direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a, Kapelleweg Scharendijke
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00400TAMopSD-ON01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het realiseren van 2 nieuwbouwwoningen aan de Kapelleweg te Scharendijke (Looperskapelle). Dit TAM-omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Schouwen-Duiveland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Schouwen-Duiveland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die, ten tijden van terinzagelegging van dit TAM-omgevingsplan, zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit TAM-omgevingsplan, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk 22a gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a, Kapelleweg Scharendijke met identificatienummer NL.IMRO.1676.00400TAMopSD-ON01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

2.2 omgevingsplan

het omgevingsplan van de gemeente Schouwen-Duiveland.

2.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 afgewerkt terrein

de gemiddelde hoogte van de grond die bouwwerken omringt; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de grond die bouwwerken omringt.

2.5 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

2.6 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

2.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.8 bed&breakfast

een nevenactiviteit voor kortdurend toeristisch verblijf bij de hoofdbewoner(s) van een woning waar logies, al dan niet met ontbijt, wordt aangeboden met maximaal 5 slaapplaatsen voor maximaal 5 overnachtende gasten.

2.9 beroep of bedrijf aan huis

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

2.10 bijbehorend bouwwerk

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw.

2.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.12 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

2.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

2.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

2.15 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.16 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

2.17 horeca

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig:

  • verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • exploiteren van zaalaccommodaties, of;
  • verstrekken van logies.
2.18 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

2.19 kitchenette

een kleinschalige kookgelegenheid die niet bestemd is voor het bereiden van complete maaltijden, bestaande uit een aanrecht ten behoeve van een koffiezetapparaat, waterkoker, een kookplaat met één pit, een (combi)magnetron/oven en een koelkast.

2.20 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

detailhandel ondergeschikt én ondersteunend aan de hoofdactiviteit, waarbij:

  • de openingstijden van de detailhandelsactiviteiten gekoppeld zijn aan die van de hoofdactiviteit, en
  • het detailhandelsgeldeelte uitsluitend bereikbaar is via de entree van de hoofdactiviteit.
2.21 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

2.22 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.23 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

2.24 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

2.25 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

2.26 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

2.27 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

2.28 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Kapelleweg te Scharendijke (Looperskapelle), waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00400TAMopSD-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

4.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

4.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
4.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

4.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

4.8 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

4.9 de brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.

4.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 5 Normadressaat

Diegene die de activiteit verricht, dan wel laat verrichten, draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit, tenzij elders in dit hoofdstuk anders is bepaald.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van activiteiten waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere activiteiten buiten beschouwing.

Artikel 7 Parkeren

Omgevingsvergunningen als bedoeld in dit TAM-omgevingsplan worden alleen verleend als:

  • a. bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid is/wordt voorzien en in stand wordt gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid:
    • 1. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
    • 2. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten

Artikel 8 Gebruiksactiviteiten anders dan toegestaan

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Artikel 9 Wonen

9.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op de functie wonen.
9.2 Woonactiviteiten - toegestaan

Ter plaatse van Wonen zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. het wonen in een woning waarbij het aantal woningen niet meer bedraagt dan is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. met daaraan ondergeschikte voorzieningen zoals groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
9.3 Bed & breakfast - toegestaan

Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast vindt uitsluitend plaats in de woning, niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. de woning wordt permanent bewoond door de hoofdbewoner(s) die tevens ook de bed & breakfast exploiteert;
  • c. een bed & breakfast beslaat minder dan 50% van het vloeroppervlakte van de woning waarbij er in de woning een compleet woonprogramma resteert voor de permanente hoofdbewoner;
  • d. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform Artikel 7.
  • e. er is geen volwaardige kookgelegenheid toegestaan. Een kitchenette is wel toegestaan.
9.4 Beroep of bedrijf aan huis - toegestaan

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  • d. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, conform Artikel 7.
  • e. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  • f. niet toegestaan is:
    • 1. horeca;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. buitenopslag van goederen;
    • 4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.

Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten

Artikel 10 Algemene bouwregels

  • a. Bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht voor zover deze passen binnen de functies dan wel activiteiten zoals toegelaten in dit TAM-omgevingsplan.
  • b. Bij het bouwen van bouwwerken als genoemd in de artikelen 11, 12 en 13 moet voldaan worden aan de regels zoals genoemd in Artikel 14.

Artikel 11 Bouwen van een hoofdgebouw - vergunningplicht

11.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hoofdgebouwen.

11.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt alleen verleend als:

  • a. het hoofdgebouw (woning) wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwen van een hoofdgebouw - vergunningplicht';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan in de aanduiding 'maximum goot- bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. het aantal woningen per aanduidingsvlak niet meer bedraagt dan het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • e. de afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter bedraagt;
11.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorschriften verbinden aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 12 Bouwen van een bijbehorend bouwwerk en overkapping - vergunningplicht

12.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken en overkappingen.

12.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt alleen verleend als:

  • a. een bijbehorend bouwwerk of overkapping wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwen van een bijbehorend bouwwerk en overkapping - vergunningplicht';
  • b. de totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel, overkappingen meegerekend, maximaal 50% bedraagt;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 60 m² per woning bedraagt, tenzij met de aanduiding 'maximum oppervlakte' anders is aangegeven;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • e. de hoogte van overkappingen maximaal 3 meter bedraagt;
  • f. een bijbehorend bouwwerk of overkapping minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning wordt gebouwd;
  • g. de afstand van een bijbehorend bouwwerk of overkapping tot de perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt.
12.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorschriften verbinden aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 13 Bouwen van een ander bouwwerk - vergunningplicht

13.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen en in stand houden van een ander bouwwerk/bouwwerken, geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen).

13.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt alleen verleend als:

  • a. het ander bouwwerk wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwen van een ander bouwwerk - vergunningplicht;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter bedraagt;
  • c. de hoogte van erfafscheidingen niet voor de voorgevellijn maximaal 2 meter bedraagt;
  • d. de hoogte van licht- en vlaggenmasten en overige masten maximaal 8 meter bedraagt;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 meter bedraagt.
13.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voorschriften verbinden aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten;

Artikel 14 Bouwen in archeologisch waardevol gebied - vergunningplicht

14.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'Waarde - Archeologie 2500'.
14.2 Beoordelingsregels

In aanvulling op de beoordelingsregels voor bouwactiviteiten als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 geldt dat er uitsluitend mag worden gebouwd als er sprake is van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2500': ten hoogste 2500 m² en
  • c. een bouwwerk, dat niet dieper wordt gebouwd dan 50 cm.
14.3 Specifieke beoordelingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
  • b. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport, met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie, niet nodig is.
14.4 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen danwel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 5 Aanlegactiviteiten

Artikel 15 Werkzaamheden in archeologisch waardevol gebied

15.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op werken en werkzaamheden in de bodem ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'Waarde - Archeologie 2500'.
15.2 Werken en werkzaamheden - toegestaan

Het is toegestaan om werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die:

  • a. een maximale oppervlakte beslaan van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2500': ten hoogste 2500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
15.3 Werken en werkzaamheden - vergunningplicht

Het is, indien niet voldaan wordt aan artikel 15.2, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren voor zover deze plaatsvinden op een grotere diepte dan 0,50 meter:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met maximaal 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

15.5 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 15.3 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 15.5 onder a en b. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
15.6 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem (technische maatregelen), het doen van opgravingen danwel het begeleiden van de werken of werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht bouwwerken en gebruik

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-Omgevingsplan aanwezig is op de locatie mag blijven bestaan.
  • b. Lid 16, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  • c. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-Omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet totdat bedrijfsactiviteiten op de locatie aan De Roterij zijn gestart.
  • d. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • e. Indien het gebruik, bedoeld in lid 16, onder c, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • f. lid 16, onder c, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende (bestemmings)plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.