Plan: | Lange Blokweg 19a, Zierikzee |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00373OvgZZ853900-VA01 |
Het perceel Lange Blokweg 19a te Zierikzee is gelegen in het bebouwingslint aan de noordzijde van de historische binnenstad. Het perceel betreft de voormalige locatie van installatiebedrijf Steutel. Het installatiebedrijf is inmiddels verhuisd naar de Grevelingenstraat. Het voornemen is om de vrijgekomen bebouwing te slopen en hiervoor een vrijstaande woning in de plaats te bouwen. Het college heeft besloten in principe medewerking te verlenen aan het realiseren van de woning.
Het bouwprogramma bestaat uit 1 vrijstaande woning. Het bouwplan past niet binnen de contouren van de ter plaatse geldende bedrijfsbestemming en het huidige bouwvlak. In het geldende bestemmingsplan is wonen niet toegestaan op het betreffende perceel. Het gewenste plan is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten' van de gemeente Schouwen-Duiveland.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, heeft de gemeente aangegeven het bouwplan mogelijk te maken met een uitgebreide procedure omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. De aanvraag moet voorzien worden van een ruimtelijke onderbouwing. Voorliggend document betreft deze ruimtelijke onderbouwing.
Het plangebied is gelegen in het noorden van Zierkzee en bestaat uit het perceel (775 m²) kadastraal bekend als gemeente Zierikzee, sectie H, nummer 647 (zie afbeelding 1).
Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de woning gelegen aan de Lange Blokweg 21. Aan de zuidzijde wordt het perceel begrensd door de woning gelegen aan de Lange Blokweg 19. Aan de westzijde van het plangebied zijn agrarische gronden gesitueerd. Het plangebied wordt aan de oostzijde ontsloten op de Lange Blokweg.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust B.V. )
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 4 september 2020 door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland. Voor de gronden van het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf-1' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' (zie afbeelding 2). De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels horende 'Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten Solitair' en hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen. Verder gelden voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie-7' en 'Waarde - Cultuurhistorie - Zichtlijnen'. De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Zichtlijnen' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van markante zichtlijnen op de historische binnenstad van Zierikzee. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
Daarnaast geldt voor het plangebied een maximale goothoogte van 5,5 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter. De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland
Tevens van kracht is het 'Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland'. In dit paraplubestemmingsplan is voor nagenoeg alle bestemmingsplannen die in het totale plangebied vallen een uniforme regeling voor parkeren opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de bouw van woningen, winkels enzovoorts, is het van belang dat voor gebruikers en bezoekers voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig zijn. In artikel 3 van het paraplubestemmingsplan is de regeling voor parkeren vormgegeven. In dit artikel wordt voor de te hanteren parkeernormen verwezen naar het 'Parkeerbeleid 2017-2020' zoals vastgesteld op 28 september 2017 door de gemeenteraad, of het daarvoor in de toekomst in de plaats tredende parkeerbeleid. In paragraaf 5.5 van het Parkeerbeleid is onder meer opgenomen dat bij het vaststellen van het benodigd aantal parkeerplaatsen uit wordt gegaan van de CROW-richtlijnen. Volgens het beleid moeten de parkeervoorzieningen worden aangelegd op eigen terrein: ; dit is het erf dat bij de betreffende functie hoort. Zie verdere toetsing in Paragraaf 4.12 Verkeer en parkeren.
Het doel van deze ruimtelijke onderbouwing is de toekomstige nieuwbouw mogelijk te maken. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning gevoegd. Dit document toetst de beoogde realisatie van de woning aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.
Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat, naast dit inleidend hoofstuk, uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk twee wordt het initiatief nader toegelicht. Hoofdstuk drie beschrijft het geldende beleidskader en in hoofdstuk vier worden de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het plangebied bestaat uit een bedrijfspand met 4 parkeerplaatsen aan de voorzijde. Aan de voorzijde van het perceel is het kantoor gelegen, wat plat is afgedekt. Achter het kantoor is een loods gesitueerd. Het pand grenst aan de woning aan de Lange Blokweg 19. Aan de achterzijde van het perceel ligt een tuin. Op de perceelsgrens aan de noordzijde staat een coniferenhaag.
Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied Lange Blokweg 19a (bron: Google Streetview)
De planontwikkeling bestaat uit een vrijstaande woning (zie afbeelding 5). De woning heeft een goothoogte van 3,4 meter en een nokhoogte van 8,6 meter. De woning beschikt over 4 slaapkamers. Binnen het plangebied wordt voorzien in 2 parkeerplaatsen. Het plangebied wordt aan de oostzijde ontsloten op de Lange Blokweg. Aan de zij- en achtergevel van de woning wordt een vergunningvrije aanbouw gerealiseerd.
Afbeelding 4 | Impressie woning Lange Blokweg 19a (bron: Enigma Architecten)
Afbeelding 5 | Situatie plangebied Lange Blokweg 19a (bron: Enigma Architecten)
Afbeelding 6 | Plattegrond begane grond Lange Blokweg 19a (bron: Enigma Architecten)
Afbeelding 7 | Plattegrond eerste verdieping Lange Blokweg 19a (bron: Enigma Architecten)
Afbeelding 8 | Plattegrond zolder Lange Blokweg 19a (bron: Enigma Architecten)
Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
3. Sterke en gezonde steden en regio's.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
3. Afwentelen wordt voorkomen.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor deze omgevingsvergunning. Dit bouwplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 12 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.
Er is geen sprake van het toevoegen van meer dan 11 woningen. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dus niet van toepassing op dit plan en staat vaststelling van dit plan niet in de weg.
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Het onderhavige bouwplan sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken. De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten staan de vaststelling van het plan niet in de weg.
Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019
Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door STEC-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ).
De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Schouwen-Duiveland als volgt:
Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrije sector huur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen. Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies.
Zeeuwse Woondeal
Het Rijk heeft de provincies en gemeenten gevraagd om met woningbouwplannen te komen in de vorm van zogenaamde woondeals. Die woondeals geven regionale invulling aan de nationale woningbouwambities. De Zeeuwse Woondeal is de uitwerking van het provinciale bod dat in 2022 is vormgegeven in afstemming met de Zeeuwse gemeenten. De woondeal is 6 maart 2023 ondertekend door de minister voor VRO en vertegenwoordigers namens de colleges van GS en B&W van de Zeeuwse gemeenten. De hoofdlijnen van de Woondeal Zeeland zijn als volgt:
De woning heeft een hogere koopprijs. Het is aannemelijk dat de realisatie van de woning doorstroming op de woningmarkt mogelijk maakt. Nog niet is vastgesteld waar de opgave voor de gemeente Schouwen-Duiveland moet plaatsvinden. Duidelijk is dat deze binnenstedelijke locatie in de hoofdkern van de gemeente hiervoor wel in aanmerking komt. Het bouwplan past daarmee binnen de kaders van de recent gesloten Zeeuwse Woondeal.
Het Tij van de Toekomst (2011)
De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.
In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. De gewenste ontwikkeling past vooral binnen het doel 'wonen'. Hierbij is een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau van belang. De betaalbaarheid van de voorzieningen is gewaarborgd door bundeling van functies en de gebruiksintensiteit is goed. Verder is de woningvoorraad afgestemd op de wensen van de (nieuwe) inwoners. In aantal zijn vraag en aanbod van woningen in balans. De kwalitatieve woningvoorraad is afgestemd op de woningbehoefte en verkeert in goede staat. Ouderen kunnen langer zelfstandig wonen en nieuwe inwoners vinden een plek naar wens. Hierbij wordt onder andere de voorkeur gegeven aan de realisatie van levensloopbestendige grondgebonden eengezinswoningen.
Regionale Woningmarktafspraken Provincie Zeeland – Gemeente Schouwen-Duiveland
De Regionale Woningmarktafspraken (RWMA) zijn op 27 juli 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. In deze nieuwe set woningmarktafspraken verschuift de aandacht nog meer naar kwaliteit vóór kwantiteit. Ook nu geldt dat de aantallen in balans moeten blijven met de vraag. Door het stellen van woningbouwkaders en het maken van woningmarktafspraken stimuleert de gemeente het realiseren van de juiste woning op de juiste plaats. De woningmarktafspraken zijn een leidraad voor de gemeente, maar ook voor marktpartijen, corporaties en particulieren die zich bewegen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.
