direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00098BpGhp-va01

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle’ met identificatienummer NL.IMRO.1676.00098BpGhp-va01 van de gemeente Schouwen-Duiveland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 verbeelding

de geometrische planobjecten als vervat in de digitale dan wel analoge verbeelding met het identificatienummer NL.IMRO.1676.00098BpGhp-va01;

1.4 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.8 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.9 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen daaronder niet begrepen;

1.10 archeologisch deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;

1.11 archeologisch onderzoek

een onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.12 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

1.13 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.17 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouwof op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  • a. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • b. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.19 beroepsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.20 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.24 bordes stacaravan/kampeerhuis

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een stacaravan/ kampeerhuis bereikbaar via een aantal treden of een trap;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;

1.32 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, hieronder niet begrepen een supermarkt;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.36 erfgrens

de grens van het erf;

1.37 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.38 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend niet-commercieel gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.41 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.42 kampeerhuisje

een op een standplaats gelegen eenvoudig gebouw met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 meter, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.43 kampeermiddel

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wabo geen omgevingsvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.44 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen;

1.45 kinderhotel

een logiesgebouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf aan (grotere) gezinnen per kamer, zonder receptie, eigen keukenvoorziening, restaurant, of andere horecavoorzieningen ten dienste van het logiesgebouw en zonder zwembad;

1.46 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.47 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;

1.48 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

1.49 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.50 netto-standplaatsgrootte

de effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid;

1.51 nevenactiviteit

niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een (voormalig) agrarisch bouwvlak;

1.52 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

1.53 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.54 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 15% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.55 ondersteunende detailhandel

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit;

1.56 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;

1.57 onoverdekt zwembad

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten;

1.58 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand uitgezonderd flexibele zonweringconstructies;

1.59 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.60 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.61 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.62 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.63 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, kinderhotel, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.64 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en / of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie;

1.65 sanitair
  • a. prive-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  • b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is;

1.66 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.67 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;

1.68 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.69 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.70 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel zelfstandig (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m² en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein;

1.71 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats:
    een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  • b. niet-permanente standplaats:
    een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer- en/of winterseizoen.

1.72 stedenbouwkundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;

1.73 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele

handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.74 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, kinderhotel, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.75 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie;

1.76 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste

gevel kan worden aangemerkt;

1.77 voorgevelrooilijn

de lijn gelegen:

  • a. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een (bedrijfs)woning;
  • b. dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van een (bedrijfs)woning.

1.78 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.79 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

1.80 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart;

1.81 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar;

1.82 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen;

1.83 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.84 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;

1.85 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.86 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;

1.87 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.3 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens

vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelgrens;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarisch bedrijven;
  • b. hierbij horende voorzieningen zoals laad- en losvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.

3.2 Specifieke gebruiksregels
3.2.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van goederen, tenzij het de opslag van agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak betreft;
  • b. het huisvesten van seizoensarbeiders;
  • c. het gebruik van paardenbakken;
  • d. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen 50 meter van percelen bestemd voor het wonen;
  • e. het aanleggen en/of het gebruik van een mestbassin (mestzak of foliebassin) of een waterbassin;
  • f. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en specie, met uitzondering van het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een dienstwoning als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als woonruimte voor mantelzorg.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid
3.3.1 Wijziging naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

3.3.2 Voorwaarden toepassing

De wijziging als bedoeld in lid 3.3.1 kan slechts worden toegepast indien de gronden gebruiksvrij zijn verworven door de overheid of een natuurbeherende instantie, met het doel om het natuurinrichtingsplan te realiseren.

Artikel 4 Groen - Landschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen, mits deze ook is voorzien van opgaande beplanting voor een adequate landschappelijke inpassing, nader gedetailleerd voor de locatie Strandpark De Zeeuwse Kust middels het beplantingsvoorstel inrichting rand- en haagbeplanting 'Uitbreiding Strandpark 'De Zeeuwse Kust', d.d. maart 2013, toegevoegd als bijlage 2. De landschappelijke inpassing dient na realisatie als dusdanig in stand te worden gehouden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': een geluidwal;
  • d. schouwstroken en paden;
  • e. water, taluds, oevers, en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, onder b ten behoeve van een geluidscherm dat wordt gebouwd op een geluidwerende grondwal tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter ten opzichte van het hoogste punt van de grondwal. Ten behoeve van een adequate landschappelijke inpassing dient het geluidscherm te worden voorzien van opgaande beplanting.

