direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bernhardstraat/Julianastraat Burgh-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Zeeuwland heeft de wens 8 levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen te realiseren op een perceel gesitueerd op de hoek van de Bernhardstraat en Julianastraat te Burgh-Haamstede. Binnen het geldende bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede' zijn voor het plangebied de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Bedrijf' opgenomen. Binnen deze bestemmingen is het bouwen van woningen niet toegestaan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Plangebied

Het plangebied is centraal gelegen in Burgh-Haamstede en bestaat uit een gedeelte (circa 2.000 m²) van de percelen kadastraal bekend, gemeente Westerschouwen, sectie C, nummer 3142 en 660 (zie afbeelding 1).

Aan de noordwestzijde wordt het plangebied begrensd door de woningen gelegen aan de Burghseweg 27 t/m 35. Aan de noordoostzijde wordt het perceel begrensd door de Bernhardstraat. Aan de zuidwestzijde van het plangebied is een perceel met 4 garageboxen gelegen. Het plangebied grenst aan de zuidoostzijde aan de Julianastraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Atlas van Zeeland; bewerking: Juust B.V. )

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Burgh-Haamstede'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 april 2016 door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland. Voor de gronden van het plangebied gelden de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'tot en met categorie 2' en de bestemming 'Maatschappelijk' (zie afbeelding 2). De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang en hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

De voor de bestemming 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 2 van de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Verder geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-6.

Het noordwestelijk deel van het plangebied is aangewezen als 'wetgevingszone - natuurgebied'. Ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - natuurgebied zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.16 van de Verordening ruimte provincie Zeeland. Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.

Daarnaast geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', met een maximale bouwhoogte van 7 meter voor het grootste deel van het perceel. In de noordoosthoek geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter. Deze aanduiding is opgenomen om de vrije windvang van de molen 'De Graanhalm' aan de Burghseweg 53 te beschermen en voor de bescherming van de waarde van de molen als beeldbepalend element. De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0002.png"

Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland

Tevens van kracht is het 'Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland'. In dit paraplubestemmingsplan wordt voor nagenoeg alle bestemmingsplannen die in het totale plangebied vallen een uniforme regeling voor parkeren opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de bouw van woningen, winkels enzovoorts, is het van belang dat voor gebruikers en bezoekers voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig zijn. In artikel 3 is de regeling voor parkeren vormgegeven. In dit artikel wordt voor de te hanteren parkeernormen verwezen naar het Parkeerbeleid 2017-2020 zoals vastgesteld op 28 september 2017 door de gemeenteraad, of het daarvoor in de toekomst in de plaats tredende parkeerbeleid. In paragraaf 5.5 van het Parkeerbeleid is onder meer opgenomen dat bij het vaststellen van het benodigd aantal parkeerplaatsen uit wordt gegaan van de CROW-richtlijnen. Volgens het beleid moeten de parkeervoorzieningen worden aangelegd op eigen terrein: dit is het erf dat bij de betreffende functie hoort. Zie verdere toetsing in Paragraaf 4.12 Verkeer en parkeren.

1.4 Doel

Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw toe te staan. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit document toetst de realisatie van de 8 woningen aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.

1.5 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat grotendeels uit een braakliggend terrein met grenzend aan de Julianastraat een bomenrij. Halverwege wordt het plangebied opgesplitst door een bomenrij. Achter de bomenrij ligt een toegangspad naar 4 garageboxen op een naastgelegen perceel. De garageboxen maken geen onderdeel uit van het plangebied. Het toegangspad en de bomenrij maken wel onderdeel uit van het plangebied. Het toegangspad komt uit op de Bernhardstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0004.png" Afbeelding 3 en 4 | Huidige situatie plangebied Bernhardstraat/Julianastraat (bron: Google Streetview)

2.1.2 Toekomstige situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit twee percelen, waarbij perceel 3142 in eigendom is van de gemeente Schouwen-Duiveland en perceel 660 eigendom van een particulier. In overleg met de particulier is de gemeente gekomen tot een herverkaveling van de gronden, zodat het perceel op een logische wijze ingedeeld kan worden.

De totale planontwikkeling bestaat uit 8 grondgebonden woningen. In de toekomstige situatie worden twee rijen van 4 woningen gerealiseerd. (zie afbeelding 5). De woningen hebben een goothoogte van 3 meter en een nokhoogte van maximaal 7,5 meter. De woningen worden levensloopgeschikt uitgevoerd. Binnen het plangebied wordt voorzien in 8 parkeerplaatsen. Het openbare parkeerterrein aan de overzijde van de Bernhardstraat kan benut worden voor de resterende parkeerbehoefte (zie paragraaf 4.12 Verkeer en parkeren). Het plangebied wordt aan de noordoostzijde ontsloten op de Bernhardstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0005.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Architecten Alliantie)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel.

3. Sterke en gezonde steden en regio's.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,

2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en

3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze omgevingsvergunning. Dit bouwplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.

Er is geen sprake van het toevoegen van meer dan 11 woningen. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing op dit plan en staat vaststelling van dit plan niet in de weg. De woningen voorzien in de behoefte van levensloopgeschikte woningen zoals vastgelegd in de Woonvisie en de Regionale Woningmarktafspraken.

Nationale Woon- en Bouwagenda

De druk op de woningmarkt is hoog. Er is te weinig aanbod aan woningen en de betaalbaarheid van woningen staat onder druk. Voor Zeeland lijkt het te kort aan woningen in de huidige tijd nog gering. In de toekomst neemt de behoefte echter wel toe. Binnen de provincie Zeeland is er behoefte aan 5.100 woningen t/m 2030. De bruto nieuwbouw (incl. transformatie en splitsing) is 7.100, daarentegen wordt het aantal te slopen woningen (incl. functieverandering en samenvoeging van woningen) geraamd op 2.600. De netto uitbreiding betreft daardoor 4.500 woningen. Vergeleken met de behoefte wordt het woningtekort in 2031 geraamd op 600 woningen.

De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.

Gelet op de meest actuele cijfers van de provincie Zeeland kan er voorzien worden in de behoefte voor de aantallen nieuw te bouwen woningen. De kwaliteit en betaalbaarheid van deze toe te voegen woningen blijft echter een aandachtspunt. Landelijk moet 2/3 van het aantal toe te voegen woningen namelijk betaalbaar zijn. Onder de definitie van betaalbaar vallen betaalbare koop (tot NHG-grens, €435.000 in 2024), maar ook midden huur en sociale huur. Naast de inzet op twee derde betaalbare nieuwbouw, moet iedere gemeente zijn eerlijke aandeel nemen in sociale huisvesting. Het streven is om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen. Het bouwplan voorziet in de realisatie van 8 sociale huurwoningen, hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het streven om landelijk ten minste 30 procent van de woningvoorrraad te laten bestaan uit sociale huurwoningen. Ook op lokaal niveau is het streven om 30% van de woningvoorraad te laten bestaan uit sociale huur. Op dit moment beslaat sociale huur 24% van de woningvoorraad van de gemeente Schouwen-Duiveland, het toevoegen van de 8 sociale huurwoningen is wenselijk gelet op het streven van 30% sociale huur. De Nationale Woon- en Bouwagenda staat de uitvoering van het bouwplan niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zeeland

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • Een duurzame en innovatieve economie.
  • Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  • Doe meer met minder grond.
  • Werk samen en deel kosten en baten.
  • Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  • Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Het onderhavige bouwplan sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.

Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019

Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door STEC-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ).

De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Schouwen-Duiveland als volgt:

• Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. De andere doelgroepen nemen in aantal af;

• Sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing

• De behoefte aan nultredenwoningen is door de vergrijzing zoals verwacht juist relatief groot. Het gaat daarbij primair om koop nultredenwoningen, maar ook om nultredenwoningen in de sociale- en vrijesectorhuur. Dit is het directe gevolg van de aanhoudende vergrijzing in combinatie met het relatief beperkt aantal nultredenwoningen in de bestaande voorraad.

• Schouwen-Duiveland kent momenteel een theoretisch overschot in het grondgebonden (niet levensloopbestendige) segment. Het gaat om een jaarlijks overschot van zo'n 75 woningen, met name in de sociale huur. Ook is er een relatief groot overschot aan grondgebonden koopwoningen. Ook op Schouwen-Duiveland is er de komende tien jaar een constante vraag naar nultredenwoningen.

• Er is een sterke behoefte aan meer nultredenwoningen in alle segmenten en oppervlakteklassen.

Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrije sector huur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen. Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. Het bouwplan op de hoek van de Bernhardstraat en Julianastraat ziet op de ontwikkeling van 8 levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen (nultredenwoningen). Het plan past daarmee binnen de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het Tij van de Toekomst (2011)

De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. De gewenste ontwikkeling past vooral binnen het doel 'wonen'. Hierbij is een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau van belang. De betaalbaarheid van de voorzieningen is gewaarborgd door bundeling van functies en de gebruiksintensiteit is goed. Verder is de woningvoorraad afgestemd op de wensen van de (nieuwe) inwoners. In aantal zijn vraag en aanbod van woningen in balans. De kwalitatieve woningvoorraad is afgestemd op de woningbehoefte en verkeert in goede staat. Ouderen kunnen langer zelfstandig wonen en nieuwe inwoners vinden een plek naar wens. Hierbij wordt onder andere de voorkeur gegeven aan de realisatie van levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen.

Regionale Woningmarktafspraken Provincie Zeeland – Gemeente Schouwen-Duiveland

De Regionale Woningmarktafspraken (RWMA) zijn op 27 juli 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. In deze nieuwe set woningmarktafspraken verschuift de aandacht nog meer naar kwaliteit vóór kwantiteit. Ook nu geldt dat de aantallen in balans moeten blijven met de vraag. Door het stellen van woningbouwkaders en het maken van woningmarktafspraken stimuleert de gemeente het realiseren van de juiste woning op de juiste plaats. De woningmarktafspraken zijn een leidraad voor de gemeente, maar ook voor marktpartijen, corporaties en particulieren die zich bewegen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.

Met de nieuwe RWMA heeft de gemeente meer ruimte gekregen om woningen toe te voegen aan de voorraad. Om de netto woonvraag van 460 woningen (regionale behoefte van 405, bovenregionale behoefte van 55) (Woningmarktanalyse WMA 2020 - 2030) te bedienen, en tegelijk een kwalitatieve transitie te maken, wordt er gerekend met een bruto programmering van 695 woningen. Dit genereert een extra transitieprogramma van 235 woningen voor de komende 10 jaar. Dit is gebaseerd op de Woonvisie 2018 en Woningmarktanalyse 2020, waarvoor onderzocht is hoeveel woningen op termijn kwalitatief overtollig raken. Dit aantal - 235 - toekomstige incourante woningen moeten op termijn onttrokken worden aan de voorraad.

Op basis van de nieuwe provinciale huishoudensprognose (vastgesteld door GS op 14 juni 2022) voor de gemeente Schouwen-Duiveland is de regionale behoefte aan woningen groter geworden (namelijk 1.025 eenheden in 2022 t.o.v. 405 in 2021). De bovenregionale behoefte (55 eenheden) en transitieopgave (235 eenheden) – zoals vastgesteld in de RWMA 2021 –veranderen niet, maar worden wel opnieuw meegenomen in de beschikbare ruimte voor het aantal toe te voegen woningen.

Hiermee wordt de ruimte aan te bouwen wooneenheden als volgt verdeeld:

• Regionale behoefte: 1.025 wooneenheden;

• Bovenregionale behoefte: 55 wooneenheden;

• Transitieopgave: 235 wooneenheden;

De totale capaciteit voor woningbouw bedraagt hierdoor 1.315 wooneenheden (incl. transitieopgave) voor een periode van 10 jaar.

Woonvisie 2018-2027

In februari 2018 heeft de raad de nieuwe onafhankelijke woningmarktanalyse 'Solide basis onder actueel woonbeleid en woonafspraken' (2017-2027) onderschreven en vastgesteld. De uitkomsten van deze woningmarktanalyse en de trends en ontwikkelingen gaven aanleiding om de Woonvisie te herzien. In januari 2021 is een geactualiseerde versie van de woningmarktanalyse 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.

Een prettig woon- en leefklimaat zijn essentieel om het perspectief uit het Tij van de Toekomst te bereiken. Om dit te bereiken moet er de komende jaren veel aandacht zijn voor het behouden en versterken van de woonkwaliteit en de leefbaarheid in de kernen. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. Daarbij functioneert Schouwen-Duiveland als één samenhangende woningmarkt. Dat betekent dat een ingreep in de ene kern, in meer of mindere mate effect heeft op de andere kernen in de gemeente. Maar het gaat niet alleen om de woning. Woonkwaliteit heeft ook te maken met de directe woonomgeving zoals de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen.

Om dit strategische doel te bereiken stelt de gemeente tot 2027 de volgende doelen:

  • verbeteren van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad;
  • onttrekken van woningen die verouderd of incourant zijn;
  • toevoegen van woningen, waar er te weinig van zijn. De huidige provinciale prognose geeft aan dat we de komende jaren groeien met ongeveer 1.025 huishoudens.

