direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herinrichting Kloosterweg, Burgh-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In februari 2020 is de 'Dorpsvisie Burgh-Haamstede' vastgesteld door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland. Eén van de gewenste ontwikkelingen uit de dorpsvisie is het optimaliseren van de verkeersveiligheid van de Kloosterweg. Met name de kruispunten en wandel- en fietspaden worden heringericht ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid. De Kloosterweg is gelegen binnen de begrenzing van diverse bestemmingsplannen en bestemmingen. Het plan is strijdig met de bestemming 'Groen' uit de bestemmingsplannen 'Nieuw-Haamstede', 'Kop van Schouwen' en 'Burgh-Haamstede'. Het aanleggen van een weg binnen de bestemming 'Groen' is niet toegestaan.

Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, wordt de uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan doorlopen. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen Westerschouwen, sectie C, nummer 1623 en 2849 en Westerschouwen, sectie F, nummer 815, 816, 1495, 1496, 1515, 1546, 1784, 1863 en 2044. Het plangebied begint in het noorden bij de kruising van de Badweg en Kloosterweg en eindigt ten zuiden van de kruising van de Kloosterweg en de Nieuwe Weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Atlas van Zeeland; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de herinrichting van de Kloosterweg mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunningsaanvraag gevoegd. Dit document toetst de herinrichting van de Kloosterweg aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de Kloosterweg en naastgelegen fiets- en wandelpaden te Burgh-Haamstede. Het plangebied heeft een lengte van circa 2,5 kilometer en omvat tevens de kruispunten met de Badweg, Maireweg, Binnenduin, Westerenbanweg, Groenoordswegje, Vertonsweg, Vroonweg en de Nieuwe Weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0002.png" Afbeelding 2 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Badweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Maireweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0004.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Binnenduin (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0005.png"

Afbeelding 5 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Westerenbanweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0006.png"

Afbeelding 6 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Groenoordswegje (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0007.png"

Afbeelding 7 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Vertonsweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0008.png"

Afbeelding 8 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Vroonweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0009.png"

Afbeelding 9 | Huidige situatie kruispunt Kloosterweg - Nieuwe Weg (bron: Google Streetview)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het Definitief Ontwerp van de nieuwe inrichting loopt van het kruispunt met de Badweg tot nabij het kruispunt met de Noordstraat. Het kruispunt met de Noordstraat valt niet binnen dit project. 'Binnen de kom' wordt een 30km/h regime ingesteld. 'Buiten de kom' is dit 60km/h. De Kloosterweg blijft een voorrangsweg (het verkeer uit de zijstraten moet voorrang verlenen). De rijbaan krijgt over het gehele tracé een breedte van 5,5 meter en blijft gehandhaafd in een asfaltconstructie. De kruispunten worden verhoogd en in een elementenverharding (betonstraatstenen) aangelegd. Het toepassen van wegmarkering is hierbij niet noodzakelijk. Brommers maken gebruik van de rijbaan in de nieuwe situatie. Fietsers maken gebruik van een vrijliggend fietspad van betonplaten in twee richtingen. Het fietspad is 3,5 meter breed. Fietsers op dit fietspad hebben altijd voorrang. Voetgangers maken gebruik van een voetpad in een halfverharding of betontegels. Dit voetpad heeft een breedte tussen de 0.9m en 1,60 meter. Dit is afhankelijk van het beschikbare profiel. Soms moeten voetgangers gebruik maken van het fietspad vanwege het gebrek aan beschikbare ruimte.

Er dient een aantal bomen gekapt te worden. Dit is enerzijds noodzakelijk om het profiel mogelijk te maken, anderzijds omdat een aantal bomen een slechte kwaliteit heeft. De te kappen bomen worden elders binnen het plangebied gecompenseerd. Dit, samen met het nieuwe profiel, biedt mogelijkheden voor het versterken van groeiplaatsen van bomen die wel behouden blijven en in algemene zin versterking van de groenkwaliteit. Er worden nieuwe groenelementen aangebracht. Het Definitief Ontwerp en de eindrapportage van het Definitief Ontwerp van de Kloosterweg zijn terug te vinden in Bijlage 1 en 2 . Ter hoogte van het kruispunt met de Maireweg is een kleine aanpassing gedaan op het DO (zie Bijlage 8) ten behoeve van het aanleggen van natuurcompensatie en het tegengaan van oppervlakteverlies van Natura2000-gebied (zie paragraaf 4.9).