4.3.2 Afwegingskader

De in lid 4.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van geluidhinder.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting en afschermende voorzieningen;
  • b. het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen zoals een grondwal;
  • c. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.

4.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. bedoeld zijn in lid maar de in lid omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.

4.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 4.5.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische waarden alsmede de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden, nader gedetailleerd voor:
      • locatie camping Elzenhof middels het inrichtingsplan 'Elzenhof', d.d. 17 juli 2013,
      • locatie Strandpark De Zeeuwse Kust middels het beheer- en monitoringsplan natuurcompensatie 'Uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust', d.d. 8 oktober 2013,
      • locatie De Helle middels het inrichtingsplan 'De Helle', d.d. 26 februari 2014,

allen toegevoegd als bijlage 2;


en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud, de bescherming en het herstel van een houtwal of houtsingel;
  • c. ontsluitingspaden, calamiteitenontsluitingen alsmede voorzieningen ten behoeve van hulpdiensten;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • e. water, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, educatieve voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • e. worden uitgevoerd in verband met de natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt conform het goedgekeurde inrichtingsplan voor natuurontwikkeling terrein Elzenhof, terrein Strandpark De Zeeuwse Kust en terrein De Helle, zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels.

5.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

5.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 5.4.3 wordt voldaan.

Artikel 6 Recreatie - Kampeerterrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in kampeermiddelen en gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;


en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning en tevens het hobbymatig houden van dieren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde, waaronder de bescherming, het herstel en de instandhouding van het monumentale karakter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak': een rijbak/paardenbak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – dienstverlening en beheer': dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – logiesgebouw': een logiesgebouw in de vorm van een kinderhotel met maximaal 40 kamers voor recreatief nachtverblijf en maximaal 1 kamer voor de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – gastenverblijf': een gastenverblijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – stal': een stal voor het hobbymatig houden van dieren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – pannaveld': een pannaveld;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – tennisveld': een tennisveld;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – wagenschuur': een wagenschuur;
  • l. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m²;
  • m. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals bedoeld in bijlage 1, tot een vloeroppervlakte van 350 m² (exclusief terras);
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)-wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  • o. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen voor sanitair ook buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 2. gebouwen die op een standplaats dienen te worden opgericht zoals kampeerhuisjes en bijgebouwen bij kampeermiddelen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • c. ongeacht het bepaalde onder a en b mag per recreatiebedrijf niet meer dan 3% van de oppervlakte van het bedrijf worden bebouwd met bouwwerken en gebouwen ten behoeve van dienstverlening en beheer, inclusief gebouwen met centrumvoorzieningen. Van de te berekenen oppervlakte van een bedrijf maakt de bestemming 'Natuur' geen deel uit;
  • d. de netto-oppervlakte van standplaatsen dient voor niet-permanente standplaatsen minimaal 100 m² te bedragen;
  • e. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de navolgende maten:
Gebouw     Oppervlakte (m²)     Inhoud (m³)     Goothoogte (m)     Bouwhoogte (m)    
gebouw binnen het bouwvlak     -     -     zie aanduiding:
'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'    
zie aanduiding:
'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'    
centrale sanitairgebouwen     -     -     -     4 m    
kampeerhuisje (inclusief bordes)     75 m²     250 m³     -     5,50 m    
stacaravan (inclusief bordes)     55 m²     -     -     5 m    
bijgebouw per permanente standplaats     9 m²
 
-     -     3,50 m    
vrijstaand bijgebouw bij bedrijfswoning (stal)   -   -     3,50 m     3,50 m    
vrijstaand bijgebouw bij bedrijfswoning (gastenverblijf)   -   -   3,50 m   3,50 m  
vrijstaand bijgebouw bij bedrijfswoning (wagenschuur)   -   -   3,50 m   7,50 m  
kinderspeelhuisjes en huisdierenverblijven     -     -     -     4 m    

