direct naar inhoud van Regels
Plan: Wegensteunpunt Scharendijke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00379BphSD918154-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Wegensteunpunt Scharendijke met identificatienummer NL.IMRO.1676.00379BphSD918154-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van dit plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 kampeerhuisje

een op een standplaats gelegen gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.18 kampeermiddel

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.19 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.20 kunstlichtvoorziening

een bouwwerk of een aan een bouwwerk direct of indirect aangebracht object dat bedoeld is als houder van een kunstmatige lichtbron, zoals een lantaarnpaal, lichtmast en/of armatuur.

1.21 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.22 natuurvriendelijke verlichting

verlichting waarbij de kleurstelling en/of hoogte en/of schijnrichting zodanig is uitgevoerd dat deze geen wezenlijk negatieve invloed heeft op de aanwezigheid en het gedrag van (nacht)dieren.

1.23 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel een wand.

1.25 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.26 peil
  • a. voor gebouwen voor recreatief nachtverblijf: de hoogte van het omliggende maaiveld ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • b. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.27 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten. In de kamers bevinden zich geen volwaardige keukens.

1.28 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.29 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten die zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.30 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet, geen kampeerhuisje en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.31 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.32 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.33 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop/-theater, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.34 wegensteunpunt

Een locatie waar operationele activiteiten plaatsvinden en voorzieningen aanwezig zijn gericht op gladheidsbestrijding en incidentmanagement in het kader van de uitvoering van publieke taken.

1.35 Woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Wegensteunpunt

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegensteunpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een wegensteunpunt;
  • b. wegen, voet- en fietspaden;
  • c. twee vleermuizenhotels;
  • d. verblijfsvoorzieningen voor uilen;
  • e. hierbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en groenvoorzieningen,
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat de vleermuizenhotels en de verblijfsvoorzieningen voor uilen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 8 meter.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
Antennes   5 meter  
Licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3 meter  
Erfafscheidingen   3 meter  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   4 meter  

Een ander met dien verstande dat voor de vleermuizenhotels en de verblijfsvoorziening voor uilen moet worden voldaan aan het bepaalde in lid 3.5 onder b.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 ten behoeve van lichtmasten als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de lichtmasten bedraagt maximaal 15 meter;
  • b. indien de afstand van de lichtmasten tot de gevel van de dichtstbijzijnde woningen en/of andere licht- en geluidgevoelige functies zoals (recreatie)woningen, kampeerterreinen en mantelzorgwoningen minder dan 50 meter bedraagt, moet worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de betreffende functies.
3.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan slechts verleend worden indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 3.3 gesteld worden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het wegensteunpunt wordt uitsluitend verleend als binnen het plangebied een waterberging met een bergingscapaciteit van ten minste 68 m3 is voorzien en deze in stand wordt gehouden.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het wegensteunpunt wordt uitsluitend verleend als binnen 25 meter uit het plangebied twee vleermuizenhotels en één verblijfsvoorziening voor uilen worden gebouwd en in stand gehouden, waarbij de volgende eisen gelden:
    • 1. voor de vleermuizenhotels:
      • bebouwde oppervlakte van maximaal 49 m2 per vleermuizenhotel;
      • bebouwingshoogte maximaal 5,5 meter.
    • 2. voor de verblijfsvoorziening voor uilen:
      • deze wordt gebouwd op één van de vleermuizenhotels;
      • de afmeting van de verblijfsvoorziening is maximaal 2 meter breed, maximaal 2 meter diep en maximaal 2,5 meter hoog.
  • c. Kunstlichtvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan wanneer het natuurvriendelijke verlichting betreft.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 7

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming


De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op of in deze gronden mogen ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • c. het bepaalde onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, sub b ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,5 m, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

4.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
4.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 4.3.1 vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.3.1. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,5 m bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,5 m.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 23.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 23.4.3, sub a, sub b en sub c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Uitvoeringsverbod zonder sloopvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

4.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 23.2.2, sub c in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

4.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 4.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

4.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij kan het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 7', als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

6.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.2 Parkeerregeling
7.2.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

7.2.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 33.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • c. lid 8.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 8.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wegensteunpunt Scharendijke.