Plan: | Buitengebied, deelplan Wolddijk 23, Ruinerwold |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2022BP1002011-VG01 |
Speel- en IJsboerderij 'De Drentse Koe' is een bestaand recreatiebedrijf aan de Wolddijk 23 te Ruinerwold. Het bedrijf heeft een doorontwikkeling en daarmee groei doorgemaakt.Daarmee voldoet het planologisch regime niet meer. De huidige situatie en verwachte ontwikkelingen zijn in beeld gebracht. Op basis daarvanheeft de gemeente De Wolden haar bereidheid om medewerking te verlenen uitgesproken.Daarbij zijn voorwaarden gesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een passend planologisch regime met in achtneming van de gestelde voorwaarden.
De Speel- en IJsboerderij 'De Drentse Koe' ligt in het buitengebied tussen Ruinerwold en Oosteinde. Het plangebied betreft het gehele agrarische perceel, dat ligt ingeklemd tussen de Wolddijk en de Dokter Larijweg. In afbeelding 1.1 is het plangebied weergegeven.
Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.
In hoofdstuk 2 worden de huidige en gewenste situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks, provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 geeft de juridische opzet van het bestemmingsplan weer. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en wordt ingegaan op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen in het ontginningsgebied rond Ruinerwold. De ontginning van Ruinerwold is gekoppeld aan de Wold Aa en dateert uit de Middeleeuwen. Vanaf deze smalle zandrug is het omliggende veen in lange, opstrekkende percelen ontgonnen. Op de zandrug, op de kop van de percelen, werden boerderijen gebouwd die een lang en gevarieerd bebouwingslint vormen.
In de negentiende eeuw groeide het bebouwingslint langs de Wolddijk. Deze dijk beschermt het achterliggende lint van de Dokter Larijweg tegen overstromingen van de Wold Aa. Nog steeds is het dubbellint aan de oostzijde van Ruinerwold goed zichtbaar door de karakteristieke tussenliggende open ruimte.
De Wolddijk is het dorpslint, waaraan de school en winkels liggen. In de 20e eeuw hebben zich aan dit lint agrarische bedrijven gevestigd. Op de kruispunten van wegen zijn de dorpen ontstaan: Ruinerwold en Oosteinde. In de loop der tijd is een deel van de gevestigde agrarische bedrijven doorontwikkeld naar ander soortige bedrijvigheid dan wel herzien tot woonpercelen.De laagveenontginningen, waarvan het plangebied deel uitmaakt, worden gekenmerkt door een smalle, opstrekkende percelering. De perceelsgrenzen bestaan vaak uit greppels of sloten, met aan een of twee zijden elzensingels.
De bebouwingslinten van de Dokter Larijweg, de Wolddijk en Dijkhuizen staan dwars op deze percelering. De Dokter Larijweg bestaat uit een aaneenschakeling van boerderijen in een wisselende rooilijn ten opzichte van elkaar en de weg. De bebouwing aan de Wolddijk ligt meest 'buitendijks', vaak direct aan de weg, maar ook in de tweede en derde lijn. De bebouwing is zeer gevarieerd. De erven en bebouwing zijn wel haaks op de weg georiënteerd. Ook ten zuiden van de Wolddijk is de smalle percelering nog goed zichtbaar.
Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe ligt in het buitengebied tussen Ruinerwold en Oosteinde in het bebouwinglint noordelijk van de Wolddijk. De gronden strekken zich uit tot aan de Dokter Larijweg.
In het bebouwingslint langs de Wolddijk overheerst de agrarische functie met de landerijen,agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven. De overige bebouwde percelen zijn woonpercelen en een enkel niet-agrarisch (aanverwant) bedrijf. In het bebouwingslint aan de Dokter Larijweg is sprake van diverse niet-agrarische functies waarbij met name sprake is van recreatie en wonen.
Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe is ontstaan als nevenactiviteit van het agrarische bedrijf ter plaatse. Beide bedrijven worden gerund door hetzelfde gezin. Het recreatie bedrijf heeft een dergelijke groei en doorontwikkeling doorgemaakt dat de recreatieve functie de hoofdfunctie is geworden en de agrarische bedrijfsvoering ondergeschikt. De bebouwing en gronden binnen het plangebied zijn in hoofdzaak (mede) in gebruik voor de recreatieve functie.
De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beperkt tot het westelijke deel van het plangebied. Deze gronden zijn ingericht voor opslag van kuilvoer, tractoren, werktuigen en dergelijke. In het achterhuis van de boerderij is ruimte voor de stalling van ca 40 stuks vee. De noordelijk gelegen gronden zijn ingericht als weide en akkergronden. De akkergronden worden jaarlijks voorzien van mais ten behoeve van het maisdoolhof behorende tot de recreatieve functie.
In het noordelijk deel van het plangebied is een groensingel aangeplant ter afscherming van het bedrijf ten opzichte van de woon- en bedrijfspercelen aan de Dokter Larijweg. Ten oosten grenst het perceel aan een brede waterloop in beheer en eigendom van het waterschap. De zuidoostelijk gelegen gronden zijn ingericht voor parkeerruimte ten behoeve van de recreatieve functie. Het plangebied wordt voor verkeer ontsloten via twee uitwegen aan de Wolddijk.
De overige gronden en bebouwing zijn in gebruik ten behoeve van de recreatieve functie. In de boerderij is de entree, horecagelegenheid met toiletten, het waterplein, het klimpark en twee groepsruimtes gesitueerd. Midden op het terrein is de schuur gesitueerd. De speelschuur bevat een indoor speelruimte met bijbehorende speelvoorzieningen en een groepsruimte. In de kelder van de schuur is de glow in the dark speelruimte gesitueerd. Op het terrein zijn daarnaast enkele vrijstaande gebouwen waaronder een stalling voor speelgoed en een groepsruimte, diverse speeltoestellen, skelterbaan, luchtkussen, boerenbiljart en kabelbaan gelegen.
Naast de dag recreatieve voorzieningen op locatie verhuurt het bedrijf lichte voertuigen zoals familiefietsen.
