direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Nieuwerkerk en Oosterland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland wil voor haar grondgebied over actuele bestemmingsplannen beschikken. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is daarnaast de verplichting opgenomen dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan 10 jaar. Om aan deze verplichting te voldoen is het nodig voor het plangebied Bestemmingsplan Nieuwerkerk en Oosterland een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Doel

Voorliggend bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel te voldoen aan de actualiseringsverplichting uit de Wro. Daarnaast wordt de geldende regeling aangepast aan de huidige maatschappelijke normen over wat er in een bestemmingsplan vastgelegd dient te worden. Het gaat dan onder andere om de in de geldende bestemmingsplannen gehanteerde systematieken, deze zijn gedeeltelijk achterhaald. Verder vragen gewenste nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied en verleende vrijstellingen, ontheffingen of afwijkingen om een aangepaste regeling.

1.3 Ligging en plangrenzen

Het plangebied omvat de kernen Nieuwerkerk en Oosterland. De begrenzing van het plangebied is weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0001.jpg"

Begrenzing plangebied Nieuwerkerk-Oosterland

1.4 Geldende bestemmingsregeling

Voor de gronden die binnen het plangebied Bestemmingsplan Nieuwerkerk en Oosterland vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling herzien. Daarmee vervallen de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:

Naam plan   Vervalt geheel of gedeeltelijk  
Bebouwde kom Nieuwerkerk   geheel  
D'heule Nieuwerkerk   geheel  
Vierbannenstraat 2 Nieuwerkerk   geheel  
Bebouwde kom Oosterland   geheel  
1e herziening bebouwde kom Oosterland   geheel  
2e herziening bebouwde kom Oosterland   geheel  
Buitengebied Schouwen-Duiveland   gedeeltelijk  

Te vervallen bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 worden achtereenvolgens het beleidskader, het planologisch kader en het milieu- en duurzaamheidskader beschreven. In hoofdstuk 6 en 7 wordt de visie op het plangebied toegelicht. Daarna volgt hoofdstuk 8 met daarin de juridische aspecten en hoofdstuk 9 met een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in bijlage 1 Beleidskader.

2.2 Europees beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende Europese beleidskader, waarvan de Kader Richtlijn Water de meest relevante is. De voornaamste beleiduitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieu- en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingsplan zijn deze kwaliteiten beschermd door conserverende bestemmingen.

2.3 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Nota Belvedere, het Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationaal Waterplan, de Modernisering Monumentenzorg (MoMo), en de Vogel- en Habitatrichtlijn. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteit, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.

2.4 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Op 28 september 2012 hebben de Provinciale Staten van de provincie Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 vastgesteld. In het nieuwe Omgevingsplan wordt een nieuwe taakverdeling geïntroduceerd tussen Rijk, provincie, waterschap en gemeenten. In de nieuwe verdeling, gebaseerd op de beginselen van de Wet ruimtelijke ordening en het meest recente Rijksbeleid, beperkt de Provincie zich tot de kerntaken. De Provincie schept de kaders, gemeenten maken met elkaar afspraken over hoe deze kaders regionaal kunnen worden ingevuld.

In het Omgevingsplan komt naar voren dat Zeeland als 'Land in Zee' een onderscheidende karakteristiek heeft binnen Nederland. Zeeland is door de schaal, lage bevolkingsdichtheid en (eilanden)structuur in geografisch en bestuurlijk opzicht anders dan andere gebieden. De bijzondere positie en potentie van Zeeland, kenmerken en onderscheidende landelijke karakteristiek, geven een sterk concurrerend en aantrekkelijk vestigingsklimaat op het gebied van wonen, bedrijvigheid en recreatie. Voor een blijvend krachtig Zeeland zijn in de toekomst economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. Dit is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

  • Het bevorderen van een gezonde regionale economie;
  • Een goede woon- en werkomgeving;
  • Water en landelijk gebied met kwaliteit.

Economie

De Provincie is samen met de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van Europese en nationale milieudoelstelling. Daarbij wordt toegezien op grote en risicovolle bedrijvigheid waarbij gemeenten op lichtere milieucategorieën. In het landelijk gebied en langs de hoofdwegen zorgt de Provincie voor het tegengaan van milieuhinder en veiligheidsregio's. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Beter benutten van havengebieden en bedrijventerreinen;
  • Vernieuwing in de recreatie, visserij, schelp- en schaaldierensector en de landbouw.

Woon- en werkomgeving

Voor een gezonde regionale economische ontwikkeling is een goede woon- en werkomgeving noodzakelijk. Een goed functionerende woningmarkt met voldoende aanbod aan toekomstbestendige woningen is daarvoor een eerste voorwaarde. Dit is van direct belang voor de bouw-, detailhandels- en financiële sector, maar ook voor goede huisvesting van alle werknemers in andere sectoren. Vanwege de grote economische belangen investeert de Provincie mee in de toekomstbestendige huisvesting en bewaakt de omvang en kwaliteit van regionale woningbouw en herstructurering. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Toekomstbestendige woningmarkt;
  • Een gezonde leefomgeving.

Kwaliteit water en landelijk gebied

De Provincie bewaakt de kwaliteit van natuur en ontwikkelt natuurgebieden. Beheer van de natuurgebieden wordt door de Provincie gefinancierd en uitbesteed aan terreinbeheerders. Een goede kwaliteit en kwantiteit van oppervlaktewater en grondwater is voor alle inwoners en toeristen, en daarnaast ook voor de landbouw en de natuur van groot belang. Schoon water ontstaat niet vanzelf. De Provincie heeft de taak om dit te bewaken en toe te zien op correcte uitvoering van het waterbeheer door het waterschap. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Europese Kaderrichtlijn water;
  • Integrale aanpak Deltawateren;
  • Afronden natuurontwikkeling.

Provinciale ruimtelijke Verordening Zeeland, 2012

Op 28 september 2012 hebben de Provinciale Staten van de Provincie Zeeland, gelijktijdig met het Omgevingsplan Zeeland, de Verordening ruimte Provincie Zeeland vastgesteld. In de verordening zijn, 'indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken', regels opgenomen waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan is besloten dat slechts een select aantal provinciale belangen worden geregeld in de verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht. Tevens wordt beoogd ten aanzien van de in de verordening geregelde onderwerpen een bepaalde mate van rechtszekerheid te bieden. Op grond van deze verordening zijn de volgende regels voor onderhavig plan van toepassing:

Natuur

Artikel 2.12 geeft een regeling voor de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het doel, is het bieden van een basisbescherming voor bestaande natuurgebieden via de Wro. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken moeten de te beschermen en te behouden kenmerken en waarden per gebied worden gespecificeerd. Het betreft de wezenlijke kenmerken en actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Deze zijn nader uitgewerkt en vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland 2011.

Bescherming van natuurwaarden via het ruimtelijk spoor en de ontwikkeling van een netwerk van natuurgebieden is een provinciaal belang. In de eerste plaats betreft het hier de bescherming van actuele natuurwaarden. Voorts levert dit beleid een bijdrage aan het behoud van belangrijke kenmerken van de provincie. De bedoelde gebieden zijn tevens belangrijk voor de recreatie in Zeeland.

Gebieden aangeduid als Bestaande natuur krijgen in het bestemmingsplan een planologische bescherming middels een bestemming of aanduiding 'Natuur'. In Nieuwerkerk en Oosterland zijn geen EHS-gebieden aanwezig. Wel grenst aan Oosterland een EHS-gebied met Bestaande en Nieuwe natuur. Dit natuurgebied maakt echter geen onderdeel uit van het plangebied, dit is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0002.jpg"

Uitsnede EHS te Oosterland (bron: Verordening Ruimte Provincie Zeeland 2012)

Omdat dit natuurgebied niet in het plangebied is gelegen komt de bestemming of aanduiding 'Natuur' niet voor in dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.9 Flora en fauna wordt nader ingegaan op de natuurgebied en de eventuele gevolgen voor het bestemmingsplan.

Wonen

In de verordening is het woningbouwbeleid voor bestaand stedelijk gebied niet zodanig met regels vastgelegd. Vanuit het Omgevingsplan is wel het principe van duurzame verstedelijking doorvertaald (artikel 2.1), maar dient op (inter)gemeentelijk niveau het woningbouwbeleid voor het bestaand stedelijk gebied vorm gegeven te worden.

Bedrijventerrein

Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen zoals opgenomen in artikel 2.2 gelden beginselen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. Daarmee verband houdend wordt tevens gestreefd naar herstructurering van bestaande terreinen en naar regionale afstemming. Deze beginselen en doelstellingen worden als provinciaal belang aangemerkt. De ontwikkeling (vestiging en uitbreiding) van bedrijvigheid dient in beginsel plaats te vinden op daartoe bestemde bedrijventerreinen.

Detailhandel

In artikel 2.2 zijn belangrijke onderdelen van het detailhandelsbeleid verwoord. Behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen alsmede een sterke concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra worden als elementen van provinciaal belang aangemerkt. Detailhandelsvoorzieningen dienen primair binnen de bestaande kernwinkelgebieden te worden gevestigd.

Bij het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur en het toelaten van nieuwe detailhandelsvoorzieningen zijn compactheid, samenhang en de aanwezigheid van of het realiseren van een verbindende looproute belangrijke voorwaarden. Een beperkte uitbreiding of een nieuwvestiging van beperkte omvang vergt geen uitvoerige motivering. Bij het toelaten van detailhandelsvoorzieningen binnen een kernwinkelgebied is geen motivering per individuele winkel noodzakelijk maar kan worden volstaan met een algemene motivering die betrekking heeft op het desbetreffende gebied.

2.5 Regionaal beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende regionale beleidskaders, waaronder het Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid, het Waterbeheerplan en de Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen. De voornaamste beleiduitgangspunten richten zich op het verbeteren van veiligheid en milieukwaliteit. In het onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.

2.6 Gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende gemeentelijke beleidskaders. De ambities op het gebied van wonen, werken en verblijven zijn vastgesteld in de Strategische visie 'Tij van de Toekomst'. In onderhavig plan zijn de bestaande woonfuncties conserverend bestemd en zijn voor werk- en verblijfsfuncties mogelijkheden opgenomen die bijdragen aan het halen van de ambities uit de Strategische visie.

In onderhavig plan zijn de diverse beleidskaders voor wonen, detailhandel, horeca, bedrijventerreinen en sport doorvertaald. Het gaat daarbij ondermeer over de Woonvisie, Detailhandelsstructuurvisie, Horecaontwikkelingsvisie, het Bedrijventerreinenprogramma en de beleidsnota begraven op Schouwen-Duiveland. Deze verschillende beleidsstukken zijn de basis voor de bestemmingsplanregels zoals opgenomen in onderhavig plan.

In het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland zijn de kaders vanuit verschillende milieu-aspecten opgenomen. Het bestemmingsplan is op de relevante onderdelen getoetst aan het Milieubeleidsplan. Het plan past binnen de geldende uitgangspunten (zie ook hoofdstuk 5 Milieu- en duurzaamheidskader).

Conform de Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid wordt er binnen het plangebied geen ruimte geboden voor de bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie.

De voorwaarden die voortvloeien uit het Beleidsplan Archeologie zijn doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Op basis van het beleidsplan is een passend archeologisch beschermingsregime opgenomen voor de gronden in het plangebied.

Met name de uitgangspunten uit de Woonvisie, Detailhandelsstructuurvisie, Horecaontwikkelingsvisie, het Bedrijventerreinenprogramma en beleidsnota begraven op Schouwen-Duiveland zijn voor dit bestemmingsplan van belang en worden hierna nader toegelicht.

Woonvisie (2013)

De gemeente heeft de ambitie om minimaal te kunnen voorzien in de opvang van de natuurlijke groei in de kernen. Verder wordt ruimte gegeven aan de woningbehoefte van permanente en tijdelijke vestigers, door aantrekkelijke woonmilieus in zowel de bestaande voorraad als ook in de nieuwbouw.

In de Woonvisie wordt uitgegaan van een kwantitieve woningbehoefte van 450 woningen voor eigen huishoudens. De komende 10 jaar is er nog sprake van een groei in het aantal huishoudens. Daarna slaat de huishoudensgroei om in huishoudensafname. Op dit moment is er nog sprake van een netto plancapaciteit van 1250 woningen. Dit is aanzienlijk meer dan de woningbehoefte in 2022. De gemeente heeft er daarom voor gekozen om de bestaande woningvoorraard te verbeteren en te herstructureren.

Gelet op de diversiteit van verschillende woonmilieus is Schouwen-Duiveland verdeeld in drie woonmilieus: Wonen aan de kust, dorps wonen en Zierikzee. Nieuwerkerk en Oosterland vallen in het woonmilieu 'Dorps wonen'. De aantrekkingskracht voor vestigers is het sterks in de categorie 'Wonen aan de kust' in mindere mate zijn er ook mogelijkheden voor de andere woonmilieus. In het woonmilieu 'Dorps wonen' is ruimte voor circa 100 woningen. Van deze 100 woningen zijn er 60 woningen gepland voor de centrumkern binnen dit woonmilieu, Bruinisse. Voor de overige dorpen (Brouwershaven, Nieuwerkerk, Oosterland, Dreischor, Kerkwerve, Noordgouwe, Ouwerkerk, Serooskerke, Sirjansland, Zonnemaire) komt het aantal toe te voegen woningen per saldo niet boven de 40 uit. Het vizier gaat zich langzaam richten op herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad. In onderstaand schema is de verhouding tussen de verschillende woonmilieus weergegeven.

  Kwantitatieve ambities
Kansen op basis van demografische trends en aantrekkingskracht op vestigers
+ = kansrijk / ++ = zeer kansrijk  
Woonmilieu   Invulling lokale
behoefte  
Aantrekken vestigers  
Wonen aan de kust   - (30 woningen)   ++  
Dorps wonen   + (100 woningen)   +  
Zierikzee   + (320 woningen)   +  
Totaal   450   200  

Overzicht verschillende woonmilieus (bron: Woonvisie 2013)

Omdat de plancapaciteit vele malen hoger ligt als de woningbehoefte voor de komende 10 jaar heeft de gemeente ervoor gekozen zich te richten op het herprogrammeren van de plancapaciteit. Dit betekent dat er keuze gemaakt moet worden in welke plannen er door kunnen en welke niet. Hierbij wordt ook gekeken naar de woningbouwplannen die reeds zijn toegestaan in geldende bestemmingsplannen.

Relevantie voor het plangebied

In Nieuwerkerk en Oosterland zijn er woningbouwprojecten die nog niet (volledig) gerealiseerd zijn. Het gaat hier om projecten in d'Heule, Oostkenshil en de Saele. Omdat de gemeente nog geen keuze heeft gemaakt over de herprogrammering, zijn de woonbestemmingen overgenomen conform de oude bestemmingsplannen voor deze gebieden. Naast de bestaande en lopende woningbouwprojecten worden er in dit bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd.

Detailhandelsstructuurvisie (2013)

In de Detailhandelstructuurvisie (2013) wordt de detailhandel in Nieuwerkerk en Oosterland gepositioneerd binnen het type koopgedrag 'boodschappen doen'. De detailhandel in Nieuwerkerk en Oosterland is een lokaal verzorgend boodschappencentra voor de eigen inwoners.

Supermarktaanbod

In de supermarktstructuur op Schouwen-Duiveland is een driedeling te maken: het centrale deel met een sterke streekfunctie voor Zierikzee en daaronder de Westhoek en Oosthoek waarin respectievelijk Burgh-Haamstede, Renesse en Bruinisse een bovenlokale verzorgingsfunctie vervullen. De overige supermarkten vervullen een lokale verzorgingsfunctie. Onder deze laatste categorie vallen de supermarkten in Nieuwerkerk en Oosterland. De structuur wordt als uitgangspunt gehanteerd om een stevige, duurzame basisstructuur neer te zetten naar de toekomst.

Voor het supermarktaanbod in Nieuwerkerk wordt vooral aandacht besteed aan de ontwikkelingen die een relatie hebben met 'Entree Nieuwerkerk'. In het onderliggende bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van 'Entree Nieuwerkerk' niet opgenomen. Deze ontwikkeling doorloopt een aparte planologische procedure.

