direct naar inhoud van Regels
Plan: Poelkampen fase II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1681.00BP0065-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Poelkampen fase II' met identificatienummer NL.IMRO.1681.00BP0065-VG01 van de gemeente Borger-Odoorn.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.7 bestaand:
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.13 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, cultuurhistorische en ruimtelijke esthetische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.16 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door ecologische, geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.17 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Zandwinning

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Zandwinning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de winning, bewerking, verwerking, op- en overslag en afvoer van zand, grind en teelaarde;
  • b. groenvoozieningen, inclusief recreatief medegebruik en wandel- en ruiterpaden;
  • c. water- en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. in- en uitritten;
  • f. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • b. het gebruiik van de gronden ten behoeve van een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. het opslaan van zand, grind en teelaarde hoger dan 10 m ten opzichte van het maaiveld.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en houtwallen, inclusief recreatief medegebruik en wandel- en ruiterpaden;
  • b. de instandhouding en/of ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • c. één uitkijkpunt ter plaatse van de Weideweg in de vorm van een verhoging in het landschap met een maximale hoogte van 7 meter of één uitkijktoren;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van een uitkijktoren gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van de uitkijktoren bedraagt maximaal 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte van de uitkijktoren bedraagt maximaal 10 m.
  • b. Andere gebouwen zijn niet toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen;
  • b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen
6.2 Afwegingskader

De in artikel 6.1 genoemde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gebouwen;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. natuur en landschap.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Poelkampen fase II.