Plan: | Flessenhals, Voorste Diep |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1681.00BP0067WP01-VG01 |
In het kader van natuurontwikkeling in het Hunzedal wordt de inrichting van verschillende nieuwe deelgebieden voorbereid. In het Hunzedal ligt een opgave om in totaal 7115 hectare nieuwe natuur in te richten. De basis hiervoor is de Hunzevisie van 1995 en het provinciale water- en natuurbeleid dat mede op deze Hunzevisie is gebaseerd. Een deel van het Hunzedal is al ingericht. Het deelgebied Flessenhals is één van de gebieden die nog ingericht moeten worden. Het gaat om een integrale planuitwerking waarin naast natuurdoelen ook wateropgaven (zoals waterberging/ waterkwaliteitsverbetering) en recreatief medegebruik een rol spelen. De nieuwe inrichting past binnen de ambities voor water en natuur die zijn vastgesteld in het programma Natuurlijk Platteland 2016-2021.
Het gehele gebied van Flessenhals is aangewezen als Natuurnetwerk Nederland. In het bestemmingsplan zijn de meeste gronden als 'natuur' bestemd. Voor het meest noordelijke deel van het plan ligt binnen het bestemmingsplan Buitengebied. De bestemmingen die voor de nog ontbrekende percelen gelden zijn de enkelbestemmingen 'Sport', 'Groen - Opgaand' en 'Water'. Er gelden ook diverse dubbelbestemmingen.
Voor het totale gebied, dat omgezet moet worden naar 'natuur', is een gebiedsaanduiding opgenomen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur'. Deze gebiedsaanduiding biedt de mogelijkheid om het aangeduide gebied te wijzigen naar de bestemming 'Natuur - 2', zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. In dit wijzigingsplan wordt deze bestemming omgezet in de bestemming 'Natuur - 2', zodat het plan uitgevoerd kan worden.
Het plangebied ligt zuidoostelijk van de kern Borger in de gemeente Borger-Odoorn. Het plangebied ligt tegen het Voorste Diep aan. De volgende afbeelding geeft het plangebied weer.
Afbeelding: Afbakening plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld 29-11-2018). In het plangebied liggen de volgende bestemmingen:
Afbeelding: Bestemmingsplan ter plaatse van plangebied
Voor het gehele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied natuur'. Hiervoor is het volgende in de regels opgenomen:
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied natuur' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur - 2', met dien verstande dat:
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van de bestemming Natuur - 2 van overeenkomstige toepassing.
In dit wijzigingsplan worden de gronden voor natuurontwikkeling omgezet naar 'Natuur - 2', zodat het inrichtingsplan Flessenhals, Voorste Diep uitgevoerd kan worden.
Deze toelichting onderbouwt de wijziging van sport- naar natuurbestemming. Hiervoor wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt het plan getoetst aan het huidige beleid van rijk, provincie en gemeente in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van het voorgenomen plan en hoofdstuk 5 gaat in op de milieuaspecten die hiermee gemoeid zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft hoe de planregels van dit wijzigingsplan opgezet zijn en hoofdstuk 7 gaat in op de haalbaarheid van het wijzigingsplan.
Dit hoofdstuk geeft een korte beschrijving van de historie, ruimtelijke structuur en inrichting van het plangebied. Een uitgebreidere beschrijving van de historische ontwikkeling van het beekdal en een beschrijving van het geologie, hydrologie en watersysteem zijn opgenomen in het inrichtingsplan (Bijlage 1).
Het Voorste Diep hoort bij het Hunzedal. Het oerstroomdal van de Hunze ontstond doordat het smeltwater van het ijspakket een weg naar zee zocht. Het Voorste Diep komt samen met het Achterste Diep uit in de Hunze. Het Voorste Diep ontspringt op de Hondsrug (vanuit het vroegere Odoornerveen) en ligt in een dal dat bij Borger een doorbraak door de Hondsrug heeft geforceerd. Het Voorste Diep was een meanderende beek.
Het Hunzedal is in de loop van de 20e eeuw waterhuishoudkundig steeds intensiever ingericht ten behoeve van het agrarisch gebruik. In de periode 1926-1930 is het Kanaal Buinen-Schoonoord gegraven. Het kanaal verving voor een groot gedeelte het Voorste Diep. Houtwallen verdwenen, percelen werden samengevoegd, gedraineerd en bemest met kunstmest. Het Voorste Diep werd gekanaliseerd voor een snellere waterafvoer. Sinds 1987 zijn er sportvelden, hiervoor waren deze gronden agrarisch in gebruik.