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Kop van Schouwen' (vastgesteld 2013-06-27), 'Burgh-Haamstede' (vastgesteld 2016-04-28) en 'Nieuw-Haamstede' (vastgesteld 2016-03-03).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0010.png" Afbeelding 10 | Geldend bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0011.png"

Afbeelding 11 | Geldend bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0012.png"

Afbeelding 12 | Geldend bestemmingsplan 'Nieuw-Haamstede' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Voor de gronden van het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Groen', 'Verkeer', 'Wonen' en 'Natuur'. Verder geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-6'. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone leiding' en de functieaanduiding 'houtwal'. Binnen de bestemming 'Wonen' en 'Natuur' worden enkel wandel- en fietspaden aangelegd, dit is niet in strijd met het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0013.png"

Afbeelding 13 | Uitsnede geldend bestemmingsplan noordelijk deel Kloosterweg, noordwestelijke punt gelegen in bestemmingsplan 'Nieuw-Haamstede' overig deel in bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0014.png"

Afbeelding 14 | Uitsnede geldend bestemmingsplan middelste deel Kloosterweg, bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0015.png" Afbeelding 15 | Uitsnede geldend bestemmingsplan zuidelijk deel Kloosterweg, bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen. Het aanleggen van wegen is niet passend binnen de bestemming 'Groen'. De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar er sprake is van een strijdigheid met de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0016.png"

Afbeelding 16 | Overzichtskaart strijdigheden met de bestemming 'Groen' (Bron: Juust)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel.

3. Sterke en gezonde steden en regio's.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,

2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en

3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze omgevingsvergunning. Dit plan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd.

Het onderhavige plan betreft het herinrichten van een bestaande weg. Het aanpassen en aanleggen van nieuwe infrastructuur wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling, waardoor geen toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking nodig is.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zeeland

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • Een duurzame en innovatieve economie.
  • Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  • Doe meer met minder grond.
  • Werk samen en deel kosten en baten.
  • Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Eén van de 27 thema's uit de Omgevingsvisie is mobiliteit, met als subdoel verbetering van de verkeersveiligheid. Met de herinrichting van de Kloosterweg wordt de verkeersveiligheid verbeterd, het plan sluit dus aan op de Zeeuwse Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het Tij van de Toekomst (2011)

De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur. In 2040 is de bestaande wegenstructuur geoptimaliseerd voor verbetering van de veiligheid, bereikbaarheid en doorstroming. De bestaande (verkeers)knelpunten bij de dorpen zijn opgelost De verkeersafwikkeling voor de toeristische hoofdstructuur is daarmee structureel verbeterd.

Met de herinrichting van de Kloosterweg worden meerdere verkeersknelpunten opgelost. De herinrichting zorgt voor een verbetering van de veiligheid. Het plan past binnen de uitgangspunten van de strategische visie.

Dorpsvisie Burgh-Haamstede (2020)

Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad de dorpsvisie goedgekeurd. Uit de gebiedsanalyse en Dorpsagenda, die samengesteld zijn met de inwoners, ondernemers, gasten en organisaties, zijn vier kernkwaliteiten voor Burgh-Haamstede naar voren gekomen. De kernkwaliteiten geven aan waarin Burgh-Haamstede zich onderscheidt van andere dorpen in haar omgeving. De volgende kernkwaliteiten zijn benoemd:

• Een geweldige plek om te leven en wonen;

• Ingebed in vier unieke landschappen;

• Kleinschalig, persoonlijk en authentiek;

• Rust en gezelligheid wisselen elkaar af.

Op basis van deze vier kernkwaliteiten zijn vervolgens de belangrijke opgaven voor het dorp benoemd. Bereikbaarheid en verkeersoverlast zijn thema's binnen de kernkwaliteit 'Rust en gezelligheid wisselen elkaar af'.

Rond de Kloosterweg ligt een uitdaging op het gebied van veiligheid en conflictsituaties tussen het autoverkeer en het langzaam verkeer. Op het moment is het autoverkeer erg prominent aanwezig. Er wordt te hard gereden en zowel de overzichtelijkheid als oversteekbaarheid van kruispunten is niet overal goed, bijvoorbeeld op de kruising met de Vertonsweg. De Kloosterweg wordt opgewaardeerd tot een aantrekkelijke route waar het comfortabel en veilig fietsen en wandelen is. Een belangrijke opgave daarbij is het verbreden van het fietspad langs de Kloosterweg, omdat de fietsstructuur vanuit twee richtingen gebruikt wordt en ook wandelaars gebruik maken van dit pad.