Daarna slaat de huishoudensgroei mogelijk om in huishoudensafname. Geconstateerd is dat in de groeikernen Zierikzee, Burgh-Haamstede en Bruinisse de meeste potentie is om de uitbreidingsvraag te hosten. Naast een uitbreidingsvraag is er een opgave in het verbeteren van de kwaliteit van onze bestaande voorraad. De bevolking vergrijst en wordt steeds bewuster van het besparen van energie, dus moet de bestaande woningvoorraad daarop worden aangepast. Te kleine of niet functionele koop- en huurwoningen, die nu niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen. Energetische maatregelen en levensloopbestendiger maken van de bestaande voorraad krijgen prioriteit. Nieuwbouw door uitbreiding van de woningvoorraad of door vervanging van de bestaande voorraad heeft de afgelopen jaren niet in elke kern plaatsgevonden, blijkbaar was daar niet altijd behoefte aan of kwamen plannen niet tot ontwikkeling.

De focus ligt op het op lange termijn leefbaar houden van de bestaande kernen. Hierbij moet de opgave om de bestaande woningvoorraad aan te pakken, invulling geven aan vrijvallende locaties in de kernen en het herbestemmen van bestaande (beeldbepalende) panden in de kernen voorrang krijgen boven nieuwbouw aan de randen van de stad/dorp. Het principe is: inbreiding gaat voor uitbreiding.

Structuurvisie Wonen (2023)

Schouwen-Duiveland heeft de ambitie ieder huishouden naar wens te kunnen laten wonen. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig om opgaven op de woningmarkt aan te kunnen pakken, ongeacht of het aantal huishoudens in de gemeente groeit of krimpt. Het gaat bijvoorbeeld om het toevoegen of aanpassen van bestaande woningen zodat deze beter aansluiten bij de huidige en toekomstige behoefte en wensen van onder andere de groeiende groep ouderen. Het is de wens om daarvoor 'schuifruimte' te creëren waarmee blijvend gewerkt kan worden aan kwalitatieve woonopgaven. Schouwen-Duiveland heeft daarom de afspraak met de provincie Zeeland gemaakt dat er de komende jaren extra woningen gebouwd kunnen worden bovenop de regionale behoefte van 1.025 wooneenheden. Dit wordt het transitieprogramma genoemd. Dit transitieprogramma biedt ruimte, bóvenop reguliere huishoudensgroei, om te werken aan kwalitatieve woonopgaven. Dat kan echter niet zomaar. Om mogelijke leegstand op termijn te voorkomen wordt er ingezet op het onttrekken van woningen waaraan geen behoefte meer is. Dit hoeft niet nu, maar kan ook over een aantal jaren pas aan de orde zijn. Het is wel belangrijk die werkwijze te borgen. Dat wordt gedaan met de Structuurvisie Wonen. In de Structuurvisie Wonen is onderstaande strategie opgenomen om mogelijke leegstand op termijn te voorkomen:

  • Er wordt ruimte gemaakt voor goede woonplannen door in te zetten op het realiseren van bestaande harde bouwtitels, danwel het saneren van deze planologische titels indien er geen gebruik van wordt gemaakt;
  • Er wordt schuifruimte gecreëerd op de woningmarkt door het realiseren van een transitieprogramma;
  • Er dient compensatie plaats te vinden om leegstand te voorkomen. Dit kan op verschillende manieren;
  • Er wordt ingezet op het bouwen van de juiste woningen voor de juiste doelgroepen, waaronder gelijkvloerse woningen in het koop- en huursegment;
  • Nieuwbouw vindt eerst binnen de kernen en op structuurversterkende plekken plaats, mede ter bevordering van de leefbaarheid.

Het bouwplan op de hoek van de Bernhardstraat en Julianastraat is een kwalitatieve aanvulling op de bestaande woningvoorraad en draagt bij aan het opvullen van de bestaande tekorten. Het bouwplan is gesitueerd op een binnenstedelijke locatie die door de gemeente is aangewezen als structuurversterkende locatie. Voor sociale huurwoningen die levensloopbestendig ingericht worden geldt een vrijstelling van de compensatieverplichting aan het transitiefonds.

Kernprofiel

In het kader van de uitvoering van de Woonvisie en het onderzoeken van de behoefte aan woningen in Burgh-Haamstede is het kernprofiel voor Burgh-Haamstede opgesteld. In dit kernprofiel wordt de huidige woningmarkt van Burgh-Haamstede geïnventariseerd door demografische en sociaal-economische factoren en andere thema's op het gebied van wonen, sociale huur en leefbaarheid te analyseren. Het doel van dit kernprofiel is de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad in beeld te brengen en te taxeren waar incourante onderdelen aanwezig zijn. Op deze manier kan er worden gekeken naar een woningaanbod dat beter aansluit op de (toekomstige) behoefte van lokale woningzoekenden.

Ook uit dit kernprofiel blijkt sprake te zijn van vergrijzing. Het aandeel ouderen (65+) is toegenomen tussen 2015 en 2019, terwijl het aantal personen met een leeftijd tussen 25 en 64 jaar juist is afgenomen. Het aandeel jongeren (0-24 jaar) is ongeveer gelijk gebleven over deze periode. Het aantal eenpersoonshuishoudens is licht toegenomen (+5) tussen 2015 en 2019. Het aantal huishoudens met kinderen is toegenomen (+10), terwijl het aantal huishoudens zonder kinderen is afgenomen (-5).

Uit het kernprofiel en de gevoerde gesprekken blijkt dat de betaalbaarheid van de woningen in Burgh-Haamstede onder druk staat. In de bestaande voorraad zijn woningen in het midden en het hogere segment voldoende aanwezig, maar starterswoningen en betaalbare woningen (onder NHG-grens) zijn slechts beperkt aanwezig.

Het aantal huurwoningen van Zeeuwland is in de periode 2016-2020 beperkt toegenomen. Gezien het aantal reacties op sociale huurwoningen in Burgh-Haamstede is er dus behoefte aan woningen in dit segment. Gezien de vergrijzing is het wenselijk deze woningen levensloopbestendig uit te voeren.

Door het amendement “betaalbare woningen voor onze eigen inwoners” zijn de volgende afspraken gemaakt:

• In de grondprijsbrief 2024 wordt opgenomen dat de Sociale Grondprijs € 20.000 per kavel is onder de voorwaarde dat voor ieder verkocht kavel na realisatie van de nieuwe woning een sociale huurwoning uit de bestaande voorraad verkocht wordt voor maximaal € 200.000 om zo de doorstroming te bevorderen (sturingsmiddel bevorderen betaalbare doorstroming).

• In de grondprijsbrief 2024 wordt opgenomen dat er per project maatwerkafspraken gemaakt worden over de Sociale Grondprijs van een kavel als er géén verkoop van een sociale huurwoning tegenover staat.