Het bedrijf heeft een doorontwikkeling en daarmee groei doorgemaakt. Daarmee voldoet het planologisch regime niet meer. Daarbij heeft het recreatiebedrijf behoefte aan meer overdekte speelruimte. Deze ruimte is bedoeld als slechtweer accommodatie. De overdekte speelruimte wordt met name gebruikt voor de regenachtige dagen en is op die dagen een vervanging voor de buitenspeelruimte Om te voorzien in de overdekte speelruimte zal de bestaande speelschuur worden vergroot.
Tevens is er behoefte aan meer parkeergelegenheid. Deze parkeerruimte zal langs de oostzijde van het plangebied worden gerealiseerd. Ten behoeve van de extra parkeerruimte zal het speelterrein aan de oostzijde deels worden verlegd in westelijke richting, waardoor de parkeerruimte ter plaatse ruimer wordt.
In het kader van het bestemmingsplan Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe (vastgesteld 13 december 2012) is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In dat bestemmingsplan is echter geen verplichting tot aanleg en instandhouding daarvan vastgelegd en daarmee is het tot op heden niet tot een volledige aanleg gekomen. De uitblijvende aanleg is mede gelegen aan de eisen van uit het waterschap voor een goed beheer van de oostelijk gelegen waterloop. Daarmee is het inpassingsplan deels nimmer uitvoerbaar geweest.
Voor dit plan is een nieuw inpassingsplan opgesteld. De inrichtingstekening versie 18 d.d. 9 september 2020 is bijgevoegd als bijlage C. De aanleg en instandhouding van dat inpassingsplan is door middel van een voorwaardelijke verplichting met dit plan vastgelegd. Voor de aanplant is reeds bij besluit 16 juli 2018 van met kenmerk Z/18/016825 een watervergunning verleend.
Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een passend planologisch regiem voor het huidige bedrijf en ruimte om de voornoemde voorgenomen ontwikkelingen uit te voeren.
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Conclusie
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling een onderbouwing van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing dient te worden opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2 – 4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd. Nieuwe stedelijke ontwikkeling Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. De aard en de omvang van de toegestane functies en bebouwing waarin het plan voorziet is naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang of sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Met dit plan worden de ruimtelijke mogelijkheden binnen een bestaand bedrijfsperceel gewijzigd. De planologische ruimte voor het agrarische bedrijf neemt af door dat het ‘bouwvlak’ verkleind wordt. Het voorheen vastgelegde agrarische bouwvlak verschuift als het ware om planologische ruimte van het recreatiebedrijf te creëren. Per saldo zal de planologische mogelijkheden nagenoeg gelijk blijven.
Op basis van rechtspraak zou daarmee gesteld kunnen worden dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Deze rechtspraak is gebaseerd op een afweging naar aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling. Een agrarisch bedrijf zal in dit landelijke gebied een andere impact hebben dan een recreatie bedrijf. Daarmee wordt ondanks de voornoemde rechtspraak en afweging dat gesteld kan worden dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, de ladder doorlopen.
Realisatie buiten stedelijk gebied
Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet ook gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd. Het plangebied is gelegen in het buitengebied. Daarmee is de ontwikkeling voorzien buiten het bestaande stedelijke gebied.
Behoefte
Omdat er in dezen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten stedelijk gebied, dient het plan een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt te bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Bij overige functies, waaronder accommodaties voor sport en recreatie, is het ruimtelijk verzorgingsgebied de gemeente of een groter gebied.
De Drentse Koe is binnen de gemeente De Wolden het enige bedrijf met een commerciële speeltuin. Daarbij is het bedrijf door het zeer brede aanbod van outdoor en indoor speelruimte een uitzondering in de regio. In Drenthe en Overijssel zijn vergelijkbare bedrijven gelegen in Coevorden en Drouwen. Deze bedrijven zijn gelegen op een reisafstand van ca 47 respectievelijk 55 km van het plangebied. Gezien de verspreiding van bedrijven over de provincies Drenthe en Overijssel en de voornoemde afstand tussen de bedrijven zullen deze een eigen verzorgingsgebied bestrijken. Daarbij hebben de voornoemde bedrijven een eigen aanbod en/of thema waarmee men zich onderscheidt in de markt.
Daarbij is in dezen uiteraard reeds sprake van een bestaand bedrijf welke voornemens is de reeds doorlopen ontwikkeling en voorgenomen ontwikkeling passend te bestemmen. De ontwikkeling is gebaseerd op de behoefte en vraag vanuit de bestaande bezoekers. Daarbij bestaat het bedrijf uit een combinatie van agrarisch en recreatieve bedrijvigheid, welke niet passend in een bestaand stedelijk gebied en een duidelijke link met het buitengebied heeft.
Daarmee voldoet dit plan in een actuele behoefte en is voldaan aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder van duurzame verstedelijking zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. En dat het Rijksbeleid niet in de weg staat aan de gewenste ontwikkelingen in dezen.
Omgevingsvisie Drenthe
Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Inmiddels een actualisatie, vanwege de modernisering van de huidige Omgevingsvisie, in procedure. De actualiseerde visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. En op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, welke op 1 november 2018 in werking is getreden.
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijke economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan. Drenthe wordt geroemd om haar prachtige landschap met esdorpen, heide en bossen. Daarnaast vind je er tal van tastbare sporen van de rijke geschiedenis die het gebied kent. De wisselwerking tussen landschappelijke kwaliteiten en economische initiatieven schept een typisch Drentse dynamiek. Een ruim recreatief aanbod draagt bij aan deze dynamiek. Het ondernemende deel van Drenthe wil men volop de ruimte bieden, binnen de kaders van het provinciaal beleid. De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt dan ook: Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.
Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘complex Landbouwgebied’. In de gebieden aangewezen als landbouwgebied wordt de landbouw maximale speelruimte geboden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw dient zo veel mogelijk rekening gehouden te worden met de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen daarom geen negatief effect hebben op de landbouw. In deze gebieden streeft de provincie naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw.
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe, maar even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie Drenthe wil voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal economische structuur van Drenthe, met daarbij centraal het onderscheid tussen stad en land en het complementaire karakter van deze gebieden.
Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creëren, streeft men naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende, regionale economie. In het landelijk gebied wil men voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme.
Vrijetijdseconomie is een belangrijke economische pijler voor Drenthe. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristischrecreatieve infrastructuur. De vrijetijdssector floreert bij een breed en onderscheidend aanbod van verblijfs- en dag recreatie, horeca en evenementen.
