurwoningen levensloopbestendig moeten zijn, en een kwart van de koopwoningen. De doelgroep wil vaak niet zozeer specifiek voor hen gelabelde woningen. Een combinatie met andere (jongere) huishoudens heeft de voorkeur. Dit pleit ervoor dat bij een substantieel deel van het woningbouwprogramma de toegankelijkheid van woningen een belangrijke voorwaarde is.
Het gepresenteerde adviesprogramma gaat uit van een trendmatige ontwikkeling van de woningbehoefte. Bij meer nieuwbouw treden hierin accentverschuivingen op voor de extra groeiopgave. Deze accenten zijn enerzijds afhankelijk van het beleid, waarin de vraag 'voor wie wil je groeien?' van belang is. Op basis van de vestigers is te zien voor wie de regio aantrekkingskracht heeft. Ruinerwold en Zuidwolde zijn in het bijzonder in trek bij gezinnen met kinderen en huishoudens met een hogere sociaaleconomische status.
Vergeleken met lokale woningzoekenden richten vestigers zich meer op het duurdere segment in de koopsector. De extra groeiopgave zal daardoor een iets zwaarder accent moeten hebben in het koopsegment vanaf € 225.000 (waarbij ook rekening moet worden gehouden met vrijkomend aanbod voor vestigers in de bestaande woningvoorraad; niet alle vraag moet door nieuwbouw ingevuld worden). Daarmee biedt de extra groeiruimte ook gelegenheid om de kwalitatieve mismatch in de bestaande woningvoorraad op te lossen - in het belang van de regionale vraag.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van vijf levensloopbestendige woningen. De ontwikkeling vindt plaats op een inbreidingslocatie aan de Ommerweg in de bebouwde kom van Zuidwolde. Er is sprake van de sloop van de bestaande in slechte staat verkerende bebouwing, bestaande uit een voormalige karakteristieke woonboerderij. Op basis van het Woonplan kan worden geconcludeerd dat dergelijke locaties de voorkeur hebben voor nieuwe woningbouwontwikkelingen.
Uit het in 2021 uitgevoerde woningmarktonderzoek blijkt dat er tot 2030 een kwantitatieve woningbehoefte bestaat bestaande uit 145 woningen in Zuidwolde. Met de realisatie van vijf woningen wordt een bescheiden bijdrage geleverd aan deze kwantitatieve behoefte.
Uit de resultaten van het woningmarktonderzoek is gebleken dat de kwalitatieve woonbehoefte in De Wolden met name ligt in de doelgroep van koopstarters, jonge stellen en ouderen. Vanwege de vergrijzing is er een sterke behoefte aan levensloopbestendige woningen. Voorliggende ontwikkeling speelt in op deze behoefte. Drie van de te realiseren woningen worden sterk gericht op ouderen door een lagere bouw- en goothoogte te hanteren. De andere twee woningen zijn geschikt voor meerdere doelgroepen. Hiermee wordt ook ingespeeld op de gemeentelijke voorkeur voor combinatie van doelgroepen en niet zozeer een voor een bepaalde doelgroep gelabelde woning.
Uit het woningmarktonderzoek is ten slotte gebleken dat de vestigers in Zuidwolde met name op zoek zijn naar woningen in het iets duurdere segment. De extra groeiopgave zal daardoor een iets zwaarder accent moeten hebben in het koopsegment. De te realiseren woningen in dit bestemmingsplan sluiten hier naadloos op aan.
Gezien het feit dat er sprake is van een inbreidingslocatie waar ingespeeld wordt op zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte, wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijke woonbeleid.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van woningen ter plaatse van de Ommerweg 14. Dit betreft een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met asbesthoudende daken. Om die reden is door Dumea AM een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.
Resultaten bodem- en asbestonderzoek
Verkennend bodemonderzoek NEN5740
Verkennend bodemonderzoek NEN5707 "asbest in bodem"
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek wordt een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. De onderzoekslocatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Op basis van de geldende beheersverordening "Zuidwolde" hebben de gronden deels de dubbelbestemming 'Archeologie 1' en deels 'Archeologie 3'. Voor de gronden met 'Archeologie 1' geldt een onderzoeksplicht bij iedere ingreep. Voor de gronden met 'Archeologie 3' geldt een onderzoekplicht bij bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm. Gelet op bovenstaande onderzoeksgrenzen dient in voorliggend geval een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hiervoor is door Laagland een bureau- en een verkennend onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.