Conclusie

Vanuit de verschillende beleidsniveaus (nationaal, provinciaal en gemeentelijk) is het verbeteren van de verkeersveiligheid van de Kloosterweg een wenselijke ontwikkeling. Het beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Conform de bestemmingsplannen 'Nieuw-Haamstede', 'Kop van Schouwen' en 'Burgh-Haamstede' geldt de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie - 6’ voor het gehele plangebied. Archeologisch onderzoek is nodig wanneer grondroeringen plaatsvinden meer dan 50 cm beneden maaiveld en/of een oppervlakte heeft van meer dan 2.500 m². Naar verwachting zullen er werkzaamheden plaatsvinden over een oppervlakte van 6.210 m2 op een diepte van 0,75 meter. Archeologisch onderzoek is daarom benodigd.

In oktober 2023 heeft Artefact! archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport (zie bijlage 3).

In het kader van het bureauonderzoek werd een groot aantal bronnen bestudeerd, hetgeen heeft geleid tot een gespecificeerd verwachtingsmodel voor het plangebied. Dit model is vervolgens getoetst door het uitvoeren van een verkennend booronderzoek. Dit booronderzoek is uitgevoerd op de tracédelen waar dieper dan 0,50 m -mv zal worden ontgraven. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan het volgende worden gesteld:

  • In het plangebied zijn in elk geval tot 1,30 m -mv Oude Duinafzettingen van het Laagpakket van Schoorl aanwezig.
  • In het Laagpakket van Schoorl zijn in enkele boringen restanten van een mogelijk oud wegdek en van vermoedelijke sloten aangetroffen, waarvan laatstgenoemde met archeologische indicatoren.
  • Duidelijke aanwijzingen voor een archeologische vindplaats zijn niet vastgesteld.
  • De mate van verstoring is in het plangebied vrij hoog, als gevolg van de inrichting als weg en de aanwezigheid van veel kabels en leidingen.
  • De archeologische verwachting binnen het Laagpakket van Schoorl kan tot een diepte van 1,30 m -mv worden bijgesteld naar laag. Op grotere diepten blijven (middel)hoge verwachtingen geldend voor het Neolithicum t/m de Middeleeuwen (Laagpakket van Wormer en/of Zandvoort, Hollandveen Laagpakket, Laagpakket van Walcheren, Laagpakket van Schoorl).

Ten aanzien van de huidige planvorming wordt het volgende geadviseerd:

  • Aangezien tot 1,30 m -mv valt uit te gaan van een lage archeologische verwachting, wordt niet verwacht dat de huidige planvorming (ontgravingen tot maximaal 0,75 m -mv) een bedreiging vormt voor eventueel aanwezige archeologische waarden.
  • Vervolgonderzoek wordt zodoende niet noodzakelijk geacht ten aanzien van de huidige planvorming. Bij eventuele toekomstige planvorming kan archeologisch vervolgonderzoek echter alsnog noodzakelijk worden geacht.

Indien tijdens de werkzaamheden toch relevante archeologische vindplaatsen aan het licht komen, ondanks het feit dat geen vervolgonderzoek was aanbevolen, geldt een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet (2016).

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Aan de zuidzijde van het plangebied grenst de Kloosterweg aan de rijksmonumentcontouren van de tuin, het park en plantsoen van Slot Haamstede. De werkzaamheden aan de Kloosterweg hebben geen invloed op de zichtlijnen ten opzichte van de tuin behorende bij Slot Haamstede. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Binnen het plangebied zijn geen milieubelastende activiteiten als bedoeld in de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" of milieugevoelige bestemmingen aanwezig. Het onderhavige plan maakt deze ook niet mogelijk. Het aspect milieuzonering vormt daarom geen belemmering.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Met de herinrichting van de Kloosterweg wordt er geen gevoelige functie mogelijk gemaakt. In het kader van de planologische procedure is daarom geen verkennend bodemonderzoek benodigd. Ter voorbereiding op de civieltechnische werkzaamheden is wel een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd.

In juni/juli 2023 is door ABO-Milieuconsult B.V. een verkennend (water)bodemonderzoek en een asfalt- en fundatieonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). De locatie kan op basis van het vooronderzoek als verdacht worden beschouwd. Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn in totaal 90 boringen verricht. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:

In de geanalyseerde grondmonsters zijn over het algemeen lichte verontreinigingen aangetoond. Een uitzondering hierop is de aangetoonde sterke verontreiniging (overschrijding interventiewaarde) met PAK ter plaatse van boring 28 (bodemtraject 0,0-0,5 m-mv). Op basis van de PFAS analyses kan worden geconcludeerd dat de bovengrond van de wegbermen voldoet aan klasse Achtergrondwaarde. Op basis van de CROW400-toetsing zijn op basis van indicatieve toetsing geen veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Gewerkt dient te worden in Basishygiëne. De hypothese “De onderzoekslocatie is verdacht” dient op basis van de analyseresultaten aangenomen te worden. Ter plaatse van boring 28 is een sterke verontreiniging met PAK aangetoond.