Door het toevoegen van sociale huurwoningen door Zeeuwland worden er dus woningen uit bestaande woningvoorraad door Zeeuwland verkocht. Hierdoor kunnen starters toetreden tot de woningmarkt en kan doorstroming enigszins op gang worden gebracht. Door sociale huurwoningen toe te voegen op de locaties wordt er dus indirect ook in de behoefte voor betaalbare koopwoningen voorzien.

Vanuit de gemeente zijn de structuurversterkende locaties bepaald. Dit zijn locaties waarbij woningbouw een ruimtelijk knelpunt op kan lossen, bijvoorbeeld door een ongewenste bedrijfsbestemming te herontwikkelen tot woningbouw. Het perceel op de hoek van de Bernhardstraat en Julianastraat is door de gemeente aangewezen als structuurversterkende locatie.

De woningen zijn levensloopbestendige eengezinswoningen in de sociale huursector. Dit woningtype speelt in op de behoefte voor Schouwen-Duiveland (zoals beschreven in KWOZ 2019, WMA 2020, Woonvisie 2018 en RWMA 2021) en specifiek voor Burgh-Haamstede (zoals beschreven in het kernprofiel). In Burgh-Haamstede komen veel (grote) grondgebonden (niet levensloopbestendige) woningen in hogere prijsklasse voor. Er is daardoor meer behoefte aan betaalbare woningen in Burgh-Haamstede. Deze woningen voorzien in betaalbaarheid. Door de woningen levensloopbestendig uit te voeren, wordt de woningvoorraad flexibel en toekomstbestendig.

Levensloopbestendigheid

Het huidige woonbeleid van gemeente Schouwen-Duiveland (Woonvisie) richt zich met name op het toevoegen van levensloopbestendige woningen, omdat deze leiden tot een toekomstbestendige woningvoorraad.

Levensloopbestendig moet niet alleen gezien worden voor de doelgroep senioren, maar wordt breder getrokken. Dit kan bijvoorbeeld ook zijn voor (jonge) gezinnen, als zij in een levensloopbestendige woning wonen kunnen ze hier in de toekomst langer blijven wonen en omdat de woning al levensloopbestendig wordt gerealiseerd hoeft de woning in de toekomst niet of minder worden aangepast, waardoor de woningen toekomstbestendiger zijn. Levensloopbestendig richt zich ook op de doelgroep van mensen met een (fysieke) beperking, waardoor de woning bijvoorbeeld rolstoel toegankelijk moet zijn. Daarom ligt de focus niet alleen op de doelgroep senioren met betrekking tot het begrip levensloopbestendigheid.

Dorpsvisie Burgh-Haamstede (2020)

Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad de dorpsvisie goedgekeurd. Uit de gebiedsanalyse en Dorpsagenda, die samengesteld is met de inwoners, ondernemers, gasten en organisaties, zijn vier kernkwaliteiten voor Burgh-Haamstede naar voren gekomen. De kernkwaliteiten geven aan waarin Burgh-Haamstede zich onderscheidt van andere dorpen in haar omgeving. De volgende kernkwaliteiten zijn benoemd:

• Een geweldige plek om te leven en wonen;

• Ingebed in vier unieke landschappen;

• Kleinschalig, persoonlijk en authentiek;

• Rust en gezelligheid wisselen elkaar af.

Op basis van deze vier kernkwaliteiten zijn vervolgens de belangrijke opgaven voor het dorp benoemd. In het verlengde van de gemeentelijke woonvisie is het noodzaak terughoudend te zijn met grootschalige nieuwbouw van woningen in Burgh-Haamstede, omdat de bevolkingsgroei op Schouwen-Duiveland stabiliseert en leegstand in de toekomst voorkomen moet worden. Onder voorwaarden is ruimte voor nieuwbouw van woningen. Vanuit het dorp is aangegeven dat het belangrijk is om genoeg aanbod beschikbaar te hebben voor met name één- en tweepersoonshuishoudens. In de Dorpsdialoog is nadrukkelijk meegegeven, dat er nu een tekort is aan betaalbare starters- en seniorenwoningen. Om jongeren te kunnen behouden en doorstroming van senioren op gang te kunnen brengen is het belangrijk voldoende van deze woningen beschikbaar te hebben in de komende jaren. Uit de recente woningmarktanalyse blijkt dat er behoefte is aan appartementen of grondgebonden nultredenwoningen voor een- en tweepersoonshuishoudens vooral door de sterke vergrijzing in de kernen van Burgh-Haamstede. Het variëren in type en prijsklasse ten opzichte van de reeds bestaande voorraad is hierbij van belang (kleiner en goedkoper). Deze woningen kunnen natuurlijk ook interessant zijn voor starters op de woningmarkt. Voor het realiseren van woningbouw is de gemeente afhankelijk van initiatieven vanuit de markt en de samenwerking met Zeeuwland. Bij initiatieven voor (tijdelijke) nieuwbouw van woningen zullen steeds de volgende afwegingen worden gemaakt:

  • Is de locatie structuurversterkend binnen het bestaande dorp?
  • Is het programma een verrijking op het bestaande woningaanbod (senioren/starters/vestigers)?
  • Is er een overtuigende aanpak voor (toekomstige) leegstand?

Conclusie

De 8 woningen die door Zeeuwland worden toegevoegd op de locatie Bernhardstraat/Julianastraat voorzien in de behoefte die er voor Schouwen-Duiveland en meer specifiek Burgh-Haamstede is. Vanuit de verschillende beleidsniveaus (nationaal, provinciaal en gemeentelijk) speelt het project in op de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de toe te voegen woningen. Daarnaast voorziet het plan in lokale behoefte gelet op de vergrijzing en daardoor de toenemende behoefte aan levensloopbestendige woningen vanuit de verschillende analyses die de afgelopen jaren zijn gedaan. De woningen zijn geschikt voor verschillende doelgroepen en daarmee dragen ze bij aan het toekomstbestendiger maken van de woningvoorraad. Deze woningen leveren ook een bijdrage aan het op gang brengen van doorstroming op de woningmarkt en geven daarmee starters een kans om toe te treden tot de woningmarkt.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 6'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 2500 m2 en niet dieper reiken dan 50 centimeter. Het totale plangebied is in totaal circa 2.500 m2. De daadwerkelijk te roeren grondoppervlakte bedraagt 1.460 m2, tevens is het plangebied al grotendeels geroerd bij de sloop van een schuur en de gymzaal. Archeologisch onderzoek kan achterwege blijven.