Resultaten archeologisch onderzoek
Er is sprake van een verstoord pakket met een gemiddelde dikte van ongeveer 50 cm -mv. Deze sluit meestal onscherp aan op de C-horizont. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Tevens is geen (dun) plaggendek waargenomen, evenmin als sporen van bodemvorming. De kans dat archeologische sporen aanwezig zijn in het plangebied kan daarom bijgesteld worden naar laag voor alle perioden en het plangebied kan worden vrijgegeven van archeologisch onderzoek. Het opnemen van archeologische dubbelbestemmingen is daarmee niet meer nodig. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Ommerweg 14
De boerderij aan de Ommerweg 14 is in het geldende planologische regime aangeduid als 'karakteristiek'. Sinds 2013 beschikt de gemeente De Wolden over een cultuurhistorische waardenkaart en een lijst met 579 karakteristieke gebouwen. Nadat grote delen van de gemeente in 2013 welstandsvrij zijn verklaard, is de regelgeving voor 443 karakteristieke panden in de welstandsvrije gebieden onduidelijk geworden. Ze zijn welstandsvrij, maar worden vanuit de karakteristieke aanduiding getoetst op een manier die veel lijkt op een welstandstoets.
Nadat een aantal jaren met deze lijst met karakteristieke gebouwen is gewerkt, is tijdens een evaluatie van het beleid door de gemeenteraad besloten om de regelgeving eenduidiger te maken en het aantal karakteristieke gebouwen in welstandsvrij gebied fors terug te brengen. Hiervoor is in 2017 een plan van aanpak en zijn selectiecriteria voor het bepalen van cultuurhistorische waarden bepaald.
Onderdeel van de aanpak was afstemming met een werkgroep met vertegenwoordigers van de historische verenigingen in de gemeente over de werkwijze om het aantal karakteristieke panden en objecten in welstandsvrij gebied terug te brengen en daarbij te hanteren selectiecriteria. Hierbij is de cultuurhistorische waardenkaart leidend. Om het aantal karakteristieke aangeduide panden, in omvang terug te brengen zijn, volgens de score van 2013, de laagst scorende in het gebied afgevallen en zijn de gebouwen met een score van 15 punten of hoger allen opnieuw beoordeeld aan de hand van de vooraf opgestelde nieuwe selectiecriteria. Door het opstellen van nieuwe selectiecriteria cultuurhistorische waarden zijn de scores van diverse panden lager uitgevallen dan de scores van de lijst uit 2013. De gebouwen zijn beoordeeld aan de hand van foto- en kaartmateriaal, ook is er aanvullend veldwerk verricht. Verder zijn er toetsingscriteria voor karakteristieke panden voor de welstandsnota gemaakt. Op 24 juni 2021 is de nota “karakteristieke panden en objecten in welstandsvrij gebieden” vastgesteld en zijn de toetsingscriteria karakteristieke panden aan welstandnota toegevoegd. Hiermee zijn van de 443 karakteristieke panden in welstandsvrij gebied 138 panden die de karakteristieke aanduiding hebben behouden en waarvoor de welstandcriteria van toepassing zijn geworden.
De woonboerderij aan de Ommerweg 14 is beoordeeld aan de hand van de nieuwe selectiecriteria. Op basis van de nieuwe criteria is het pand beoordeeld met een score van 10. Gelet op een score van minder dan 15 punten is dit pand uit de waardenlijst gehaald. Het pand Ommerweg 14 heeft vooral op de cultuurhistorische waarde als oorspronkelijkheid, architectuur en authenticiteit aanmerkelijk lager gescoord dan 2013. Nader onderzoek wees uit dat aan het pand Ommerweg 14 veel is vernieuwd en verbouwd. Alleen op zeldzaamheid is de score hetzelfde gebleven, omdat het type pand, in het dorp Zuidwolde niet verder meer voorkomt.
Omgeving
Op basis van de Atlas Leefomgeving bevinden zich tegenover de Ommerweg twee grafheuvels, die zijn aangewezen als rijksmonument. Deze worden echter niet aangetast als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling vanwege de ligging buiten het plangebied en de tussenliggende infrastructuur en beplanting. Voor het overige bevinden zich in of in de directe nabijheid van het plangebied geen rijks- danwel gemeentelijke monumenten. Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De aspecten 'archeologie en cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen. De dubbelbestemmingen ter bescherming van de archeologische waarden kunnen op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek daarmee komen te vervallen.