De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek ter plaatse van boring 28. De sterke verontreiniging met PAK in de bovengrond (traject 0,0-0,5 m-mv) dient nader te worden onderzocht teneinde de omvang en ernst van deze verontreiniging te kunnen bepalen. Ter plaatse van boring 37 is de bodem matig puinhoudend en daarmee asbestverdacht. In de bodem zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Geadviseerd wordt ter plaatse van boring 37 een verkennend asbestonderzoek uit te voeren. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het Niet-Toepasbare slib uit de sloten ter hoogte van de Maireweg en het teerhoudend asfalt, welke vragen om een passende verwerking.

In het kader van de planologische procedure vormen de uitkomsten van het bodemonderzoek geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij de uitvoering dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezige verontreinigingen.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Er liggen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in (de directe nabijheid van) het plangebied. Op het adres Kloosterweg 38 is een propaantank met inhoud van 5 m3 aanwezig. Het plan maakt geen bouw, aanleg of vestiging mogelijk van nog niet gerealiseerde (zeer/beperkt) kwetsbare objecten, gebouwen of locaties. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Op grond van artikel 99 van de Wet geluidhinder moet bij de reconstructie van een weg een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toename van de geluidbelasting ten gevolge van de reconstructie en eventueel aanliggende wegen. Hierbij wordt de geluidbelasting één jaar voor herinrichting en 10 jaar na herinrichting berekend. Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder als de toename van het geluid door de herinrichting 2 dB of meer is.

De maximum snelheid op het wegvak tussen Nieuw-Haamstede en Burgh-Haamstede buiten de bebouwde kom wordt verhoogd van 50 km/uur naar 60 km/ uur. Op het traject tussen Burg-Haamstede en Nieuw-Haamstede worden enkele plateaus gemaakt om de maximum snelheid van 60 km/ uur te waarborgen. Daarnaast wordt de kruising van de Kloosterweg met de Maireweg in Burgh-Haamstede aangepast door een plateau te creëren en plaatselijk gescheiden rijbanen. Tevens wordt de maximum snelheid op de Kloosterweg binnen de bebouwde kom van Burgh-Haamstede teruggebracht van 50 km/ uur naar 30 km/ uur.

Op 2 januari 2024 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). De toetsing aan het reconstructiecriterium uit de Wet geluidhinder dient juridisch gezien te worden uitgevoerd voor het geluidgezoneerd gedeelte vóór herinrichting en het geluidgezoneerd gedeelte na herinrichting. Dit betekent dat de geluidbelasting vanwege de 50 km/ uur wegvakken in de huidige situatie moeten worden vergeleken met de geluidbelasting vanwege de 60 km/ uur wegvakken in de toekomstige situatie, inclusief de toename van het verkeer. Uit de rekenresultaten blijkt dat er voor alle woningen op grond van de Wet geluidhinder sprake is van een afname in de geluidbelasting.

Omdat op basis van de Wet geluidhinder alleen geluidgezoneerde wegen meegenomen worden in de toetsing, is er sprake van een afname van de geluidbelasting. Omwonenden ervaren echter ook het geluid van de 30 km/ uur wegenen het geluid van de plateaus als deze in een 30 km/ uur zone zijn gelegen. Daarom is volledigheidshalve ook een vergelijkingsberekening gemaakt van de geluidbelasting van het hele wegvak, dus inclusief de 30 km/ uur wegen vóór en na herinrichting van de weg. Deze berekening sluit meer aan bij de beleving van omwonenden.

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de woningen aan de Kloosterweg 95 tot en met 101 afneemt met 0,7 tot 1,7 dB. Deze afname wordt veroorzaakt door het terugbrengen van de rijsnelheid tot 30 km/ uur op het wegvak bij deze woningen.

Bij de woningen aan de Kloosterweg 102 tot en met 110 is er juist sprake van een toename van 0,2 tot 0,5 dB. Deze toename wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de toename van het verkeer op de weg met 138 voertuigbewegingen per etmaal. Een toename van 0,2 tot 0,5 dB is auditief niet waarneembaar en zal dus niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse. De geluidbelasting op de gevels van de woningen is in de toekomstige situatie ook lager dan of gelijk aan 48 dB, hetgeen overeenkomt met de voorkeursgrenswaarde in lijn met de Wet geluidhinder. Bij een dergelijke geluidbelasting worden onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder geen maatregelen getroffen, omdat deze geluidbelasting aanvaardbaar wordt geacht. Gelet op het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

Binnen het plangebied zijn twee ondergrondse transport(afval)waterleidingen gesitueerd. De waterleidingen zijn gesitueerd ter hoogte van het kruispunt Kloosterweg en het Groenoordswegje en ten zuiden van het kruispunt Kloosterweg en Vroonweg tot aan het kruispunt Kloosterweg - Hogezoom - Noordstraat - Serooskerkseweg.