  • f. uitsluitend op permanente standplaatsen mogen vrijstaande bijgebouwen per kampeermiddel worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. aangebouwde bijgebouwen niet zijn toegestaan;
    • 2. ten hoogste één vrijstaand bijgebouw en één bordes per standplaats zijn toegestaan;
  • g. stacaravans en kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, met dien verstande dat:
    • 1. de netto standplaatsgrootte ten minste vier maal de oppervlakte van een kampeerhuisje heeft;
    • 2. de netto standplaatsgrootte ten minste 150 m² is ten behoeve van een stacaravan;
  • h. het aantal kampeerhuisjes mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes';
  • i. de afstand tussen een bijgebouw en de grens van een standplaats bedraagt ten minste 1 meter;
  • j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de navolgende maten:
Bouwwerk, geen gebouw zijnde     Bouwhoogte (m)    
bordes op permanente standplaats bij een kampeerhuisje     de goothoogte van het op de standplaats aanwezige kampeerhuisje    
bordes op permanente standplaats bij een stacaravan     de hoogte van op de standplaats aanwezige stacaravan    
licht- en vlaggenmasten     8 m    
speelvoorzieningen     4 m    
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvlak     1 m    
erf- en terreinafscheidingen elders     2 m    
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m    

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken privé sanitair

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 om privésanitair te kunnen toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. privésanitair is uitsluitend toegestaan op een niet-permanente standplaats;
  • b. per niet-permanente standplaats is ten hoogste één privésanitair toegestaan;
  • c. de totale hoogte van privésanitair bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • d. per standplaats bedraagt de oppervlakte van een privésanitair ten hoogste 6 m²;
  • e. privésanitair mag aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 4 sanitaire eenheden mogen worden gecombineerd in één gebouw van ten hoogste 24 m²;
  • f. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • g. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheerplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.

6.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het aantal permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen';
  • b. het aantal niet-permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal niet-permanente standplaatsen';
  • c. het totaal aantal standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen';
  • d. er dient sprake te zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • e. tijdelijke huisvesting van personeel is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesgebouw';
  • f. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  • g. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  • h. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats op de gronden bedraagt ten minste 100 m²;
  • i. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel, en;
    • 2. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m² of;
    • 3. één kampeerhuisje;
  • j. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen;
    • 2. uitsluitend zijn toegestaan: twee kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, met ten hoogste een bijzettentje van ten hoogste 8 m² of maximaal drie bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m²;
  • k. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • l. een hotel is niet toegestaan;
  • m. een logiesgebouw is niet toegestaan, met uitzondering op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesgebouw';
  • n. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • o. beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning zijn niet toegestaan, met uitzondering van het uitvoeren van toezicht op het kampeerterrein;
  • p. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  • q. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats is niet toegestaan;
  • r. het kampeerterrein wordt verlicht conform het lichtplan als opgenomen in bijlage 4 bij de regels en vervolgens in stand wordt gehouden;
  • s. ten minste 2% van de gronden zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • t. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning is niet toegestaan, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • u. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning als gastenverblijf, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – gastenverblijf', waarbij geldt dat:
    • 1. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
    • 2. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • v. het is niet toegestaan om een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in te richten en/of te gebruiken als zelfstandige woonruimte;
  • w. het is niet toegestaan om ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie – logiesgebouw' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – gastenverblijf' deze gebouwen in te richten en/of te gebruiken als zelfstandige woonruimte;
  • x. de 75 nieuwe standplaatsen mogen pas in gebruik worden genomen indien:
    • 1. de 75 standplaatsen op de camping Elzenhof niet meer geëxploiteerd worden en niet meer aanwezig zijn/volledig gesaneerd zijn en er een start is gemaakt met de aanleg van natuur;
    • 2. het kampeerterrein volledig landschappelijk is ingepast conform het inrichtingsplan 'Uitbreiding Strandpark 'De Zeeuwse Kust', d.d. 28 januari 2013 als opgenomen in bijlage 2 en vervolgens in stand wordt gehouden;
  • y. de vergrote bedrijfswoning aan de Rampweg 24 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag pas in gebruik worden genomen indien:
    • 1. de drie gebouwen op het perceel zijn gesloopt zoals aangeduid op de satellietfoto als opgenomen in bijlage 3 bij de regels;
    • 2. het kampeerterrein volledig landschappelijk is ingepast conform het beplantingsvoorstel inrichting rand- en haagbeplanting 'Uitbreiding Strandpark 'De Zeeuwse Kust', d.d. maart 2013, als opgenomen in bijlage 2 en vervolgens in stand wordt gehouden;
    • 3. het natuurterrein is ingericht conform het beheer- en monitoringsplan natuurcompensatie 'Uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust', d.d. 8 oktober 2013, als opgenomen in bijlage 2 en vervolgens in stand wordt gehouden;
  • z. het kinderhotel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – logiesruimte' mag pas in gebruik worden genomen indien:
    • 1. het kampeerterrein volledig landschappelijk is ingepast conform het beplantingsvoorstel inrichting rand- en haagbeplanting 'Uitbreiding Strandpark 'De Zeeuwse Kust', d.d. maart 2013, als opgenomen in bijlage 2 en vervolgens in stand wordt gehouden;
    • 2. het natuurterrein is ingericht conform het beheer- en monitoringsplan natuurcompensatie 'Uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust', d.d. 8 oktober 2013, als opgenomen in bijlage 2 en vervolgens in stand wordt gehouden.

