2.8 Waterhuishouding
In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op het relevante rijks-, waterschaps-, en gemeentelijk beleid.
Rijksbeleid
Het waterbeleid van het rijk is verwoord in WB21 "Anders omgaan met water". Hierin zijn uitgangspunten voor de waterkwantiteit en voor de waterkwaliteit gesteld.
Algemene uitgangspunten voor de waterkwantiteit zijn:
- bij de keuze van de locatie mag de activiteit in beginsel geen belemmering vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied;
- bij de inpassing van de activiteit is het uitgangspunt dat geen afwenteling van waterproblemen op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Water moet zoveel mogelijk ter plekke worden vastgehouden, vervolgens geborgen en mag pas in laatste instantie worden afgevoerd. Voor droge periodes geldt dan de trits "vasthouden, bergen en vervolgens aanvoeren";
- als er na een integrale afweging toch een beslissing valt die negatieve gevolgen heeft voor de (toekomstige) veiligheid of wateroverlast, moet aangegeven worden welke maatregelen nodig zijn om het watersysteem op orde te houden. Deze mitigerende en/of compenseren-de maatregelen vormen een onderdeel van het ruimtelijk besluit. De kosten komen in prin-cipe voor rekening van de initiatiefnemer van de voorgenomen activiteit.
Waterkwaliteit wordt in het nieuwe waterbeleid door WB21 beperkt ingevuld. De stroomgebiedsbenadering voor de waterkwaliteit zal met name door de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water nader in het beleid van rijk, provincie en waterbeheerder worden opgenomen. Het waterkwaliteitsbeeld is ook al vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding. Belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn:
- ten aanzien van waterkwaliteit geldt een standstill-beginsel; verdere waterverontreiniging dient te worden voorkomen en verbetering van de waterkwaliteit moet worden nagestreefd;
- bij inpassing van de activiteit is het uitgangspunt dat vervuilingsbronnen worden beperkt (schoonhouden). Indien dit niet mogelijk blijkt dan schoon en vuil scheiden en tenslotte zuiveren (trits: schoonhouden-scheiden-schoonmaken);
- afwenteling op andere gebieden moet worden voorkomen, zowel wat betreft waterkwaliteit als waterkwantiteit.
De overige genoemde uitgangspunten van het rijksbeleid voor wat betreft de wateraspecten zijn niet van toepassing op de realisering van de nieuwe woonwijk Kerkenveld-Noord.
In juni 2005 heeft het waterschap Reest en Wieden een watertoets voor de locatie uitgevoerd en onderstaand is de samenvatting van deze watertoets weergegeven.
De locatie van de nieuwe uitbreiding voor het dorp Kerkenveld is erg ongelukkig
gekozen. Er is bij de locatiekeuze duidelijk niet gekeken naar de
waterhuishoudkundige aspecten. Het gebied leent zich uitstekend voor waterberging in
extreme situaties. Het waterschap begrijpt echter dat andere motieven ook een rol
spelen en misschien belang-rijker zijn. Om nadelige gevolgen voor toekomstige
bewoners zoveel mogelijk te beperken moet rekening worden gehouden met de
volgende aspecten:
-
1. het gebied ligt laag ten opzichte van de omgeving. In extreme situaties zal dit gebied het eerst onder water lopen;
-
2. de bodemgesteldheid van het gebied is niet gunstig, het gebied is zettingsgevoelig;
-
3. de kans op grondwateroverlast is groot door kwel en grondwatertrap V in combinatie met de slecht doorlatende laag;
-
4. het gebied staat bekend als risicogebied en kent een overstromingsrisico van eens in de 10 jaar. Dat is relatief vaak voor een woongebied. In de afsprakennotitie geeft het waterschap aan waaraan het plan moet voldoen om zo weinig mogelijk overlast te krijgen.
Daarnaast heeft Tauw een advies 'waterhuishoudkundige inrichting voor nieuwbouw te Kerkenveld' opgesteld. De aanbevelingen uit dit onderzoek zijn onderstaand weergegeven.
-
Het maaiveld wordt opgehoogd tot NAP + 10,4 meter voor bebouwd gebied en
NAP + 10,1 meter voor groengebied, zodat de ontwateringsdiepte en de
drooglegging in het plangebied voldoende zijn voor realisatie van een woonwijk. Om
wateroverlast te voorkomen, dient dit ophoogmateriaal voldoende doorlatend te
zijn.
-
Om wateroverlast voor de bestaande bebouwing te voorkomen, wordt een IT-riool
aangebracht tussen de nieuwe wijk en de bestaande bebouwing.
-
Om zetting van de bodem te voorkomen, wordt ter plaatse van de toekomstige
woningen en wegen het veen verwijderd.
-
Om hemelwater in het plangebied te kunnen bergen, wordt ruimte gereserveerd
voor een waterpartij. Het benodigde oppervlak van de waterpartij is afhankelijk van
de uiteindelijke inrichting, de toegestane peilfluctuatie (die weer afhankelijk is van
de gewenste drooglegging in standaardsituaties en extreme situaties) en het
toekomstige talud van de waterpartij. Het ruimtebeslag van de vijverpartij hangt
ook af van de ecologische waarde en belevingswaarde. Dit kost ruimte. Deze
ruimte kan worden gecombineerd met openbaar groen.
-
Voor de uitbreiding te Kerkenveld dient een waterhuishoudingsplan te worden
opgesteld met daarin de hoeveelheden en dimensies van het nieuw in te richten
watersysteem.
Het wateradvies heeft geleid tot een nieuw verkavelingsplan waarbij de verkaveling is aangepast op naar aanleiding van de noodzakelijke berging. Aan de noordzijde zal de bestaande sloot worden verbreed waardoor er extra capaciteit wordt gegenereerd voor de opvang van regenwater.