Vanwege de aanwezigheid van waterleidingen binnen het plangebied is een aanlegvergunning noodzakelijk, wegens het rooien van bomen en het dempen van een watergang. Hiervoor zal advies ingewonnen worden bij de betreffende leidingbeheerder. Verder zijn er geen kabels of leidingen aanwezig in of in de nabijheid van het plangebied.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De herinrichting van de Kloosterweg zal niet leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. De werkzaamheden zijn gericht op het verbeteren van de verkeersveiligheid. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura 2000-gebieden gelegen. De dichtstbijzijnde gebieden betreffen: direct grenzend aan de Kop van Schouwen, de Voordelta op 1,7 km, de Oosterschelde op 3,2 km en de Grevelingen op 7,2 km. In het kader van de bescherming van Natura 2000 gebieden moet voor dergelijke ontwikkelingen een stikstofberekening worden gemaakt. Aan de hand van de meest recente versie van de AERIUS-calculator is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 6).

Op basis van de voorgaande gegevens is een AERIUS-berekening uitgevoerd voor de realisatiefase. In de realisatiefase is er een toename hoger dan 0,00mol/ha/jaar berekend. Hierdoor kan een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet worden uitgesloten. Uit de stikstofberekening blijkt dat al het materieel elektrisch moet worden ingezet. Met het volledig elektrificeren van het materieel is er geen toename hoger dan 0,00mol/ha/jaar. Daarnaast dient het bouwverkeer ook grotendeels uit elektrische voertuigen te bestaan, voor zowel personen als bouwmaterieel. De toekomstige aannemer zal moeten aantonen dat in de realisatiefase er werkelijk geen sprake is van een toename van 0,00mol/ha/jaar op stikstofgevoelige / overbelaste Natura 2000-gebieden. Dit is dus afhankelijk van het materieel dat wordt ingezet.

Door MaGRID is in juli 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 7).

Effecten op kwalificerende soorten

Effecten op kwalificerende soorten waaronder de Nauwe korfslak, Noordse woelmuis en Groenknolorchis in het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen kunnen worden uitgesloten. De soorten ontbreken in het plangebied en directe omgeving. Het aanvragen van een vergunning is niet nodig.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebied

Bij de herinrichting van de Kloosterweg wordt circa 355 m2 NNN-gebied omgezet in verharding. Er is geen sprake van het verlies aan kwalificerend habitat van Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. In overleg met de Provincie Zeeland is er een ontwerp opgesteld waarbij het oppervlakteverlies aan NNN-gebied wordt gecompenseerd. Ten oosten van het kruispunt met de Maireweg wordt 720 m2 aan NNN-gebied gecompenseerd (zie Bijlage 8). De exacte invulling van dit gebied zal plaatsvinden in overleg met de Provincie Zeeland.

Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn geen sloopactiviteiten voorzien, wel worden er bomen gerooid en sloten gedempt. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht.

Vogels

Een negatief effect op beschermde nesten, leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) vogels kan redelijkerwijs worden uitgesloten, mits aan de hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan. De aanwezigheid van broedvogels in het plangebied maken een start van de uitvoering van de werkzaamheden tijdens de broedtijd onwenselijk. Dit betekent dat de werkzaamheden ‘veilig’ kunnen worden uitgevoerd in de periode 15 augustus-1 maart. Indien er eenmaal geregeld activiteiten zijn, kunnen deze eventueel ook met een uitloop in de broedtijd worden afgerond, maar dit heeft duidelijk niet de voorkeur. Kap van bomen en struiken dient per definitie plaats te vinden buiten de broedtijd, dus wél in de periode 15 augustus-1 maart.

Vleermuizen

Bij de inventarisatie van bomen in september 2022 zijn alle bomen geïnspecteerd op holten, gaten, loszittend schors en dergelijke. Uit de bomeninspectie (VTA) blijken er slechts drie bomen met holten (blijven alle staan) en één met loszittend schors (wordt gekapt). Vergelijk met het ontwerp van voor de herinrichting levert het volgende op:

Nr. 5. Zwarte Els met gat. Blijft staan.

Nr. 4. Plataan met gat. Blijft staan.