Het gehele plangebied is aangemerkt als NNN (Natuurnetwerk Nederland), maar nog niet ingericht als natuur.
Het grootste deel van het plangebied is nu sportveld. Dit maakt deel uit van sportcomplex De Drift. Sportcomplex De Drift had een overschot aan velden. De velden in het plangebied zijn daarom verkocht aan het Drentse Landschap ten behoeve van natuurontwikkeling. Het plangebied bestaat in de uiterste noordoosthoek uit bosschages.
Afbeelding: huidige situatie
De SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) is in 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een meer selectieve inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.
De volgende twee belangen zijn voor dit project van belang.
Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
In het plan Flessenhals, Voorste Diep worden landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten behouden en versterkt, wat bijdraagt aan dit nationale belang.
Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten
Onder dit belang valt het ontwikkelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is ondertussen overgegaan in het Natuurnetwerk Nederland. Het plan Flessenhals, Voorste Diep behelst de ontwikkeling van Natuurnetwerk Nederland en draagt daarmee bij aan het nationale netwerk voor natuur.
De NOVI (nationale omgevingsvisie) vervangt de SVIR, maar is op het moment van schrijven nog in ontwerp. De ontwerp NOVI heeft wel al ter inzage gelegen waarbij bedrijven, overheden en particulieren de mogelijkheid hebben gekregen om zienswijzen in te dienen. Deze worden in het eerste kwartaal van 2020 verwerkt. Daarna zal de definitieve NOVI worden vastgesteld.
De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Het uitgangspunt van de nieuwe aanpak van deze wet is dat ingrepen in de leefomgeving in samenhang plaatsvinden. Zo kunnen bij (gebieds)ontwikkelingen beter en meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Het Rijk wil op nationale belangen sturing en richting geven. Dit komen samen in vier prioriteiten:
Afwegingsprincipes
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Afweging
In dit plangebied wordt natuurontwikkeling met andere functies gecombineerd, namelijk met recreatie, cultuurhistorie en waterberging. Er is dus sprake van een combinatie van functies (afweging 1). In het inrichtingsplan staat het herstellen van landschappelijke en cultuurhistorisch structuren centraal. Hiermee sluit het plan aan op afweging 2. Het plan zal naar verwachting geen negatieve invloed hebben op de mogelijkheden en behoeften van toekomstige generaties, waarmee het plan ook aansluit op afweging 3.
Het ontwikkelen van natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland komt voort uit de SVIR. Voorliggend plan geeft hier invulling aan. Daarnaast draagt de natuurontwikkeling in dit wijzigingsplan bij aan waterberging, recreatie en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit past zowel binnen het vigerende (SVIR) als het nieuwe beleid (NOVI, die waarschijnlijk volgend jaar vastgesteld wordt).
Het ruimtelijk beleid van de provincie is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe 2018. In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe zijn de beleidsuitgangspunten vertaald in bindende regels.
De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt:
"Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend
bij deze kernkwaliteiten."
In de omgevingsvisie staan zes verschillende kernkwaliteiten die de Drentse ruimtelijke identiteit
centraal. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie,
rust en natuur.
Daarnaast zijn er ontwikkelingen die van invloed zijn op de robuuste systemen en die
Drenthe blijvend veranderen. Dit zijn:
Deze ontwikkelingen vormen de strategische opgaven in de Omgevingsvisie. Deze opgaven vragen om een integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen. Daarbij zoekt de provincie naar toegevoegde waarde en streeft ze naar het behoud, en zo nodig, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit. Kortom, het combineren van functies, kwaliteiten en strategische opgaven. Dit wordt het combinatiemodel genoemd.
Ambities en belangen
Natuur
Natuur neemt in de Omgevingsvisie een meervoudige rol in. Natuur betreft zowel een aanwezige kwaliteit – af te meten aan de biodiversiteit – als een te ontwikkelen functie (natuurontwikkeling) als een te waarderen (beleven) gebied. De provincie streeft naar beleefbare natuur én naar natuur met een economische waarde, naar variatie in en tussen levensgemeenschappen en naar de voor Drenthe kenmerkende natuur. Daarvoor is bescherming van natuur essentieel. De samenhang tussen biodiversiteit en natuurwaarden (binnen en buiten het NNN) is groot. In de Natuurvisie 2014-2040 (zie ook 3.2.2) is uitgewerkt hoe de samenhang versterken kan worden.