Hoewel archeologisch onderzoek hier niet uitgevoerd hoeft te worden, is niet uit te sluiten dat archeologische sporen of vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase tijdens graafwerkzaamheden aangetroffen worden. Bij het aantreffen van archeologische sporen of vondsten geldt een wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016). Bij graafwerkzaamheden dienen aannemer en uitvoerder alert te zijn op eventuele sporen en vondsten. Het aantreffen van archeologische sporen of vondsten moet direct gemeld worden aan de bevoegde overheid.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop'. Deze aanduiding is opgenomen om de goede windvang van de molen 'De Graanhalm' aan de Burghseweg niet te belemmeren. De molen staat op een afstand van circa 190 meter van het plangebied. Binnen het plangebied geldt grotendeels een maximaal toegestane bouwhoogte van 7 meter, aan de oostzijde van het plangebied geldt deels een bouwhoogte van 8 meter. Het bouwplan voorziet in woningen van maximaal 7,5 meter hoogte. De afgelopen periode heeft overleg plaatsgevonden met de exploitant van de molen. Daarbij is gesproken over het verbeteren van de zichtlijnen en de windvang rondom de molen door op andere locaties in de omgeving van de molen hoge groenelementen te rooien. De gemeente is voornemens om deze rooiwerkzaamheden te treffen op de locatie van de voormalige gemeentewerkplaats (door alle populieren te kappen). Om af te kunnen wijken van de maximale bouwhoogte is advies ingewonnen bij de vereniging de Zeeuwse Molens. De vereniging de Zeeuwse Molens heeft aangegeven dat de woningen mogen afwijken van de maximale bouwhoogte volgens de molenbiotoop indien er geen sprake is van een nokhoogte hoger dan 9,2 meter met als uitgangspunt dat de nieuwe bebouwing zodanig gesitueerd is dat de wind vanuit de richting van de nieuwe bebouwing wordt gehinderd door het dorpshuis.

Ter controle is door een onafhankelijke deskundige onderzocht of deze verwachting correct is. In oktober 2023 heeft Peutz B.V. onderzoek uitgevoerd naar de invloed van de te realiseren woningen op de windvang van de molen 'De Graanhalm' (zie Bijlage 1). Hierbij is gekeken naar de huidige situatie en het windklimaat op de locatie, op basis daarvan is de invloed van de woningen op de windvang van de molen bepaald.

Volgens de gehanteerde methode kan de molen per jaar theoretisch 46,9% van de tijd de wind benutten. 3,6% van deze capaciteit komt uit de richting van het bouwplan, 96,4% van de capaciteit is gerelateerd aan andere windrichtingen, waarbij geen wijziging zal optreden.

De werkelijke invloed van realisatie van de geplande bebouwing valt hiermee in het bereik van 0,0% tot 1,7% van de tijd of 0,0% tot 3,6% van de theoretisch bruikbare wind.

Hierbij moet worden opgemerkt dat in de theoretische bepaling globaal rekening gehouden wordt met de aanwezige belemmeringen middels de locatie specifieke windroos, maar geen rekening gehouden is met de zeer plaatselijke omstandigheden. Bij een maximale invloed zou de windvang uit de richting van de geplande bebouwing volledig wegvallen ten opzichte van de theoretische situatie.

Door bestaande belemmeringen in de vorm van de aanwezige 10 meter hoge bebouwing en bomen met een hoogte van circa 12 meter, zal het windpotentieel uit deze windrichting ook in de bestaande situatie niet volledig benut kunnen worden. Dit dempt eventuele negatieve effecten ten gevolge van de nieuwbouw van 7,5 meter hoogte aanzienlijk. Het effect van het plan op de windvang van de molen de Graanhalm zal zodoende laag in de bandbreedte zijn. De gevolgen op de windvang zijn dermate gering, dat er niet of nauwelijks gevolgen zijn in het kader van de molenbiotoop c.q. de bedrijfsvoering van molen 'De Graanhalm'.

Naast de molenbiotoop zijn er geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen waar rekening mee gehouden moet worden.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Om te beoordelen of de afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieugevoelige functies acceptabel is, kan worden aangesloten bij de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Het plangebied grenst in het zuidwesten aan een dorpshuis en kinderopvang. Voor een dorpshuis en kinderopvang geldt een richtafstand van 30 meter, in een rustige woonwijk, met als maatgevende aspect geluid. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter ten opzichte van het dorpshuis en de kinderopvang. Op 31 oktober 2023 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2).

Er wordt voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Er is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanuit oogpunt van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. De richtwaarde van 65 dB(A) in de dag-, 60 dB(A) in de avond- en 55 dB(A in de nachtperiode wordt overschreden op een gedeelte van de bouwblokken. De overschrijding vindt alleen in de avond- en nachtperiode plaats. Deze conclusie is gebaseerd op de maximaal planologische situatie, indien de geluidbron zich precies op de rand van de maatschappelijke bestemming bevindt.

Om te kunnen voldoen aan de richtwaarde van 60 dB(A) in de avond- en 55 dB(A) in de nachtperiode wordt geadviseerd om:

1. De zuidwestelijke gevel van het bouwblok bij toetspunt 9 uit te voeren als een “dove” gevel. Een “dove” gevel is een gevel zonder te openen delen. Er mag dus wel een raam in zitten, maar die moet niet te openen zijn. De “dove” gevel dient planologisch te worden vastgelegd. Door dit geveldeel als “dove” gevel uit te voeren, hoeft deze gevel niet in de toetsing te worden betrokken en vervalt de overschrijding van de richtwaarde;

2. Op de erfgrens met de maatschappelijke bestemming dient een geluidscherm geplaatst te worden met een schermhoogte van 3 meter. Voor de berekening van de juiste schermhoogte zijn nog extra geluidbronnen ingevoerd. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan wordt aan de richtwaarde van 65 dB(A) in de dag-, 60 dB(A) in de avond- en 55 dB(A) in de nachtperiode, met uitzondering van toetspunt 9 waarvoor verwezen wordt naar punt 1.

Het plaatsen van een geluidscherm van 3 meter hoogte langs de erfgrens wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk geacht. Er wordt maximaal eenmaal per maand een evenement georganiseerd in het dorpshuis, waarvan ongeveer de helft evenementen met versterkt geluid tot 23:00 uur betreft. Gelet op het incidentele karakter van de evenementen wordt een geluidsscherm met een hoogte van 2 meter over de gehele perceelsgrens met het dorpshuis toegepast. Daarnaast wordt de zuidwestelijke gevel van het zuidelijke bouwblok uitgevoerd met een dove gevel. Door het incidentele karakter van de evenementen met versterkt geluid, het plaatsen van een geluidscherm van 2 meter hoog en het toepassen van een dove gevel ter plaatse van de zuidwestelijke gevel van het zuidelijke bouwblok is er sprake van een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot geluid.