Woonvisie 2018-2027
In februari 2018 heeft de raad de nieuwe onafhankelijke woningmarktanalyse 'Solide basis onder actueel woonbeleid en woonafspraken' (2017-2027) onderschreven en vastgesteld. De uitkomsten van deze woningmarktanalyse en de trends en ontwikkelingen gaven aanleiding om de Woonvisie te herzien. In januari 2021 is een geactualiseerde versie van de woningmarktanalyse 2020 vastgesteld door de gemeenteraad.
Een prettig woon- en leefklimaat is essentieel om het perspectief uit het Tij van de Toekomst te bereiken. Om dit te bereiken moet er de komende jaren veel aandacht zijn voor het behouden en versterken van de woonkwaliteit en de leefbaarheid in de kernen. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. Daarbij functioneert Schouwen-Duiveland als één samenhangende woningmarkt. Dat betekent dat een ingreep in de ene kern, in meer of mindere mate effect heeft op de andere kernen in de gemeente. Maar het gaat niet alleen om de woning. Woonkwaliteit heeft ook te maken met de directe woonomgeving zoals de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen.
Om dit strategische doel te bereiken stelt de gemeente tot 2027 de volgende doelen:
Na 2027 slaat de huishoudensgroei mogelijk om in huishoudensafname. Geconstateerd is dat in de groeikernen Zierikzee, Burgh-Haamstede en Bruinisse de meeste potentie is om de uitbreidingsvraag te hosten. Naast een uitbreidingsvraag is er een opgave in het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad. De bevolking vergrijst en wordt steeds bewuster van het besparen van energie, dus moet de bestaande woningvoorraad daarop worden aangepast. Te kleine of niet functionele koop- en huurwoningen, die nu niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen. Energetische maatregelen en levensloopbestendiger maken van de bestaande voorraad krijgen prioriteit. Nieuwbouw door uitbreiding van de woningvoorraad of door vervanging van de bestaande voorraad heeft de afgelopen jaren niet in elke kern plaatsgevonden, blijkbaar was daar niet altijd behoefte aan of kwamen plannen niet tot ontwikkeling.
De focus ligt op het op lange termijn leefbaar houden van de bestaande kernen. Hierbij moet de opgave om de bestaande woningvoorraad aan te pakken, invulling geven aan vrijvallende locaties in de kernen en het herbestemmen van bestaande (beeldbepalende) panden in de kernen voorrang krijgen boven nieuwbouw aan de randen van de stad/dorp. Het principe is: inbreiding gaat voor uitbreiding.
Structuurvisie Wonen (2023)
Schouwen-Duiveland heeft de ambitie ieder huishouden naar wens te kunnen laten wonen. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig om opgaven op de woningmarkt aan te kunnen pakken, ongeacht of het aantal huishoudens in de gemeente groeit of krimpt. Het gaat bijvoorbeeld om het toevoegen of aanpassen van bestaande woningen zodat deze beter aansluiten bij de huidige en toekomstige behoefte en wensen van onder andere de groeiende groep ouderen. Het is de wens om daarvoor 'schuifruimte' te creëren waarmee blijvend gewerkt kan worden aan kwalitatieve woonopgaven. Schouwen-Duiveland heeft daarom de afspraak met de provincie Zeeland gemaakt dat er de komende jaren extra woningen gebouwd kunnen worden bovenop de regionale behoefte van 1.025 wooneenheden. Dit wordt het transitieprogramma genoemd. Dit transitieprogramma biedt ruimte, bóvenop reguliere huishoudensgroei, om te werken aan kwalitatieve woonopgaven. Dat kan echter niet zomaar. Om mogelijke leegstand op termijn te voorkomen wordt er ingezet op het onttrekken van woningen waaraan geen behoefte meer is. Dit hoeft niet nu, maar kan ook over aantal jaren pas aan de orde zijn. Het is wel belangrijk die werkwijze te borgen. Dat wordt gedaan met de Structuurvisie Wonen. In de structuurvisie Wonen zijn onderstaande strategiëen opgenomen:
Het bouwplan aan de Lange Blokweg is een kwalitatieve aanvulling op de bestaande woningvoorraad en draagt bij aan het opvullen van de bestaande tekorten. Het bouwplan is gesitueerd op een binnenstedelijke locatie en draagt bij aan het bevorderen van de leefbaarheid.