Biodiversiteit
Biodiversiteit is de veelheid aan planten en dieren in samenhang met elkaar en de omgeving, met variaties in genen, soorten en gemeenschappen. De biodiversiteit van het bodemleven is essentieel voor een goed functionerende en gezonde bodem en daarmee voor een toekomstbestendige landbouw. Schoon water en schone lucht zijn randvoorwaarden voor biodiversiteit. Het behouden en versterken van de biodiversiteit in Drenthe is van provinciaal belang en werkt door in meerdere beleidsvelden.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van
Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en
inwoners hebben we de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
• rust, ruimte, natuur en landschap;
• oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
• noaberschap;
• kleinschaligheid (Drentse schaal);
• menselijke maat;
• veiligheid.
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten.
Provinciale staten (PS) hebben op 2 juli 2014 de Natuurvisie 2040 Drenthe ‘Gastvrije natuur’ vastgesteld. In de visie streven PS naar natuur die tegen een stootje kan, die beleefbaar is voor mensen en die bijdraagt aan de economische ontwikkeling van Drenthe. Beschermen, beleven en benutten zijn de sporen waar invulling aan wordt gegeven. Natuur, landbouw en bebouwing worden waar het kan verweven met elkaar.
Provincies zijn verantwoordelijk voor instandhouding en ontwikkeling van de biodiversiteit. Drenthe heeft een grote biodiversiteit. Ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren, staat de biodiversiteit in Drenthe nog steeds onder druk. Met de Natuurvisie gaat de provincie door met het beleid om de natuur
in Drenthe robuust en vitaal te maken. Natuur, die tegen een stootje kan en waar soorten zich goed kunnen handhaven, met leefgebieden voor (inter-)nationaal beschermde soorten en ruimte voor karakteristieke Drentse soorten en landschappen.
Drenthe is als provincie vanwege de mooie natuur en het landschap in trek bij de toerist. De beleefbaarheid van de Drentse natuur en het landschap moet behouden en versterkt worden. Dat is tevens belangrijk voor de Drentse economie en werkgelegenheid.
Samengevat zijn de ambities voor de natuur in Drenthe:
• Natuur is robuust en vitaal;
• Natuur is beleefbaar en draagt bij.
Natuurnetwerk Nederland
Ook voor Drenthe zijn de gebieden aangewezen die onderdeel van het NNN zijn. Dit zijn voor het overgrote deel natuurgebieden, maar er liggen ook recreatiegebieden, landbouwgronden en woningen in. Een groot deel van het NNN is inmiddels gerealiseerd, maar het is nog niet helemaal klaar. De provincie gaat door met het ontwikkelen van het NNN en de ecologische verbindingen. Hierbij is het van belang dat ook andere kernkwaliteiten zoals landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden en archeologie behouden blijven en worden versterkt.
In dit plan wordt natuurontwikkeling mogelijk gemaakt, waarbij recreatie, landschap en cultuurhistorie ook een rol krijgen. Dit past in het beleid van de provincie Drenthe om de natuur in de provincie te versterken en beleefbaar te maken.
Daarnaast geeft dit plan invulling aan de ambitie om het NNN verder te ontwikkelen.
De Structuurvisie Borger-Odoorn verbeeldt en beschrijft de strategische ruimtelijke visie op de ontwikkeling van het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn voor de periode tot 2030. De structuurvisie is op 9 december 2010 vastgesteld.
De basis voor de ruimtelijke ontwikkeling van Borger-Odoorn wordt gevormd door de kenmerken van het landschap. Het landschap van de gemeente Borger-Odoorn kent een driedeling op basis van ontstaansgeschiedenis: Zand, Veen en Hunze. De Structuurvisie schept de kaders voor de ontwikkeling van het Zand, het Veen en de Hunze en geeft richting aan nieuwe initiatieven. Daarbij wordt de robuuste laag van Borger-Odoorn behouden of versterkt. Per deelgebied zijn verschillende ambities geformuleerd.