In dit bestemmingsplan worden een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente De Wolden is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:
Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 8 juli 2022 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De watertoets is opgenomen in van deze toelichting. Op basis van de uitgevoerde watertoets is de zogenaamde 'korte procedure' van toepassing.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1.500 m² (Circa 1.240 m²). Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi’s heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
In het kader van het wetttelijk vooroverleg is op het plan gereageerd door WDODelta met als enige opmerking op de waterparagraaf en het plan als geheel:
Deze opmerking is in het ontwerp verwerkt.
Op basis van de uitgevoerde watertoets heeft de ontwikkeling een beperkte invloed op de waterhuishouding. De extra waterberging die benodigd is wordt in voorliggend geval opgevangen middels infiltratiekratten onder de aan te leggen parkeerplaatsen.
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS). Hieronder wordt op beide beschermde gebieden ingegaan.
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
In afbeelding 5.1 is in de linkerafbeelding de ligging van het plangebied (rode ster) ten opzichte van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden opgenomen. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied betreft het 'Dwingelderveld' dat op een afstand van circa 12,8 kilometer van het plangebied ligt.
Gelet op de onderlinge afstand is directe hinder in de vorm van geluid, verstrooiing van licht etc. niet aan de orde. Naast directe hinder dient tevens te worden gekeken naar de mogelijke toename van stikstofdepositie op kwetsbare habitattypen binnen Natura 2000-gebieden. Om dit te beoordelen is door BJZ.nu een zogenaamde AERIUS berekening uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de belangrijkste resultaten en conclusies van deze berekening.
![]() |
Afbeelding 5.1: Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 (links) en het NNN (rechts) (Bronnen: AERIUS.nl en Atlas Leefomgeving) |
Uit de AERIUS-berekening blijkt dat in de gebruiksfase van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als NNN bevindt zich op 10 meter ten oosten van het plangebied aan de oostzijde van de Ommerweg. In de rechterafbeelding in afbeelding 5.1 is dit aangegeven. Aangezien de ontwikkeling niet gepaard gaat met ruimtelijke ingrepen in het NNN kan worden geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling niet gepaard zal gaan met aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN.
Vanwege de sloop van de aanwezige bebouwing dient te worden beoordeeld of dit gepaard gaat met negatieve effecten op aanwezige natuurwaarden. Om dit te beoordelen, is door Natuurbank Overijssel een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het gehele onderzoek is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder wordt nader ingegaan op de belangrijkste resultaten en conclusies van dit onderzoek.
Quickscan flora en fauna
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar benutten het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd en de schuren gesloopt worden tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling 'beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen'. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Uit deze paragrafen is gebleken dat de ontwikkeling niet gepaard gaat met negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten. Het aspect 'ecologie' vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.
De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
Met de voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in woningbouw. Aangezien daarmee sprake is van de toevoeging van geluidgevoelige functies is toetsting aan de Wgh noodzakelijk. Hieronder wordt ingegaan op de aspecten railverkeers-, industrie- en wegverkeerslawaai.
In de omgeving van het plangebied is geen spoorweg of een gezoneerd bedrijventerrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, aanwezig. De aspecten railverkeers- en industrielawaai vormen geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Op grond van artikel 74 van de Wgh ligt het plangebied binnen de wettelijke geluidszone van zowel de Ommerweg als de Slagendijk. Dit vanwege het feit dat hier een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur geldt en er sprake is van een weg binnen stedelijk gebied. Bij dergelijke wegen geldt een wettelijke geluidszone van 200 meter. Het plangebied ligt binnen deze zone. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is daarmee noodzakelijk. In voorliggend geval is door BJZ.nu een akoestisch onderzoek uitgevoerd, die is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting. Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten en conclusies van dit onderzoek.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
De geluidbelasting ten gevolge van de Slagendijk (50 km/uur), inclusief reductie, bedraagt hoogstens 32 dB. Met deze waarde wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting ten gevolge van de Ommerweg bedraagt, inclusief reductie, hoogstens 50 dB ter plaatse van woning 5 (toetspunt 19). Met deze waarde wordt niet voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder.
De bron- en overdrachtsmaatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeurswaarde te voldoend ontmoeten bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Gevelmaatregelen zijn het meest doelmatig en met een gevelwering van minstens 22 dB wordt het binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Er kan dan ook een hogere waarde van worden verleend voor woning 5 ter plaatse van toetspunt 19.
Met het verlenen van een hogere waarde voor de Ommerweg is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen aangaande het aspect wegverkeerslawaai.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
In onderstaande tabel zijn de richtafstanden per gebiedstype opgenomen.