Nieuwerkerk heeft een uitgebreid supermarktaanbod, dit heeft invloed op het functioneren op de supermarkt in Oosterland. De detailhandelsstructuurvisie geeft ruimte voor uitbreiding in Oosterland tot een maximale maat van 1.250m² bvo. In het onderliggende bestemmingsplan wordt de bestaande planologische situatie van de supermarkten opgenomen. Eventuele uitbreiding moet middels een aparte planologische procedure worden beoordeeld. De uitbreiding is niet rechtstreeks mogelijk gemaakt aangezien de huidige situatie gelet op de ruimte en parkeergelegenheid onvoldoende is.

Andere vormen van detailhandel

Verkoop aan huis

Detailhandel aan huis is ongewenst, omdat dit de bestaande structuur kan aantasten, het kan leiden tot precedentwerking, het zorgt voor verdere spreiding van het winkelaanbod en het roept ongewenste verkeersbewegingen op. In het onderliggende bestemmingsplan worden geen mogelijkheden geboden voor detailhandel aan huis.

Ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit op bedrijventerreinen

Op bedrijventerreinen kan onder bepaalde voorwaarden ook detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit worden toegestaan. Voorwaarden zijn:

  • het gaat specifiek om detailhandel gerelateerd aan productie gebonden bedrijvigheid;
  • de detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en benutte bedrijfsruimte;
  • de maximale vloeroppervlakte verkoopruimte is maximaal 100m² bvo.

In de regels van dit bestemmingsplan worden er binnen de bestemming Bedrijventerrein mogelijkheden geboden voor deze vorm van detailhandel.

Relevantie voor het plangebied

In de kern van Nieuwerkerk en Oosterland zijn 3 supermarkten aanwezig. Op grond van het beleid is niet binnen elke bestemming 'Detailhandel' een supermarkt toegestaan. Om deze reden is binnen de bestemming 'Detailhandel' een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen voor supermarkten. Daarnaast is in de regels opgenomen dat het bruto vloeroppervlak (b.v.o.) alleen op de begane grond is toegestaan. Het bouwvlak is overgenomen conform de huidige locatie van de supermarkten en het oude planologisch kader.

Naast de bestemming 'Detailhandel' is ook binnen de bestemming 'Centrum' detailhandel toegestaan. Het is niet wenselijk om in Nieuwerkerk en Oosterland grootschalige detailhandel toe te staan vanwege parkeerbehoefte, verkeersaantrekkende werking en verkeersveiligheid. Daarnaast hebben Nieuwerkerk en Oosterland op grond van de detailhandelstructuurvisie een lokaal verzorgend karakter. Grootschalige detailhandel moet geclusterd worden in Zierikzee. Om deze reden is ervoor gekozen om in de regels op te nemen dat het verkoop vloeroppervlak (v.v.o.) niet meer dan 400m² per winkel mag bedragen.

Horeca ontwikkelingsvisie (2007)

De horeca ontwikkelingsvisie is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen.

In Nieuwerkerk is momenteel 1 cafetaria en 1 café-biljart aanwezig, beide op de Hoge Kerkstraat. De locatie van deze beide horecagelegenheden is qua parkeergelegenheid, verkeersdrukte etc. niet optimaal. Een verdere ontwikkeling van de horeca in deze straat is dan ook niet langer gewenst. Nieuwvestiging van horeca is met name gewenst aan de Kerkring.

In Oosterland bevinden zich 2 restaurants (nabij de Rijksweg) en 1 café-cafetaria op de Markt. Het aanbod van horeca is hiermee op basis van het inwoneraantal klein te noemen. Nieuwvestiging dient dan ook mogelijk te zijn. De concentratie van de horeca dient zich hierbij met name te bevinden op de Markt met uitloop naar de Sint Joostdijk (tot aan het Koninginnenplein) en aan de Groenendaal.

Relevantie voor het plangebied

Conform de Horeca ontwikkelingsvisie worden in de genoemde ontwikkelingsgebieden horecabedrijven toegestaan binnen de bestemming centrum. In de andere gebieden waar geen ontwikkeling van horeca wenselijk is, wordt middels een aanduiding op de verbeelding horeca in deze gebieden uitgesloten.

Bedrijventerreinenprogramma (2010)

De bedrijventerreinen in Nieuwerkerk en Oosterland zijn in het Bedrijventerreinenprogramma (2010) aangemerkt als kleinschalig bedrijventerrein. De bedrijventerreinen worden kwalitatief getypeerd als regulier. In de afgelopen periode hebben er ruimtelijke ontwikkelingen op de bedrijventerreinen van Nieuwerkerk en Oosterland plaatsgevonden.

In de eerste plaats de uitbreiding van het terrein aan de westzijde van Oosterland, de Manteling. Het terrein is uitgebreid om de transformatie van de locatie Boogert in de kom van Oosterland mogelijk te maken en om de entree tot de kern Oosterland te kunnen verbeteren. Ten tweede is het bedrijventerrein De Weel in Nieuwerkerk uitgebreid. Op dit bedrijventerrein is het bedrijf Hanse Staalbouw uitgebreid. Voor beide ontwikkelingen zijn de afgelopen jaren aparte planologische procedure doorlopen.

In het bedrijventerreinprogramma wordt rekening gehouden met soortgelijke verzoeken in de nabije toekomst. Het beleid van de gemeente is erop gericht voldoende ruimte in het bedrijventerreinenprogramma te houden om relatief snel aan deze verzoeken te kunnen voldoen.

Relevantie voor het plangebied

In het onderliggende bestemmingsplan zijn beide ontwikkelingen verwerkt. In het onderliggende bestemmingsplan worden geen mogelijkheden geboden om de bestaande bedrijventerreinen uit te breiden.

Begraven op Schouwen-Duiveland (2005)

De 21 begraafplaatsen van de gemeente Schouwen-Duiveland worden geëxploiteerd binnen het wettelijk kader dat gevormd is door de Wet op de lijkbezorging, de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen en de Verordening lijkbezorgingsrechten. In deze beleidsnota wordt een kader gegeven voor het beheer van gemeentelijke begraafplaatsen. Tevens geeft het inzicht in de toekomstige vraag naar begraafruimte en de mogelijkheden om daaraan te voldoen.

Relevantie voor het plangebied

De gemeenteraad heeft bepaald dat het uitbreiden van begraafplaatsen moet worden beperkt tot die situaties waarin ruimen onmogelijk is door de aanwezigheid van rechten op graven. Het blijven uitbreiden van begraafplaatsen is niet alleen zeer kostbaar, zowel in aanleg als in beheer, maar het is ook steeds minder mogelijk.

Op sommige begraafplaatsen is het creëren van meer graven op de begraafplaats mogelijk, dat geldt ook voor de begraafplaats te Nieuwerkerk. Door het bestemmingsplanmatig veranderen van de bestemming Groen naar de bestemming Maatschappelijk neemt de capaciteit op deze begraafplaats enorm toe, zonder daarbij direct gebruik te gaan maken van deze grafruimten. Op deze manier kan in de toekomst de vraag naar grafruimten worden opgelost zonder dat een kostbare uitbreiding noodzakelijk is. Bovendien is met de oorspronkelijke aanleg van deze begraafplaats, door middel van brede groenperken ook voorzien in deze mogelijkheid.

De uitbreiding van de begraafplaats leidt niet tot een aantasting van het goede woon- en leefklimaat van de woningen aan de Muyeweg. In paragraaf 5.2 Bedrijven en milieuzonering wordt dit nader gemotiveerd.

2.7 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan aansluit bij het beleid zoals hierboven beschreven.

3 Planologisch kader Nieuwerkerk

3.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse. We maken hierbij voor beide dorpen een eigen analyse.

3.2 Historische analyse

3.2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het eiland Duiveland is net als de eilanden Dreischor en Bommenede vanaf de dertiende eeuw bedijkt. Deze eerste bedijkingen waren voornamelijk bedoeld als bescherming tegen het water. Nieuwerkerk ligt binnen deze eerste bedijking, op het zogenoemde oudland. Later is men ook gaan aandijken om buitendijks land (terug) te winnen op het water. Vanuit de eilanden Bommenede en Dreischor is zo bijvoorbeeld begonnen met inpoldering van de getijdegeulen. Vanuit het eiland Duiveland zijn vooral de natuurlijke aanwassen in oostelijke richting ingepolderd. Op dit nieuwland zijn onder andere Oosterland en Bruinisse ontstaan. Op kaarten uit de zestiende eeuw is bovendien al duidelijk te zien dat Schouwen, Dreischor en Bommenede inmiddels één eiland vormden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0003.jpg"

Ontwikkeling eiland in het laatste millennium

Waarschijnlijk is Nieuwerkerk in de 12de eeuw ontstaan. Hier is sprake van een traditioneel ringdorp: een kerk met daaromheen een kerkring met bebouwing. In Nieuwerkerk ligt de ring centraal in de huidige kern. Een opvallend verschijnsel is de bebouwing aan de binnenzijde van de kerkring, iets wat een zeldzaam verschijnsel is. Naast een kerkring is er aan de oostzijde tevens sprake van een voorstraatdorp-achtige ontwikkeling aan de Hoge Kerkstraat. De Hoge Kerkstraat lag tussen de Kerking en een dijk, die oorspronkelijk gevormd werd door de huidige Molenstraat en Stekelstraat. Doordat er volgens een soort strokenverkaveling haaks op de kerkring is gebouwd, is er in feite sprake van een voorstraat met aan weerszijden achterstraten. In Nieuwerkerk zijn deze achterstraten de Oude Noordstraat, de Poststraat en de Achterstraat.

Tot 1858 heeft Nieuwerkerk deze compacte oorspronkelijke vorm en omvang behouden. In de periode tot 1912 raakten de toegangswegen naar het dorp geleidelijk aan bebouwd. Langs de Ooststraat en de Rolleklootsedijk onstonden bebouwingslinten.

Nieuwerkerk heeft zwaar geleden tijdens de watersnoodramp van 1953. Van het herstel na deze ramp zijn nog vele voorbeelden in het dorp te zien, met name aan de oostzijde van de historische kern. De straatnaam U.N.A.-straat herinnert hier nog aan, als eerbetoon aan de United Nations Associations voor de verleende hulp bij de wederopbouw na de ramp.

Het wederopbouwplan na de watersnoodramp bracht in de oorspronkelijke structuur van Nieuwerkerk nogal wat essentiële wijzigingen aan. Door de aanleg van de Rijksweg N59 komt de doorgaande oost-west-route door de kern te vervallen. Ook de Stationsstraat verliest zijn functie als zuidelijke toegangsweg en deze taak wordt overgenomen door de Burgemeester van Veenstraat welke aftakt vanaf het kruispunt Rijksweg/Stolpweg. Ten koste van de ringstructuur wordt de zuidelijke toegangsweg naar het noorden doorgetrokken via de nieuw aangelegde Schoolstraat naar het oorspronkelijke dijktracé van de Molenstraat. Hierdoor komt de oorspronkelijke noord-zuidroute te vervallen en wordt deze nagenoeg onherkenbaar door het verbreken van de rechtstreekse relatie tussen Stationsstraat en Stekelstraat, het ondergeschikt maken van de Stekelstraat door een oostelijke parallelweg en een gewijzigd tracé van de Molenstraat. Ook in de oost-west richting is de oorspronkelijke structuur aangetast doordat de functie van de hoofdstraat, de Hoge Kerkstraat, is overgenomen door de beide achterstraten die rechtgetrokken en verbreed zijn en via de Ooststraat en de U.N.A.straat in het verlengde ervan de nieuwe woonwijk met de oude kern verbinden.

Tijdens en na de wederopbouw is Nieuwerkerk met name in oostelijke richting uitgebreid. Tevens is er uitgebreid ten noorden en zuiden van de oude kern. Met de uitbreidingswijk d'Heule, is een sprong over de Stolpweg gemaakt, in westelijke richting.

3.2.2 Historische geografie

Elk van de voormalige eilanden was opgebouwd uit een stelsel van kreekruggen en poelgronden. In ontstaanswijze en daarbij behorende geomorfologische en bodemkundige eigenschappen, bestaan grote verschillen tussen de oude eilanden (het kernland) en de jonge zeekleipolders (de op- en aanwaspolders) die vanaf de dertiende eeuw zijn gewonnen. De oude eilanden worden gekenmerkt door poelgronden met veen in de ondergrond en kreekruggen. De jonge polders bestaan geheel uit op- of aangeslibde zand- en kleiplaten of stroomgeulen waarbij er geen verschil was tussen kreekruggen en poelgronden. Deze polders kennen niet het kronkelige, fijnmazige bodempatroon.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0004.jpg" Kreekgronden (De Dorschkamp, 1979)

Door de watersnoodramp en de ruilverkaveling is het oppervlak sterk geëgaliseerd en de oorspronkelijke geomorfologie verdwenen. De polders hebben een klei op veen bodem. Het grootste deel van het veen is, vooral van de 12e tot de 16e eeuw, uit de ondergrond gehaald en verbrand (moerneren). Uit de as werd zout gewonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0005.jpg"

Bodemopbouw Schouwen-Duiveland (Bodemkwaliteitskaart Schouwen-Duiveland, 2011)

3.2.3 Archeologie

De archeologische rijkdom van een gebied is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het landschap. Het aantreffen van archeologische resten is immers sterk afhankelijk van de mogelijkheden tot bewoning en gebruik van het landschap in het verleden. Op Schouwen-Duiveland is de invloed van de zee een zeer belangrijke factor. Het landschap heeft door de eeuwen heen een sterk dynamisch karakter gehad. Deze ontwikkelingsdynamiek heeft de mogelijkheden van gebruik sterk beïnvloed. Verder kunnen door het dynamische landschap tevens eventuele archeologische resten aan het oog zijn onttrokken door erosie of juist bedekking met sedimenten. Voorbeelden hiervan zijn weggespoelde nederzettingen die in de geul van de Oosterschelde zijn verdwenen of nederzettingen die overstoven zijn met duinzand.

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0006.png"

Gebiedstypen archeologie (bron: beleidsplan archeologie)

In het plangebied komen de volgende gebiedstypen voor:

  • Waarde - Archeologie - 4
  • Waarde - Archeologie - 5
  • Waarde - Archeologie - 6
  • Waarde - Archeologie - 7

Op onderstaande kaart zijn de verschillende archeologische waarden in Nieuwerkerk geprojecteerd. De hoogste waarden zijn gelegen in het historische centrum. Het gaat om de volgende straten: Oude Noordstraat, Hoge Kerkstraat, Poststraat, Kerkring en de Weststraat (gedeeltelijk). In dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden bestemd als een dubbelbestemming met daaraan gekoppeld de archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0007.jpg"

Uitsnede Beleidsplan Archeologie Nieuwerkerk (bron: beleidsplan archeologie)

Omdat het onderliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die invloed kunnen hebben op de archeologische waarden, is archeologisch onderzoek niet nodig. In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen wanneer en onder welke voorwaarden wel archeologisch onderzoek nodig is.

3.2.4 Historische bouwkunde

De bebouwing in het historische centrum van Nieuwerkerk heeft haar historische karakter goed weten te behouden. De grotendeels aaneengeschakelde bebouwing aan smalle straten geeft het centrum van het ringdorp een kleinstedelijk karakter. De belangrijkste historische stedenbouwkundige structuren zijn de centrale Kerkring met de Achterstraat, de Weststraat, de Schoolstraat, de Hoge Kerkstraat met de Oude Noordstraat en Poststraat als achterstraten, de Molenstraat, de Ooststraat (die vroeger doorliep naar de Oude Nieuwlandseweg) en de Stationsstraat (vroeger deel van de Rolleklootsedijk).