Het plangebied is gesitueerd binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Maatschappelijk'. Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' is een bedrijf van ten hoogste milieucategorie 2 toegestaan. In de huidige situatie vinden er geen bedrijfsactiviteiten plaats op het perceel. In de nieuwe situatie grenst het woningbouwplan aan de bedrijfsbestemming ten zuidwesten van het perceel. De eigenaar van het betreffende terrein heeft ook plannen om ter plaatse een woning te realiseren. Hierover moet nog besluitvorming plaatsvinden. Gelet op de beperkte omvang van het perceel en het op dit moment ontbreken van bedrijfsbebouwing is het niet aannemelijk dat er zich ter plaatse een nieuw bedrijf te midden van een woonwijk zal vestigen. Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' was voorheen een gymzaal aanwezig, deze is inmiddels gesloopt. Gelet op de invulling van het plangebied met woningen is het niet mogelijk dat er in de toekomst nog gebruik zal worden gemaakt van de bestemmingen 'Maatschappelijk'. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is gewaarborgd.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Na de sloop van de gymzaal is er in 2010 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door SMA (zie bijlage 3). In een boring in de noordwesthoek van het onderzoeksgebied werd in de bovengrond PAK in een gehalte boven de interventiewaarde aangetroffen. In de bovengrond van het overige terrein werden licht verhoogde gehalten aan lood, zink, en PAK aangetroffen. In een ondergrondmonster werden licht verhoogde gehalten aan koper, kwik en lood aangetroffen. In het grondwater was een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aanwezig. Geadviseerd werd om nader onderzoek naar de omvang van de sterke PAK-verontreiniging uit te voeren.

In maart 2023 heeft SMA nader onderzoek uitgevoerd. Voor perceel C 3142 en 3135 betrof dit een actualisatie (beperkt tot onderzoek van de bovengrond) van het in 2010 uitgevoerd bodemonderzoek en een afperking van de in 2010 aangetroffen sterke verontreiniging met PAK. Voor perceel C 660 betreft dit een volledig verkennend onderzoek op zowel grond als grondwater.

Perceel C 3135 en 3142

In de bovengrond wordt de achtergrondwaarde overschreden voor kwik, lood, zink en PAK. De sterke PAK-verontreiniging in de bovengrond binnen het kadastrale perceel C 3142 is beperkt tot de noordelijke punt van het terrein, maar strekt zich wel verder uit over het buurperceel C 660.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat met name op het westelijk deel van perceel C 660 en doorlopend tot in de noordelijke hoek van perceel C 3142 sterk teerhoudende en/of metaalhoudende deeltjes in de bovengrond aanwezig zijn.

In het verkennend onderzoek naar asbest is een indicatief gewogen asbestgehalte van 19 mg/kg ds aangetroffen. Dit is minder dan de halve grenswaarde (50 mg/kg ds) waar boven nader onderzoek aanbevolen wordt. Vooralsnog kan er van worden uitgegaan dat er op het terrein geen sprake is van een sterke verontreiniging met asbest, ondanks dat er bij het veldwerk hier en daar enkele stukjes asbesthoudend plaatmateriaal zijn aangetroffen.

Perceel C 660 is qua bodemkwaliteit niet geschikt voor de voorgenomen ontwikkeling met bestemming wonen. Voor vergunningverlening zal er een saneringsplan worden opgesteld en bijgevoegd worden bij de omgevingsvergunning.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De dichtstbijzijnde transportroute gevaarlijke stoffen is de N57 en ligt op ruime afstand (550 meter) van het plangebied. Voor deze weg (N57: wegvak Ze47) geldt een PR-plafond van 0 meter en een GR-plafond van 73 meter. Het plangebied valt daarmee niet binnen het invloedsgebied van deze weg. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De locatie ligt niet binnen geluidzones van (spoor)wegen zoals die bedoeld zijn in de Wet geluidhinder. Op basis van die wetgeving is daarom geen akoestisch onderzoek vereist. Wel dient er in het kader van een goed woon- en leefklimaat aangetoond te worden dat er sprake is van een goed akoestisch klimaat. De Bernhardstraat is een weg met een relatief hoge verkeersintenstiteit, daarnaast is ter hoogte van het plangebied elementverharding toegepast op de kruising van de Bernhardstraat en Julianastraat. Gelet op de hoge verkeersintensiteit en elementverharding kan niet op voorhand gesteld worden dat er sprake is van een gunstig akoestisch klimaat. Op 1 december 2023 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2).

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting ten hoogste 52 dB bedraagt op de noordoostelijke rand van het bouwblok langs de Bernhardstraat en de zuidoostelijke rand van het bouwblok langs de Julianastraat.

Er wordt niet geheel voldaan aan de richtwaarde van 48 dB in navolging van de Wgh. Wel wordt voldaan aan de maximale waarde van 63 dB voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 57 dB op de naar de weg gerichte gevels. Het woon- en leefklimaat is daar “matig”. Op de achtergevels varieert de gecumuleerde geluidbelasting van 32 tot 50 dB. Het woon- en leefklimaat is hier “zeer goed” tot “goed”.

Aangezien er sprake is van een “zeer goed” tot “goed” woon- en leefklimaat ter plaatse van de achtergevels van de bouwblokken, is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De gevels en buitenruimtes aan deze zijden zijn immers geluidluw.

4.7 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Milieubeleidsplan Module Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie wil de gemeente zien te behouden. Waar mogelijk willen ze de luchtkwaliteit zelfs nog verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is namelijk een belangrijke vervuilingsbron.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In 4.12 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze wordt geschat op gemiddeld 44,8 (afgerond 45) motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0006.png"

4.9 Duurzaamheid en klimaat

De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt.

Als onderdeel van het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland is voor het aspect 'energie en klimaat' een langetermijnbeleid omschreven voor de periode tot 2030 (vastgesteld 25 juni 2009). De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee we ons kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt. Om klimaatbestendig te kunnen worden zijn bij de ruimtelijke inrichting de volgende punten van belang:

    • 1. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Nieuwe ontwikkelingen stellen de gemeente in de gelegenheid om al direct bij de start van een project de beste keuzes te maken die kunnen leiden tot klimaatbestendigheid. Bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, multifunctioneel gebruik, waterberging en geschikte bouwlocaties.

    • 1. Herstructureringen

Bij bestaande situaties is het veel ingewikkelder om ruimtelijke ontwikkelingen klimaatbestendig te maken. Er is namelijk sprake van een bestaand wegennetwerk, overige infrastructuur en verkaveling. Wel kan er gekeken worden bij de renovatie en herstructurering van bestaande situaties naar eventuele technische maatregelen die kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld naar de koelingsmethodes voor verzorgingstehuizen, met het oog op de warmere zomers. Of ervoor zorgen dat woonwijken niet te veel verstenen. Daardoor kan bij hevige regenbuien het water makkelijker wegsijpelen.