![]() |
Het plangebied ligt in de kern van Zuidwolde, waar voornamelijk woningen aanwezig zijn. In voorliggend geval wordt daarom uitgegaan van het omgevingstype van een rustige woonwijk. Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.
Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie en is daarom niet opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Vorenstaande betekent dat wat betreft 'wonen' er geen sprake is van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende bebouwing en dat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast. Er wordt in de omgeving dan ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verwacht.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie(s) als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling(en) hinder ondervindt van de bestaande functie(s) in de omgeving. Een woning wordt in dit kader aangemerkt als milieugevoelige functie.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen noemenswaardige milieubelastende activiteiten aanwezig. Alleen ten zuiden van het projectgebied, aan de Ommerweg 18, bevindt zich een maatschappelijke bestemming. Planologisch gezien zijn hier bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 mogelijk. Hiervoor geldt een richtafstand van maximaal 30 meter. De afstand tussen het plangebied en deze locatie bedraagt ruim 40 meter, waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan.
Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden verwacht en dat omliggende bedrijven, gelet op de bestaande situatie, niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied “Dwingelderveld” is op circa 12,8 kilometer van het plangebied gelegen. Zoals in paragraaf 5.4.2.1 en Bijlage 5 (stikstofberekening) van deze toelichting is beschreven is er geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden. Het voornemen is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningplichtig.
Voor de ontwikkeling is een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld. Uit deze aanmeldnotitie is gebleken dat ten gevolge van het plan geen significant negatieve effecten op de omgeving zullen optreden. Voor een uitgebreide beschrijving van de milieueffecten wordt verwezen naar de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling, opgenomen in Bijlage 8 bij deze toelichting.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In bovenstaande paragraaf zijn voorbeelden van de lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Hierin wordt onder andere de bouw van 1.500 woningen genoemd. De bouw van vijf woningen draagt daarom zeker 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Woningen worden daarnaast niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente De Wolden is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.2 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (gele ster) en omgeving weergegeven.
![]() |
Afbeelding 5.2: Uitsnede risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving) |
Uit de inventarisatie blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle objecten of inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden aanwezig zijn waarvoor een verantwoording van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico aan de orde is.
Een en ander brengt met zich mee dat het in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Op basis van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' kan per functie de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen worden berekend. Bij iedere functie wordt in de CROW-publicatie een maximum en minimum genoemd. Dit is de bandbreedte.
Om de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie voor de voorgenomen ontwikkeling te berekenen, dient eerst te worden bepaald met welke uitgangpunten moet worden gewerkt. Het gaat hier onder andere om de verstedelijkingsgraad van de omgeving van het plangebied en de stedelijke zone waar het plangebied zich in bevindt. Voor de voorliggende ontwikkeling worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Op basis van bovenstaande uitgangspunten is de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend. In onderstaande tabel is dit weergegeven.
Parkeren | |||
Functie | Parkeerbehoefte per woning | Aantal woningen | Totaal |
Koop, huis, tussen/hoek | 1,6 - 2,4 | 3 | 4,8 - 7,2 |
Koop, huis, 2^1 kap | 1,8 - 2,6 | 2 | 3,6 - 5,2 |
Totaal | 8,4 - 12,4 | ||
Verkeersgeneratie | |||
Functie | Verkeersbewegingen per woning | Aantal woningen | Totaal |
Koop, huis, tussen/hoek | 7,0 - 7,8 | 3 | 21,0 - 23,4 |
Koop, huis, 2^1 kap | 7,4 - 8,2 | 2 | 14,8 - 16,4 |
Totaal | 35,8 - 39,8 |
De ontwikkeling brengt een parkeerbehoefte van afgerond 8 tot 12 parkeerplaatsen met zich mee. Zoals in het stedenbouwkundig plan inzichtelijk is gemaakt, wordt op eigen terrein voorzien in 9 parkeerplaatsen. Elke woning krijgt één parkeerplaats voor de deur en er worden 4 gezamenlijke parkeerplaatsen aangelegd. Daarmeee wordt voldaan aan de minimale parkeerbehoefte. Indien de parkeerbehoefte in de praktijk hoger uitvalt, is er binnen het plangebied ruim voldoende ruimte beschikbaar om te voorzien in 1 of 2 extra parkeerplaatsen. Daarmee kan worden geconcludeerd dat op eigen terrein eenvoudig kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
De verwachte verkeersgeneratie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling bedraagt in voorliggend geval maximaal 40 verkeersbewegingen per weekdag. De ontsluiting van het woonperceel vindt plaats via de nieuw aan te leggen uitrit die uitkomt op de Ommerweg.