De provinciale ambitie is te streven naar een passend en up-to-date aanbod aan agattracties en evenementen. Dit betreft zowel de aanpassing van bestaande, als de vestiging van nieuwe attracties. Met name is de nieuwvestiging van ‘elk weer’ dagattracties wenselijk. Dat wil men bereiken door ontwikkelruimte te bieden aan de huidige locaties voor dagrecreatie en aan nieuw te ontwikkelen locaties.
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen.
De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk project kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk project uiteen gezet worden dat met het desbetreffende project wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het project betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk project mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten. Hieronder worden de kernkwaliteiten behandeld.
In de provinciale omgevingsvisie is aangegeven dat men vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zeer terughoudend is als het gaat om de uitbreiding van de bestaande bedrijfslocaties. Vestiging op een bedrijventerrein binnen stedelijk gebied en dan in het bijzonder op bedrijventerreinen, heeft de voorkeur. Daarbij is aangegeven dat indien verplaatsing niet mogelijk of onwenselijk is of als het bedrijf een gunstige invloed op de werkgelegenheid en daarmee op de vitaliteit van het landelijk gebied acht men uitbreiding verantwoord.
Het provinciaal beleid betreffende de ontwikkeling van bedrijfslocaties is vastgelegd in artikel 2.18 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe en de daarop gebaseerde ‘Regeling Vestiging solitairbedrijf in buitengebied’.
De Drentse Koe is een regionaal georiënteerd bedrijf gelegen buiten bestaand stedelijk gebied. Agrarische bedrijven en bedrijven binnen de sector recreatie en toerisme en overige functioneel aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid is uitgesloten van het voornoemde beleid.
Kernkwaliteiten
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van ruimtelijke plannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
Kernkwaliteit Landschap
De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit Landschap zijn:
Het plangebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘Wegdorpen van de laagveenontginningen’. Voor deze gebieden zijn de karakteristieken van het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon van provinciaal belang. Het provinciaal beleid voor deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.
Kernkwaliteit Cultuurhistorie
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Cultuurhistorie aangeduid als “Deelgebied 8: de Reest en Meppel - alle(s) voer(t) naar Meppel”. Bepalend voor de hoofdstructuur van dit gebied is de waaier van waterlopen waartussen de randveenontginningen liggen met hun bebouwingslinten. Waar de waterlopen samenkomen heeft Meppel zich vanaf de middeleeuwen ontwikkeld als handelsstad en doorvoerhaven. Voor de ambitie voor dit gebied is een samenloop van verschillende waterlopen waartussen en waarlangs verschillende ontwikkelingen hebben plaatsgevonden leidend. Daarbij is specifiek aangegeven dat men het oude en het nieuwere lint van Ruinerwold en de ligging ervan in de omgeving in stand wil houden. Dat wil men bewerkstelligen door het herkenbaar houden van de verschillen in positionering, weginrichting en architectuur, door het vasthouden aan de verkavelingstructuren en door het open houden van de ruimte tussen de twee bebouwingslinten.
Kernkwaliteiten Aardkundige waarden en Archeologie
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau “beschermingsniveau 1: generiek (archeologie)” en voor de kernkwaliteit archeologie aangeduid met het beschermingsniveau “beschermingsniveau generiek (aw)”. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau generiek richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
Kernkwaliteiten Natuur en Rust
Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten Natuur en Rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.
Overweging
Speel- en IJsboerderij 'De Drentse Koe' is een bestaand recreatiebedrijf aan de Wolddijk 23 te Ruinerwold. Het bedrijf heeft een doorontwikkeling en daarmee groei doorgemaakt. Vanwege de groei is een herschikking van de functies gewenst. De agrarische activiteiten nemen af en de recreatieve activiteiten nemen meer ruimte in. Dit plan biedt de ruimte voor de ingezette doorontwikkeling van het recreatie bedrijf. De indoor activiteiten worden vergroot door uitbreiding van de bebouwing alsmede herindeling van de bestaande bebouwing.
De voornoemde herschikking van functies, nieuwe bebouwing en daarmee nieuwe inrichting van het perceel zal geen afbreuk doen aan het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur van het gebied. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de hoofdstructuur, de cultuurhistorie, de aardkundige- en archeologische waarde van het gebied.
De aspecten cultuurhistorie en archeologische waarde zijn nader onderbouwd in paragraaf 4.6.
Conclusie:
Dit project is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Drentse Overijsselse Delta. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het waterschap uitvoering geeft aan haar watertaken in de periode 2016-2021. In het waterbeheerplan wordt beschreven hoe dit in de periode 2016-2021 gedaan wordt. Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren
De doelen in het waterbeheerplan zijn.
Met dit plan is de herschikking van functies voorzien. Dit plan brengt extra verhard oppervlak met zich mee. Er is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Op basis van de watertoets is geconcludeerd dat de normale procedure van toepassing is, wat betekent dat het waterschap een maatwerk wateradvies opstelt voor dit plan (zie paragraaf 4.7). Vanwege de ligging van een A watergang langs het plangebied is er een vooroverleg gevoerd met het waterschap voor de aanleg van opgaande beplanting nabij de watergang.
Het waterschap is onder andere daarmee op de hoogte gebracht van de voorgenomen werkzaamheden. Voor de aanplant van de landschappelijke inpassing waarin dit plan voorziet nabij de watergang is reeds een watervergunning verleend door het waterschap.
Conclusie
Op basis van voornoemde kan vastgesteld worden dat dit plan geen beletsel geeft voor de uitvoering van het Waterschapsbeleid.
Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer. De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als ‘droog slagenlandschap’. Het Slagenlandschap wordt gekenmerkt door lintdorpen op de hogere zandkoppen en veenontginningen vanuit deze linten. De lijnen zijn recht, de gebieden kleinschalig. Het slagenlandschap is verdeeld in een vroegere en latere ontginning.
De vroegere ontginning rondom Ruinerwold, heeft plaatsgevonden op de rijkere gronden, waar door de boeren grote percelen zijn ontwikkeld. De perceelsgrenzen zijn vormgegeven door sloten en elzensingels.
De structuurvisie geeft een eerste aanzet voor inpassing voor nieuwe ontwikkelingen op basis van de aangegeven landschapstypes. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in het LOK.
Landschappelijk OntwikkelingsKader (LOK)
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als ontginningslandschap (laagveenontginning). De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap.
Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelsgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen. De oudere woningen uit de beginperiode zijn nog sober, met een lage goot en vaak een rieten dak. De latere bebouwing, zeker bij Ruinerwold, toont de rijkdom van toen door grote boerderijen met sjieke voorhuizen en royale tuinen.
Van oudsher hebben de gebieden een sterk besloten karakter door de vele elzensingels op de perceelsgrenzen. Door schaalvergroting in de landbouw en de wens om de gronden efficiënter te benutten zijn veel elzensingels echter weggehaald. Bovendien zijn door ruilverkavelingen veel gronden samengevoegd. Gemeente De Wolden wil bij nieuwe ontwikkelingen juist de opstrekkende verkaveling weer accentueren.
Overweging
Met dit plan is de herschikking van agrarische en recreatieve functies binnen een bestaande bedrijfslocatie voorzien. Het perceel en omliggende weide gronden zijn relatief kaal en open. De verkaveling met aan weerszijden een watergang of wijk blijft intact. Daarmee blijft met dit plan het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur van het gebied intact Voor dit plan is een (nieuw) inpassingsplan opgesteld. De inrichtingstekening (versie 18 d.d. 9 september 2020) is bijgevoegd als bijlage C. Met dit inpassingsplan is voor zover mogelijk rekening is gehouden met de karakteristieken van het bestaande landschap. Daarbij wordt door middel van een groen buffer een bepaalde afscheiding respectievelijk afscherming gecreëerd ten opzichte van het bijzondere bebouwingslint aan de Dokter Larijweg. De uitvoering en het behoud van deze inpassing wordt in dit plan geborgd. De voorgenomen ontwikkeling tast de voornoemde bebouwing- en landschappelijke structuren niet aan.
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. Met dit plan is de herschikking van functies voorzien.
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastendeen milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
Er komt een verschuiving in de bedrijfsfuncties in het plangebied, waardoor de agrarische bestemming deels een recreatieve bestemming wordt. In de nabijheid zijn meerdere woonpercelen gelegen. Daarmee dient met dit plan een afweging te worden gemaakt betreffende de effecten op het woon- en leefklimaat ter hoogte van deze woonpercelen.
Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient hinder en gevaar te worden voorkomen. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering zijn voor vele bedrijfsactiviteiten indicatieve hinderrichtafstand aangegeven.
Agrarische functie
Bij de huidige functie melkveehouderij (SBI-2008 141 en 142) geldt een hinderrichtafstand van 100 meter. Deze is gebaseerd op de grootste hinderfactor geur. Voor de hinderfactoren stof, geluid en gevaar gelden richtafstanden van 30 respectievelijk 0 meter. Het agrarische bouwvlak ter hoogte van het plangebied wordt met dit plan verkleind. De bestemming ‘Agrarisch’ grenst aan het bestemmingsvlak ‘Wonen’ van het meest dicht bijgelegen woonperceel (Wolddijk 21). Dit is in het bestemmingsplan Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe (vastgesteld 13 december 2012) reeds het geval. Met dit plan blijft deze afstand tot het woonperceel Wolddijk 21 ongewijzigd en vindt er betreffende deze bestemming planologisch geen wijzigingen plaats.
Ten opzichte van de overige woonpercelen is het bestemmingsvlak ‘agrarisch” gelegen op een grotere afstand dan de voornoemde 100 meter en wordt voldaan een de voornoemde hinderrichtafstand.
Recreatieve functie
In de voornoemde publicatie is geen specifieke bedrijfsactiviteit vermeld welke betrekking heeft op het recreatieve deel van het bedrijf De Drentse Koe. Daarom is aansluiting gezocht bij de activiteiten als zijnde ‘recreatiecentra, vaste kermis’ (SBI-2008 9321). Daarbij geldt een hinderrichtafstand van 300 meter. Deze is gebaseerd op de grootste hinderfactor geluid. Voor de hinderfactoren geur, stof, en gevaar gelden richtafstanden van 30 respectievelijk 10 meter.
Met dit plan wordt voorzien een bestemming Recreatie. Deels ter hoogte van de met het bestemmingsplan Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe vastgelegde functie aanduiding dagrecreatie. De bestemming recreatie waarin dit plan voorziet komt op kortere afstand tot woonpercelen Wolddijk 21 en 25 te liggen.
De bestemming ‘Wonen’ van het meest dicht bijgelegen woonperceel (Wolddijk 21) is met dit plan gelegen op een afstand van circa 35 meter van de met dit plan aangeduide bestemming ‘recreatie’.
Het woonperceel (Wolddijk 25) is gelegen op een afstand van circa 60 meter van de met dit plan aangeduide bestemming ‘recreatie’. Het meest dicht bij de woning gelegen gronden met de bestemming recreatie bevatten geen bouwvlak en zijn bedoeld voor het parkeren.
Daarnaast zijn een aantal woonpercelen aan de Dokter Larijweg gelegen op ten minste ca 50 meter van de met dit plan aangeduide bestemming ‘recreatie’. Het meest dicht bij de woning gelegen gronden met de bestemming recreatie bevatten geen bouwvlak en zijn bedoeld voor het parkeren dan wel als recreatief mede gebruik van agrarische gronden (waaronder het maisdoolhof).
Betreffende de hinderfactoren geur, stof, en gevaar wordt voldaan aan de gestelde richtafstanden geldend voor ‘recreatiecentra, vaste kermis’. Aan de hinderfactoren geluid kan niet worden voldaan.
Zoals aangegeven zijn de richtafstanden een indicatieve afstand voor bepaalde bedrijfsactiviteiten. Van deze indicatieve afstanden kan onderbouwd worden afgeweken. Zoals aangegeven is geluid in dezen de bepalende factor. Uit het akoestisch onderzoek, van 5 januari 2022 met nummer 6413/NAA/ad/ft/5, blijkt dat de uitbreiding van de inrichting ruimschoots inpasbaar is in de omgeving. Naar aanleiding van ambtelijke opmerkingen is een aanvulling op dat rapport opgesteld. Zie voor een nadere onderbouwing paragraaf 4.3 en het
akoestisch onderzoek in bijlage 1.
Gezien voornoemde is aantoonbaar dat met dit plan binnen het plangebied dan wel de omliggende woonpercelen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.