De gemeente stimuleert energiebesparende maatregelen in bestaande woningen en utiliteitsgebouwen. Nieuwe gebouwen moeten energiezuinig zijn. Daarbij geldt een EPC-norm die strenger is dan die in het Bouwbesluit, en die in de toekomst verder zal worden aangescherpt.

Bij de gewenste ontwikkeling vindt de duurzaamheid in de bouwtechnische uitvoering van de bebouwing plaats. De woningen worden energieneutraal en gasloos opgeleverd. Daarnaast worden natuurlijke duurzame materialen gebruikt en voorzien in goede isolatie. De gewenste ontwikkeling probeert op deze manier bij te dragen aan de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura2000-gebieden gelegen. De dichtstbijzijnde gebieden betreffen: de Kop van Schouwen op 250 meter, de Oosterschelde op 2 km, de Voordelta op 3,3 km en de Grevelingen op 8 km. In het kader van de bescherming van Natura 2000 gebieden moet voor dergelijke ontwikkelingen een stikstofberekening worden gemaakt. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator (2023.0.1) is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 5).

Op basis van de voorgaande gegevens is een AERIUS-berekening uitgevoerd voor de realisatie- en gebruiksfase . De uitkomst is dat er in de gebruiksfase geen toename hoger dan 0,00 mol/ha/jaar is. In de realisatiefase is er wel een toename van 0,03 mol/ha/jaar berekend. Hierdoor kan een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden niet worden uitgesloten.

Het is niet kosteneffectief om al het materieel elektrisch in te zetten. Er is gekozen om de mobiele kraan, de mobiele midikraan en knikmops elektrisch uit te voeren. In deze situatie is er sprake van een toename van 0,03 mol/ha/j (1 hexagoon), een toename van 0,02 mol/ha/j (4 hexagonen) en een toename van 0,01 mol/ha/j (12 hexagonen).

Om aan te tonen dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000-gebieden is er een ecologische onderbouwing opgesteld door Tauw (zie Bijlage 6). In de 'voortoets stikstofdepositie' wordt verwezen naar de Omgevingswet. Op de betreffende aanvraag omgevingsvergunning is de Wet ruimtelijke ordening nog van toepassing. In het kader van de uitvoerbaarheidstoets moet er getoetst worden aan de geldende natuurwetgeving. De kaders van de voorheen geldende Wet natuurbescherming zijn niet gewijzigd onder de Omgevingswet.

De stikstofberekening wijst uit dat het project leidt tot een toename van stikstofdepositie op 2 habitattypen. Voor habitattype H2180B Duinbossen (vochtig) is er geen sprake van een (naderend) overbelaste situatie. Negatieve effecten op dit habitattype als gevolg van stikstofdepositie zijn daarom op voorhand uitgesloten. Het habitattype wordt daarom niet nader beschouwd. Habitattype H2180C Duinbossen (binnenduinrand) is wel overbelast. Significant negatieve effecten zijn daarom niet op voorhand uitgesloten.

Een te hoge stikstofdepositie is slechts een versnellende factor van het grootste knelpunt (verdroging) en niet de hoofdoorzaak van de bedreiging van de kwaliteit van het habitattype duinbossen binnenduinrand. Stikstofdepositie is niet de belemmerende factor voor het toereikend houden van de kwaliteit van het habitattype. Aangezien de stikstofdepositie ten gevolge van het voornemen slechts klein en tijdelijk (max 0,03 mol/ha/jaar gedurende één jaar) is en de stikstofdepositie autonoom afneemt tot onder de kritische depositiewaarde voor 99% van het habitat in 2030 (AERIUS monitor, 2023) zal de kleine en tijdelijke stikstofdepositie geen significante gevolgen hebben voor het habitattype Duinbossen binnenduinrand die in de huidige situatie een overwegend goede kwaliteit heeft.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn geen sloopactiviteiten voorzien wel worden er bomen en struiken gerooid. De woningen worden gebouwd op een locatie die momenteel fungeert als grasveld en er zal een bomenrij gerooid worden, het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden gestoord. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. Door MaGRID is in augustus 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 7). In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht.

Vogels

Een negatief effect op beschermde nesten, leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) vogels kan redelijkerwijs worden uitgesloten, mits aan de hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan. De aanwezigheid van broedvogels in het plangebied maken een start van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden tijdens de broedtijd onwenselijk. Dit betekent dat de werkzaamheden ‘veilig’ kunnen worden gestart in de periode 15 augustus - 1 maart. Indien er eenmaal geregeld activiteiten zijn, kunnen deze ook in de broedtijd worden voortgezet. Kap van bomen en struiken dient per definitie plaats te vinden buiten de broedtijd, dus wél in de periode 15 augustus - 1 maart.

Vleermuizen

Een significant negatief effect op leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (wettelijk beschermde) vleermuizen kan worden uitgesloten. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Aandachtspunten bij uitvoering

Aan de westzijde van het plangebied is de Japanse Duizendknoop waargenomen. De Japanse Duizendknoop is een invasieve exoot. Hiervan zijn meerdere forse planten aanwezig als ondergroei van de bomenrij. Bovendien is een ‘haard’ van enkele vierkante meters aanwezig in het gemaaide grasveld op het westelijke deel van de bouwkavel. Dit verdient zeker aandacht bij graafwerkzaamheden: voorkom verdere verspreiding en probeer de plant plaatselijk ‘uit te roeien’. Dit voorkomt dat de soort later opduikt in tuinen en schade kan toebrengen aan bestrating en leidingen.

Met in achtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het aspect 'natuur' geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling. Bij de uitvoering dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de Japanse Duizendknoop en het kappen van bomen en struiken buiten de broedtijd.

4.11 Niet gesprongen explosieven

De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een nota en beleidskaart met hierin de locaties waar mogelijk niet gesprongen explosieven (NGE’s) in de bodem kunnen voorkomen. De kaart is opgesteld op basis van historisch onderzoek en wordt regelmatig geactualiseerd. 

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0007.png"

Afbeelding 6 | NGE kaart (bron: Gemeente Schouwen-Duiveland; bewerking: Juust B.V.)

Het plangebied ligt binnen de gele en oranje zone en daarmee binnen een gebied met een verlaagde en verhoogde trefkans (zie afbeelding 6). Gelet op de grondroeringen die reeds hebben plaatsgevonden binnen het plangebied met het slopen van de gymzaal en slopen van de bedrijfsbebouwing is onderzoek naar niet gesprongen explosieven niet benodigd.