Midden in kerkring staat de N.H.kerk uit de 15e eeuw los van de in 1976 herbouwde toren. De zeskantige toren is identiek aan én op de fundamenten gebouwd van de oorspronkelijke toren, die in WOII verwoest is. In Nieuwerkerk zijn totaal 8 rijksmonumenten. Deze zijn vooral geconcentreerd rond de kerkring. De rijksmonumenten die Nieuwerkerk telt:

  • Schoolstraat, achter Magnoliastraat 17 (de molen)
  • Hoge Kerkstraat 3
  • Hoge Kerkstraat 1 3
  • Hoge Kerkstraat 1 4
  • Hoge Kerkstraat 1 6
  • Kerkring 9
  • Kerkring bij nummer 2
  • Kerkplein 2

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0008.jpg"

De Kerkring met 15e eeuwse kerk en in 1976 herbouwde losse toren.

Geschenkwoningen

Door de watersnoodramp in 1953 zijn veel woningen verloren gegaan. In de jaren na de ramp zijn veel zogenaamde geschenkwoningen gebouwd. De houten geschenkwoningen die Nieuwerkerk na de ramp van Zweden, Noorwegen en Denemarken kreeg, zijn en stille herinnering aan het leed dat aan deze geschenken vooraf ging. De meeste woningen werden geleverd door de Rode Kruisorganisaties uit deze landen. Deze woningen waren oorspronkelijk bedoeld om de geëvacueerde bevolking van noord-Scandinavië na deTweede Wereldoorlog te kunnen huisvesten. Een aantal van deze prefab-woningen was daar echter niet gebruikt, omdat ze onvoldoende geïsoleerd waren voor het hoge noorden. Voor de Nederlandse omstandigheden voldeden ze wel en zodoende kregen de woningen in 1953/1954 alsnog een bestemming.

De prefab-huizen waren samengesteld uit losse onderdelen, die ter plaatse in elkaar konden worden gezet. Op veel geschenkwoningen prijkt een naambordje van hetzelfde hout als de woningen zijn. Die naambordjes werden meegeleverd. Huizen met een even huisnummer hebben een mannennaam, huizen met oneven nummers een vrouwennaam. Nadat de huizen uiteindelijk opgebouwd zijn en bewoond, vindt het Nederlandse Rode Kruis het een sympathieke gedachte om de straten en de pleinen waaraan de woningen in groepjes zijn geplaatst een naam te geven, afkomstig uit het land van herkomst. Stratennamen als de Erling Steenstraat en het Koningin Maudplein vinden daar hun herkomst.

Houtbouw was destijds nog een relatief onbekende bouwwijze. Doordat het prefab-bouwdelen waren, konden ze veel sneller gebouwd worden dan de traditionele stenen huizen. Nog steeds kunnen we de noodwoningen herkennen aan hun kenmerkende houten gevels, die verder weinig voorkomen in de omgeving. Volledig authentieke woningen komen echter niet meer voor. Aan de buitenzijde zijn veel woningen gewijzigd. Het vervangen van de houten wanden door metselwerk is daarvan de meest ingrijpende, maar ook wijzigingen in raampartijen zijn veelvuldig uitgevoerd. Het interieur van de woningen, met de originele kamerindeling en meegeleverde keuken is vrijwel overal gewijzigd.

In Nieuwerkerk zijn de meeste geschenkwoningen gebouwd aan het Koningin Maudplein, in de Esdoornstraat,de Lijsterbesstraat, de Erling Steenstraat en de Muyeweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0010.jpg"

Geschenkwoningen aan de Esdoornstraat, Erling Steenstraat, Lijsterbesstraat en Koningin Maudplein tijdens de bouw. Op de achtergrond de toen nog in het vrije veld staande molen. (bron: gemeentearchief Schouwen-Duiveland, DIA 10893 en DIA 10995)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0011.jpg"

Geschenkwoningen aan het Koningin Maudplein 60 jaar later: verschillende woningen zijn inmiddels voorzien van een gemetselde gevel. De houten woningen hebben veelal nog de originele kleurcombinaties.

Molenbiotoop

Achter Magnoliastraat 17, op een perceel aan de Schoolstraat, staat een molen, type stenen grondzeiler. De voorganger van de huidige molen, een houten achtkant, brandde als gevolg van blikseminslag op 2 januari 1844 af. Deze molen stond 125 meter ten noordwesten van de huidige korenmolen aan de westzijde van de Molenweg. Vanwege de inmiddels ingevoerde bepaling, dat een molen niet te dicht bij de openbare weg mocht staan, werd de nieuwe molen op een andere plaats teruggebouwd. De molen in Nieuwerkerk heeft nooit een naam gehad.

De wieken hebben een vlucht van 22,86 meter. De molen heeft, ondanks dat hij vrijwel geheel is ingebouwd door planmatige dorpsuitbreidingen, toch een belangrijke cultuurhistorische waarde en vormt door zijn hoogte en verschijningsvorm een belangrijk onderdeel van het dorpssilhouet. De molen is al van verre zichtbaar. Voor behoud van molens is het van belang dat deze kunnen blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbelemmerde windtoetreding is daarvoor noodzakelijk. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0012.jpg"

Luchtfoto van de molen en omgeving in Nieuwerkerk, de molen is roodomcirkeld.

Om deze redenen worden in de omgeving van een molen beperkingen gesteld aan de hoogte van obstakels. Het gebied waarbinnen deze hoogtebeperkingen gelden, wordt de molenbeschermingszone genoemd. Rondom een molen dient idealiter een vrije ruimte aanwezig te zijn van minimaal 100 meter. Dit geldt zowel voor bebouwing als beplanting. Binnen de zone van 100 tot 400 meter rondom een molen geldt dat de obstakels hoger mogen worden naarmate ze verder van de molen verwijderd zijn.

Toepassing Handleiding molenbiotoop

Om de maximaal toelaatbare obstakelhoogte te berekenen wordt normaliter de volgende formule toegepast (uit: Handleiding molenbiotoop; Vereniging De Hollandsche Molen):

Formule: H= X/n + c x z

De formulegegevens:

H:   hoogte van het obstakel, ten opzichte van de maaiveldhoogte van de molen  
X:   afstand obstakel tot molen  
n:   140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied  
c:   0,2 (constante)  
z:   askophoogte  

Voor de molen in Nieuwerkerk gelden de volgende waardes:

n:   50, vanwege de ingesloten ligging tussen de woonbebouwing.  
z:   11,43 meter  

Er is binnen de zone van 400 meter geen noemenswaardig verschil in maaiveldhoogtes. Hiermee hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden bij toepassing van de formule. De Hoge Kerkstraat is daarop de enige uitzondering. Hier ligt de maaiveldhoogte circa 2 meter hoger dan rondom de molen. Bij strikte toepassing van de biotoopformule, gelden de volgende obstakelhoogtebeperkingen:

100 meter:   4,3 meter  
200 meter:   6,3 meter  
300 meter:   8,3 meter  
400 meter:   10,3 meter  

Nu de molen in Nieuwerkerk al vrijwel geheel wordt ingesloten door bebouwing, is er van vrije windvang echter al lang geen sprake meer. Deze is ook niet zo maar terug te brengen. Strikte toepassing van de biotoopformule doet dan ook geen recht aan de bestaande situatie. Er is in geen enkele richting meer een obstakelvrije ruimte van 100 meter lengte. De bebouwing direct grenzend aan de molen bestaat uit één of twee bouwlagen met een kap. De obstakelhoogte binnen de 100 meterzone is daarmee al 6 tot 10 meter, en ook verder weg staan veel gebouwen en bomen die reeds hoger zijn dan op grond van de biotoopformule toelaatbaar is. Wij kiezen er daarom voor om geen absolute obstakelhoogtebeperking toe te passen rondom de molen. In plaats daarvan wordt een bepaling opgenomen waarmee wordt bekeken of er in een rechte lijn tussen de molen en het te realiseren bouwwerk reeds obstakels van gelijke of grotere hoogte aanwezig zijn. Alleen wanneer het te realiseren bouwwerk het hoogste obstakel is, wordt toepassing gegeven aan de biotoopformule.

3.2.5 Cultuurhistorie

Tramlijn

Rond 1900 is de tramlijn Brouwershaven-Steenbergen aangelegd. Deze liep op het eiland van Brouwershaven naar de Veerhaven in Zijpe. In 1915 is de route verlengd van Brouwershaven naar Burgh. Deze tramlijn had haltes in Nieuwerkerk en Oosterland. Na de Watersnoodramp is de tramlijn op Schouwen-Duiveland vervangen door busvervoer. Het tracé van de tramlijn is op diverse plekken op het eiland nog terug te vinden.

In Nieuwerkerk zijn nog weinig tastbare herinneringen aan de tramlijn. Hier en daar zijn nog wat spoorwegbielsen terug te vinden, bijvoorbeeld in de vorm van een erfafscheiding. Wel herinnert de naam Stationsstraat nog aan de aanwezigheid van het station. Ook is een deel van het tracé nog herkenbaar als brede rechte grasstrook achter de woningen aan de zuidzijde van de U.N.A.straat, hoewel ook deze al gedeeltelijk is toegevoegd aan particuliere tuinen. Het tracé liep in Nieuwerkerk oorspronkelijk over de Loensweg, Weststraat, Kerkring, Poststraat en de huidige U.N.A.straat richting Oosterland. Later is het tracé gewijzigd, door vanaf de Loensweg een verbinding in een rechte lijn te maken naar de huidige Deltastraat. Dit tracé is nog deels herkenbaar aan de brede grasstrook achter de percelen aan de U.N.A.straat en de bermstrook in de Deltastraat. Hierdoor verdween het tracé uit de Weststraat, Kerkstraat en Poststraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0013.jpg"

Tracé tramlijn Zijpe-Burgh (bron:Tastbare herinneringen aan de verdwenen tramlijnen van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij, C. Boelhouwers e.a., 2011)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0015.jpg"

Het tracé van de tramlijn liep oorspronkelijk door de Weststraat (links; bron: gemeentearchief Schouwen-Duiveland, D 0968 ), tegenwoordig is het latere tracé nog enigszins te herkennnen in de groenstrook achter de U.N.A.straat en in de Deltastraat (rechts).

3.3 Ruimtelijke analyse

3.3.1 Stedenbouwkunde

In Nieuwerkerk is een duidelijke tweedeling zichtbaar in de basisstructuur. De historische kern rondom de Kerkring en de Hoge Kerkstraat en de oorspronkelijke bebouwingslinten die daar naar toe leiden zijn ruimtelijk gezien nog wel aanwezig, maar door de Watersnoodramp en de daarop volgende herstructurering niet meer overal in samenhang herkenbaar. In de loop der jaren hebben zich bovendien steeds meer grotere winkels en bedrijven gevestigd rond de Stolpweg, die door zijn directe aantakking op de N59 de belangrijkste toegangsweg van het dorp geworden is. In de historische kern zijn nog wel wat kleinere winkels en andere openbare voorzieningen gevestigd, maar dat worden er met de jaren steeds minder.

Van de historische kern is alleen de basis behoorlijk geconserveerd. Met name rond de Kerkring, Hoge Kerkstraat, Stekelstraat, Molenstraat en Weststraat is nog veel historische bebouwing bewaard gebleven. Langs de historische bebouwingslinten is dat minder het geval. De gevolgen van de Watersnoodramp en de doorkruising van de oorspronkelijke structuur door de N59 hebben er toe geleid dat hier meer historische bebouwing verloren is gegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0016.png"

Fragment van een topografische kaart uit 1915, waarop de historische structuur duidelijk herkenbaar is (bron: gemeentearchief Schouwen-Duiveland, TA 1507)

De kruising van de Stolpweg met de N59 is verreweg de belangrijkste entree van Nieuwerkerk. Hier vandaan kan men twee richtingen op: naar het historische centrum en de achterliggende woonwijken uit de 20e eeuw of naar het commerciële centrum rond de Stolpweg en woonwijk D'Heule. Door het brede wegprofiel en de flinke korrelgrootte van de bebouwing aan de Stolpweg neemt deze inmiddels een hele belangrijke positie in de structuur van het dorp in.

De woonwijk aan de oostzijde van de historische kern is zeer planmatig van opzet. Een helder orthogonaal stratenpatroon met repeterende 'gestempelde' woningbouw, kenmerkend voor de bouwperiode in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw. Hier zijn nog veel zogenaamde 'geschenkwoningen' terug te vinden die na de watersnoodramp zijn gebouwd voor de lokale bevolking van wie het huis in de golven verdwenen was. De bebouwing is hier zonder uitzondering een of twee lagen hoog met een zadelkap, uitgevoerd in eenvoudige baksteenarchitectuur of hout. De openbare ruimte wordt gekenmerkt door smalle straten met relatief veel grasperken, waardoor er toch een enigszins ruimtelijk effect is.

De noordelijke dorpsrand is in de decennia daarna op een meer organische wijze verkaveld. Dit uit zich in meer richtingsveranderingen van wegen en wisselende oriëntatie van bebouwing. Op de overgang naar het buitengebied is de bebouwing veelal uitgevoerd in één bouwlaag met kap.

Het gebied tussen de historische kern en de Stolpweg wordt gekenmerkt door een sterke menging van woningen, bedrijven en detailhandel. Dit heeft tevens een gevarieerde korrelgrootte van bebouwing tot gevolg. Het gebied oogt hierdoor wat rommelig en onsamenhangend, terwijl dit feitelijk een belangrijke fysieke verbinding tussen historische kern en de daarachter gelegen woonwijk enerzijds en het huidige commerciële centrumgebied anderzijds is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0017.jpg" De Stolpweg heeft een breed profiel, de grootschalige bebouwing ligt ver terug ten opzichte van de weg en voorterreinen worden gebruikt voor opslag en parkeren.

De woonwijk d'Heule, de laatste planmatige uitbreiding van het dorp aan de westzijde van de Stolpweg, bestaat vrijwel geheel uit vrijstaande woningen in één bouwlaag met kap. De openbare ruimte bestaat uit weinig meer dan een rijbaan met daaraan grenzend direct de privétuinen. In het noordelijke deel van de wijk zijn er naast de rijbaan nog trottoirs en zeer beperkt groenstroken aanwezig, maar in het zuidelijk deel ontbreken die. Hierdoor heeft de wijk een wat gesloten karakter.

Het bedrijventerrein De Weel ligt aan de zuidzijde van de N59. Met uitzondering van de zijde aan de N59 is dit een redelijk naar binnen gekeerd bedrijventerrein. Alleen aan de N59 presenteren de gebouwen zich naar de weg. De oostzijde van het bedrijventerrein is voorzien van een landschappelijke inpassing, waardoor het zicht op de grote gesloten loodsen wordt beperkt.

Uiterst ten oosten van het dorp ligt aan de parallelweg van de N59 een klein cluster van grootschalige bedrijfsgebouwen. Hierin zijn een bouwmarkt en supermarkt gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0018.jpg"

Kaart stedenbouwkundige structuur Nieuwerkerk

3.3.2 Landschap

Nieuwerkerk ligt in een oud zeekleilandschap. De rest van het oostelijk deel van het eiland is voornamelijk jong zeekleilandschap. Het oude zeekleilandschap bestaat uit poelgronden en kreekruggen. Deze poelgronden waren oorspronkelijk slecht en onregelmatig verkaveld. Sloten volgden de oorspronkelijke loop van de oude kreken, wegen ter ontsluiting liepen op de hoge randen van de kreken. Hierdoor was het midden van de poelgronden moeilijk te bereiken. Ruilverkaveling heeft ervoor gezorgd dat sloten en wegen recht getrokken werden en percelen zijn vergroot. Grasland kon omgezet worden in bouwland door het verlagen van het waterpeil van de polder. Door deze ingrepen in het landschap verloren de poelgronden hun unieke kenmerken.