Nr. 161 Beuk met snoeiwond. Blijft staan.

Nr. 159. Beuk met loszittende schorsplaten. Wordt gekapt.

Verlies van verblijfplaatsen, paarplaatsen of overwinteringsplaatsen van vleermuizen is redelijkerwijs uit te sluiten, behalve in het geval van boom nr. 159 (RD-coördinaat: x: 40.200 y: 414.787).

Een significant negatief effect op leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (wettelijk beschermde) vleermuizen kan worden uitgesloten, met de volgende uitzondering: Aanbevolen wordt de te kappen beuk met de loszittende schorsplaten vóór de kap te inspecteren op de aanwezigheid van vleermuizen. Indien er vleermuizen aanwezig zijn, is mogelijk sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Er dient dan een ontheffing te worden aangevraagd. De kap moet dan plaatsvinden op een voor vleermuizen ‘gunstig’ moment.

Rugstreeppad

Indien wordt voorkomen dat tijdens de werkzaamheden geschikte voortplantingshabitat voor rugstreeppadden ontstaat (ondiepe zoete of brakke plassen in medio april-medio september) of er tijdelijk grondhopen blijven liggen in het najaar (waar ze in kunnen kruipen om te overwinteren), kunnen effecten op rugstreeppadden redelijkerwijs worden uitgesloten. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Planten

De enige in het plangebied voorkomende wettelijk beschermde plantensoort is glad biggenkruid, waarvan ten minste enkele exemplaren voorkomen in een zandige berm langs het noordelijke deel van de Kloosterweg. Volgens het ontwerp blijft de groeiplaats intact. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Aandachtspunten bij uitvoering

De Japanse duizendknoop en de reuzenberenklauw komen op meerdere plaatsen in het plangebied voor. Aanbevolen wordt bij graafwerkzaamheden de verspreiding van plantendelen te voorkomen en zo nieuwe vestigingen te voorkomen.

Conclusie

Het oppervlakteverlies aan NNN-gebied wordt gecompenseerd. Met in achtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het aspect 'natuur' geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Niet gesprongen explosieven

De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een nota en beleidskaart met hierin de locaties waar mogelijk niet gesprongen explosieven (NGE’s) in de bodem kunnen voorkomen. De kaart is opgesteld op basis van historisch onderzoek en wordt regelmatig geactualiseerd.

In de voorbereiding van een project waarbij de grond/waterbodem wordt geroerd is de opdrachtgever verplicht een onderzoek met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid en risico's betreffende ontplofbare oorlogsresten uit te voeren. Dit is vastgelegd in het Arbobesluit (artikelen 2.26 en 4.10 lid 2 tot en met 4). Op onderstaande kaart is te zien voor welke locaties een hoge trefkans geldt

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0017.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0018.png"

Afbeelding 17 | NGE kaart (bron: Gemeente Schouwen-Duiveland; bewerking: Juust)

Conclusie 

De gronden ter plaatse van de bestaande infra zijn reeds na-oorlogs geroerd. Op basis van bovenstaande kaart adviseren we voorafgaand aan de uit te voeren werkzaamheden een vooronderzoek uit te laten voeren naar Niet Gesprongen Explosieven in de gebieden waar de werkzaamheden buiten de bestaande contouren van de infra gaan.

4.11 Trillingshinder

In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. De beoordeling van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Hierin is de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling.

Op de Kloosterweg rijdt (zwaar) wegverkeer, zoals vrachtwagens en tractoren, waardoor trillingen een aandachtspunt zijn. Hoewel er geen wettelijke verplichting is om bij herinrichting van wegen trillingsonderzoek te doen, is er in dit geval onderzoek gedaan om te bezien wat de gevolgen zijn van de herinrichting voor de omwonenden van de Kloosterweg. In november 2023 heeft WeBoost een trillingsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 9).

Doel van het onderzoek is om vast te stellen of de trillingen voldoen aan de streefwaarden uit het beoordelingskader voor trillingshinder, de SBR B-richtlijn. In het geval van overschrijdingen van die streefwaarden is aangegeven hoe de trillingshinder voor omwonenden kan worden geminimaliseerd door optimalisaties in het ontwerp. In dit onderzoek is dit gedaan door middel van een combinatie van metingen en modelberekeningen.

Er wordt voldaan aan de streefwaarden voor trillingshinder, mits sprake is van een goede (vlakke) wegligging en de taluds van de plateaus worden uitgevoerd in een 8 cm hoge sinusvorm (conform CROW 344-advies voor drempels en plateaus dichtbij bebouwing).