4.12 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

De gemeente kent een eigen verkeer- en vervoersplan 'Integraal Verkeer- en Vervoerplan Schouwen-Duiveland (IVVP 2017)'. De IVVP 2017 is een mobiliteitsplan waarin op hoofdlijnen is vastgesteld wat de gemeente op het gebied van verkeer en vervoer wil bereiken. Het verkeersbeleid is vastgelegd en is aan de hand van een aantal thema's vertaald in concrete doelen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Daarnaast heeft de gemeente een eigen parkeerbeleid 'Parkeerbeleid 2017-2020 Schouwen-Duiveland'. In het parkeerbeleid worden diverse aspecten rondom het parkeren in Schouwen-Duiveland behandeld, zoals parkeerregulering en de toegankelijkheid en het kwaliteitsniveau van parkeerplaatsen.

Parkeren

De parkeernormen van de gemeente Schouwen-Duiveland zijn opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid 2017-2020. De normen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. Hierbij zijn de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd. De woningen vallen binnen de categorie sociale huur. Hiervoor wordt een gemiddelde parkeerbehoefte van 1,6 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. In het 'parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland' is opgenomen dat bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid dient te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte. Van bovenstaande kan afgeweken worden indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd.

Op basis van de kencijfers is er een parkeerbehoefte van 12,8 (=13) parkeerplaatsen, waarvan 2,4 parkeerplaatsen voor bezoekers zijn. Gelet op de maatschappelijke opgave om meer sociale huurwoningen en het relatief kleine plangebied kan de parkeeropgave niet op eigen terrein worden ingevuld. Binnen het plangebied zijn 8 parkeerplaatsen voorzien. Binnen het plangebied ontstaat daarmee een theoretisch tekort van 5 parkeerplaatsen. Aan de overzijde van het plangebied is een openbaar parkeerterrein met 25 parkeerplaatsen gesitueerd. Daarnaast zijn er direct tegenover het plangebied 9 langsparkeerplaatsen langs de Bernhardstraat gelegen. In totaal zijn er 34 openbare parkeerplaatsen in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig. In het gebied wordt overwegend ten behoeve van wonen geparkeerd.

De bezetting is, zo blijkt uit luchtfoto's (Street View) uit 2014, 2022 en 2023 relatief laag. De maximum bezetting op het moment van de luchtfoto's varieert tussen de 2 en 14 geparkeerde auto's. Aannemelijk is dat de luchtfoto's op een doordeweekse dag overdag zijn genomen. Het aanwezigheidspercentage voor woningen in de avond- en nachturen en in het weekend ligt hoger, echter niet zodanig hoog dat daarmee de 34 beschikbare parkeerplaatsen volledig bezet zouden zijn. Daarmee is voldoende aannemelijk dat de 34 parkeerplaatsen kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte om de parkeerbehoefte van de resterende 5 parkeerplaatsen op te vangen. Overigens kunnen bezoekers (2,4 parkeerplaatsen) ook nog op grotere afstand van het plangebied parkeren indien nodig, de maximale loopafstand van bezoekers is groter.

Er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, het aspect parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkeersgeneratie

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 5,6 per woning gehanteerd. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee op 45 voertuigbewegingen per dag. Ontsluiting vindt plaats op de Bernhardstraat. De verkeersintensiteit op de Bernhardstraat bedraagt circa 2.500 motorvoertuigen per etmaal. Met het realiseren van de woningen is er sprake van een toename van 1,8% tot circa 2.545 motorvoertuigen per etmaal ten opzichte van de huidige situatie. De Bernardstraat is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met gemengd verkeer (fietsers op de rijbaan). Een verkeersintensiteit van 3.000 tot 4.000 motorvoertuigen is acceptabel voor dit type wegen. Naar verwachting zorgt de ruimtelijke ontwikkeling daarom niet voor verkeersoverlast of -onveiligheid. Daarnaast vervallen mogelijke verkeersbewegingen voor bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen. Het aspect verkeersgeneratie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.13 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een
waterkering en dus ook niet binnen de
beschermingszone van de waterkering.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Er wordt in totaal verhard:
8 woningen * 80 m2 = 640 m2
8 percelen * 40 m2 = 320 m2
Bestrating a 500 m2

Totaal ca. 1.460 m2 extra verharding. De wens van het waterschap om deze extra verharding te compenseren met 75mm waterberging wordt overgenomen waardoor er in totaal (1.460 m2 * 75mm =) 109,5 m3 waterberging gerealiseerd dient te worden. Deze waterberging wordt gevonden op locatie 1 of 2 in samenhang met twee andere ontwikkelingen B en C. Hierover is contact geweest met het waterschap (Wolfert Schwartz) en zal in samenwerking met de gemeente worden uitgewerkt.
Het water van onderhavige ontwikkeling dient af te voeren op de secundaire watergang aan de Bernhardstraat. Deze dient echter in het veld opnieuw geschouwd te worden om de afvoer naar de beoogde waterberging te kunnen borgen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00388OvgBH995897-VA01_0008.png"
 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) afgevoerd naar de bestaande riolering van de Bernhardstraat en Julianastraat. Hiervoor wordt een aparte huisaansluiting voor vuilwater op de gemeentelijke riolering aangebracht. Hemelwater wordt geloosd in de sloot aan de noordwestzijde van het plangebied.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden
geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten.
 
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er is geen sprake van oppervlaktewater.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
De volksgezondheid is niet in het geding.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Er is geen sprake van natte natuur.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Aan de noordwestzijde van het plangebied is een secundaire watergang gelegen waarop het hemelwater afgevoerd dient te worden. Beheer van deze watergang lijkt nu al een uitdaging i.v.m. particuliere percelen en bereikbaarheid. Het functioneren van de watergang dient geborgd te zijn voor aanvang van de werken.  
Anderer belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Niet van toepassing
 
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  
Niet van toepassing  

4.14 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is de volgende activiteit opgenomen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen (D.11.2). De bijbehorende drempelwaarde is: a) een oppervlakte van 100 hectare of meer, b) een aaneengesloten gebied en 2000 woningen of meer, of c) 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer. Activiteit D11.2 is van toepassing. De gewenste ontwikkeling valt ver onder de bijbehorende drempelwaarden. Het gewenste plan is een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang (zie voorgaande paragrafen). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie bijlage 8). Op basis van deze notitie (en voorgaande paragrafen) is gebleken dat het gewenste plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.15 Conclusie

De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

De gemeente voert de grondexploitatie voor zijn rekening en draagt het risico. De gemeente verkoopt de bouwgrond aan Zeeuwland. Het kostenverhaal van de verplicht te verhalen kosten verdisconteerd de gemeente in de grondprijs. Uit de grondexploitatie zal blijken dat de te maken kosten niet volledig worden gedekt uit de grondopbrengsten. Er is dus sprake van een tekort dat de gemeente voor zijn rekening neemt. De gemeente sluit dus feitelijk geen anterieure overeenkomst om kosten te verhalen. Eventuele planschade is volgens afspraak wel voor rekening van Zeeuwland.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging omgevingsvergunning

Het ontwerpbesluit wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend.