direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoogspanningsstation Zierikzee + herziening buitengebied (kabeltracés)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00377BphZZ-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoogspanningsstation Zierikzee + herziening buitengebied (kabeltracés) met identificatienummer NL.IMRO.1676.00377BphZZ-ON01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt.

1.7 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.8 bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandel zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten in of bij een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.9 bestaand

t.a.v. bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 geluidgevoelige objecten

woningen alsmede andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.20 geluidzone van een industrieterrein

zone rond een industrieterrein waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.22 ingebruikname

het definitief in bedrijf nemen na de testfase(n).

1.23 kunstwerk

voorzieningen ten behoeve van de infrastructuur.

1.24 milieucategorie

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

1.25 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruinstrook van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwde oppervlakte

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoogspanningsstation;
  • b. voorzieningen ten behoeve van een aansluiting op een hoogspanningsnet;
  • c. overige bij de onder a. en b. behorende voorzieningen;

met bijbehorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen:

  • d. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeervoorzieningen, paden, verhardingen, (toegangs)wegen en ontsluitingen;
  • f. erven en terreinen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 10 meter.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. 3 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  • b. 30 m voor afspanportalen en bliksempieken;
  • c. 15 m voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 en worden toegestaan dat er met maximaal 5 m wordt afgeweken van in dat lid genoemde toegestane maximale bouwhoogte(n), mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming en de werking van het hoogspanningsstation;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige afbreuk van het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan.
3.4 Gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 3.1. opgenomen bestemmingsomschrijving indien:

  • a. de aarden wal aan de zuidzijde van het hoogspanningsstation, zoals opgenomen in Bijlage 1 (landschapsplan) en gelegen op het perceel kadastraal bekend als ZRZ, sectie N nummer 268 niet vóór de ingebruikname van het hoogspanningsstation is gerealiseerd en deze vervolgens wordt beheerd en in stand wordt gehouden; en
  • b. de overige landschapsmaatregelen op de gronden met de bestemming Groen – Landschappelijk, zoals opgenomen in Bijlage 1 (landschapsplan) en gelegen binnen het plangebied niet binnen 3 jaar na in ingebruikname van het hoogspanningsstation zijn gerealiseerd en deze vervolgens worden beheerd en in stand worden gehouden, met dien verstande dat:
    • 1. als de gronden langer dan 18 maanden vóór ingebruikname van het hoogspanningsstation in eigendom zijn verkregen, de maatregelen moeten zijn gerealiseerd vóór de ingebruikname van het hoogspanningsstation; dan wel
    • 2. als de gronden korter dan 18 maanden vóór ingebruikname van het hoogspanningsstation in eigendom zijn verkregen, de maatregelen binnen 18 maanden na het verkrijgen van het eigendom van de gronden moeten zijn gerealiseerd; dan wel
    • 3. als de gronden in eigendom zijn verkregen na ingebruikname van het hoogspanningsstation, de maatregelen binnen 18 maanden na het verkrijgen van het eigendom van de gronden moeten zijn gerealiseerd.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken en in stand houden van het gebruik van gronden en bouwwerken, overeenkomstig de in artikel 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving indien de waterberging(smaatregelen), zoals opgenomen in Bijlage 1 (landschapsplan) vóór de ingebruikname van het hoogspanningsstation is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand gehouden wordt.

Artikel 4 Groen - Landschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijke inpassing van achterliggende percelen conform het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan;

Met bijbehorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen:

  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • d. het graven of dempen van sloten, vijvers en waterpartijen.
4.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. die worden uitgevoerd of aangebracht ter uitvoering van en conform het in artikel 4.1 onder a. genoemd landschappelijk inpassingsplan;
  • b. die worden uitgevoerd of aangebracht ter uitvoering van en conform de regels van artikel 7 (Leiding - Hoogspanning) en/of artikel 8 (Leiding - Leidingstrook);
  • c. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, waarbij de in lid 4.1 onder a genoemde landschappelijke inpassing duurzaam wordt veilig gesteld;
  • d. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning zoals genoemd in 4.3.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden geen, directe of indirecte onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben;
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (toegangs)wegen en voet- en fietspaden;

met bijbehorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen:

  • b. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. ontsluitingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. uitvoeg/invoegstroken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

5.2.1 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen zoals genoemd onder a. bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen zoals genoemd onder a. bedraagt maximaal 15 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van antennes bedraagt maximaal 5 m;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. taluds en oevers;
  • c. duikers, bruggen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 m.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van ondergrondse hoogspanningsverbindingen voor het transport en distributie van elektriciteit, daaronder mede begrepen 'aansluitingen' zoals bedoeld in de Elektriciteitswet, alsmede voor de hierbij behorende belemmeringenstrook en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