Vrijwel de gehele noordzijde van het dorp is omzoomd met een stevige groene opgaande beplanting. Het dorpssilhouet wordt bepaald door de molen, de spitse moderne kerktoren van de kerk aan de Molenstraat en de kerktoren in de Kerkring. Aan de oostzijde wordt het beeld gedomineerd door de grootschalige bebouwing van de bouwmarkt en de supermarkt buiten het dorp. Daarachter ligt een stevige groene landschappelijke inpassing van het dorp, mede door de beplanting op de tussenliggende begraafplaats. Vanaf de N59 wordt het beeld richting dorp gevormd door groene weides en volkstuintjes, en door de grote bedrijfsgebouwen aan de zuidzijde van de weg. De westelijke dorpsrand bestaat uit achtertuinen van de woningen in D'Heule. Hier is sprake van een groene dorpsrand waar hier en daar een woning zichtbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0019.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0020.jpg"

Dorpsrand gezien vanaf de Loensweg (links) en gezien vanaf de Stoofweg (rechts)

3.3.3 Groen en water

Groen

Nieuwerkerk bezit een fraaie dorpsring met een stevige waardevolle boomstructuur. Ook straten als de Stolpweg, Veenstraat en de Weststraat zijn in het bezit van fraaie bomen. Andere belangrijke structuurlijnen in het dorp worden echter niet altijd ondersteund door een krachtige bomenstructuur (Ooststraat, Unastraat, Schoolstraat). De wijken aan de noordzijde van het dorp missen voor een deel goede structuur van bomen. Zowel doorgaande verbindingsstraten als woonstraten ontberen soms een goede bomenstructuur. De randen van het dorp zijn zeer groen door de hier aanwezige met groen ingepaste voorzieningen. D'heule aan de westzijde bezit in potentie goede structuren die de opzet van de wijk ondersteunen en is landschappelijk redelijk ingepast. De begraafplaats in het centrum van het dorp mist een heldere bomenstructuur, het aanwezige groen komt wat chaotisch over.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0021.jpg"

Kaart Bomenstructuurplan Nieuwerkerk

Water

Nieuwerkerk heeft een slotenpatroon, dat is aangetakt op de watergang. In de kern, tegenover de School met de Bijbel aan de Schoolstraat, ligt de vijver 'de eendenpit'. Deze vijver is aangesloten op het parkje 'het slingerbos'. Daarnaast wordt de kern aan de westelijke zijde begrensd door een watergang.

Bij de woonwijk d'Heule II ligt in de oksel van de Stolpweg en de Stoofheule een driehoekig gebied waar voornamelijk riet staat. Hierdoor heeft het de naam 'het rietveldje'. Dit gebied is een overloop-/opvanggebied voor overtollig water bij bijvoorbeeld hevige regenval.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0022.jpg"

Kaart waterstructuur Nieuwerkerk 

3.3.4 Verkeer

Wegenstructuur

Nieuwerkerk ligt aan de N59. De kern ligt ten noorden van deze weg en het bedrijventerrein 'de Weel' ten zuiden. De N59 is een doorgaande route voor Schouwen-Duiveland en heeft een hoge verkeerslast. De Stolpweg heeft eveneens een hoge verkeerslast, gezien het de doorgaande route naar Dreischor is, de C1000 aan de Stolpweg gevestigd is en een van de toegangswegen van d'Heule op deze weg aantakt.

De Burgemeester van Veenstraat - Kerkring - Schoolstraat, de Stolpweg en de Loensweg zijn doorgaande routes door de kern van Nieuwerkerk. Dit geldt ook voor de route Loensstraat - Weststraat - Burgemeester van Eetenstraat en de route Deltastraat - Poststraat - Ooststraat. De overige wegen binnen de bebouwde kom behoren tot het stratennetwerk van Nieuwerkerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0023.jpg"

Kaart wegenstructuur Nieuwerkerk

De ontsluitingen van Nieuwerkerk liggen aan de Stolpweg, de Loensweg en de Schoolstraat. Voor alle dorpskernen op Schouwen-Duiveland geldt dat de snelheid binnen de bebouwde kom 30 km/h bedraagt. De Stolpweg is hierdoor ingericht met meerdere verkeersdrempels om de snelheid te beperken tot 30 km/h.

Parkeren

Parkeren in Nieuwerkerk vindt voornamelijk plaats langs de straat. Op enkele plekken zijn kleine parkeerterreinen, waar meerdere auto's naast of bij elkaar kunnen staan.

Openbaar vervoer

De kern heeft een busstation aan de Stationsstraat. De halte ligt op de route van drie buslijnen, namelijk de buslijn 129, 131 en 133. De buslijnen gaan respectievelijk richting Goes of Oude-Tonge, Zierikzee of Middelharnis en Middelburg of Oude-Tonge. Bij de Steenzwaenshof is eveneens een bushalte. Deze halte ligt op de route van buslijn 190. Deze buslijn rijdt iedere twee uur twee keer per uur van Kerkwerve naar Sirjansland of andersom.

3.3.5 Kabels en leidingen en overige infrastructuur

Aan de noordzijde van Nieuwerkerk loopt een 50Kv kabel. De 50Kv kabels betreffen de belangrijkste electriciteitsverbindingen, waarbij gelet op de essentiële rol van de 50Kv-verbindingen in het electriciteitsnet van de gehele gemeente Schouwen-Duiveland, deze kabels alle bescherming dienen te genieten. Op de verbeelding en in de regels is een beschermingstelsel opgenomen.

3.3.6 Sociale veiligheid

De gemeente Schouwen-Duiveland is een relatief veilige gemeente. Dit blijkt uit het Integraal Veiligheidsprogramma 2012. De indruk bestaat dat de meeste woninginbraken worden gepleegd in de dorpen die direct zijn gelegen aan de N57 en N59. Zowel Nieuwerkerk als Oosterland zijn gelegen aan de N59 en daardoor gevoeliger voor woninginbraken, voornamelijk door landelijk opererende groepen. Onderzoek naar dit feit heeft prioriteit naast de aantasting van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer is het ook direct van invloed op het veiligheidsgevoel van de bewoners in de wijk. Hetzelfde geldt voor de bedrijventerreinen gelegen aan de N59, overigens is hier wel een dalende trend te zien. Op het gebied van vandalismecijfers scoort Oosterland hoog. Nieuwerkerk daarentegen behoort tot één van de kernen met het laagste vandalismecijfer van Schouwen-Duiveland.

Gelet op het bovenstaande krijgt de inbraak- en vandalismebestrijding prioriteit op Schouwen-Duiveland. Voorbeelden hiervan zijn het extra surveilleren en het inzetten van Jeugd Interventie Teams.

In Nieuwerkerk komt veel jeugd samen bij de halfpipe op het parkeerterrein aan de Stolpweg. Het terrein is gemakkelijk te bereiken met de auto. Het weren van auto's in de nabijheid van dergelijke voorzieningen voorkomt veel overlast en maakt dat de echte jeugd er kan spelen. Het terrein is wel open van karakter waardoor er sprake is van goed zicht.

De sociale veiligheid in Nieuwerkerk kan verbeterd worden door bij inrichting van de openbare ruimte aandacht te besteden aan het scheiden van voorzieningen (parkeerplaats/halfpipe) en speelvoorzieningen te richten op specifieke doelgroepen. Met maatregelen die bijdragen aan het gebruik door de specifieke doelgroep.

3.4 Functionele analyse

3.4.1 Functionele hoofdstructuur

Nieuwerkerk is een dorp met een menging van verschillende functies. De functie die het meeste voorkomt is wonen. In Nieuwerkerk zijn woningen te vinden in het historische centrum en in nieuwbouwwijken zoals d'Heule. Door de aanwezigheid van het bedrijventerrein 'de Weel' is er in verhouding ook veel bedrijvigheid. In de kern zelf zijn ook nog een aantal kleinschalige bedrijven te vinden. De aanwezigheid van de C1000 en de Aldi maakt dat Nieuwerkerk een aantrekkingskracht heeft naar de omliggende kernen. Ook op het gebied van voorzieningen en sport en recreatie is Nieuwerkerk goed voorzien.

In de paragrafen hieronder wordt bij elke functie in Nieuwerkerk kort stil gestaan.

3.4.2 Wonen

Nieuwerkerk behoort samen met Bruinisse, Oosterland en Scharendijke tot de gegroeide woonkernen. Het kenmerk van deze kernen is dat ze relatief grote uitbreidingen in relatie tot de dorpskern hebben. Nieuwerkerk heeft verder een rustig woonmilieu.

Het woningaanbod van Nieuwerkerk bestaat uit rij-, vrijstaande-, 2/1-kapwoningen, woonwerk- en seniorenwoningen aan de Unastraat, Burgemeester Boumanstraat, Magnoliastraat en de Burgemeester van Eetenstraat. Ook is er een kleinschalige woonvorm voor ouderen in de kern.

Alle woningen, met uitzondering van bedrijfswoningen, hebben in het onderliggende plan de enkelbestemming 'Wonen'. Bedrijfswoningen vallen onder de enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein'.

3.4.3 Werken

Bedrijven

In en rond Nieuwerkerk is betrekkelijk veel bedrijvigheid aanwezig voor een dorpskern. Gezien de ligging van Nieuwerkerk ten opzichte van andere omliggende kernen en de centrale ligging in Duiveland heeft het bedrijventerrein een boven lokaal karakter. Deze bedrijvigheid concentreert zich voornamelijk op het bedrijventerrein 'de Weel', ten zuiden van de kern. Het aanbod aan bedrijven is divers. Het bedrijventerrein is van oorsprong bedoeld als verplaatsing- of hervestigingslocatie voor uit de kern vertrekkende bedrijven. Het bedrijventerrein is volledig bezet, waardoor het niet eenvoudig meer is om bedrijven uit de kern op het huidige bedrijventerrein te vestigen.

In de dorpskern zijn ook concentraties van bedrijven te vinden. Dit is met name het geval rond de Stolpweg, de Deltastraat en de Burgemeester Boumanstraat en de Weststraat. De grotere bedrijven zoals de natuursteenhandel en de zadengroothandel aan weerszijden van de Stolpweg passen qua maat, schaal en functie minder goed in een dorpscentrum. Daarnaast zijn verspreid over de kern nog enkele kleine ondernemers aanwezig, voornamelijk rond de Kerkring in het historische gedeelte van Nieuwerkerk.

Detailhandel

Naast bedrijvigheid heeft Nieuwerkerk ook een redelijk divers aanbod aan detailhandel. Dit aanbod is verspreid over de kern en is hoofdzakelijk kleinschalig. Het varieert van een bakker, kledingwinkel en bloemist tot een supermarkt. Door de huisvesting van de C1000 en de Aldi heeft Nieuwerkerk een groter detailhandelsaanbod dan de meeste omliggende kernen. Hierdoor ontstaat een aantrekkende kracht, waardoor mensen uit de omliggende kernen hun levensbehoeften komen halen in Nieuwerkerk. Wel is er een verschuiving waarneembaar, waarbij winkels uit het historische centrum rond de Kerkring verplaatsen naar het gebied rond de Stolpweg. Hierdoor verliest het historische dorpscentrum aan levendigheid.

De percelen waarop bedrijven en detailhandel aanwezig is, hebben de enkelbestemming 'Centrum', 'Bedrijf' of 'Detailhandel'.

3.4.4 Voorzieningen

In Nieuwerkerk zijn diverse voorzieningen aanwezig. Alle voorzieningen bij elkaar vormen een volwaardig pakket voor de kern. Nieuwerkerk heeft gemiddeld meer voorzieningen dan de andere omliggende kernen in Duiveland. Tevens heeft het een bovenlokaal karakter. Het voorziet namelijk andere omliggende kernen zoals Dreischor, Sirjansland, Schuddebeurs en Ouwerkerk in haar voorzieningen. Het aanbod aan voorzieningen is divers van aard en is verspreid aanwezig. De maatschappelijke voorzieningen liggen voornamelijk in het historische gedeelte van Nieuwerkerk. In totaal heeft Nieuwerkerk twee basisscholen, twee begraafplaatsen en een groot aantal kerken.

Deze vooral maatschappelijke voorzieningen hebben in het onderliggend bestemmingsplan de enkelbestemming 'Maatschappelijk' of 'Centrum'.

3.4.5 Sport en recreatie

Bij de noordelijke dorpsentree aan de Stolpweg zijn de sportvoorzieningen geclusterd. Op dit sportterrein zijn een tennisvereniging, voetbalvereniging en de schietvereniging gevestigd. Nieuwerkerk heeft bovendien nog een zwembad, de Dolfijn. Daarnaast heeft Nieuwerkerk een ijsbaan en volkstuinen.

De sportvoorzieningen hebben de enkelbestemming 'Sport' en de ijsbaan en volkstuin hebben de bestemming 'Recreatie'.

3.5 Conclusie

De historische structuur van de basis waarop Nieuwerkerk is ontstaan, is nog duidelijk herkenbaar, waardoor de ontstaansgeschiedenis nog behoorlijk afleesbaar is. Rond de Kerkring en de Hoge Kerkstraat waren naast het wonen ook de meer voorname functies vertegenwoordigd, terwijl in de diverse achterstraten het ruwere werk werd gedaan. Dit onderscheid is vandaag de dag nog steeds zichtbaar.

Ook in de planmatige uitbreidingswijken, die een meer monofunctioneel woonkarakter hebben, wordt de bouwperiode in veel gevallen weerspiegeld in de stedenbouwkundioge structuur. De geschenkwoningen hebben hierin een bijzondere plaats, deze markeren een ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van Nieuwerkerk.

Het oude centrum verliest de laatste jaren aan levendigheid door de verschuiving van met name detailhandelsfuncties naar het gebied rond de Stolpweg. Dit lijkt echter niet meer omkeerbaar. Om te voorkomen dat de leefbaarheid van het oude centrum rondom de Kerkring hierdoor in het geding komt, is het noodzakelijk om snel een nieuwe invulling te vinden voor door winkels verlaten panden. Bij voorkeur door nieuwe kleinschalige detailhandel, maar ook andere functies die passen in de maat en schaal van de omgeving zijn hier uitstekend denkbaar.

Langs de Stolpweg zijn, naast de detailhandel, ook bedrijven gevestigd die eigenlijk niet meer in een dorpskern passen, maar bij voorkeur op een bedrijventerrein zouden zijn gevestigd. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet om deze bedrijven naar een gunstigere locatie te verplaatsen, ligt het voor de hand om aan de huidige locatie een meer bij de woonomgeving passende bestemming te geven.

4 Planologisch kader Oosterland

4.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht voor de kern Oosterland en door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse.

4.2 Historische analyse

4.2.1 Ontstaansgeschiedenis

In de 14de eeuw lagen ten oosten van het eiland Duiveland een aantal kleine eilandjes, die met elkaar werden verbonden. In 1353/1354 werden de resterende schorren bedijkt. Omdat de nieuwe polder ten oosten van Duiveland lag, kwam de naam Oosterland in gebruik.

Oosterland is van origine een straatdorp. Hierbij is er sprake van een hoofdstraat, die de basis vormt van het dorp. Meestal zijn daar één of meerdere straten parallel danwel haaks op gelegen die vervolgens als basis hebben gediend voor de verdere ontwikkeling. De zogenaamde achterstraten behoren tot deze laatste categorie. Zij lopen parallel aan de hoofdstraat en worden gekenmerkt door een soort strokenverkaveling, waardoor één straatgevel wordt gevormd door de bebouwing aan de achterzijde van deze kavels.

De historische basis van Oosterland is de Kerkstraat, met aan het zuidelijke einde het Torenplein met de kerk en aan het noordelijke einde de Markt. Vanaf de Markt zijn een tweetal bebouwingslinten ontstaan: één in noordelijke richting naar de molen, de Groenendaal-Molenweg, en één in oostelijke richting langs de Sint Joostdijk. Westelijk van de Kerkstraat ligt de Lange Achterweg, met achterzijdes van de Kerkstraat en voorzijdes van bebouwing daartegenover. Oostelijk van de Kerkstraat ligt de Korte Achterweg.

4.2.2 Historische geografie

Zie paragraaf 3.2.2 voor een uitgebreide beschrijving van de historische geografie van de omgeving. Deze is identiek voor zowel Oosterland als Nieuwerkerk.

4.2.3 Historische ecologie

Direct ten zuiden van Oosterland ligt rondom de kreek Maire een bijzonder gebied (ook wel De Aanwas genoemd). Het gebied strekt zich uit van de Oosterschelde tot aan de Hofweg. Hier lag vroeger een jachtslot, omringd door vijvers, bossen en visrijke sloten. Het was eigendom van ambachtsheer Carel baron Schimmelpenninck van der Oye. Alles ging verloren door het bombardement van de geallieerden op 4 januari 1945. De baron heeft het slot nooit weer herbouwd, maar transformeerde het tot een natuurgebied, dat inmiddels in beheer is van de Stichting der Heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oostersteijn. De dijk om het gebied is opgeworpen om de rust in het natuurgebied te garanderen. Het gebied is niet openbaar toegankelijk. Het brakke water van de kreek heeft een geheel eigen flora en fauna. In de eendenkooi broeden blauwe reiger, aalscholver, lepelaar en kleine zilverreiger.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0024.png"

Luchtfoto (2013) van het Maire-gebied direct ten zuiden van de Hofweg, met totaaloverzicht in inzet.