Het plangebied hoort bij het deelgebied Hunzedal.
Landschap Hunzedal
De visie voor het Hunzedal zet in op waterrijke natuurontwikkeling die de oorspronkelijke structuur van het beekdal versterkt. De natuurontwikkeling respecteert het bestaande agrarisch gebruik en is een stimulans voor natuurvriendelijke recreatie.
Natuur
In de gemeentelijke Structuurvisie is opgenomen dat binnen het Hunzedal natuurontwikkeling wordt gekoppeld aan de hermeandering van de Hunze, in het gebied dat is begrensd als Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Natuur en landbouw dienen naast elkaar te kunnen functioneren. Dit vergt een goede afstemming van de waterhuishouding op de functies natuur en landbouw.
Recreatie en toerisme
Borger-Odoorn heeft de toerist veel te bieden; er zijn tal van attracties, evenementen en verblijfsaccommodaties. Ellertshaar en Hunzedal worden aangewezen als recreatieve ontwikkelingsgebieden. Het Hunzedal is gecombineerd met de natuurontwikkelingsopgave geschikt voor recreatie.
Met dit plan wordt natuurontwikkeling mogelijk gemaakt in het Hunzedal. Het Hunzedal is in de structuurvisie Borger-Odoorn aangewezen voor natuurontwikkeling, het herstellen van meanders en recreatie. Deze onderwerpen krijgen een rol in dit plan, waarmee dit wijzigingsplan invulling geeft aan de gemeentelijke structuurvisie.
Het plangebied is onderdeel van de natuurontwikkeling Flessenhals, Voorste Diep. Het gehele inrichtingsplan is opgenomen als Bijlage 1. Dit hoofdstuk gaat alleen in op de plannen binnen dit wijzigingsplan.
De doelstelling is om natuur te ontwikkeling zonder dat dit negatieve effecten heeft op aanliggende functies (wonen, landbouw, sportvelden).
Voor het plangebied gelden de volgende uitgangspunten:
De sportvelden worden verwijderd en het gebied wordt ingericht als beekdal. Hoe dit er uit komt te zien is op onderstaande kaart weergeven. Voor het volledige ontwerp inclusief legenda wordt verwezen naar Bijlage 2.
Afbeelding: Uitsnede Voorontwerp Voorste Diep
Om dit te bereiken worden de volgende maatregelen genomen:
Wet- en regelgeving
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico’s voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen. De bodem kan ook geschikt worden gemaakt voor een gebruiksfunctie door middel van het uitvoeren van een bodemsanering.
Onderzoek
Op basis van milieuhygiënisch bodemonderzoek (Royal HaskoningDHV, 25 november 2019) zijn aandachtsgebieden aangewezen waar onderzoek dient plaats te vinden om te bepalen of ze een belemmering vormen voor de voorgenomen werkzaamheden.(bijlage..) In het projectgebied zijn enkele dammen, dempingen en puinpaden aanwezig. Aangezien de aard en herkomst van het gebruikte materiaal niet bekend is dienen deze als verdacht te worden beschouwd op de aanwezigheid van bodemverontreiniging.
Het gaat dan om de volgende locaties (zie ook kaart):
Afbeelding: aandachtslocaties milieuhygiënisch bodemonderzoek
Vervolgonderzoek
Er heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is als Bijlage 3 bij dit wijzigingsplan gevoegd.
Het onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Conclusie:
Vastgesteld kan worden dat binnen het plangebied sprake is van gesloten grondbalans. Bij eventuele afvoer van grond van de locatie naar elders dient in relatie tot hergebruik rekening te worden gehouden met de vastgestelde kwaliteit (indicatief) en de eisen die worden gesteld vanuit de regelgeving.
Verder wordt aanbevolen bij graafwerkzaamheden alert te zijn op zintuiglijk waarneembare verontreinigingen die afwijken van het beeld dat bij het onderhavig onderzoek is verkregen.
Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor dit wijzigingsplan, mits rekening wordt gehouden met het bovenstaande.
Wet- en regelgeving/beleidskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect.
Provinciaal en regionaal waterbeleid
Het waterbeleid van de provincie Drenthe is vastgelegd in het regionaal waterplan, dat deel uitmaakt van de Omgevingsvisie. Het regionaal waterplan bevat de hoofdlijnen van het Drentse waterbeleid en de ruimtelijke vertaling daarvan.