Structuurvisie Zierikzee 2030
Op 21 november 2019 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de structuurvisie Zierikzee 2030 vastgesteld. De “Structuurvisie Zierikzee 2030”, vervangt de structuurvisie uit 2002. De visie is nauw verbonden met de strategische visie “Tij van de toekomst” en geschreven voor Zierikzee, de centrumstad van de gemeente Schouwen-Duiveland. In en om Zierikzee zijn veel ontwikkelingen gaande, die vaak met elkaar zijn verbonden. In deze structuurvisie worden deze relaties gelegd en de koers bepaald. Met de structuurvisie zet de gemeente de ruimtelijke koers voor de toekomst van Zierikzee uit tot 2030. Het gaat om het integraal afwegen van belangen en vooral ook over het vastleggen van de waarden voor de toekomst.
Met betrekking tot het thema wonen wil de gemeente Schouwen-Duiveland een aantal zaken bereiken. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende aspecten relevant:
In de toekomstvisie wordt met betrekking tot het wonen in de flanken van de stad gesteld dat er stedenbouwkundig gezien duidelijke verschillen zijn tussen deze wijken (mede ontstaan door de periode waarin deze wijken zijn gerealiseerd). Dit wordt gezien als een meerwaarde. De bouwhoogtes in de woonwijken zijn bescheiden en blijven altijd onder de 20 meter (hoogte van de boomtoppen en het stadsilhouet van de historische binnenstad). Bouwkundige accenten zijn voorbehouden aan de binnenstad. De woonwijken vormen in de meeste gevallen ook de overgang naar het buitengebied, de randen van de stad. De randen zijn over het algemeen groen landschappelijk vormgegeven waardoor de stad als een groen eiland in de open polders en aan de rand van de zilte natuurgebieden ligt.
Met het verdwijnen van het installatiebedrijf en het realiseren van een woning, is er sprake van een verbetering van de leefbaarheid en structuur van de stad. De alleenstaande bedrijfsbestemming verdwijnt en kan geen hinder meer veroorzaken voor de omliggende woningen. Daarnaast neemt de verkeersgeneratie af. De Structuurvisie Zierikzee 2030 staat de ontwikkeling voor de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 7'. Hiervoor geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodem op een diepte van 50 centimeter of meer onder het maaiveld met een oppervlakte van 5.000 m² verstoord wordt. In het voorgenomen bouwplan blijft de oppervlakte onder de 5.000 m². Een archeologisch onderzoek is daarom niet benodigd. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Het plangebied ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie - zichtlijnen'. Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van markante zichtlijnen op de historische binnenstad van Zierikzee. Aan de dubbelbestemming is de onderstaande bouwregel verbonden:
'Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste de op in bijlage 7 Maximale hoogtes vanwege zichtlijnen opgenomen maat bedraagt, tenzij op grond van de geldende bestemming(en) van de gronden voor het betreffende bouwwerk reeds een lagere maximale hoogte is toegestaan.'
De maximale bouwhoogte op grond van de geldende bestemming 'Bedrijf - 1' is 9 meter. Op basis van de onderstaande kaart (uitsnede uit bijlage 7 Maximale hoogtes vanwege zichtijnen) bedraagt de maximale bouwhoogte 12,5 meter ter plekke van het plangebied. Het voorliggende bouwplan heeft een nokhoogte van 8,6 meter.
Afbeelding 9 | Maximale hoogtes vanwege zichtijnen (bron: BP 'Zierikzee buiten de grachten' )
Naast de zichtlijnen zijn er geen andere cultuurhistorisch waardevolle elementen waar rekening mee gehouden moet worden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Het initiatief ziet op de ontwikkeling van een milieugevoelige bestemming (wonen). Er is sprake van het omgevingstype ‘gemengd gebied’. In de nabijheid van het plangebied zijn meerdere milieubelastende activiteiten aanwezig. Het plangebied grenst aan agrarische gronden, waarbij van belang is dat bestemmingsplanmatig fruitteelt uitgesloten op gronden gesitueerd op minder dan 50 meter van woningen van derden. Sier- en bollenteelt is echter niet uitgesloten in het bestemmingsplan. In het algemeen ziet de Afdeling een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid met gewasbeschermingsmiddelen niet als onredelijk. Gelet op de situering van het agrarische perceel grenzend aan het plangebied wordt niet voldaan aan deze afstand van 50 meter met betrekking tot de spuitzone. Als driftbeperkende maatregel zal aan de westzijde van het perceel een wintergroenblijvende haag worden geplaatst van minimaal 2 meter hoog en drie meter breed langs de gehele grens met de agrarische bestemming. Door het treffen van deze maatregel blijft een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd. Het agrarisch perceel grenst reeds aan woonbestemmingen en wordt met het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling niet verder belemmerd in de bedrijfsvoering. In de onderstaande opsomming zijn de overige bedrijven die in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen benoemd.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
In juli 2019 door Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. een vooronderzoek en een verkennend en nader bodemonderzoek conform NEN 5707, NEN 5740 en NEN 5755 uitgevoerd (zie bijlage Bijlage 2).