4.2.4 Archeologie

In paragraaf 3.2.3 is het belang van archeologie en de wijze waarop archeologische waarden in Schouwen-Duiveland beschermd worden. In deze paragraaf is beschreven op welke manier de archeologische waarden in het gebied beschermd worden. In Oosterland komen de volgende gebiedstypen voor:

  • Waarde - Archeologie - 4
  • Waarde - Archeologie - 5
  • Waarde - Archeologie - 7

In de afbeelding hieronder zijn de verschillende archeologische waarden in Oosterland geprojecteerd. De hoogste waarden zijn gelegen bij het gebied aan het Torenplein, Lange Achterweg, Korte Achterweg, Kerkstraat, de Markt en de Sint Joostdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0025.jpg"

Uitsnede Beleidsplan Archeologie Oosterland (bron: beleidsplan archeologie)

Ook voor Oosterland geldt dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die invloed kunnen hebben op de archeologische waarden en archeologisch onderzoek is dus niet nodig. In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen wanneer en onder welke voorwaarden wel archeologisch onderzoek nodig is.

4.2.5 Historische bouwkunde

Oosterland heeft slechts een klein aantal rijksmonumenten:

  • Torenplein 1 (de kerk)
  • Torenplein 5 (de kerktoren)
  • Sint Joostdijk 29-39 (het gasthuis)
  • Molenweg 28 (de molen)

De kerk op het Torenplein is een bijzonder ensemble, waarbij de toren met zadeldak los staat van het kerkgebouw. Het voormalige gemeentehuis is daarbij tussen de kerk en de toren in gebouwd. Deze bijzondere compositie wordt nog versterkt door het feit dat alle drie de objecten een duidelijke eigen bouwstijl hebben en in verschillende soorten baksteen zijn uitgevoerd.

Het gasthuis aan de Sint Joostdijk is een ander bijzonder object. Dit in 1754 gestichte gasthuis bestaat uit een rij van zes kleine éénkamerwoningen. Centraal in het blok leidt een statige toegangspoort naar een rijk gedetailleerde dubbele entree, waarboven in de goot een fronton is geplaatst met daarin het familiewapen van de stichter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0026.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0027.jpg"

Het gasthuis aan de Sint Joostdijk (links) en de kerk met voormalig gemeentehuis en vrijstaande kerktoren op het Torenplein (rechts)

Andere bijzondere historische objecten, zonder monumentale status, zijn met name terug te vinden langs de historische structuurdragers, zoals de Molenstraat, Markt, Kerkstraat, Sint Joostdijk en de Oud Heiligenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0028.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0029.jpg"

Ook niet-monumentale panden dragen bij aan de herkenbaarheid van de historische structuren, zoals hier in de Molenstraat (links) en de Kerkstraat (rechts).

Geschenkwoningen

In paragraaf 3.2.4 is reeds een uitgebreide beschrijving opgenomen over de herkomst en cultuurhistorische waarde van de geschenkwoningen op Schouwen-Duiveland. In Oosterland zijn de meeste geschenkwoningen gebouwd aan de Sandströmstraat en de Oud Heiligenweg. Dit zijn houten twee-onder-één-kap-woningen, in twee bouwlagen met een zadelkap. De gevels van deze woningen zijn van origine in twee kleuren geschilderd: een lichte kleur op de begane grond en een donkere kleur op de verdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0030.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0031.jpg"

Geschenkwoningen aan de Sandströmstraat en de Oud Heiligenweg in Oosterland.

Molenbiotoop

Aan de Molenweg staat een molen, type stenen grondzeiler, op een 1,5 m hoge molenberg. Deze huidige korenmolen is een voormalige ambachtsmolen. De boven de zuidwest-deur aangebrachte gevelsteen herinnert aan de bouw van de molen in 1752. De wieken hebben een vlucht van 22,40 meter.

De molen is grotendeels ingebouwd door planmatige dorpsuitbreidingen, maar heeft vooral last van opgaande beplanting in de omgeving. Hierdoor heeft de molen ook geen grote landschappelijke waarde, hij is vanuit de omgeving nauwelijks waarneembaar. Toch heeft de molen wel een belangrijke cultuurhistorische waarde. Aan de rijke detaillering is de historie van de molen duidelijk af te lezen. De molen is gesticht door Susanna Maria Loncque, vrouwe van Oosterland, 's Heeren Jansland (Sirjansland) en Oosterstein. Ze was de echtgenote van mr. Johan Cau (1676-1720), heer van Domburg en burgemeester van Zierikzee, die ook veel andere functies bekleedde. Inmiddels is de molen in eigendom van de Stichting der Heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0032.jpg"

De molen in Oosterland

Net als voor de molen in Nieuwerkerk is ook voor deze molen de Handleiding Molenbiotoop toegepast. In paragraaf 3.2.4 is uitgebreid beschreven hoe dit in zijn werk gaat. Voor de molen in Oosterland gelden de volgende waardes, die zijn ingevoerd in de biotoopformule:

n:   50, vanwege de ingesloten ligging tussen de woonbebouwing.  
z:   11,20meter  

Er is binnen de zone van 400 meter geen noemenswaardig verschil in maaiveldhoogtes. Doordat de molen zelf op een molenberg van 1,50 meter hoogte is gelegen, kan hier wel rekening mee worden gehouden bij toepassing van de formule. Dan gelden de volgende obstakelhoogtebeperkingen:

100 meter:   4,2 + 1,5 = 5,7 meter  
200 meter:   6,2 + 1,5 = 7,7 meter  
300 meter:   8,2 + 1,5 = 9,7 meter  
400 meter:   10,2 + 1,5 = 11,7 meter  

Nu de molen in Oosterland al vrijwel geheel wordt ingesloten door bebouwing en hoog opgaande beplanting, is er van vrije windvang echter al lang geen sprake meer. Deze is ook niet zo maar terug te brengen. Strikte toepassing van de biotoopformule doet dan ook geen recht aan de bestaande situatie. Er is in geen enkele richting meer een obstakelvrije ruimte van 100 meter lengte. De obstakelhoogte binnen de 100 meterzone is in vrijwel alle richtingen al minimaal 6 tot 10 meter, en ook verder weg staan veel gebouwen en bomen die reeds hoger zijn dan op grond van de biotoopformule toelaatbaar is. Wij kiezen er daarom voor om geen absolute obstakelhoogtebeperking toe te passen rondom de molen. In plaats daarvan wordt een bepaling opgenomen waarmee wordt bekeken of er in een rechte lijn tussen de molen en het te realiseren bouwwerk reeds obstakels van gelijke of grotere hoogte aanwezig zijn. Alleen wanneer het te realiseren bouwwerk het hoogste obstakel is, wordt toepassing gegeven aan de biotoopformule.

4.2.6 Cultuurhistorie

Rond 1900 is de tramlijn Brouwershaven-Steenbergen aangelegd. Deze liep op het eiland van Brouwershaven naar de Veerhaven in Zijpe. In 1915 is de route verlengd van Brouwershaven naar Burgh. Deze tramlijn had haltes in Nieuwerkerk en Oosterland. Na de Watersnoodramp is de tramlijn op Schouwen-Duiveland vervangen door busvervoer. Het tracé van de tramlijn is op diverse plekken op het eiland nog terug te vinden.

In Oosterland lag de tramlijn net ten zuiden van de huidige N59. Restaurant De Pleisterplaats is het voormalige stationsgebouw. Door diverse ingrepen in de structuur is de herkenbaarheid van het tracé hier echter minimaal. Het tracé liep in een bocht voor het station langs,over het terrein van de voormalige gemeentewerkplaats richting het huidige wegtracé naar 'De Blauwe Keet' (waar tegenwoordig restaurant De Wok van Zeeland ligt). Langs de N59 is het vroegere tracé nog gedeeltelijk herkenbaar door de

wijkende groene afscherming van het bedrijventerrein.

4.3 Ruimtelijke analyse

4.3.1 Stedenbouwkunde

Veel bezoekers ervaren de structuur van Oosterland als onduidelijk of rommelig. Het centrum van het dorp is voor mensen die niet lokaal bekend zijn daardoor erg lastig te vinden. Het verkeer wordt vanaf beide entrees van het dorp weggeleid van de oorspronkelijke hoofdstructuur. Zowel via de afslag bij de verkeerslichten als bij de afslag Oud Heiligenweg wordt het verkeer vanaf de N59 naar de Burgemeester Van der Havestraat geleid, terwijl daar geen voorzieningen zijn.

Toch is de oorspronkelijke hoofdstructuur nog wel aanwezig. Deze wordt gevormd door de Molenweg, Groenendaal, Markt, Kerkstraat en het Torenplein. De Sint Joostdijk is eveneens een belangrijke oorspronkelijke structuurdrager van het dorp. Rondom deze oorspronkelijke hoofdstructuur zijn er bovendien diverse (potentiële) oriëntatiepunten, zoals de molen, het pleintje op de kruising met de Burgemeester Van der Havestraat, de Markt, de kerk op het Kerkplein, het Koninginneplein en het pleintje op de kruising met de Hoge Maireweg.

Door diverse ingrepen in de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte, zoals het instellen van eenrichtingsverkeer rondom de Groenendaal, het door middel van paaltjes afsluiten van de Kerkstraat voor doorgaand verkeer en het opdelen van de pleinruimte op de Markt door middel van leibomen en parkeervakken, gaan veel van deze natuurlijke oriëntatiepunten verloren. Wanneer er in de toekomst werkzaamheden in de openbare ruimte rond de oorspronkelijke hoofdstructuur nodig zijn, zoals bijvoorbeeld herstraten of rioolvervanging, kan er met relatief kleine verbeteringen veel winst behaald worden in de leesbaarheid van de oorspronkelijke dorpsstructuur.

Vanuit de dorpsraad is naar voren gebracht dat met name de inrichting van de Markt en het Koninginneplein hoog op het wensenlijstje staan als het gaat om verbetering van de inrichting van de openbare ruimte. De Markt heeft door de huidige inrichting geen natuurlijke pleinruimte en moet bij festiviteiten volledig worden afgesloten. Op het Koninginneplein kan een andere inrichting bijdragen aan een effectiever gebruik van de openbare ruimte en een minder rommelig beeld. Het ontbreekt hier met name aan voldoende parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0033.jpg"

Panorama van de Markt. Leibomen, parkeervakken en straatmeubilair verstoren de pleinwerking.

Achterstraten

Oosterland kent twee echte achterstraten: de Lange Achterweg en de Korte Achterweg. De Lange Achterweg ligt visueel in het verlengde van de Molenweg. De overgang van Molenweg in Lange Achterweg is zeer duidelijk zichtbaar, aangezien het van een traditioneel bebouwingslint overgaat in een typische achterstraat. Dit is eveneens het geval bij de overgang van de Lange Achterweg in de Nieuwstraat, zuidelijk van het Torenplein. Hier wordt de oostzijde gevormd door een dijk en is westelijk een agrarisch bebouwingslint ontstaan. Aan de Korte Achterweg waren oorspronkelijk alleen de achterzijdes van bebouwing aan de Kerkstraat gelegen. Tegenwoordig liggen er aan de andere zijde van de straat ook voorzijdes. Doordat deze enigszins teruggelegen zijn van de straat, is hier minder sprake van een traditionele opbouw van een achterstraat.

Dreefjes

Haaks op de Nieuwstraat ligt een doodlopend agrarisch bebouwingslint: de Langedreef met parallel daaraan nog een kort doodlopend dreefje zonder naam. Aan de andere zijde van het dorp liggen haaks op de Oud Heiligenweg de Bosblokdreef en de Korte Ooststraat. Deze dreefjes dragen met hun gevarieerde bebouwing bij aan een organisch gevormde dorpsrand, zonder harde planmatige begrenzingen. De Korte Weststraat is van origine ook een dergelijk dreefje, maar deze is inmiddels helemaal omsloten door de planmatige uitbreiding Oostkenshil.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0034.jpg"

Kaart stedenbouwkundige structuur Oosterland

4.3.2 Landschap

Oosterland wordt aan de noord- en westzijde omgeven door stevig begroeide, hoog opgaande groenstroken. Dit voorkomt een harde dorpsrand. Het bedrijventerrein aan de Wilgenstraat is op deze manier ook goed landschappelijk ingepast. Maar het dorp mist hierdoor wel een kenmerkend dorpssilhouet: de molen en de kerktoren op het Torenplein zijn door de hoge begroeiing rondom het dorp vrijwel nauwelijks waarneembaar vanuit de omgeving.

Ter plaatse van de entree aan de Molenweg en de bedrijfslocatie van Boogert en Van der Have is vanaf de N59 wel sprake van direct zicht op de entree van het dorp. Het bijzondere ontwerp van het bedrijfsgebouw van Boogert rechtvaardigt hier de keuze voor een landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein zonder hoog opgaande begroeiing.

Ten zuiden van de kern ligt het Mairegebied. Dit is een bijzonder krekengebied met een hoge landschaps- en natuurwaarde. Het gebied gaat echter verscholen achter een dijk en is niet openbaar toegankelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0035.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0036.jpg"

Gevarieerde dorpsrand: groene buffer rondom bedrijventerrein Wilgenstraat (links) en vrij zicht op de bedrijfsgebouwen bij de entree aan de Molenweg (rechts).

4.3.3 Groen en water

Groen

De Molenweg vormt met zijn dubbele bomenrij een fraaie entreelaan vanaf de N59. Deze boomstructuur loopt echter niet verder door in de kern. Het ontbreekt in Oosterland op meerdere plekken aan een duidelijke dragende bomenstructuur die de belangrijkste routes markeert. Rondom de kerk en direct ten zuiden hiervan is wel een goede structuur aanwezig. De begraafplaats net buiten het dorp mist deels een heldere structuur. De wegen naar het buitengebied hebben over het algemeen een goede bomenstructuur. In Oosterland zelf laat de bomenstructuur op veel plaatsen te wensen over. Zo zijn belangrijke structuurlijnen als de Burgemeester Van der Havestraat en Sandströmstraat vrijwel boomloos en ook kleinere straten missen soms bomen, of de aanwezige bomen zijn van slechte kwaliteit. De randen van het dorp zijn wel groen door de aanwezige groenstructuren. De groenstrook tussen de N59 en het bedrijventerrein vormt bijvoorbeeld een waardevolle afscherming van het rommelige karakter van de bedrijfspercelen, waar veel opslag plaatsvindt aan de zijde van de N59.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0037.jpg" Kaart Bomenstructuurplan Oosterland

Water

In Oosterland is geen belangrijk oppervlakte water aanwezig. Aan de zuidkant van de Hofweg is een sloot aanwezig die Oosterland en het Mairegebied van elkaar scheiden. In paragraaf 4.2.3 Historische ecologie is aandacht besteed aan het Mairegebied aan de zuidkant van Oosterland. In dit natuurgebied is water aanwezig met eigen flora en fauna.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0038.jpg"

Kaart waterstructuur Oosterland

4.3.4 Verkeer

Wegenstructuur

Oosterland ligt aan de N59. De kern ligt ten zuiden van deze weg. De N59 is een doorgaande route voor Schouwen-Duiveland en heeft een hoge verkeerslast. De route Molenweg - Van den Abeelestraat is een doorgaande route langs het centrumgebied van Oosterland. Via de Burgemeester v.d. Havestraat en de Sandströmstraat kan het verkeer het dorp verlaten via de noordzijde. Via de route Molenweg - Lange Achterweg kan het verkeer het dorp verlaten aan de zuidkant. Met de realisatie van de nieuwe bedrijfslocatie van bouwbedrijf Boogert heeft Oosterland er tevens een nieuwe entree route bijgekregen. Via deze nieuwe weg komt het verkeer in de wijk Oostkenshil terecht. Deze wijk is tevens via de Molenweg te bereiken. De overige wegen binnen de bebouwde kom behoren tot het stratennetwerk van Oosterland.