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de gebouwen te slopen.

6.5.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk en/of gebouw kan slechts worden verleend indien;

  • a. de bouw van een nieuw bouwwerk en/of gebouw ter (gedeeltelijke) vervanging van een bouwwerk en/of gebouw staande en gelegen op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' onderdeel is van dezelfde aanvraag omgevingsvergunning, voor het (gedeeltelijk) slopen van het bestaande bouwwerk en/of bestaande gebouw staande en gelegen op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. het behoud en instandhouding van een (deel van een) bouwwerk en/of gebouw binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' om bouwkundige en veiligheidsredenen niet langer mogelijk is, en dit niet het gevolg is van nalatigheid in beheer en onderhoud van het betreffende (deel van een) bouwwerk en/of gebouw;
  • c. bij (gedeeltelijke) herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend, alsmede de materialisatie daarvan;
  • d. ter verzekering van uitvoering van de (gedeeltelijke) herbouw of nieuwbouw een privaatrechtelijke overeenkomst is afgesloten;
  • e. alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de welstand- en monumentencommissie.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Aantal permanente standplaatsen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het aantal permanente standplaatsen als bedoeld in lid 6.4 te vergroten en/of het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing te wijzigen naar de bestemming 'Groen – Landschappelijk', met inachtneming van het volgende:

  • a. het totaal aantal standplaatsen mag niet worden vergroot;
  • b. alle standplaatsen mogen worden ingericht als permanente standplaats, waarbij een maximale dichtheid geldt van 33 standplaatsen per hectare;
  • c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk in verband met kwaliteitsverbetering en/of productdifferentiatie of in het kader van wettelijke eisen omtrent veiligheid;
  • d. de netto-oppervlakte van de standplaatsen voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • e. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • f. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheerplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • i. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • k. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

6.6.2 Winterkamperen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterkamperen dan wel het toestaan van winterkamperen op kampeerterreinen waaraan dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. wijzigen is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheerplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.

6.6.3 Winterstalling

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterstalling dan wel het toestaan van winterstalling op kampeerterreinen waar dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de stalling zodanig plaatsvindt dat geen visuele hinder ontstaat vanaf de openbare weg dan wel het omliggende landschap door het situeren van de stalling centraal op het kampeerterrein of het realiseren van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. het aantal stallingsplaatsen mag niet meer bedragen dan 50% van het aantal niet-permanente plaatsen op het betreffende kampeerterrein;
  • c. het stallen plaatsvindt op een afzonderlijk deel van het kampeerterrein, en niet op de standplaatsen, zodanig dat recreatief nachtverblijf onmogelijk is.

6.6.4 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 6.6.1, 6.6.2 en 6.6.3 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van een huishouden in een woning en tevens het hobbymatig houden van dieren;


en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak': een rijbak/paardenbak;
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in het aanduidingsvlak met de bouwaanduiding 'vrijstaand' worden opgericht, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
  • f. de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 7.2.1, onder a sub 2 niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal op de gronden met de bouwaanduiding 'vrijstaand': 3 meter (aan twee zijden).