Ter plaatse van de onderzoeklocatie is eerst een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is een nader bodemonderzoek verricht. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te verkrijgen in de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het doel van het nader bodemonderzoek is om, mede op basis van resultaten van het verkennend bodemonderzoek, te kunnen bepalen of ter plaatse van de onderzoekslocatie wel of geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Tijdens een eerder uitgevoerd bodemonderzoek (uitgevoerd in 1990) zijn in de bodem ter plaatse van een deel van het voorterrein puin-bijmengingen in de grond aangetroffen. Ter plaatse van dit terreindeel is een verkennend onderzoek asbest conform de NEN 5707 uitgevoerd. Het doel van het verkennend onderzoek asbest is na te gaan in hoeverre de verdenking op verontreiniging van de bodem met asbest terecht is en, indien asbest is aangetroffen, een uitspraak te doen over het indicatieve asbestgehalte in de bodem.
Voor het onderzoek naar chemische parameters is uitgegaan van de hypotheses:
Voor het onderzoek naar asbest is uitgegaan van de hypothese:
De in de bovengrond geconstateerde gehalten koper, lood, zink en PAK gaven aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De in de ondergrond en het grondwater geconstateerde verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek.
Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn ter plaatse van de boringen 101 en 103 sterke verontreinigingen met koper en PAK geconstateerd. Op basis van de resultaten van het verkennend en nader bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er minder dan 25 m³ sterk verontreinigde grond aanwezig is, waardoor er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierdoor is er geen potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. Wel dient er rekening mee gehouden te worden dat verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald. Gelet op bovenstaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Kwetsbare objecten (woningen) moeten bij ruimtelijke planvorming beschermd worden tegen externe veiligheidsrisico's. In de omgeving van het plangebied zijn volgens de professionele risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de veiligheidssituatie ter plaatse. Ten zuiden van het plangebied, over de N59, vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen.
Rijksweg N59
De N59 heeft volgens de vuistregels van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) geen PR 10-6 contour (0,0003*(GF3+0,2*LF2+LT2)<1). Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen probleem voor voorliggend plan. Het groepsrisico wordt bepaald door de afstand van bebouwing tot de as van de weg, de aanwezigheidsdichtheid in het gebied, de aard van de vervoerde stoffen en de aantallen van de vervoerde stoffen. Aan de hand van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport en het Basisnet Weg is het aannemelijk dat het groepsrisico als gevolg van de N59 ter hoogte van het plangebied onder de waarde 0,1 x OW (oriëntatiewaarde) blijft. Het invloedsgebied bedraagt hier 880 meter als gevolg van het vervoer van stofcategorie LT2 (Propylamine). Het plangebied ligt op een afstand van 100 meter van de weg en ligt derhalve in het invloedsgebied. Omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. In de verantwoording wordt ingegaan op de aspecten bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Verantwoording groepsrisico N59
Vanwege de ligging in het invloedsgebied van de Rijksweg N59 dient op grond van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes, het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal aanvullend advies gevraagd worden aan de Veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Uit bovengenoemde handreiking volgt dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor ook in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt ontsloten door de Lange Blokweg. De locatie is zowel vanuit noordelijke als vanuit zuidelijke richtingen uitstekend bereikbaar voor hulpdiensten, via de N59 en de N654. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Zelfredzaamheid
De mate van zelfredzaamheid van een persoon hangt af van zijn eigen fysieke en psychische mogelijkheden en daarnaast van de omgeving. Een goede ontsluiting, beperking van hoogbouw, de ligging van kwetsbare objecten ten opzichte van de bron en aanvullende maatregelen aan gebouwen kan eraan bijdragen dat de effecten van de ramp beperkt blijven. Verder zijn er in het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Het nieuwbouwplan ligt aan de Lange Blokweg en nabij de N59. Deze wegen zijn beiden geluidgezoneerd en liggen op maximaal 150 meter afstand van de planlocatie. De planlocatie ligt daarmee binnen de geluidzone van beide wegen. De Oudeweg heeft buiten de bebouwde komgrens eveneens een geluidzone, maar deze weg heeft dusdanig weinig verkeer dat, gelet op de forse afstand tot de planlocatie (circa 200 meter), deze weg niet meer relevant is voor de planlocatie en daarom niet verder is meegenomen in het onderzoek.