Van provinciaal belang zijn:
Het plangebied van het bestemmingsplan valt voor het grootste gedeelte onder het beheer van het Waterschap Hunze en Aa's. Binnen het beheergebied van Waterschap Hunze en Aa's is sprake van zes watersystemen. Voor het plangebied zijn de watersystemen Hunze, Veenkoloniën en Drentsche Aa van toepassing. Het zuidelijke deel van het plangebied, ter hoogte van Odoorn, Klijndijk en Odoornerveen, ligt in het beheergebied van Waterschap Vechtstromen. In hun beheerplannen voor de periode 2016-2021 is door beide waterschappen op hoofdlijnen vastgelegd met welke ambities de ontwikkelingen en opgaven op het gebied van veiligheid, voldoende water en schoon en ecologisch gezond water worden opgepakt.
Effecten
In de deelgebied 3 blijft het peil gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Er wordt weliswaar een meander aangelegd, maar het peil verandert niet. Dit betekent dat in de beide gebieden geen verhoging van de grondwaterstand verwacht wordt en daarmee ook geen uitstraling naar de omgeving.
Betrokkenheid Waterschap Hunze en Aa en conclusie
Bij de ontwikkeling van het project is het Waterschap steeds partij geweest. Het project is in nauw overleg met het Waterschap ontstaan, mede door feit dat het Waterschap eigenaar is van betreffende gronden. Voor de aanleg is volgens het Waterschap wel een watervergunning noodzakelijk. Hiervoor dient de verkorte procedure te worden gevolgd.
Wet- en regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving. Juridisch en beleidsmatig strekken de planologisch relevante natuur- en landschapsaspecten zich uit over soortenbescherming en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is het toetsingskader voor de soorten- en gebiedsbescherming.
Voor de wettelijk beschermde plant- en diersoorten geldt het zogenoemde ‘nee, tenzij’-principe als uitgangspunt. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken.
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren van dit netwerk.
Onderzoek
Royal HaskoningDHV heeft een natuurtoets uitgevoerd om de mogelijke effecten op beschermde soorten en natuurgebieden in beeld te brengen en eventuele mitigerende maatregelen te treffen (Natuurtoets Flessenhals, 5 november 2019, Bijlage 4)
Soortbescherming
In het plangebied komen verschillende beschermde zoogdieren voor, waaronder: das, otter, bever, boommarter, steenmarter en eekhoorn. Ook komen in het plangebied diverse vleermuissoorten en broedvogels voor. Verder kunnen de groene glazenmaker en grote vos tijdelijk in het plangebied voorkomen.
In het bosje ten noordoosten van het plangebied en ten zuiden van het paardenweiland kunnen vaste rust- en voortplantingsplaatsen aanwezig zijn van de eekhoorn en steenmarter. Voor de eekhoorn kan de boomholte ten westen van de Eeserstraat ook dienen als vaste rust- en voortplantingsplaats. Verder kunnen beide soorten foeragerend voorkomen in het plangebied. Het gebied wordt gebruikt als foerageergebied door de das, gezien de verschillende waargenomen wissels. Er bevinden zich geen burchten in het plangebied. Ook de otter kan foeragerend voorkomen in het Voorste Diep. De bever kan (tijdelijk) migrerend voorkomen.
In het plangebied zijn vliegroutes, (mogelijke) rust- en verblijfplaatsen en foerageergebied aanwezig van vleermuizen. Ook is het gebied geschikt als broedterritorium en leefgebied voor broedvogels. Verder kunnen de grote vos en groene glazenmaker (tijdelijk) migrerend voorkomen.
Wanneer bomen worden gekapt in het bosje ten noordoosten van het plangebied kunnen vaste rust- en voortplantingsplaatsen van de eekhoorn en steenmarter vernield of beschadigd raken. Ook kunnen mogelijk jaarrond beschermde nesten verloren gaan. Dit is in overtreding van de Wnb. Voorafgaand aan de werkzaamheden moeten deze bosjes worden gecontroleerd op eekhoornnesten, steenmarterverblijfplaatsen en jaarrond beschermde nesten. Uit dit vervolgonderzoek moet blijken of een vergunning van de Wnb t.a.v. de eekhoorn en steenmarter noodzakelijk is.