7.2.1 Bouwen ten behoeve van hoogspanningsverbindingen

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een hoogspanningsverbinding gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m.
7.2.2 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
  • a. Op de in lid 7.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen toegestaan ten behoeve van andere aan de gronden toegekende bestemming(en), met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals genoemd onder a. worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod zonder vergunning

In het belang van (de bescherming van) de hoogspanningsverbindingen is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting onder maaiveld en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
7.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. verband houden met de aanleg van de desbetreffende hoogspanningsverbindingen, zoals bedoeld in lid 7.1 en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbindingen, zoals bedoeld in lid 7.1 en de belemmeringenstrook;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning,
7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning zoals genoemd in 7.4.1 wordt slechts verleend indien aangetoond is dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
  • b. Een omgevingsvergunning zoals genoemd in 7.4.1 wordt tevens slechts verleend indien vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

Artikel 8 Leiding - Leidingstrook

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de instandhouding van ondergrondse regionale elektriciteitsverbindingen van de regionale netbeheerder voor het transport en distributie van elektriciteit, daaronder mede begrepen 'aansluitingen' zoals bedoeld in de Elektriciteitswet, alsmede voor de hierbij behorende belemmeringenstrook en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen ten behoeve van deze bestemming

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
8.2.2 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
  • a. Op de in lid 8.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen toegestaan ten behoeve van andere aan de gronden toegekende bestemming(en), met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals genoemd onder a. worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken regionale elektriciteitsverbinding niet worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van (de bescherming van) de regionale electriciteitsverbinding is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting onder maaiveld en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven of ophogen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
8.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. verband houden met de aanleg van de desbetreffende regionale elektriciteitsverbindingen, zoals bedoeld in lid 8.1 en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van de regionale elektriciteitsverbindingen, zoals bedoeld in lid 8.1 en de belemmeringenstrook;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning zoals genoemd in 8.4.1 wordt slechts verleend indien aangetoond is dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de regionale elektriciteitsverbinding ;
  • b. Een omgevingsvergunning zoals genoemd in 8.4.1 wordt tevens slechts verleend indien vooraf schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 6

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbare bebouwing Waarde - Archeologie 6

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van deze bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 2 meter.

9.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 9.2.2 onder a. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a., ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m2 en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m beneden het maaiveld plaatsvinden, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld.

9.3.2 Afwegingskader

Indien uit het onder 9.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken/werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.3 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige advies over het criterium als bedoeld in lid 9.3.1.Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te (laten) leggen of de volgende werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
9.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.4.3 Afwegingskader
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. Indien uit het in 9.4.3 onder b. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

9.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod, bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 9.2.2 onder b. , in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
9.5.3 Afwegingskader
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie 6;
  • b. Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, bedoeld in lid 9.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.
9.5.4 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, zijnde het hoogspanningsstation binnen de bestemming 'Bedrijf-Nutsvoorziening' (zoals is toegestaan en bedoeld in artikel 3 van dit bestemmingsplan), waar nieuwe geluidsgevoelige functies uitsluitend toelaatbaar zijn met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet geluidhinder.

11.1.2 Bouwregels

Het is niet toegestaan om gebouwen te bouwen of het gebruik van gronden of gebouwen om te zetten ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder.

11.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.1.2, in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebouwd mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige functies niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels ten aanzien van de (bouw)hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het hoogspanningsstation;
    • 2. ten behoeve van een vlaggenmast, speelvoorzieningen, een kunstwerk, beeldende kunst en dergelijke tot maximaal 15 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige andere bouwwerken tot 10 m.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Van toepassing verklaring

  • 1. Voor zover er in dit plan bij de dubbelbestemmingen Leiding - Hoogspanning en Leiding - Leidingstrook geen enkelbestemmingen zijn opgenomen, gelden de regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan in aanvulling op de regels en verbeeldingen van onderstaande onderliggende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   IMRO   Vastgesteld  
Buitengebied   NL.IMRO.1676000000217BpaBU-   26 maart 2009  
Business Park Zierikzee   NL.IMRO.1676.00019BpUbp-vast   30 juni 2011  
parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland   NL.IMRO.1676.00255Bpp-VA01   27 september 2018  
parapluplan Wonen   NL.IMRO.1676.00290Bpp-VA01   9 juli 2020  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hoogspanningsstation Zierikzee + herziening buitengebied (kabeltracés)'.