Voor alle dorpskernen op Schouwen-Duiveland geldt dat de snelheid binnen de bebouwde kom 30 km/h bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0039.jpg"

Kaart wegenstructuur Oosterland

Parkeren

Parkeren in Oosterland vindt voornamelijk plaats langs de straat. Op enkele plekken zijn kleine parkeerterreinen, waar meerdere auto's naast of bij elkaar kunnen staan. Enkele voorbeelden hiervan zijn het Koninginneplein en de parkeerplaatsen bij het sportveld aan de Weststraat.

Openbaar vervoer

Oosterland heeft een busstation aan de Molenweg en aan de Burgemeester vd Havestraat. Deze haltes liggen op de route van vier buslijnen, namelijk de buslijn 129, 131, 133 en 190. D

4.3.5 Kabels en leidingen en overige infrastructuur

In het plangebied komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor.

4.3.6 Sociale veiligheid

De gemeente Schouwen-Duiveland is een relatief veilige gemeente. Dit blijkt uit het Integraal Veiligheidsprogramma 2012. De indruk bestaat dat de meeste woninginbraken worden gepleegd in de dorpen die direct zijn gelegen aan de N57 en N59. Zowel Nieuwerkerk als Oosterland zijn gelegen aan de N59 en daardoor gevoeliger voor woninginbraken, voornamelijk door landelijk operende groepen. Onderzoek naar dit feit heeft prioriteit naast de aantasting van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer is het ook direct van invloed op het veiligheidsgevoel van de bewoners in de wijk. Hetzelfde geldt voor de bedrijventerreinen gelegen aan de N59, overigens is hier wel een dalende trend te zien. Op het gebied van vandalismecijfers scoort Oosterland hoog. Nieuwerkerk daarentegen behoort tot één van de kernen met het laagste vandalismecijfer van Schouwen-Duiveland.

Gelet op het bovenstaande krijgt de inbraak- en vandalismebestrijding prioriteit op Schouwen-Duiveland. Voorbeelden hiervan zijn het extra surveilleren en het inzetten van Jeugd Interventie Teams.

4.4 Functionele analyse

4.4.1 Functionele hoofdstructuur

Net als Nieuwerkerk is ook Oosterland een dorp met een menging van verschillende functies. De functie die het meeste voorkomt is wonen. In Oosterland zijn woningen te vinden in het historische centrum en in woonwijken zoals Oostkenshil en Leeuwenburg. Door de aanwezigheid van het bedrijventerrein aan de Wilgenstraat is er in verhouding ook veel bedrijvigheid. In de kern zelf zijn ook nog een aantal kleinschalige bedrijven te vinden.

In de paragrafen hieronder wordt bij elke functie in Oosterland kort stil gestaan.

4.4.2 Wonen

Oosterland behoort samen met Bruinisse, Nieuwerkerk en Scharendijke tot de gegroeide woonkernen. Het kenmerk van deze kernen is dat ze relatief grote uitbreidingen in relatie tot de oorspronkelijke dorpskern hebben. Oosterland heeft verder een rustig woonmilieu en is getypeerd als woonmilieu dorpswonen.

Het woningaanbod van Oosterland bestaat uit rij-, vrijstaande- en 2/1-kapwoningen en seniorenwoningen aan de Saele, Hofplein en de Leuvenstraat. Aan de Saele en in de wijk Oostkenshil wordt op dit moment nog nieuw gebouwd en zijn er kavels beschikbaar. Op de voormalige bedrijfslocatie van bouwbedrijf Boogert aan de Lange Achterweg is ook woningbouw mogelijk.

Alle woningen, met uitzondering van bedrijfswoningen, hebben in het onderliggende plan de enkelbestemming 'Wonen'. Bedrijfswoningen vallen onder de enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein'.

4.4.3 Werken

Bedrijven

In en rond Oosterland zijn verschillende vormen van bedrijvigheid aanwezig. De meeste recente verandering is de verplaatsing van bouwbedrijf Boogert naar het nieuwe bedrijventerrein aan de westzijde van het dorp. Hierdoor zijn in het dorp de oude locaties gewijzigd naar wonen. Oosterland heeft daarnaast een bedrijventerrein aan de Wilgenstraat waar verschillende bedrijven zich gevestigd hebben. Ook is er op het bedrijventerrein een locatie van de brandweer aanwezig. Aan de Burgemeester van der Havestraat is een loonwerkersbedrijf gevestigd. Verder is aan de Lange Achterweg een bouwbedrijf gevestigd.

Detailhandel

Naast bedrijvigheid heeft Oosterland ook aanbod aan detailhandel. Dit aanbod is voornamelijk geconcentreerd in het centrumgebied van Oosterland, globaal tussen de kruising Molenweg-Van den Abeelestraat, de Groenendaal, Markt, Sint Joostdijk en het Koninginneplein. Het winkelaanbod is relatief divers, met onder andere een supermarkt, bakker, groenteboer, kledingzaak, kadoshop en witgoedwinkel. Daarnaast is op het bedrijventerrein ook wat grootschaligere detailhandel aanwezig in de vorm van een bouwmarkt en een meubelwinkel.

Dienstverlening

In het centrumgebied bevinden zich naast de detailhandel ook diverse dienstverlenende bedrijven, zoals een bankkantoor, postagentschap en diverse adviseurs.

De percelen waarop bedrijven en detailhandel aanwezig is, hebben de enkelbestemming 'Centrum', 'Bedrijf' of 'Detailhandel'.

4.4.4 Voorzieningen

In Oosterland zijn twee basisscholen aanwezig, waarvan één openbaar en de ander een gereformeerde basisschool. De scholen liggen geclusterd bij elkaar met direct ernaast de sporthal. Het dorp kent daarnaast nog een aantal kerken en een dorpshuis. Bij de entree van het dorp is ook een horecabedrijf aanwezig.

Deze vooral maatschappelijke voorzieningen hebben in het onderliggend bestemmingsplan de enkelbestemming 'Maatschappelijk' of 'Centrum'. Het horecabedrijf heeft de enkelbestemming 'Horeca'.

4.4.5 Sport en recreatie

Ingesloten tussen het bedrijventerrein, woningen en het buitengebied liggen de sportvelden van SV Duiveland. Het complex bestaat uit twee volwaardige voetbalvelden en een trainingsveld. Aan de Weelstraat zijn parkeervoorzieningen aanwezig. Oosterland heeft daarnaast nog een ijsbaan die is gelegen op een voormalige bedrijfslocatie achter de Sint Joostdijk. Tot slot zijn er diverse verenigingen actief in de sporthal, clubgebouwen en het dorpshuis.

De sportvoorzieningen hebben de enkelbestemming 'Sport' en de ijsbaan en volkstuin hebben de bestemming 'Recreatie'.

4.5 Ontwikkelingen

Uitwisselen/uitruilen Bedrijventerrein bestemming Molenweg 56a Oosterland

In 2012 heeft dit bedrijf de voormalige gemeentewerkplaats in Oosterland van de gemeente gekocht. Voorwaarde van de koopovereenkomst is dat het voorste deel van het terrein wordt ingericht als landschappelijke inpassing. Het bedrijf heeft het plan opgevat om de gronden die ingericht worden als landschappelijke inpassing te ruilen met gronden aan de achterzijde van het terrein. Aanleiding voor deze ontwikkeling is het bedrijfsoppervlak wat het bedrijf verliest door de landschappelijke inpassing. Aan de noordzijde van het perceel wordt de bestemming 'Bedrijventerrein' gewijzigd naar 'Groen-Landschappelijk' en aan de zuidzijde wordt de bestemming 'Wonen' gewijzigd naar 'Bedrijventerrein' en 'Groen-Landschappelijk'. De ontwikkeling past binnen het beleid van provincie en gemeente omdat de oppervlakte van de bestemming 'Bedrijventerrein' niet wordt vergroot.

Door het uitruilen van de gronden komt het bedrijventerrein binnen de richtafstand te liggen ten opzichte van het naastgelegen woonperceel.

Om zeker te weten dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit de Handreiking Bedrijven en milieuzonering. Het akoestisch onderzoek toont aan dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor het naastgelegen woonperceel. Het akoestisch onderzoek is in Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Toevoegen aanduiding 'gezondheidszorg' aan Torenplein 12

De gemeente heeft een verzoek ontvangen om aan het leegstaande pand met de bestemming 'Kantoor' de aanduiding 'gezondheidszorg' toe te voegen zodat ruimer gebruik van het pand mogelijk is. De functie gezondheidszorg past binnen de kern van Oosterland. Het flexibel bestemmen van leegstaande kantoren kan de leefbaarheid van de kern vergroten. Een praktijk voor gezondheidszorg valt onder milieucategorie 1. Omdat sprake is van gemengd gebied, is de richtafstand 0 meter voor alle aspecten. Aan de richtafstand wordt voldaan en een goed woon- en leefklimaat is hiermee gewaarborgd.

4.6 Conclusie

De ruimtelijke structuur van Oosterland laat zich moeilijk lezen. De bezoeker wordt door de weginrichting van de kruisingen al bij de entreepunten weggeleid van de historische structuurdragers waaraan zich de belangrijkste oriëntatiepunten bevinden en waaraan bovendien de meeste voorzieningen en detailhandelsfuncties zijn gevestigd.

De inrichting van de pleinruimtes en het ontbreken van wezenlijke delen van de bomenstructuur dragen evenmin bij aan een leesbare ruimtelijke structuur. Een aantal van deze ingrepen zijn in het verleden gedaan vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, parkeren of verkeersafwikkeling. Op zichzelf bezien zijn de verschillende ingrepen dan ook best verklaarbaar en logisch geweest, in gezamenlijkheid komen ze de ruimtelijke structuur van het dorp echter niet ten goede.

Dit heeft ook invloed op de functionele structuur. Het draagvlak voor winkels en voorzieningen wordt groter wanneer deze elkaar versterken doordat ze in elkaars directe nabijheid liggen en op die manier eenvoudig combinatiebezoeken mogelijk zijn. Door het ontbreken van een heldere ruimtelijke structuur is het steeds lastiger om winkels en voorzieningen op een logische plek bij elkaar te houden. In een dorp van deze omvang is het voor de komende decennia de uitdaging om het basisvoorzieningenniveau op peil te houden. Een duidelijke ruimtelijke structuur kan daar aan bijdragen.

5 Milieu- en duurzaamheidskader

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieuaspecten behandeld die van toepassing zijn op het plangebied. Hierbij is uitgegaan van alle activiteiten die in het plan worden toegestaan, zowel rechtstreeks als middels een wijzigingsbevoegdheid.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Toetsingskader

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

De VNG-handreiking bevat een lijst met bedrijven waaraan, afhankelijk van de mate waarin de in de lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), een categorie wordt toegekend. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. Per bedrijfstype wordt zo een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en de gevel van een woning gelegen in een rustige woonwijk. Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.

Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Milieucategorie   Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk   Minimale richtafstand tot gemengd gebied  
1   10 m   Niet van toepassing  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  

Milieucategorieën en richtafstanden (bron: Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, VNG)

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

5.2.2 Toetsing

Het plan omvat de kernen Nieuwerkerk en Oosterland. Bij Nieuwerkerk, aan de zuidzijde van de N59, ligt bedrijventerrein De Weel wat ook onderdeel uitmaakt van het plangebied. De bedrijventerreinnen aan de Wilgenstraat en aan de Manteling in Oosterland liggen tegen de kern. De bedrijfsactiviteiten op de kleinschalige bedrijventerreinen bestaan o.a. uit bouwbedrijven, metaalverwerkingsbedrijven, detailhandel, tankstation en opslag.

Uitgangspunt milieuzonering

Om bedrijven de gelegenheid te geven optimaal gebruik te maken van hun perceel, is gekozen voor het zoneren middels zonegrenslijnen. Hierbij wordt gezoneerd ten opzichte van de omliggende gevoelige bestemmingen en bepalen dus de omliggende gevoelige bestemmingen de maximaal toegestane milieucategorie. Ten opzichte van de huidige situatie, namelijk zonering op kavelniveau, is daardoor een verschuiving zichtbaar in toegestane milieucategorieën. Hierdoor kan op een groot deel van de bedrijventerreinen een hogere categorie bedrijven worden toegestaan.

Door deze wijze van zoneren kunnen op een perceel waar één of meerdere zonegrenslijnen overheen lopen activiteiten plaatsvinden binnen meerdere categorieën, mits deze activiteiten als afzonderlijke activiteit kunnen worden gezien.

Voorbeeld: Als over een perceel een zonegrenslijn loopt en deels milieucategorie 2 en deels milieucategorie 3.1 mogelijk is, kan bij de inrichting van het perceel ervoor gekozen worden om het kantoor op het deel te plaatsen waar milieucategorie 2 is toegestaan. Op het overige deel kan dan de werkplaats worden gesitueerd waarvan de bedrijfsactiviteiten vallen in milieucategorie 3.1. Volgens de systematiek in het huidige plan zou het gehele perceel onder categorie 2 vallen. De nieuwe systematiek geeft dus ook ruimere mogelijkheden op perceelsniveau.

Omdat gezoneerd wordt vanuit de woningen leidt de verschuiving in toegestane milieucategorieën niet tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat van woningen in en buiten het plangebied. Er wordt immers voldaan aan de richtafstanden behorende bij het betreffende omgevingstype.

Nieuwerkerk

Uitgangspunten milieuzonering
Dit gebied bestaat uit bedrijventerrein De Weel aan de zuidzijde van de N59 en de woonkern met deels woonwijken en gebieden waar wonen en bedrijfsmatige activiteiten naast elkaar voorkomen aan de noordzijde van de N59. Op het onderstaande kaartje is aangegeven welk gebied volgens de VNG-handreiking wordt aangemerkt als rustige woonwijk en welk gebied als gemengd gebied. De woonwijk d'Heule en de woonwijk globaal liggend tussen de Ooststraat, Schoolstraal en Muyeweg wordt gezien als rustige woonwijk. Het overige deel van de kern wordt gezien als gemengd gebied vanwege de verschillende functies die naast elkaar in het gebied aanwezig zijn. Dit geldt ook voor de woningen ten zuiden van het bedrijventerrein De Weel aan de Middenweg. Dit vanwege de korte afstand tot het bedrijventerrein De Weel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0040.jpg"

Overzichtskaart rustige woonwijk en gemengd gebied ten behoeve van milieuzonering Nieuwerkerk

Bedrijventerrein De Weel
Op grond van het Bedrijventerreinenprogramma zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3.2. Uitgaande van de genoemde omgevingstypen is het bedrijventerrein opnieuw gezoneerd. Geconstateerd is dat op basis van de richtafstanden op bijna het gehele terrein bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 zijn toegestaan. Op het zuidelijk deel van het bedrijventerrein is een kleine zone aangegeven waar alleen bedrijven in een lagere categorie zijn toegestaan. Dit in verband met de afstand tot de woningen aan de Middenweg 2 en 7. Een goed woon- en leefklimaat voor omliggende woningen blijft gewaarborgd. Op het bedrijventerrein is één bedrijf gevestigd die valt onder milieucategorie 4.1. Omdat deze activiteit niet valt binnen de uitgangspunten zoals geformuleerd in het Bedrijventerreinenprogramma en tevens op te korte afstand tot de woningen aan de Middenweg is gelegen, wordt deze activiteit met een specifieke aanduiding op de verbeelding alsnog positief bestemd en kan daardoor gevestigd blijven. Nieuw vestiging van andere bedrijven op deze locatie in een hogere milieucategorie dan op grond van de zoneringssystematiek mogelijk, wordt echter uitgesloten. Aan de Middenweg 5 is een bedrijf gelegen die valt onder milieucategorie 3.1. Omdat binnen de richtafstand woningen zijn gelegen heeft ook dit bedrijf een specifieke aanduiding gekregen. Ook hier geldt dat nieuw vestiging van andere bedrijven in een hogere milieucategorie dan op grond van de zoneringssystematiek mogelijk, niet is toegestaan. Een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen is hiermee gewaarborgd.