In het kader van een ruimtelijke ontwikkeling dient gemotiveerd te worden dat de voorgenomen functie passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Er wordt geen gevoelige functie toegevoegd daarom is er geen onderzoek nodig. De af te graven grond bij aanleg en/of bouwwerkzaamheden zal op het terrein worden verwerkt. Mocht er wel grond worden afgevoerd dan zal dat moeten gebeuren conformBesluit Bodemkwaliteit.
Conclusie:
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
Met dit plan worden functies binnen het plangebied verlegd. Dat kan van invloed zijn op nabij gelegen geluidsgevoelige objecten. Zoals reeds in paragraaf 4.1 is aangegeven kan niet voldaan worden aan de hinderrichtafstand betreffende de factor geluid geldend voor ‘recreatiecentra, vaste kermis’. Van deze afstand kan onderbouwd worden afgeweken. Er is in het kader van dit plan akoestisch onderzoek gedaan door NAA. Het onderzoek is voorafgaand aan de ontwerpfase herzien naar de actuele beoogde bedrijfssituatie. Uit het rapport blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijk grenswaarden en aan de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ en voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Daarop is vastgesteld dat de uitbreiding akoestisch gezien zonder meer mogelijk terwijl een goed woon- en leefklimaat bij de woningen wordt gehandhaafd. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage 1. Het betreffende rapport is beoordeeld door de RUD en akkoord bevonden.
Conclusie:
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een plan niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een plan de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is
sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Er is in dezen geen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.
Volgens de “Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)” opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2017 minder dan 18 µg/m3. En is de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2020 (gebaseerd op meetgegeven uit 2016) tevens kleiner dan 18 µg/m3.
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10) voor de bescherming van de gezondheid van de mens een grenswaarden van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
Met dit plan is het gezien voornoemde niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit project.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
Volgens www.risicokaart.nl van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving. Tevens zijn binnen de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen buisleidingen gelegen. Er is daarmee geen nadere afweging betreffende plaatsgebonden risico dan wel groepsrisico vereist.
Conclusie
Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering betreffende dit plan.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer). Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 1. Daarbij is aangegeven dat de cultuurhistorische waarde van dit gebied zeer hoog is en dat bij nieuwe ontwikkelingen spelen cultuurhistorische waarden een essentiële rol spelen. Daarbij wordt het zorgvuldig inpassen van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande situatie aanbevolen, waarbij iedere verandering zou moeten bijdragen aan het versterken van de bestaande cultuurhistorische waarden of deze tenminste niet aantasten.
Het plangebied is volgens de inventarisatie kaart gelegen in het cultuurlandschap: Hollandveenontginning, met heterogene structuur. Alle veenontginningen in de gemeente De Wolden worden tot de Hollandveenontginningen met heterogene structuur gerekend. De heterogene structuur bestaat uit verspreid liggende bosjes en een afwisselend grondgebruik. Dicht bij het veen lag grasland. Op en nabij het veen werd akkerbouw bedreven. Bebouwing in linten, met plaatselijk bebouwing buiten de lijn van het lint. In de laatste anderhalve eeuw ontwikkelde zich in Ruinerwold een bijzonder dubbellint. Ruinerwold wordt ook wel tot de randveenontginningen gerekend omdat het veen hier tegen de keileemrug uitwigde.
Tevens is op de inventarisatie kaart een nog bestaande weg en een verdwenen weg van voor 1832 aangeduid. De nog bestaande weg is het kavelpad gelegen aan de westzijde van de boerderij en welke doorloopt tot aan de Dr. Larijweg. Dit kavelpad blijft ongewijzigd met dit plan.
Met dit plan is een gebruikswijziging voorzien, waarbij de recreatieve functie toeneemt en de agrarische bedrijfsvoering zal afnemen. De wijziging vindt in hoofdzaak binnen het bestaand als zodanig ingerichte bedrijfsperceel plaats. Buiten het bestaande bedrijfsperceel is met dit plan in noordelijke richting voorzien in parkeerruimte.
Het plangebied is gelegen binnen de bestaande stroken verkaveling tussen de twee historische bebouwingsassen. De voorgenomen bebouwing is gelegen binnen het bestaande bedrijfsperceel en zal het open karakter tussen de twee bebouwingsassen niet (verder) aantasten. De bestaande parkeerplaats en uitbreiding zal landschappelijk worden ingepast conform het LOK. De aanleg en instandhouding daarvan is in de regels met een voorwaardelijke verplichting geborgd.
De structuren van het landschap worden met dit plan niet aangetast en zover nog aanwezig behouden.
Monumenten
De Dr. Larijweg is een bijzonder bebouwingslint. Aan deze weg staan veel rijks- of provinciale monumenten en karakteristieke panden.In 2012 is een bestemmingsplan ontwikkeld voor de uitbreiding van het bedrijf. Tijdens de uitbreiding van het bedrijf is aan de noordkant van het plangebied een groenstrook gerealiseerd ter bescherming van het karakteristieke bebouwingslint van de Dr. Larijweg.
De met dit plan voorgenomen parkeerplaatsen zijn in de lengte richting met de karakteristieke verkaveling gesitueerd. Deze situering is meer passend binnen de structuur van de opstrekkende verkaveling. Daarmee is echter wel een bepaalde lengte vereist om te voorzien voldoende parkeerruimte. De vergroting van de parkeerplaats zal met dit plan worden ingepast, met aan de west- en oostzijde met hagen en aan de noordkant met een flinke bossingel. Het piekparkeren is voorzien noordelijk van de voornoemde landschappelijke inpassing, maar behoud een groene inrichting en zal enkel dienst doen bij zeer drukke dagen.
De met dit plan voorgenomen parkeerruimte komt ter hoogte van de bestaande groene buffer aan de noordzijde te liggen. Ter afscherming ten opzichte van de Dr. Larijweg wordt een nieuwe buffer aan de noordzijde van de uitgebreide parkeerplaats aangelegd. Het piekparkeren, welke qua inrichting een groene uitstraling zal behouden, is gelegen aan de noordzijde van deze nieuwe groene buffer. In het inrichtingsplan, bijgevoegd als bijlage C, is de landschappelijke inrichting verbeeld.
Hierdoor is de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed op deze beschermde dan wel karakteristieke gebouwen.