Op 28 december 2022 heeft Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2).
De berekende geluidbelasting vanwege de geluidgezoneerde N654/ Lange Blokweg bedraagt op de randen van het bouwvlak en de gevels van de woning ten hoogste 58 dB, waarmee op de gevels van de nieuwbouw vanwege deze geluidgezoneerde weg niet overal voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, is in onderhavige situatie dus sprake van een relevante blootstelling aan geluid vanwege deze geluidgezoneerde weg en is aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen noodzakelijk.
De berekende geluidbelasting vanwege de geluidgezoneerde N59 bedraagt op de randen van het bouwvlak en de gevels van de woning ten hoogste 51 dB, waarmee op de gevels van de nieuwbouw vanwege deze geluidgezoneerde weg niet overal voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, is in onderhavige situatie dus sprake van een relevante blootstelling aan geluid vanwege deze geluidgezoneerde weg en is aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen noodzakelijk.
Aangezien bij onderhavige planlocatie twee geluidbronnen zijn betrokken en de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege beide bronnen wordt overschreden, is sprake van relevante blootstelling aan meerdere geluidbronnen. Op basis van de Wgh is een cumulatieberekening dus noodzakelijk.
De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 63 dB op de voorgevel en ten hoogste 59 dB op de beide zijgevels. Dit zijn tevens de randen van het bouwvlak aan de voorzijde. Op de achtergevel van de woning en op het achterste deel van het bouwvlak bedraagt de geluidbelasting 42 – 55 dB na cumulatie (op basis van de huidige positie van de woning).
Voor het inzicht in de mate van kwaliteit van het akoestisch woon- en leefklimaat kan de gecumuleerde geluidbelastingeveneens worden gehanteerd. De geluidbelasting zonder aftrek bedraagt vanwege het wegverkeer 42 – 63 dB. Het akoestisch woon- en leefklimaat dient daarmee volgens de MilieuKwaliteitsMaat bij de nieuwbouwwoning te worden beoordeeld als ‘(zeer) goed’ tot ‘tamelijk slecht’.
Gelet op deze kwalificering in relatie tot de ligging van de planlocatie, kan het akoestisch woon- en leefklimaat nog als aanvaardbaar worden aangemerkt. Een belangrijke factor hierbij is dat er aan de achterzijde van de woning zondermeer sprake van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Er is in onderhavige situatie dus sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Ook als ontwerp van de woning nader wordt uitgewerkt, waarbij de woning qua omvang en ligging niet significant wijzigt en in ieder geval niet dichter naar de weg komt te staan, zal dit vanuit akoestisch oogpunt niet leiden tot een wezenlijke verslechtering van het woonmilieu en blijft dit dus aanvaardbaar
Voor voorliggend plan wordt geadviseerd om een hogere waarde aan te vragen van:
• 58 dB vanwege de N654 (Lange Blokweg)
• 51 dB vanwege de N59.
In combinatie met de aanvraag voor een hogere waarde dient conform het Bouwbesluit een karakteristieke geluidwering van de uitwendige gevelconstructie te worden toegepast van tenminste 30 dB voor verblijfsgebieden en 28 dB voor een verblijfsruimte.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Milieubeleidsplan Module Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie wil de gemeente zien te behouden. Waar mogelijk willen ze de luchtkwaliteit zelfs nog verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is namelijk een belangrijke vervuilingsbron.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In 4.12 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. De verkeersgeneratie neemt af van 19,2 voertuigbewegingen per dag naar 8,2 voertuigbewegingen. Gelet op het feit dat er sprake is van een afname van het aantal voertuigbewegingen kan er gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee zij zich kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt.