Via de Ommerweg kan het verkeer zich eenvoudig in noordelijke en zuidelijke richting verplaatsen. De Ommerweg is qua opzet van ruim voldoende capaciteit om de verkeersbewegingen veilig en eenvoudig af te wikkelen.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering met zich meebrengt ten aanzien van de verkeerssituatie.
Voor alle nieuwbouw moeten vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Dit geldt voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw. Deze nieuwe bouwregels stellen eisen aan:
Bij nieuwe woningen en gebouwen moet dus niet alleen rekening worden gehouden met een goede isolatie van de gebouwschil en energiezuinige installaties, maar ook met de toepassing van duurzame energie.
Het kabinet streeft er daarnaast naar om daken vaker te benutten voor duurzame oplossingen voor klimaatadaptatie of de opwek van zonne-energie, zoals de vergroening van daken of het aanbrengen van zonnepanelen.
De voorliggende ontwikkeling voorziet in de nieuwbouw van vijf woningen. De woningen worden conform de geldende BENG-eisen energieneutraal (gasloos) gerealiseerd. Daarnaast worden de mogelijkheden bekeken om de bergingen met een groen dak in te richten om ruimtelijke kwaliteit toe te voegen. Tevens zijn er mogelijkheden om PV-panelen op de daken te plaatsen. Geconcludeerd wordt dat er in voldoende mate rekening wordt gehouden met het aspect duurzaamheid.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze bestemming is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
'Groen'
De gronden ten noorden van de bestemming 'Wonen' zijn bestemd als 'Groen'. Deze gronden zijn voornamelijk bestemd voor groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
'Tuin'
De gronden rondom de woonpercelen zijn bestemd als 'Tuin'. De voor ‘Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor een tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Als gebouwen mogen alleen erkers en entreepartijen behorend bij het op het bouwperceel gelegen hoofdgebouw worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw en met een diepte van niet meer dan 1,5 m. De bouwhoogte van een erker en entreepartij mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
'Wonen'
De te realiseren woningen zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het concept ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Drenthe.
Het plan is door middel van de digitale watertoets voorgelegd aan het waterschap Drents Overijsselse Delta. Op basis hiervan heeft het plan een geringe invloed op de waterhuishouding. Het plan houdt rekening met de geldende uitgangspunten ten aanzien van hemelwaterberging. Voor de behandeling van het wateraspect wordt verwezen naar paragraaf 5.3. Tijdens het wettelijke vooroverleg heeft het waterschap nog wel opgemerkt dat:
Deze opmerking is in het ontwerp en in de waterparagraaf opgenomen.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggende geval is het voorontwerpbestemmingsplan niet ter inzage gelegd, maar zijn er meerdere participatiemomenten georganiseerd voor belanghebbenden om te reageren op het plan.
Deze paragraaf wordt ingevuld nadat het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder voor zes weken ter inzage heeft gelegen. Tijdens de periode is er één zienswijze ingediend ondertekend door meerdere omwonenden. De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. De reactie op de zienswijze is terug te vinden in de reactie in Bijlage 9.
Bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp zijn de naastgelegen bewoners geïnformeerd over de plannen. Uit de participatiemomenten is een behoefte naar voren gekomen voor zowel starterswoningen als levensloopbestendige woningen. In eerste instantie is ingezet op de realisatie van 7 starterswoningen. Een plan met 7 woningen is in het najaar van 2022 gepresenteerd aan de omwonenden. Een dergelijke invulling leidde tot een aantal bezwaren, met name gevreesd werd voor een flinke inbreuk op het woongenot en op de verkeersveiligheid van de Ommerweg. Het verslag van deze avond is opgenomen in Bijlage 10 van deze toelichting.
Naar aanleiding van deze bezwaren is het plan in het voorjaar van 2023 nogmaals besproken in de vorm van een participatietafel waarbij gemeente, initiatiefnemers en omwonenden waren vertegenwoordig. Op basis van de uitkomsten van deze participatietafel is het plan aangepast naar een variant met 5 levensloopbestendige woningen. Voor een volledige beschrijving van de participatie wordt verwezen naar het in Bijlage 1 opgenomen stedenbouwkundige plan.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De voorgenomen ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een rood-voor-rood overeenkomst (anterieure overeenkomst) met de initiatiefnemer gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.