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is in hoofdzaak op de kaart aangeduid met de waarde ‘lage verwachting’. In deze gebieden waar de waarde ‘lage verwachting’ geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 3 ha en dieper dan 30 cm –Mv. Ten noorden van het perceel is een dun strookje grond aangeduid met ‘historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties’. In gebieden waar de waarde ‘historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties’ geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen > 100 m² en dieper dan 30 cm -Mv.
Met dit plan zijn geen ontwikkelingen voorzien op het strookje grond ten noorden van het plangebied met een hoge verwachting. De met dit plan voorgenomen werkzaamheden zijn voorzien op de gronden aangeduid met een lage verwachting.
Daarbij zullen de werkzaamheden, met bodemingreep dieper dan 30 cm –Mv, de oppervlakte van 3 ha niet kunnen overschrijden. Daarmee is in dezen geen archeologisch onderzoek verplicht is. In het kader van artikel 5.10 in de Erfgoedwet is het wel verplicht om toevalsvondsten te melden bij de provinciaal archeoloog.
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er naar verwachting geen belemmeringen betreffende dit project.
In het kader van dit project is op 19 september 2018 de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets dient de normale procedure te worden gevolgd. Na bestudering van de informatie en in overleg met de afdeling vergunningen is het waterschap Drents Overijsselse Delta tot het oordeel gekomen dat het plan in aanmerking voor de korte procedure.
Concreet betekent dit dat de planvorming doorgang kan hebben onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toepast. Het waterschap Drents Overijsselse Delta beschouwt daarmee het plan als afgehandeld.
Standaard waterparagraaf korte procedure
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te ‘toetsen op water’, de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in ‘Water Raakt!’. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan bedraagt de toename van het verharde oppervlak niet meer dan 1500 m². Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi’s heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.
Het gebruik van uitlogende materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen niet gebruikt.
Watervergunning (of melding) op grond van de Keur
Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding.
In het plan bevindt zich een A-watergang. Deze watergang heeft een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten hebben zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap, door tijdig een vergunning te hebben aangevraagd. De watervergunning met nummer 3743825 is op 16 juli 2018 verleend.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin. Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.
Overwegingen
Met dit plan is een gebruikswijziging voorzien, waarbij de recreatieve functie toeneemt en de agrarische bedrijfsvoering zal afnemen. Daarbij omvat dit plan de mogelijkheden tot uitbreiding van de bebouwing. De wijziging vindt in hoofdzaak binnen het bestaand als zodanig ingerichte bedrijfsperceel plaats. Buiten het bestaande bedrijfsperceel is met dit plan in noordelijke richting voorzien in parkeerruimte.
Voor de nieuwe bebouwing zal een afzonderlijke procedure omgevingsvergunning door lopen worden. Bij de voorbereiding en uitwerking van het bouwplan zal voornoemd wateradvies in overweging worden genomen. De (reguliere) parkeerplaatsen bevatten puinverharding. De wijze van aanleg is besproken met het waterschap, waarbij is aangegeven dat deze puinverharding niet als (extra) verhard oppervlak wordt aangemerkt. Betreft de plaatsen voor het piekparkeren blijft sprake van onverhard grasland.
Ten opzichte van de aan het waterschap voorgelegde terreinplan is een deel van het parkeren (het piek parkeren) gewijzigd. Dit is niet van negatieve invloed op het aspect water en daarmee is het terreinplan niet weer voorgelegd aan het Waterschap.
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn geen belemmeringen betreffende dit project.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Met dit plan is een gebruikswijziging voorzien, waarbij de recreatieve functie toeneemt en de agrarische bedrijfsvoering zal afnemen. De wijziging vindt in hoofdzaak binnen het bestaand als zodanig ingerichte bedrijfsperceel plaats. De overige gronden zijn in gebruik als akkerland met een recreatieve mede gebruik. Door de bestaande agrarische en recreatieve bedrijfsvoering is reeds sprake van een verstoord gebied.
De aanleg van de parkeerplaatsen is reeds aangevangen. De voorgenomen werkzaamheden zullen gestaag worden voorgezet. Gezien de aard en omvang van het plan alsmede de bestaande activiteiten ter plaatse, is het niet waarschijnlijk dat beschermde Flora en Fauna aangetast wordt.
Gebiedbescherming
Het plangebied is gelegen op circa 3,7 kilometer van het meest dichtbij gelegen natura 2000 gebied Holtingerveld, op circa 7,0 kilometer van het natura 2000 gebied Dwingelerveld en op circa 9,7 kilometer van het natura 2000 gebied De Wieden. Gezien de aard en omvang van het plan is geen sprake van een significant effect op de voornoemde gebieden. Om voornoemde te onderschrijven is door Fopma natuuradvies een Aerius berekening uitgevoerd betreffende dit voornemen. Het rapport van 14 maart 2023 met nummer 2023-643 is bijgevoegd als bijlage 2. In het rapport wordt geconcludeerd dat in de aanlegfase en de gebruiksfase de depositie van stikstof op geen enkel meetpunt in het Natura 2000-gebied hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.
De ligging van kabels en leidingen onder het maaiveld, in combinatie met bijbehorende beschermingsstroken kan beperkingen geven voor de planontwikkeling. Een omlegging daarvan kan forse financiële consequenties hebben voor de haalbaarheid van plannen. Het beoogde plan betreft realisatie geheel op eigen gronden. Planologisch relevante leidingen zijn hier niet aanwezig. Voor het overige zorgt initiatiefnemer bij de bouw en aanleg voor afstemming met eventuele instanties zoals nutsbedrijven.
Conclusie
Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten
Met dit plan zal sprake zijn van een toename van de verkeersintensiteit alsmede arkeerbehoefte. Omdat het bestaande agrarische bedrijf, in afgeslankte vorm, in stand blijft is deze in dezen buiten eschouwing gelaten. Hieronder wordt deze toename getoetst aan de normen zoals vermeld in de CROW publicatie 381 waarin de parkeer kerncijfers en de kerncijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen en onderwijs.
Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe kan toegedeeld worden tot de groep sport, cultuur en ontspanning. Binnen deze groep is de bestemming Indoorspeeltuin/kinderspeelhal. In dezen is geen sprake van een puur inpandige speeltuin en daarmee is de voornoemde bestemming en de daarbij aangegeven kerngetallen niet geheel passend. In de publicatie wordt een onderscheid gemaakt tussen grote, gemiddeld en kleiner bedrijven. Uit de toelichting daarbij is op te maken dat in dezen sprake is van een gemiddeld bedrijf. De in de publicatie aangegeven kerngetallen gaan echter uit van een bedrijfsvloeroppervlak van enkel indoor activiteiten. In dezen is echter sprake van een relatief grote buitenruimte waarvoor geen kerngetallen zijn gegeven. Daarom is er voor gekozen in dezen het plan te toetsen aan de kerngetallen van een grotere indoorspeeltuin/kinderspeelhal. Daarbij is uitgegaan van een ligging in niet stedelijk buitengebied. Vanwege de ingekomen inspraakreacties is tevens de parkeerbehoefte op basis van gemiddelde bezoekersaantallen in beeld gebracht om een meer representatieve toetsing van de parkeerdruk.
Parkeren
Behoefte naar Crow normen
Voor de bestemming indoorspeeltuin/kinderspeelhal (groot) geldt in dezen een parkeerbehoefte van minimaal 3.6 tot maximaal 8.6 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo). Dat is een gemiddelde van 6.1 parkeerplaats per 100 m² bvo. De voornoemde kernkengetallen omvatten een bezoekersaandeel van 98%. Dat houdt in dat 2% van de kernkengetallen toegerekend wordt aan niet het bezoekersdeel, waaronder personeel.
Conform vaste rechtspraak dient met een ruimtelijke ontwikkeling de planologische extra parkeerbehoefte te worden opgevangen. Daarmee is het van belang vast te stellen of en met hoeveel de bouwmogelijkheden toenemen met dit plan. Op grond van de beheersverordening was een bebouwingspercentage ten hoogste 12% van het bouwvlak ter hoogte van de functie aanduiding dagrecreatie toegestaan. Dat bouwvlak had een omvang van ca 1,6 ha. Daarmee was een bebouwing voor dagrecreatie mogelijk van ten hoogte ca 1920 m². De bebouwing van het bouwvlak ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbinnen tevens recreatie mede gebruik is toegestaan is hierbij buiten beschouwing gelaten. Op grond van dit plan mag ten hoogste 15% van het bouwvlak binnen de bestemmingsvlak recreatie bebouwd worden. Het betreffende bouwvlak heeft een oppervlakte van 23937 m² en daarmee mag ten hoogste 3590,55 m² aan bebouwing worden opgericht. Daarmee is ten behoeve van de recreatieve functie 1670,55 m² aan extra bebouwing mogelijk. Op basis van het voornoemde neemt met dit plan de parkeerbehoefte toe met gemiddeld (16,7 x 6.1) 102 parkeerplaatsen per dag. Met dit plan wordt ten opzichte van de voorgaande (planologische) situatie het bestaande aantal parkeerplaatsen (ca 180 stuks) met ruim meer vergroot tot 356 parkeerplaatsen. Tevens wordt daarnaast voorzien in 56 parkeerplaatsen
voor piekdagen. Op het inrichtingsplan zijn de parkeerplaatsen verbeeld (zie Bijlage C).
Behoefte naar bezoekersaantallen
Om duidelijkheid te krijgen of de in het voorontwerpplan gebruikte norm in de praktijk voldoende uitwerking heeft is het bezoekersaantal en daarmee het aantal voertuigen, afgezet tegen de parkeerruimte. De bezoekers van De Drentse Koe brengen veelal een dagdeel een bezoek en daarmee is veelal sprake van een dubbele bezetting van de parkeerplaatsen. Uit ervaring is gebleken dat deze dubbele bezetting een reëel beeld is. De gebruikte gegevens zijn van de periode februari 2019 tot en met januari 2020. Daarbij is tevens de beoogde groei door middel van een procentuele groei en de daarbij verwachte toename van het bezoekersaantal en de toename van voertuigen inzichtelijk gemaakt.
Betreft het aantal voertuigen is er vanuit gegaan dat er gemiddeld 3 personen met een personenauto reizen. Daarbij is geen rekening gehouden met de vele bussen waarmee het aantal voertuigen lager zal zijn. Tevens is de vermelde dubbele bezetting niet in mindering gebracht waarmee er sprake is van overlap van de daadwerkelijk aanwezige bezoekersaantallen. In tabel 4.1 zijn de voornoemde bezoekersaantallen de daarop berekende groei uit een gezet.
Uit tabel 4.1 is af te leiden de piekbelasting in de periode februari 2019 tot en met januari 2020 een bezoekersaantallen van 731 personen betrof. Daarmee is uitgaande van 3 personen per voertuig sprake van een piekbehoefte van 244 parkeerplaatsen. Met de beoogde groei zou deze piekbehoefte toenemen tot 272 parkeerplaatsen. De gemiddelde bezetting in de periode februari 2019 tot en met januari 2020 betrof 367 personen. Daarmee is uitgaande van 3 personen per voertuig sprake van een gemiddelde behoefte van 122 parkeerplaatsen. Met de beoogde groei zou deze gemiddelde parkeerbehoefte toenemen tot 137 parkeerplaatsen. De beoogde vergrootte parkeerplaats bevat parkeergelegenheid voor 356 personenvoertuigen. Daarbovenop is sprake van de aanleg van extra parkeerruimte voor piekdagen waarmee in totaal sprake is van parkeergelegenheid voor 424 personenvoertuigen.
Deze vergrootte parkeerplaats is voldoende ruim is voor de beoogde groei. Waarbij de berekende parkeerbehoefte ook in piekdagen kan worden opgevangen.
Verkeer
Verkeersintensiteit naar Crow normen
Voor de bestemming indoorspeeltuin/kinderspeelhal (groot) geldt in dezen een verkeersgeneratie van minimaal 4.4 tot maximaal 10,5 voertuigen per dag per 100 m² bvo. Dat is een gemiddelde van 7,45 voertuigen per 100 m² bvo. Zoals aangegeven kan op grond van dit bestemmingsplan ten hoogste 15% van het bestemmingsvlak recreatie bebouwd worden. Op basis van het voornoemde is de verkeersgeneratie gemiddeld (16,7 x 7,45) 125 voertuigen per dag.