Verstoring van broedvogels moet voorkomen worden door te werken buiten het broedseizoen, dat globaal loopt vanaf begin maart tot augustus, of het nemen van mitigerende maatregelen. Een ecoloog ter plaatse moet beoordelen welke specifieke maatregelen genomen moeten worden om de werkzaamheden ook tijdens het broedseizoen te kunnen uitvoeren. Dit moet worden beschreven in een ecologisch werkprotocol.
Het kappen van bomen moet buiten het broedseizoen uitgevoerd worden. Daarnaast worden geen bomen gekapt met geschikte vleermuisverblijfplaatsen, zodat geen mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen vernield worden. Als dit niet mogelijk is, dan moet aanvullend onderzoek naar vleermuizen worden uitgevoerd. Verder hebben de werkzaamheden geen negatieve effecten op beschermde soorten in het plangebied en zijn zelfs mogelijk positief voor sommige soorten, zoals poelkikker en kamsalamander.
Gebiedsbescherming
Significant negatieve effecten op stikstofgevoelige habitattypen zijn niet uit te sluiten voor de Natura 2000-gebieden Drentsche Aa-gebied, Elperstroomgebied en het Drouwenerzand. Een aanvullende AERIUS-berekening is nodig om de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden in kaart te brengen. Indien sprake is van stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied, dan moet aanvullend beoordeeld worden of (significant) negatieve effecten op voorhand zijn uit te sluiten.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied is grotendeels onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland. Wanneer een deel van het bosje ten noordoosten van het plangebied wordt gerooid vindt hier een verandering van bestemming plaats. Er wordt geadviseerd om met de Provincie Drenthe in overleg te gaan over deze functieverandering. De werkzaamheden hebben verder geen significante effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN en heeft op lange termijn zelfs positieve effecten hebben door de beoogde natuurontwikkeling. Negatieve effecten op het NNN zijn uitgesloten.
Advies mitigerende maatregelen
Er moet een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin voorwaarden worden opgenomen. Er wordt ingegaan op de zorgplicht en hoe en wanneer er gewerkt dient te worden, zoals buiten het broedseizoen of onder ecologische begeleiding i.v.m. broedvogels. Onderstaand worden een aantal maatregelen genoemd:
.
Daarnaast worden bomen gekapt in NNN - gebied.
Het is raadzaam om af te stemmen met de Provincie Drenthe over hoe hier mee om gegaan wordt. Ook kunnen de werkzaamheden door het kappen van bomen vallen onder de Wnb Houtopstanden. Er wordt geadviseerd om ook met de provincie af te stemmen of sprake is van een kapmelding en of compenserende maatregelen nodig zijn
Conclusie:
Indien een werkprotocol wordt opgesteld, de mitigerende maatregelen worden gevolgd en de benodigde Wnb vergunning wordt verleend bestaat er vanuit ecologie geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.
Wet- en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn de artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet is geregeld dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de archeologische monumentenzorg. De gemeente moet bij (op)nieuw vast te stellen ruimtelijke plannen rekening houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische waarden en dat archeologische resten bij bodemverstoring intact blijven. Deze verplichting volgt ook uit de Wro/Bro, die voorschrijft dat archeologie en cultuurhistorie uitdrukkelijk moeten worden meegewogen bij ruimtelijke plannen. Volgens het provinciaal beleid en het rijksbeleid is integratie van de (archeologische) monumentenzorg in het gemeentelijke ruimtelijk beleid een fundamenteel uitgangspunt. Borging van archeologische waarden wordt gerealiseerd door integratie van archeologie in het proces van de ruimtelijke ordening. Een ruimtelijk plan moet hierdoor naast de inventarisatie van mogelijke archeologische waarden ook, indien nodig (en mogelijk), bescherming bieden voor waardevolle gebieden.
Onderzoek
Archeologisch adviesbureau RAAP heeft in 2011 in opdracht van de gemeente Borger-Odoorn gemeentelijk archeologisch beleid opgesteld. Het beleid geeft een overzicht van de ‘voorraad archeologie’ op gemeentelijke schaal en hoe de gemeente bij ruimtelijke ingrepen en plannen met dit archeologisch erfgoed wil omgaan. Het beleid geeft inzicht in de eventueel noodzakelijke onderzoeksprocessen. Vanuit de gemeenschappelijke zorg voor het archeologisch bodemarchief van Drenthe zijn in het beleid de gemeentelijke en provinciale uitgangspunten gebundeld weergegeven.