Wel geldt op 4 locaties (bij 7 adressen, locaties dichtbij plateaus) dat er overschrijdingen van het beoordelingskader kunnen optreden als de klinkerverharding na verloop van tijd degradeert (d.w.z., lokale verzakkingen van het wegdek). De trillingen in gebouwen met een woonfunctie blijven ook dan nog beperkt, tot maximaal een trillingssterkte Vmax van 0.3, maar dat is hoger dan de streefwaarden én hoger dan de huidige trillingen.

Op basis van dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan om de trillingen voor omwonenden te minimaliseren:

  • 1. Zorg voor een stabiele wegfundering onder en rond de taluds, om een blijvend vlakke wegligging te garanderen. Voor in de bestrating mee geklinkerde plateaus is het verstandig om de ondergrond (onder de taluds en 3 meter voor en na in rijrichting, of tot aan aansluiting met asfaltverharding) licht te stabiliseren (10 tot 12 cm dik, 40 tot 50 kg cement per m3 zand) alvorens de klinkerverharding aan te brengen. Hiermee wordt degradatie van de weg voorkomen, en daarmee ook hogere trillingen.
  • 2. Besteed op risicolocaties (bij taluds en waar woningen dichtbij klinkerplateaus liggen) aandacht aan een blijvend vlakke wegligging. Intensiever onderhoud kan hier nodig zijn.

In het algemeen kan gesteld worden dat trillingen bij asfaltverharding lager zijn dan bij klinkerverharding. Maar de door de gemeente beoogde klinkerverharding (keiformaat) is wel de beste optie en een beter formaat dan kleinere klinkers (zoals waalformaat).

Stille klinkers zorgen niet voor significant lagere trillingen. Weliswaar nemen de trillingen bij hoge frequenties wat af door de kleinere vellingkanten, maar die frequenties zijn niet maatgevend in de woningen. Bovendien zijn de trillingen vooral hoog rond de op- en afrijdende delen van de plateaus, waar de verharding geen significante invloed heeft.

Prefab plateaus hebben doorgaans een wat hogere vormvastheid, maar ook hier geldt dat de overgang met de gewone klinkerbestrating dan een aandachtspunt is, omdat deze gevoelig is voor lokale verzakkingen.

Conclusie

Bovenstaande aanbevelingen zijn verwerkt in het Definitief Ontwerp. Het aspect trillingshinder vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.12 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

De herinrichting van de Kloosterweg heeft geen invloed op parkeren en de verkeersgeneratie. Ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid wordt de maximum snelheid op de Kloosterweg binnen de bebouwde kom afgewaardeerd van 50 km/u naar 30 km/u. Buiten de bebouwde kom wijzigt de maximum snelheid van 50km/u naar 60km/u.

4.13 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een
waterkering en dus ook niet binnen de
beschermingszone van de waterkering.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00392OvgBH998360-VA01_0019.png"
In de huidige en toekomstige situatie is er geen sprake van aanwezigheid van dakoppervlak binnen het plangebied. De dichte bodemverharding bedraagt in de huidige situatie 23.239 m2. Na realisatie bedraagt de dichte bodemverharding 24.637 m2. Daarnaast wordt er 1.619 m2 aan doorlatende bodemverharding aangelegd. Er is sprake van een toename aan dichte bodemverharding van 1.398 m2.

Daarnaast wordt er circa 700 m2 aan oppervlaktewaterlichamen gedempt. Er wordt 500 m2 aan wadi's aangelegd.

Er dient 1.598 x 0,075m = 119,85m³ watercompensatie gerealiseerd te worden.

Waterberging wordt gerealiseerd middels een wadi ter hoogte van het kruispunt met de Maireweg. Ten noorden van het kruispunt met de Vertonsweg wordt parallel langs de Kloosterweg een wadi aangelegd.
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
De watergangen langs het kruispunt met de Maireweg worden niet verlegd. De bestaande watergangen langs Kloosterweg 98 worden met een duiker aan elkaar verbonden. Rondom de rustplaats op de hoek Maireweg-Kloosterweg worden een aantal verlagingen in het maaiveld aangebracht zodat na een hevige regenbui het water geleidelijk de grond in kan trekken.
Ditzelfde geldt voor het kruispunt met de Vertonsweg.
Om ruimte voor het fietspad te creëren wordt de bestaande watergang gedempt. Door een verlaging in het toekomstige maaiveld aan te brengen wordt overtollig regenwater langzaam in de bodem geïnfiltreerd. Tussen Kloosterweg 68 en het parkeerterrein van Kloosterendaele wordt de watergang gedempt. Het regenwater stroomt via het fiets- en voetpad en via de berm naar het bosgebied. Bijkomend voordeel van deze oplossingen is het tegengaan van verdroging van het natuurgebied.
De watergang tussen het hekwerk van Kloosterendaele en het huidige fietspad wordt gedempt. Ook hier kan het regenwater via de berm naast het voetpad in de grond infiltreren.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin
mogelijke grondwateroverlast