Verkeersintensiteit naar bezoekersaantallen
Hiervoor is op basis van de bezoekersaantallen de hoeveelheid voertuigen per dag berekend. In tabel 4.1 zijn de bezoekersaantallen in de periode februari 2019 tot en met januari 2020 en de beoogde groei weergegeven. Uitgaande van 3 personen per voertuig is er sprake van gemiddeld 122 voertuigen per dag met een piek van 244 voertuigen per dag.
Ontsluiting
Het perceel is direct ontsloten op de doorgaande weg (Wolddijk) tussen Oosteinde en Ruinerwold. In zuidelijke richting is de Wolddijk via de doorgaande wegen Kerkweg en Koekangerweg, ontsloten op de provinciale weg N375. In noordelijke richting is de Wolddijk via meerdere wegen ontsloten op de provinciale weg N371. Verder is de Wolddijk in westelijke richting via de doorgaande weg Haakswold ontsloten op de rijksweg A32.
De Wolddijk dan wel het omliggende wegen netwerk is van dien aard en omvang dat deze voornoemde toename aan verkeer kan opvangen. Daarmee zullen van gemeentewege verkeersremmende maatregelen worden getroffen aan De Wolddijk waarmee de veiligheid zal toenemen.
Conclusie
Vanuit het aspect parkeren en verkeer zijn er middels de aanpassingen geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een wijzigingsplan plan m.e.r.-plichtig, project m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Met dit plan wordt de bestaande recreatieve functie vergroot en de agrarische functie verkleind. Deze activiteit is in Kolom D te scharen onder punt 11.2 ‘De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.”
Daarbij geldt dat volgende de drempelwaarden:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Met dit plan worden de voornoemde drempelwaarden niet overschreden. Tevens is de uitbreiding van dien aard en omvang dat er geen sprake is van negatieve effecten op natuurgebieden of andere gevoelige gebieden. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Voor dit plan is een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling (vormvrij)opgesteld ten behoeve van de besluitvorming door het bevoegd gezag inzake de noodzaak voor het opstellen en procedureel doorlopen van een milieueffectrapportage.
Conclusie
Vanuit het aspect milieueffectrapportage zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieuen omgevingsaspecten. Op basis van de informatie uit deze hoofdstukken zijn is het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels, bepaald. De regels omvatten bepalingen betreffende het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.De verbeelding geeft de indeling van de bestemmingen en aanduidingen weer.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De opzet van de bestemmingsregels is gebaseerd op de beheersverordening Buitengebied. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen niet opgenomen in dit plan.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
De regels zijn gebaseerd op de regels voor de agrarische alsmede recreatieve bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij enkele maatwerkaanpassingen zijn getroffen. Tevens zijn de niet van toepassing zijnde regels weggelaten.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in regels van dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.
Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:
In paragraaf 5.2 wordt een nadere toelichting gegeven van en de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.
Algemene regels
De op het plan van toepassing zijn de algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3.
Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Algemene aanduiding regels: In dit artikel zijn de regels betreffende de algemene aanduiding regels aangegeven.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Artikel 3 Agrarisch
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie’ zijn tevens dagrecreatieve voorzieningen, in de vorm van een maisdoolhof, toegestaan. Met daaraan onderschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden, openbare nutsvoorzieningen en educatief medegebruik, met de daarbij behorende voorzieningen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bepalingen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe, zijn overgenomen in dit plan. Daarbij zijn maatwerk bepalingen getroffen op basis van de regels van de beheersverordening Buitengebied De Wolden. Tevens zijn, vanwege de afname van de agrarische activiteiten, de bebouwingsmogelijkheden beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 100% van de bestaande bedrijfsbebouwing. De in augustus 2019 vergunde loods wordt in dit plan aangemerkt als een bestaand recht en wordt meegerekend in de bepaling van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing. Met een afwijking kan medewerking worden verleend voor vergroting van de oppervlakte bedrijfsbebouwing tot ten hoogste 110%. Tevens worden naast de gebruikelijke torensilo's, kassen en tunnelkassen, tevens silo's en bassins expliciet uitgesloten in de bouwregels.
Artikel 4 Recreatie
De op voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten dienste van de dagrecreatie, waaronder sanitaire voorzieningen, detailhandel, dienstverlening, sport en spelvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, horeca in de vorm van kantines en/of restaurants, groepsruimten alsmede wonen ten behoeve van bedrijfsvoering recreatieve en/of agrarische bedrijfsvoering op het aangrenzende perceel. Met daaraan ondergeschikt detailhandel, parkeervoorzieningen en educatief medegebruik met de daarbij behorende voorzieningen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bepalingen, zoals vastgelegd in de beheersverordening Buitengebied De Wolden, zijn overgenomen in dit plan. Daarbij zijn maatwerk bepalingen getroffen op basis van de rechten op grond van het bestemmingsplan Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe (vastgesteld 13 december 2012). Daarbij is het bebouwingspercentage ten behoeve van recreatie verhoogd van 12% naar 15%.
De aanleg en het behoud van de landschappelijke inpassing is in de regels geborgd door middel van een voorwaardelijk verplichting.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten, komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
Het conceptbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de vooroverlegpartners. Hierop is van de provincie Drenthe en het Waterschap Drents Overijsselse Delta een vooroverlegreactie gegeven.
Het bestemmingsplan heeft als voorontwerp van 7 november tot en met 4 december 2019 ter visie worden gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie op het plan in te dienen. Tevens is op 21 november 2019 een inloopbijeenkomst gehouden.
Binnen de voornoemde ter inzage termijn zijn twee inspraakreactie ingediend bij het college.
De voornoemde reacties zijn overwogen door het college en daarop zijn in het ontwerpbestemmingsplan aanpassingen getroffen. In de bijlage de reactie nota met een samenvatting van de reacties en daarop getroffen aanpassingen (bijlage 3)
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is door het college het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de provincie, het waterschap en Veiligheidsregio Drenthe. De ontvangen reacties en daarop getroffen aanpassingen zijn vermeld in de als bijlage gevoegde reactienota (bijlage 3)
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 juli t/m 17 augustus 2022 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn drie zienswijzen ingediend. De samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording is opgenomen in de reactienota zienswijzen (bijlage 4). De zienswijzen als zodanig hebben niet geleid tot aanpassingen van het plan. Wel zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 5.