Dit archeologisch beleid is opgenomen in bestemmingsplan 'Buitengebied' door middel van dubbelbestemmingen.
In het beekdal ligt een middelhoge tot hoge verwachting. Het advies is om het grondwerk, waarbij er dieper dan 30 cm ontgraven wordt, in de zones met hoge of middelhoge verwachting onder archeologische begeleiding uit te voeren. Om meer zekerheid te hebben voor de realisatie zou er in de uitwerkingsfase richting het bestek een boor-/proefsleuvenonderzoek uitgevoerd kunnen worden, zodat de exacte locatie van ontgravingen hierop aangepast kunnen worden, indien er archeologische resten worden aangetroffen.
Verder kan worden vastgesteld dat voor het gehele plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is opgenomen. Volgens de bestemming gaat het hierbij om gronden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde.
Conclusie
De archeologische waarden niet aangetast mits de grond niet dieper dan 30 cm wordt ontgraven. Mocht voor realisering de noodzaak bestaan dieper dan 30 cm te ontgraven dan is er de verplichting een boor- /proefsleuvenonderzoek uit te voeren, zodat de exacte locatie van de ontgravingen hierop kunnen worden de afgestemd, als er archeologische resten worden aangetroffen. Door deze insteek worden de mogelijke bestaande archeologische waarden beschermd.
Wet- en regelgeving
De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van artikel 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover sprake is van cultuurhistorie dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn de cultuurhistorische waarden uitgebreid beschreven en middels dubbelbestemmingen beschermd. Deze dubbelbestemming blijft met dit wijzigingsplan van kracht.
Cultuurhistorie in inrichtingsplan
In de 20e eeuw is het merendeel van de Drentse beekdalen enorm veranderd en soms zelfs nog nauwelijks als beek en beekdal herkenbaar. Dit is ook het geval bij het Voorste Diep toen in de periode 1926-1930 het Kanaal Buinen-Schoonoord werd gegraven, als onderdeel van een werkverschaffingsproject. Het kanaal verving voor een groot gedeelte het Voorste Diep. Houtwallen verdwenen, percelen werden samengevoegd, gedraineerd en bemest met kunstmest.
Het Voorste Diep werd gekanaliseerd voor een snellere waterafvoer. Voorgaande ging samen met de aanleg van de N34. Op kaartmateriaal van 1987 zijn voor het eerst de sportvelden te zien. Al ver voor 1987 waren deze gronden agrarisch in gebruik. Op een kaart uit 2010 is te zien dat een deel van de meander weer hersteld is ten oosten van de Eeserstraat.
Met de ontwikkeling van natuur wordt ook voor een deel de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten behouden en ook versterkt. Zo worden de houtwalstructuren aan de randen teruggebracht en het Voorste Diep als meanderende beek ook teruggebracht. De openheid van het beekdal wordt behouden en de inrichting sluit aan bij de directe omgeving. Voor een verdere beschrijving, zie inrichtingsplan, Bijlage 1.
Conclusie
De voorgenomen inrichting draagt enerzijds bij aan de landschappelijke structuren en anderzijds aan het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.
Op basis van de risicokaart is gekeken naar potentiële inrichtingen met gevaarlijke stoffen en andere objecten die een risico kunnen vormen. Ten noordoosten ligt het recreatiepark Hunzedal. Het zwembad heeft een opslag van chloorbleekloog. Eventuele risico's blijven beperkt tot het terrein van het recreatiepark. Aan de zuidoostzijde van het plangebied loopt een gasleiding van de Gasunie. De gasleiding kent veiligheidszones (belemmeringenstrook). De afstand tussen de dichtbijgelegen veiligheidszone en het dichtstbijzijnde plangrens bedraagt ongeveer 35 m. De afstand is voldoende ruim.
Conclusie
Het onderdeel externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
Bij ingrepen in de bodem is vooronderzoek conform de WSCS-OCE nodig in relatie tot verplichtingen uit de Arbo-wetgeving. Dit vooronderzoek is in november 2019 uitgevoerd door ECG, dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 5. ECG heeft het plangebied als 'onverdacht' verklaard.