Oosterland

Uitgangspunten milieuzonering
Het plangebied bestaat uit de kern Oosterland, het bedrijventerrein aan de Wilgenstraat en het bedrijventerrein aan de Manteling. Op het onderstaande kaartje is aangegeven welk deel van het plangebied volgens de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering aangemerkt wordt als rustige woonwijk en welk deel als gemengd gebied. De woonwijk, globaal begrensd door de Weelstraat, Leeuwenburg, Sandströmstraat en Burgemeester Van der Havestraat behoort tot het omgevingstype rustige woonwijk. Het overige deel van de kern hoort tot het omgevingstype gemengd gebied omdat in het gebied verschillende functies naast elkaar aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0041.jpg"

Overzichtskaart rustige woonwijk en gemengd gebied ten behoeve van milieuzonering Oosterland

Bedrijventerrein aan de Wilgenstraat
Op grond van het Bedrijventerreinenprogramma zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3.2. Uitgaande van de genoemde omgevingstypen is het bedrijventerrein opnieuw gezoneerd. Op basis van de milieucontouren is op bijna het gehele bedrijventerrein bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Voor een aantal bestaande bedrijven, met name aan de Van den Abeelestraat, geldt dat niet aan de richtafstand wordt voldaan. Deze bedrijven zijn met een specifieke aanduiding op de kaart aangegeven zodat de bestaande bedrijfsactiviteiten voortgezet kunnen worden. Nieuw vestiging van andere bedrijven op deze locatie in een hogere milieucategorie dan op grond van de zoneringssystematiek mogelijk, wordt echter uitgesloten. Een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen is hiermee gewaarborgd.

Bedrijventerrein aan de Manteling
Op grond van het Bedrijventerreinenprogramma zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3.2. Uitgaande van de genoemde omgevingstypen is het bedrijventerrein opnieuw gezoneerd. Op basis van de milieucontouren is op bijna het gehele bedrijventerrein bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Alleen in het noordoostelijk deel van het bedrijventerrein is een klein deel gezoneerd tot maximaal categorie 2. Het bestaande bedrijf, een tankstation met LPG-verkoop, valt onder milieucategorie 3.1. Op het deel van het bedrijventerrein waar milieucategorie 2 is toegestaan heeft dit bedrijf een specifieke aanduiding gekregen, zodat de bestaande bedrijfsactiviteiten voortgezet kunnen worden. Nieuw vestiging van andere bedrijven op deze locatie in een hogere milieucategorie dan op grond van de zoneringssystematiek mogelijk, wordt echter uitgesloten. Een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen is gewaarborgd.

Algemeen

Webwinkels en internetafhaalpunten
Door een toenemend gebruik van het internet zal naar verwachting ook het aantal webwinkels en internetafhaalpunten toenemen. Deze activiteiten zijn niet opgenomen in bijlage 1 van de VNG-handreiking. Om toch te komen tot een richtafstand tot gevoelige bestemmingen, is gezocht naar een aanverwante categorie. Gezien de aard en omvang van de activiteiten wordt SBI-2008 4791 (postorderbedrijven, milieucategorie 3.1) het meest passen geacht. Er is op basis van deze SBI-code een aparte categorie aangemaakt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hierbij is het volgende onderscheid gemaakt in bedrijfsvloeroppervlak:

  • webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak kleiner dan of gelijk aan 50 m2. Gezien de beperkte omvang vallen deze in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 10 meter tot het omgevingstype gemengd gebied;
  • webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak groter dan 50 m2. Deze vallen, overeenkomstig de postorderbedrijven, onder milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 30 meter tot het omgevingstype gemengd gebied.

Hierbij moet worden opgemerkt dat als een webwinkel of internetafhaalpunt gecombineerd wordt met een showroom, dit wordt gezien als detailhandel. Deze combinatie van activiteiten is alleen toegestaan onder de bestemming detailhandel.

Begraafplaats Nieuwerkerk

De begraafplaats aan de Muyeweg te Nieuwerkerk valt onder milieucategorie 1 volgens de VNG-handreiking. Om in de toekomst uitbreiding mogelijk te maken is in dit plan een ruimer gebruik mogelijk gemaakt. Hierbij is de richtafstand van 10 meter tot de woningen aan de Muyeweg, gelegen in het omgevingstype rustige woonwijk, in acht genomen.

Solitaire bedrijven binnen gemengd gebied

Binnen gemengd gebied komen in beide kernen, naast wonen ook andere functies voor. Solitaire bedrijven binnen beide kernen worden toegestaan tot en met milieucategorie 1 of 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Of milieucategorie 1 danwel 2 is toegestaan is per locatie, afhankelijk van de afstand tot woningen, aangegeven. Zowel in Nieuwerkerk als in Oosterland zijn in de huidige situatie activiteiten aanwezig die vallen in een hogere milieucategorie dan bestemmingsplanmatig wordt toegestaan. Deze zijn dan ook met een specifieke aanduiding aangegeven zodat het bestaand gebruik kan worden gecontinueerd en een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen gewaarborgd blijft.

Bedrijfswoningen

Naast bedrijfsgebouwen bevinden zich op bedrijventerrein De Weel in Nieuwerkerk en het bedrijventerrein aan de Wilgenstraat in Oosterland ook bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen zijn in principe gevoelige bestemmingen. Als de milieuzonering wordt toegepast rond bedrijfswoningen heeft dit tot gevolg dat veel bedrijven worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Dit is ongewenst zeker nu deze situatie als langere tijd bestaat en bewoners van de bedrijfswoningen zelf belang hebben bij het wonen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen worden dan ook niet meegenomen in de milieuzonering. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen is, evenals in de vigerende plannen, niet toegestaan. Door het niet toepassen van de zoneringsystematiek wordt de bescherming van bewoners van bedrijfswoningen niet helemaal losgelaten. De bedrijfswoningen worden wel beschermd door de milieuwetgeving die op de aangrenzende bedrijven van toepassing is.

Sport

Aan de Stolpweg heeft de Schietvereniging Schouwen-Duiveland een schietbaan. Deze baan ligt gedeeltelijk ondergronds en in een dijklichaam. Deze schietbaan behoort tot milieucategorie 4.1. Op korte afstand (10 meter) ligt het verzorgingscentrum Steenzwaenshof. Aan de richtafstand van 100 meter (uitgaande van het omgevingstype gemengd gebied) wordt niet voldaan. De schietbaan heeft dan ook een nadere aanduiding op de verbeelding zodat deze gevestigd kan blijven. Aangezien de schietbaan gedeeltelijk ondergronds en in een dijklichaam is gevestigd, achten wij een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het verzorgingscentrum Steenzwaenshof gewaarborgd.

Naast de schietvereniging in Nieuwerkerk zijn in beide kernen sportvoorzieningen aanwezig. Volgens de regels behorende bij de bestemming "sport" zijn de gebruikelijke (bestaande) sportactiviteiten toegestaan zoals voetbalvelden en tennisbanen. Een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen gewaarborgd blijft.

Centrum

Binnen de bestemming "centrum" zijn alleen activiteiten toegestaan in milieucategorie 1. Zowel in Nieuwerkerk als in Oosterland zijn in de huidige situatie activiteiten aanwezig die vallen in een hogere milieucategorie. Deze zijn dan ook met een specifieke aanduiding aangegeven zodat het bestaand gebruik van worden gecontinueerd en een goed woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen gewaarborgd blijft.

5.2.3 Conclusie

De milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Toetsingskader

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect stof niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (hierna Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (hierna Wlk). Het doel van de Wlk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De in de Wlk vastgestelde normen voor luchtkwaliteit mogen niet overschreden of, in geval van een bestaande overschrijding, mag een eventuele toename niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitsnormen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project slechts in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); of.
  • een project een ander project van gelijke of grotere omvang vervangt.

Niet in betekenende mate

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:

  • het valt onder de beschrijving in de tabellen met categorieën van gevallen in de 'Regeling Niet In Betekenende Mate', of
  • het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op die locatie de vestiging van een gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone.

5.3.2 Toetsing

Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er hoeft niet te worden getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. Ten opzichte van woningen in en buiten het plangebied, met uitzondering van dienstwoningen, wordt voldaan aan de richtafstand. Een goed woon- en leefklimaat is voor het aspect stof gewaarborgd.

Daarnaast moeten de bedrijven op het bedrijventerrein voldoen aan de voorwaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit en/of de omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen danwel zoveel mogelijk wordt beperkt.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

5.4 Geur

5.4.1 Toetsingskader

Algemeen

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken. Bij geur gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting (immissie) veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Geur heeft dus gevolgen voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geur niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving bedrijven

In Nederland is er geen wetgeving voor geur van bedrijven. Voor een aantal bedrijven die onder een algemene maatregel vallen zoals het Activiteitenbesluit, zijn er verplichtingen ten aanzien van te treffen maatregelen. Voor omgevingsvergunningplichtige bedrijven geldt de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) als toetsingskader voor het beoordelen van eventuele geurhinder. Wel is in beleid vastgelegd wat een tegen geur te beschermen object is. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden. Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kunnen wel verschillen in het niveau van bescherming worden gehanteerd. Voor een bedrijfswoning kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor aaneengesloten woonbebouwing.

Regelgeving veehouderijen

Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij. Verder dienen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Besluit landbouw milieubeheer geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest.

Zowel in het Besluit landbouw als in de Wet geurhinder en veehouderij is ook vastgelegd wat een geurgevoelig object is. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij is dat een gebouw, bestemd voor menselijk gebruik, waar zich gedurende langere periode mensen bevinden. In het Besluit landbouw zijn categorieën van objecten gedefinieerd waartoe een minimaal te houden afstand dient te worden aangehouden.

5.4.2 Toetsing

Het onderhavige plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarnaast moeten de bedrijven op het bedrijventerrein voldoen aan de voorwaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit en/of de omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen danwel zoveel mogelijk wordt beperkt.

5.4.3 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plan.

5.5 Geluid en stilte

5.5.1 Toetsingskader

Algemeen

Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van o.a. wegverkeerlawaai en industrielawaai door middel van zonering.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geluid niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht,

Regelgeving

Industrielawaai

In de Wgh wordt verhoudingsgewijs maar een klein gedeelte van het industrielawaai gereguleerd, namelijk alleen voor bedrijven gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De geluidsruimte is voor een deel van de bedrijven vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Een groot deel van de bedrijven valt onder een algemene maatregel van bestuur. Hierin zijn o.a. voor geluid voorschriften opgenomen. Deze voorschriften kunnen bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en gevoelige functies in de omgeving. Daarnaast moet bij de afweging in het kader van het bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met geluidsemissies die niet geregeld zijn in het kader van de milieuwetgeving zoals laden en lossen, verkeersaantrekkende werking of menselijk stemgeluid.

Menselijk stemgeluid

Bestemmingen waarbij menselijk stemgeluid in de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen, zijn onder andere bedrijven (horeca), sportvelden of speelplaatsen/hangplekken. Getoetst moet worden of het stemgeluid niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluid hinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.

Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.

5.5.2 Toetsing

Industrielawaai

De bedrijventerreinen binnen het plangebied (bedrijventerrein De Weel te Nieuwerkerk, bedrijventerrein aan de Wilgenstraat en bedrijventerrein aan de Manteling te Oosterland) zijn niet geluidgezoneerde terrreinen. Op het bedrijventerrein is de vestiging geluidzoneringsplichtige bedrijven uitgesloten.Verder wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking zodat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd. Bedrijfsmatige activiteiten moeten voldoen aan de geldende milieuwetgeving wat zorgt voor een bescherming van gevoelige bestemmingen.

Wegverkeerslawaai

Akoestisch onderzoek

Beide kernen zijn gelegen langs de N59. Om het effect van het wegverkeer te bepalen is een akoestisch onderzoek gedaan. Uit Bijlage 2 Akoestisch onderzoek blijkt dat de 48 dB-contour op ongeveer 200 meter vanaf de N59 is gelegen. Binnen deze contour is nieuwbouw van woningen niet mogelijk, tenzij een hogere grenswaarde kan worden verleend. In het gemeentelijk beleid zijn hiervoor voorwaarden opgenomen.

In dit plan wordt in geen van beide kernen nieuwbouw van gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Bij eventuele toekomstige nieuwbouw in het gebied moet wel rekening worden gehouden met de berekende 48 dB-contour.

5.5.3 Conclusie

De aspecten industrielawaai en wegverkeerslawaai vormen geen belemmering voor het plan.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Voor een aantal categorieën van risicovolle inrichtingen is een standaardbenadering voor het omgaan met risico's voorgeschreven in het Bevi. Deze benadering is uitgewerkt in een aantal veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De categorieën van inrichtingen waarop het Revi van toepassing is, betreffen onder meer lpg-tankstations en opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen die voldoen aan de PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen). Propaantanks van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvB's is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna). Het Btev is in 2012 in werking getreden.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Basisnet

Naar verwachting treedt de wet Basisnet begin 2014 in werking. In deze wet worden voor de modaliteiten Water, Weg en Spoor vastgelegd ten aanzien van het transport vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel is een evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS3. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.

Basisnet Weg

Het Basisnet Weg moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen voor wat betreft de gevaarlijke stoffen. Daarnaast moeten ruimtelijke ontwikkelingen langs het hoofdwegennet op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid.

Het Basisnet Weg bestaat uit twee kaarten: een kaart met de veiligheidszones en een kaart met de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en een tabel. In de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om de N256, rijksweg N57 en de rijksweg N59. In de tabel is aangegeven hoe groot de zone voor elk wegvak is en met welke vervoergegevens de gemeente groepsrisicoberekeningen moet maken.

Basisnet Water

Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen waarbij ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven.

In het Basisnet Water is gebruik gemaakt van CEMT-klassen die in Europa gelden. Opgenomen zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger. Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

De opgenomen vaarwegen zijn in 3 typen routes verdeeld zijn:

  • 1. Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens (gebruikt door grote zeeschepen en binnenvaartschepen), zoals in Zeeland de Westerschelde.
  • 2. Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zoals het Zijpe.
  • 3. Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (groen): overige vaarwegen waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld minder dan 1 geladen benzinetanker per dag). Voor Schouwen-Duiveland gaat het dan om de Grevelingen en vaarroutes op de Oosterschelde.

Per route geeft het Basisnet Water een gebruiksruimte aan door langs alle vaarwegen een maximale ligging van deze PR10-6 contour vast te stellen. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6 contour is (ook niet op het water zelf) en naar verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Voor zwarte vaarwegen komt de PR10-6 contour maximaal tot de oeverlijn.

Na inwerkingtreding van het Basisnet moeten gemeenten bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening houden met de maximale risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Tussen een bestaand gasontvangstation (GOS) en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden aan te houden veiligheidsafstanden volgens de Wet Milieubeheer. Afhankelijk van de inlaatdruk worden nadere eisen gesteld.

5.6.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

LPG tankstation Van der Have – Manteling 2 Oosterland

Volgens de Risicokaart (Bron: risicokaart.nl, november 2013) bevindt zich binnen het plangebied Bestemmingsplan één Bevi-inrichting. Op het perceel Manteling 2 bevindt zich een LPG-tankstation.

LPG-tankstation

Op grond van artikel 4 van het Bevi zijn LPG-tankstations aangewezen als categoriale inrichting waarop het Bevi en het bijbehorende Revi van toepassing is.

Plaatsgebonden Risico (PR)

In geval van een categoriale inrichting hoeft voor het bepalen van de 10-6 contour geen QRA te worden uitgevoerd, maar kan de vaste afstand worden aangehouden uit het Revi. Deze vaste afstanden zijn opgenomen in bijlage I van het Revi. Binnen de vaste afstand zijn geen kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwvestiging van kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Er wordt voldaan aan de norm voor het PR.

Groepsrisico

Op grond van artikel 13 van het Bevi geldt in geval van ruimtelijke plannen een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico (GR) moet inzichtelijk worden gemaakt en getoetst aan de oriënterende waarde. De hoogte van het GR kan in geval van een LPG-tankstation worden bepaald middel de LPG-tool.