7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen uitsluitend binnen het bouwvlak aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    • 2. aan- en uitbouwen moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen;
    • 5. de afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen die aan de zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en de zijdelingse bouwperceelgrens zal minimaal 3 meter bedragen;
    • 6. vrijstaande bijgebouwen mogen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd waarbij de afstand van de gebouwen op het bouwperceel tot de zijdelingse bouwperceelgrens aan één zijde minimaal 3 meter dient te bedragen.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. een overkapping die ten hoogste 3 meter mag bedragen;
    • 2. licht- en vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen;
  • c. in afwijking van het in 7.2.4, onder b bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn, maximaal 1 meter bedragen.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2, onder c tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 7.2.2, onder e tot een steilere dakhelling;
  • c. lid 7.2.2, onder f voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. lid 7.2.3, onder a.5 dan wel a.6 voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter;
  • e. lid 7.2.4, onder b tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met uitzondering van overkappingen.

7.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor kampeermiddelen;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;
  • e. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.

7.5.2 Niet-strijdig gebruik

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • c. ten hoogste 25 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • g. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
  • h. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • i. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1, onder e voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).

7.6.2 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • h. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • j. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • k. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

7.6.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.6.1 en 7.6.2 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Verplaatsen/hersitueren bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen door het verplaatsen dan wel hersitueren van het aanduidingsvlak met de woningtypologie 'vrijstaand' alsmede het bijbehorende bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het aanduidingsvlak en het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de milieuplanologische haalbaarheid is aangetoond;
  • c. bij verplaatsing van het aanduidingsvlak dient de bestaande bebouwing buiten de nieuwe aanduidingsvlak te worden gesloopt.

7.7.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 7.7.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • d. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 6

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

8.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

8.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 8.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

8.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 8.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd in verband met de natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt conform het goedgekeurde inrichtingsplan voor natuurontwikkeling terrein Elzenhof, terrein Strandpark De Zeeuwse Kust en terrein De Helle, zoals opgenomen als Bijlage 2 bij de regels.

8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

8.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

8.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 8.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

8.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 7

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

9.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

9.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 9.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

9.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 9.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd in verband met de natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt conform het goedgekeurde inrichtingsplan voor natuurontwikkeling terrein De Helle, zoals opgenomen als Bijlage 2 bij de regels.

9.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 9.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

9.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7'.

9.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 9.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

9.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemming

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) tevens bestemd voor de waterkering.

10.1.2 Toelaatbaarheid

Op of in de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

10.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op nieuwbouw van een reddingspost of vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, mits het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 10.2.2 onder a te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) tevens bestemd voor:

  • a. onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering;
  • b. een duurzame hoogwaterbescherming ten behoeve van de veiligheid;
  • c. waterberging en afvoer van hoogwater, sediment en ijs;
  • d. de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken.

11.1.2 Toelaatbaarheid

Op of in de de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

11.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien de omgevingsvergunning betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid, mits het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 11.2.2 onder a te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering en het vaarwater door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering en het vaarwater.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 14 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn slechts van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsbevoegdheid
16.1.1 Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken en met uitzondering van de bestemming 'Recreatie – Kampeerterrein' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'cultuurhistorische waarden', bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;

16.1.2 De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemene wijzigingsregels
17.1.1 Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van de bestemming 'Recreatie – Kampeerterrein' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'cultuurhistorische waarden', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5,00 meter toelaatbaar.

17.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 17.1.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 18 Overige regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10%.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Lid 19.1 is niet van toepassing op de bouwwerken en/of gebouwen die in het kader van de uitvoering van de omgevingsvergunning voor de vergroting van de bedrijfswoning Rampweg 24 dienen te worden gesloopt.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik als kampeerterrein op de gronden met de bestemming 'Natuur' op het terrein Elzenhof tot maximaal 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Sanering camping Elzenhof, uitbreiding Strandpark De Zeeuwse Kust en natuurontwikkeling De Helle'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 februari 2014.
 
de griffier,   de voorzitter,  
................................   ................................