Conclusie
Op basis van het onderzoek kan worden vastgesteld dat niet-gesprongen explosieven geen belemmering voor het uitvoeren van dit wijzigingsplan.
In het kader van ruimtelijke plannen dient verschillende omgevingsaspecten meegewogen worden om te zorgen voor een goede woon- en leefomgeving. Vastgesteld kan worden dat In dit wijzigingsplan geen woningen, bedrijven of wegen verwijderd of mogelijk worden gemaakt. Vastgesteld kan worden dat voor wat betreft de volgende omgevingsaspecten er geen consequenties en/of gevolgen heeft, dan wel niet relevant is. De aspecten worden voorzien van een korte toelichting:
Dit aspect gaat over de afstand tussen woningen en bedrijven. Beide komen niet voor in het plangebied en worden niet mogelijk gemaakt.
Er worden geen gevoelige bestemmingen verwijderd of mogelijk gemaakt. De Nederlandse luchtkwaliteitsnormen gelden niet voor natuur- en sportfuncties.
Er worden geen grote verkeersaders verwijderd of mogelijk gemaakt.
Er worden geen gevoelige bestemmingen verwijdert of mogelijk gemaakt. De Nederlandse geluidsnormen gelden niet voor natuur- en sportfuncties.
Er worden geen gevoelige bestemmingen verwijdert of mogelijk gemaakt. De Nederlandse geurnormen gelden niet voor natuur- en sportfuncties.
Dit wijzigingsplan is een wijziging in bestemmingsplan 'Buitengebied' en houdt dezelfde standaard en plansystematiek aan.
Bij het opstellen van bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast.
Het wijzigingsplan kent eenzelfde opzet en indeling als het bestemmingsplan Buitengebied. Artikel 1 kent een opsomming van alle relevante begrippen. Het betreft een afgeslankte versie van de begrippen uit het plan Buitengebied. De wijze van meten in artikel 2 is integraal overgenomen.
De bestemming 'Natuur - 2' (artikel 3), 'Waarde- Archeologie 4', (artikel 4), 'Waarde - Beekdal', (artikel 5) en 'Waarde - Landschap en cultuurhistorie' (artikel 6) zijn eveneens integraal overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied. Echter de meeste aanduidingen binnen de bestemming 'Natuur - 2' komen niet voor binnen dit wijzigingsplan en daardoor uit de bestemming gehaald.
De artikelen in hoofdstuk 3, Algemene regels, is beperkt tot die artikelen die van toepassing zijn op dit wijzigingsplan. Binnen artikel 9 is de aanduiding 'zone - radiotelescoop 2' opgenomen. Deze aanduiding blijft gelden voor het plangebied.
De overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4 zijn ook 1 op 1 overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied.
Voor een nadere toelichting of achtergrondinformatie wordt verwezen naar de toelichting bij het plan Buitengebied.
De uitvoering van het plan wordt door het Drentse Landschap betaald. Het Drentse Landschap wordt hierbij ondersteund door de provincie Drenthe. Budgetten hiervoor zijn gereserveerd.
Het landschappelijk ontwerp voor Flessenhals is in samenspraak met alle betrokken partijen opgesteld. Op 22 november 2018 is er een inloopavond geweest voor bewoners. Ook is er een brede informatieavond gehouden op 3 juli 2019 voor het hele Hunzedal. Tijdens deze avond is het plan voor geïnterreseerden verder toegelicht.
Het plan is door de meeste bewoners enthousiast ontvangen. Door een aantal bewoners zijn er TIP formulieren ingevuld. Deze TIPS gingen vooral over hoe het terrein onderhouden gaat worden en over de overlast van bladafval van de eiken in het najaar. Vastgesteld kan worden dat de betreffende eiken buiten het plangebied staan. In het plangebied zelf worden geen eiken aangeplant in de directe nabijheid van bebouwing. Ook kan worden aangegeven dat het onderhoud zal worden uitgevoerd door Het Drentse Landschap. Er is tot slot ook een vraag geweest over een extra wandelroute richting Land van Bartje, ook dit onderdeel valt buiten het feitelijke plangebied. In het plangebied zelf is een wandelroute opgenomen langs het Voedselpad.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft, met bijbehorende stukken, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.