Als onderdeel van het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland is voor het aspect 'energie en klimaat' een langetermijnbeleid omschreven voor de periode tot 2030 (vastgesteld 25 juni 2009). De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee zij zich kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Anders gezegd: het is de bedoeling dat de gemeente Schouwen-Duiveland klimaatbestendig wordt. Bovendien wil de gemeente dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, zodat Schouwen-Duiveland op den duur ook energieneutraal wordt. Om klimaatbestendig te kunnen worden zijn bij de ruimtelijke inrichting de volgende punten van belang:
1. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Nieuwe ontwikkelingen stellen de gemeente in de gelegenheid om al direct bij de start van een project de beste keuzes te maken die kunnen leiden tot klimaatbestendigheid. Bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, multifunctioneel gebruik, waterberging en geschikte bouwlocaties.
2. Herstructureringen
Bij bestaande situaties is het veel ingewikkelder om ruimtelijke ontwikkelingen klimaatbestendig te maken. Er is namelijk sprake van een bestaand wegennetwerk, overige infrastructuur en verkaveling. Wel kan er gekeken worden bij de renovatie en herstructurering van bestaande situaties naar eventuele technische maatregelen die kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld naar de koelingsmethodes voor verzorgingstehuizen, met het oog op de warmere zomers. Of ervoor zorgen dat woonwijken niet te veel verstenen. Daardoor kan bij hevige regenbuien het water makkelijker wegsijpelen.
De gemeente stimuleert energiebesparende maatregelen in bestaande woningen en utiliteitsgebouwen. Nieuwe gebouwen moeten energiezuinig zijn. Daarbij geldt een BENG-norm die strenger is dan die in het Bouwbesluit, en die in de toekomst verder zal worden aangescherpt.
Bij de gewenste ontwikkeling vindt de duurzaamheid in de bouwtechnische uitvoering van de bebouwing plaats. De woning wordt gasloos opgeleverd. Daarnaast worden natuurlijke duurzame materialen gebruikt en voorzien van goede isolatie. De gewenste ontwikkeling probeert op deze manier bij te dragen aan de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In het kader van de redeneerlijn van de gemeente Schouwen-Duiveland, hoeft er bij de realisatie van 1 woning geen stikstofberekening te worden aangeleverd indien het plangebied niet ten westen van de N652 is gelegen (zie bijlage 3). Het plan voldoet aan de voorwaarden, waardoor dus op voorhand worden gesteld dat negatieve effecten op nabijgelegen Natura2000 gebieden uitgesloten zijn.
Soortenbescherming
Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). De bestaande bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. Door MaGRID is in juli 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 4). In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht.
Vogels
Significant negatieve effecten van de afbraak van het bedrijfspand, de nieuwbouw van een woning alsmede het gebruik van deze woning aan de Lange Blokweg 19a te Zierikzee op beschermde nesten, leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) vogels kan redelijkerwijs worden uitgesloten, mits aan de hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan. De aanwezigheid van broedvogels nabij het plangebied maken een start van de uitvoering van de werkzaamheden tijdens de broedtijd onwenselijk. Dit betekent dat de werkzaamheden ‘veilig’ kunnen worden gestart in de periode 15 augustus - 1 maart. Indien er eenmaal geregeld activiteiten zijn, kunnen deze ook in de broedtijd worden voortgezet. Kap van bomen en struiken dient per definitie plaats te vinden buiten de broedtijd, dus wél in de periode 15 augustus - 1 maart.
Vleermuizen
Significant negatieve effecten van de afbraak van het bedrijfspand, de nieuwbouw van een woning alsmede het gebruik van deze woning aan de Lange Blokweg 19a te Zierikzee op leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (wettelijk beschermde) vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.
Met in achtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het aspect 'natuur' geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een nota en beleidskaart met hierin de locaties waar mogelijk niet gesprongen explosieven (NGE’s) in de bodem kunnen voorkomen. De kaart is opgesteld op basis van historisch onderzoek en wordt regelmatig geactualiseerd.
De grond is reed na-oorlogs (deels) geroerd, er hoeft geen onderzoek uitgevoerd te worden naar niet gesprongen explosieven. Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De gemeente kent een eigen verkeer- en vervoersplan 'Integraal Verkeer- en Vervoerplan Schouwen-Duiveland (IVVP 2017)'. De IVVP 2017 is een mobiliteitsplan waarin op hoofdlijnen is vastgesteld wat de gemeente op het gebied van verkeer en vervoer wil bereiken. Het verkeersbeleid is vastgelegd en is aan de hand van een aantal thema's vertaald in een aantal concrete doelen op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Daarnaast heeft de gemeente een eigen parkeerbeleid 'Parkeerbeleid 2017-2020 Schouwen-Duiveland'. In het parkeerbeleid worden diverse aspecten rondom het parkeren in Schouwen-Duiveland behandeld, zoals parkeerregulering en de toegankelijkheid en het kwaliteitsniveau van parkeerplaatsen. Bewust zijn geen parkeernormen opgenomen, omdat situaties vaak erg specifiek zijn en maatwerk vaak nodig is. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van de landelijke CROW-richtlijnen. In de beleidsnota wordt voor de gemeente Schouwen-Duiveland de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' aangehouden. Als locatie wordt voor de gehele gemeente, met uitzondering van Zierikzee, 'rest bebouwde kom' (wanneer gelegen binnen de bebouwde kom) en 'buitengebied' (wanneer gelegen buiten de bebouwde kom) gehanteerd.
Parkeren
De parkeernormen van de gemeente Schouwen-Duiveland zijn opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid 2017-2020. De normen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. Hierbij zijn de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd. De woning valt binnen de categorie vrijstaand koophuis. Hiervoor wordt een gemiddelde parkeerbehoefte van 2,3 parkeerplaatsen per woning gehanteerd. Binnen het plangebied zijn 2 parkeerplaatsen voorzien, daarmee wordt er voldaan aan de parkeernormen. Daarnaast kan parkeren voor bezoekers plaatsvinden binnen openbaar gebied. Hiervoor geldt een parkeernorm van 0,3 parkeerplaatsen per woning. Ten opzichte van de huidige situatie is er sprake van een afname van de parkeerdruk op de omgeving. Het installatiebedrijf van 400 vierkante meter valt binnen de categorie bedrijf arbeidsextensief, bezoekersextensief. Hiervoor geldt een parkeernorm van 1,1 parkeerplaatsen per 100 vierkante meter bedrijfsvloeroppervlak. De totale parkeervraag komt daarmee op 4,4 parkeerplaatsen ten behoeve van het installatiebedrijf.
Verkeersgeneratie
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 per woning gehanteerd. De totale verkeersgeneratie voor het plangebied komt daarmee op 8,2 voertuigbewegingen per dag. De verkeersgeneratie van het installatiebedrijf bedraagt 4,8 voertuigbewegingen per dag per 100 vierkante meter. Dit komt neer op een totale verkeersgeneratie van 19,2 voertuigbewegingen per dag voor het installatiebedrijf. Er is dus sprake van een afname van de verkeersgeneratie van 11 voertuigbewegingen per dag.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
In het plan wordt een nieuw bouwwerk gerealiseerd. Het extra verhard oppervlak ten opzichte van de mogelijkheden binnen het huidige bestemmingsplan neemt af.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een waterkering en dus ook niet binnen de beschermingszone van de waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() De dichte bodemverharding bedraagt na realisatie circa 100 m2. De combinatie van dakoppervlak en dichte bodemverharding komt op een totaal oppervlak van 240 m2 verharding na realisatie. Minus de huidige situatie van 575 m2 zorgt dat voor een afname van 335 m2 aan verharding. Gelet op het feit dat er sprake is van afname van de bodemverharding, is watercompensatie niet benodigd. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) en beide afgevoerd naar de bestaande riolering. Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
In en nabij het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De volksgezondheid is niet in het geding. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Het plangebied grenst niet aan oppervlaktewater. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Niet van toepassing
|
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Niet van toepassing |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Evenmin zijn er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.13).
Het plan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd
De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal is verzekerd. Daarin zijn tevens afspraken gemaakt over planschade.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.
Ter inzage legging omgevingsvergunning
Het ontwerpbesluit wordt, tezamen met de aanvraag en de daarbij behorende stukken, zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen zienswijzen worden ingediend. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn er geen zienswijzen ingediend.