 
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Het project heeft geen nadelig of verbeterend effect op de grondwaterkwaliteit. Het betreft de afvoer van hemelwater dat deels geïnfiltreerd via de bermen in het oppervlaktewater terecht komt.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Het project heeft geen nadelig of verbeterend effect op de oppervlaktewaterkwaliteit Het betreft de afvoer van hemelwater dat deels geïnfiltreerd via de bermen in het oppervlaktewater terecht komt.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De volksgezondheid is niet in het geding.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling
zal niet optreden.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Er is geen sprake van natte natuur.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Onderhoud kan plaatsvinden vanaf de weg.  
Andere belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Niet van toepassing
 
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
Niet van toepassing  

4.14 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r.

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D 1.2 van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit benoemd: de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. De voorgenomen ontwikkeling voorziet wel in de wijziging van een weg, maar deze weg bestaat niet uit vier of meer rijstroken. De activiteit komt niet voor in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.15 Conclusie

De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs. In het raadsbesluit van 28 september op het Definitief Ontwerp herinrichting Kloosterweg is de financiële dekking van het project geregeld.

In dit geval is er geen sprake van een bouwplan zoals dat hierboven is omschreven. Tevens zijn geen nadere eisen aan fasering of locatie benodigd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Participatie

Het project ‘Optimalisatie verkeersveiligheid Kloosterweg’ is één van de deelprojecten behorende bij de uitvoering Dorpsvisie Burgh-Haamstede. Voor de uitvoering van de Dorpsvisie zijn een procesvoorstel en een uitvoeringsprogramma uitgewerkt en vastgesteld door het college op 14 september 2021. De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft dit procesvoorstel en uitvoeringsprogramma voor kennisgeving aangenomen. In de aanvullende kaders voor de uitvoering van de Dorpsvisie Burgh-Haamstede heeft de raad in oktober 2021 het volgende opgenomen: ‘De veiligheid van de Kloosterweg, waaronder diverse kruisingen en de voet- en fietspaden, laat te wensen over. Dit moet procesmatig opgepakt worden door het college, waarbij het noodzakelijk is om een nader te bepalen substantieel budget vrij te maken, met dekking uit de per 1 januari 2022 extra beschikbare middelen voor de uitvoering van de stads- en dorpsvisies’ (amendement 24 juni 2021 punt b1: Kloosterweg).

Als beoogd resultaat is in de projectomschrijving opgenomen: ‘Verbreding van het fietspad van de Kloosterweg tot minimaal 4 meter op plaatsen waar dat mogelijk is en aanpassen van de kruispunten om de attentiewaarde en daarmee de verkeersveiligheid te verbeteren. Tevens een geloofwaardige inrichting (duurzaam veilig) van de hoofdrijbaan, die hoort bij de categorisering van de weg.’

Conform het uitvoeringsprogramma wordt het project ‘Optimalisatie verkeersveiligheid Kloosterweg’ begeleid door een werkgroep en een projectgroep. De projectgroep wordt geleid door de gemeente Schouwen-Duiveland en bestaat uit medewerkers van de gemeente en een vertegenwoordiging van bewoners en ondernemers. De werkgroep wordt geleid door de Dorpsraad Burgh-Haamstede en bestaat verder uit inwoners (waaronder aanwonenden) en ondernemers. Bestuurlijke afstemming en besluitvorming verloopt via de stuurgroep van de Dorpsvisie.

Na de vaststelling van de voorkeursvariant is met verschillende stakeholders (Provincie Zeeland, DNWG en Waterschap Scheldestromen) en met de omgeving (particuliere grondbezitters) gesproken. Uit deze gesprekken kwamen verschillende knelpunten en koppelkansen naar voren. Met de stakeholders zijn afspraken gemaakt.

Naast de overleggen met de project- en werkgroep is ook de input vanuit de omgeving gevraagd. Op 16 mei en 27 juni 2023 zijn hiervoor twee informatieavonden georganiseerd. Tijdens deze informatieavonden konden bewoners en andere belanghebbenden vragen stellen over het proces, ontwerp en planning. De input uit deze informatieavonden is verwerkt in een reactieschrift, dat is gepubliceerd op de website van de Dorpsvisie Burgh-Haamstede. Waar mogelijk en wenselijk is de input verwerkt in het DO.

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.