Berekening groepsrisico en verantwoordingsplicht

Project: LPG tankstation Van der Have Oosterland

(opgesteld door: Gemeente Schouwen-Duiveland, december 2013)

LPG tool

De LPG-tool is 2 december 2013 door de Gemeente Schouwen-Duiveland ingevuld. Zie Bijlage 4. Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico niet boven de oriënterende waarde uitkomt. Een eenvoudige verantwoording moet worden ingevuld.

Omgeving LPG tankstation

Het LPG-tankstation bevindt zich aan de Manteling 2 te Oosterland. Dit is een locatie aan de rand van het dorp Oosterland, direct gelegen tegen de rijksweg N59. De omgeving van het LPG-tankstation kan worden beschreven als een gemengd gebied agrarisch, bedrijven (kantoor voor bedrijf) en wonen. Aan de noord- en westzijde bevindt zich open agrarisch gebied. Aan de oostzijde bevindt zich de kom Oosterland, waar burgerwoningen staan en een café/restaurant is gevestigd.

Beheersbaarheid

Voor wat betreft de bluswatervoorziening bij het LPG-tankstation worden drie soorten bluswatervoorzieningen onderscheiden:

  • Een primaire bluswatervoorziening, zoals een brandkraan, kan een tankautospuit binnen drie minuten na aankomst van bluswater voorzien en blijft daarna onafgebroken voldoende water geven;
  • Met een secundaire bluswatervoorziening kan de brandweer binnen vijftien minuten na aankomst water op de brandhaard hebben. Zo'n secundaire bluswatervoorziening is bijvoorbeeld een geboorde put, een opstelplaats bij een vijver, of een ander open water met voldoende diepte en voldoende water om ten minste vier uur te kunnen pompen.
  • De tertiaire bluswatervoorziening is aanvullend op de primaire en secundaire bluswatervoorziening en wordt vooral gebruikt voor rampenbestrijding of grootschalig optreden. Dit type bluswatervoorziening voorziet in een grote leveringscapaciteit en mag een grote afstand tot het brandobject hebben.

Theoretisch gezien is voor de bestrijding van een dreigende BLEVE bij het LPG-tankstation 120 m3 bluswater per uur noodzakelijk. In de directe nabijheid ligt voldoende open water voor de bestrijding bij een dreigende calamiteit. De bereikbaarheid is goed en tweezijdig, de opkomsttijd is kort, opstelplaatsen voor brandwagens zijn voldoende aanwezig.

Zelfredzaamheid

Gelet op het karakter van het gebied (wonen, kantoor voor bedrijven) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en ook mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.

Het is belangrijk dat het gebied beschikt over goede gebiedsontsluitingen. Op deze manier kunnen aanwezige personen wegvluchten bij een calamiteit. Het LPG-tankstation ligt aan de Manteling, welke rechtstreeks wordt ontsloten op de N59. De N59 is een doorgaande 80 km-weg, en vormt een rechtstreekse verbinding naar de kernen Zierikzee, Nieuwerkerk en Bruinisse. Er zijn dus voor bewoners directe vluchtroutes die zorgen dat men van het tankstation kan wegvluchten.

In de ontvluchtingsmogelijkheden van het plangebied zijn geen knelpunten. Ten aanzien van de zelfredzaamheid binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation geldt dat geen functies met verminderd zelfredzame personen zijn voorzien.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zoals hiervoor geconcludeerd beschikt het gebied over goede gebiedsontsluitingen. Dat betekent dat het gebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. De brandweerpost in Zierikzee en Bruinisse kan via een directe wegenstructuur het tankstation bereiken. De dichtstbijzijnde brandweerpost ligt in Oosterland. De maximale aanrijtijd vanaf deze brandweerpost bedraagt 6 minuten. Dit is zowel voor de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid gunstig.

De tank ligt nabij de entree vanaf de openbare weg (Manteling) waarbij de tank rechtstreeks te bereiken is. Dit komt de bestrijdbaarheid ten goede. Ook het plangebied van de inrichting is zodanig ingericht dat de bestrijdbaarheid bij een calamiteit dan voldoende is.

Bluswatervoorziening en bereikbaarheid voor toekomstige ontwikkelingen

Voor het bedrijventerrein aan de Wilgenstraat adviseert de Veiligheidsregio Zeeland dat een primaire bluswatervoorziening benodigd is in de vorm van twee brandkranen aan de Wilgenstraat met een capaciteit van 60m³ per uur.

Voor het bedrijventerrein de Weel adviseert de Veiligheidsregio Zeeland dat een primaire bluswatervoorziening benodigd is in de vorm van drie brandkranen met een capciteit van 40m³ per uur.

Conclusie

Uit de ingevulde LPG-tool blijkt dat het groepsrisico niet boven de oriënterende waarde uitkomt. De inrichting en omgeving van het tankstation, in combinatie met een goede beheersbaarheid, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid zorgen voor een verantwoorde situatie van het huidige LPG-tankstation.

Omgang risicovolle inrichtingen

In het bestemmingsplan zijn drie bedrijventerreinen aanwezig; bedrijventerrein De Weel in Nieuwerkerk, en in Oosterland de bedrijventerreinen aan de Wilgenstraat en aan de Manteling. In het geldende provinciale beleid, te weten de Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012, zijn deze bedrijventerreinen aangewezen als kleinschalige bedrijventerreinen. Volgens de beleidsvisie zijn op kleinschalige bedrijventerreinen geen risicovolle activiteiten toegelaten tenzij deze activiteiten niet belemmerend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Met andere woorden, de PR 10 -6 contouren mogen de kavelgrenzen niet overschrijden aan de kant waar bebouwing aanwezig is, gepland is of gepland kan worden.

Voor nieuwe bedrijvigheid of uitbreiding van bestaande bedrijvigheid geldt dat de PR 10-6 contouren binnen de eigen bedrijfsperceelgrenzen moeten blijven liggen en/of binnen de bestemming verkeer, groen, groen-landschappelijk of water Op deze wijze zijn dergelijke risicovolle activiteiten niet belemmerend voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving.

Geconcludeerd wordt dat met bovengenoemde regeling wordt aangesloten op het provinciale beleid. Tevens worden met deze regeling de bestaande rechten zoveel mogelijk gehandhaafd en wordt met de regeling een voldoende veiligheidsniveau opgenomen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Wegen

Zoals eerder vermeld zijn de rijkswegen N57, N59 en N256 aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N57 en N256 liggen op een zodanig grote afstand dat de invloedsgebieden niet over het plangebied, de bebouwde kommen Nieuwerkerk en Oosterland, reiken. De beide woonkernen liggen wel direct aan de N59. Omdat sprake is van een actualisatie van de huidige bestemmingsplannen treedt daardoor geen verandering op in personenaantal, en derhalve geen verhoging van het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de voornoemde wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; er is geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

  • Groepsrisico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg dat voor de betreffende wegvakken in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde). De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.

Water

Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.

Buisleidingen

De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar. Deze leiding komt vanuit de Grevelingen ten noordoosten van Zonnemaire het eiland op, en loopt langs de Dreischorsedijk naar een gasontvangstation tot ongeveer de kruising met de Stoofweg. De lengte van de leiding op het land bedraagt ongeveer 1,2 km. De afstand van de leiding tot aan het plangebied bedraagt ca 7 km. Geconcludeerd wordt dat de leiding geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Ook de afstand van het gasontvangststation tot de ontwikkeling is zodanig groot dat hier geen belemmeringen uit voortvloeien

5.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling en ruimtelijke ontwikkelingen buiten het plangebied. Tevens zorgt de ontwikkeling niet voor een beperking van Bevi-inrichtingen, de buisleiding bij Zonnemaire, en een verhoging van het groepsrisico op de rijkswegen N256, N57 en N59. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zeeland.

5.7 Bodem

5.7.1 Toetsingskader

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.

Een belangrijk basis vormt de Wet bodembescherming (Wbb) en daarnaast zijn het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet van toepassing. Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit bodemkwaliteit omvat de regels rond grondverzet, bouwstoffen en een stuk kwaliteitsboring.

Aardkundige waarde

Ten aanzien van de aardkundige waarde richt het gemeentelijk beleid zich op het versterken van de plaatselijke landschapskwaliteiten. Dit kan door aardkundige patronen een zichtbare rol te laten spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doorsnijding en versnippering van het landsschap moet zo veel mogelijk worden voorkomen.

Er is geen landelijke wetgeving met betrekking tot aardkundige waarden. In de provincie Zeeland en in de gemeente zijn de aardkundige waarden opgenomen in het omgevingsplan en bodembeleidsplan.

Warmte-koude opslag

De basis van warmte-koude opslag ligt in het seizoensmatig opslaan van warmte en koude in de bodem. Er zijn zowel open systemen als gesloten systemen. Warmte-koude opslag is een bewezen vorm van duurzame energie en wordt gestimuleerd in Zeeland.

Het aspect bodemenergie is geregeld in het Besluit bodemenergie (vanaf juli 2013). Het Besluit bodemenergie schrijft o.a. voor dat een nieuw systeem een bestaand systeem niet mag hinderen en dat de systemen door een erkend bedrijf moeten worden aangelegd. Bodemenergiesystemen mogen niet in grondwaterbeschermingsgebieden worden aangelegd.

Voor de gesloten systemen geldt een meldingsplicht (Activiteitenbesluit). Open systemen en grote gesloten systemen (>70kW) zijn vergunningsplichtig onder de Waterwet. De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een kansenkaart bodemenergie.

Niet gesprongen explosieven

De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven kan een bedreiging in houden bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging in de planvorming en - uitvoering leiden..De gemeente beschikt over een inventarisatie van niet gesprongen explosieven op een signaleringskaart, opgesteld door historisch onderzoek, ooggetuigenverklaringen en eerdere vondsten. Wanneer er een gebied bestemd wordt in een aandachtsgebied zal een toetsing op mogelijke explosieven moeten worden uitgevoerd.

De gemeente is op basis van regelgeving verantwoordelijk voor het opsporen en ruimen van niet gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Regels zijn opgenomen in o.a de Arbeidsomstandighedenwet en de Gemeentewet.

Trillingen

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het aspect trillingen een aandachtspunt in de afwegingen. De beoordeling van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, waarin de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling. Dit is mogelijk met behulp van de SBR-richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen".

Trillingshinder wordt beoordeeld aan de hand van het maximaal optredende trillingsniveau en het gemiddeld trillingsniveau,. Voor een aantal typen trillingen en verschillende gebouwfuncties (wonen, onderwijs ed.) staan in de richtlijn grens- en streefwaarden voor maximaal optredende trillingsniveaus en gemiddelde trillingsniveaus.

In de beoordeling van trillingshinder moet in het algemeen onderscheid worden gemaakt naar bestaande, te wijzigen of gewijzigde en nieuwe situaties. Bij bestaande situaties moet het bestaande trillingsniveau worden geaccepteerd en kunnen de veroorzaker normaal gesproken geen (aanvullende) eisen worden opgelegd. Voor te wijzigen situatie is het uitgangspunt dat de gewijzigde situatie geen overschrijding van de grens- of streefwaarden mag opleveren. Indien er al sprake was van overschrijding geldt dat de situatie niet mag verslechteren. Ten slotte geldt voor nieuwe situaties dat de grens- of streefwaarden niet zouden mogen worden overschreden. In de laatste twee situaties zal het aanwezige trillingsniveau vooraf moeten worden vastgesteld.

5.7.2 Toetsing

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen en functiewijzigingen mogelijk maakt, is geen nieuwe toetsing of onderzoek noodzakelijk naar de bodemkwaliteit en overige bodemaspecten. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd waarbij de noodzakelijke onderzoeken worden uitgevoerd.

5.7.3 Conclusie

Vanuit het aspect bodemkwaliteit bestaan er geen belemmeringen voor het plan.

5.8 Water

5.8.1 Toetsingskader

Algemeen

In ruimtelijke plannen moet voldoende aandacht besteed worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.

Regelgeving

In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

In artikel 3.1.1. van het Bro is vastgelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan overleg dient plaats te vinden met de waterbeheerder. Water dient in een zo vroeg mogelijk moment in de planvorming te worden meegenomen. Bij voorkeur in de initiatieffase.

Grondwateronttrekking

Zorgvuldig omgaan met grondwaterwinning beperkt het risico op verzilting van het vaak schaarse zoete grondwater. Door verzilting neemt het zoutgehalte van het (grond)water en de bodem toe. Verzilting kan tot schade leiden voor de landbouw, omdat het grondwater minder of ongeschikt wordt voor beregeningsdoeleinden. Winning van grondwater kan verlaging van de grondwaterstand en daarmee verdroging van gebieden tot gevolg hebben.

Om verdroging tegen te gaan zijn in kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld (natte) natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, alleen grondwaterwinningen op basis van een melding toegestaan als ze kortdurend zijn (maximaal 6 maanden) en een laag debiet hebben (maximaal 100 m3 per uur en maximaal 1.000 m3; per maand) hebben. Voor alle andere grondwateronttrekkingen is altijd een vergunning van het waterschap of de provincie vereist.

5.8.2 Toetsing

Er is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

Thema   Waterdoelstelling   Uitwerking  
Veiligheid/
Waterkering  
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte.   Niet van toepassing in dit bestemmingsplan.  
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)   Voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water.   In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke aanpassingen voorzien die wateroverlast veroorzaken of beperken.  
Riolering/RWZI (incl. water op straat/overlast)   Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter) ruimte daarvoor.   In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke aanpassingen voorzien die van invloed zijn op de riolering of zuiveringsinstallatie. Bij herstructurering wordt gewerkt aan duurzaam waterbeheer en het scheiden van hemelwater en afvalwaterstromen.  
Watervoorziening/-aanvoer   Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-) water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.   De watervoorziening is niet in het geding. Er wordt geen hergebruik van regenwater toegepast.  
Volksgezonheid (water gerelateerd)   Minimaliseren risico watergerelateerde ziekte en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. Gebruik uitlogende materialen.   Er is geen sprake van de aanleg van (extra) open water.  
Bodemdaling   Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.   Het peilregiem van het plangebied is afgestemd op bebouwd gebied. Er zullen geen veranderingen in het peilregiem plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen.  
Grondwater-
overlast  
Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast.   In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke aanpassingen voorzien die grondwateroverlast veroorzaken of beperken.  
Oppervlaktewater kwaliteit   Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.   In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke aanpassingen voorzien die de waterkwaliteit beïnvloeden.  
Grondwater-
kwaliteit  
Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur.
 
Er wordt niet gebouwd in een natuurgebied, (specifiek daarvoor bedoelt) infiltratiegebied en/of gebied voor drinkwatervoorziening.  
Verdroging   Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n. van belang in/rond natuurgebieden (voor hydorlogische beïnvloedings-zone zie prov. Omgevingsplan).   In dit bestemmingsplan worden geen ruimtelijke aanpassingen voorzien die van invloed zijn op de waterhuishouding. Bij herstructurering wordt gewerkt aan duurzaam waterbeheer om verdroging te beperken.  
Natte natuur   Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.   Er bevindt zich geen natte natuur in het plangebied.  
Onderhoud
(mogelijkheden)
waterlopen  
Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden.   Oppervlaktewater wordt in principe onderhouden met obstakelvrije onderhoudsstroken langs twee zijden van het oppervlaktewatersysteem. De Keur van het waterschap borgt deze onderhoudsstroken.  
Waterschapswegen   M.b.t. de aanwezigheid waterschapswegen binnen/nabij plangebied.   Waterschapswegen zijn niet in de bebouwde kom aanwezig.  
5.8.3 Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen vor onderhavig bestemmingsplan.

5.9 Flora en fauna

5.9.1 Toetsingskader

Algemeen

In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Regelgeving

Soortbescherming

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke beschermde soorten die in het plangebied voorkomen. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of de actuele beschermde natuurwaarden van de locatie worden bedreigd.

De bescherming van soorten is verankerd in de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. In de Flora- en faunawet zijn verbodsbepalingen opgenomen die bijvoorbeeld het doden of verwonden van dieren en het aantasten van vaste rust- of verblijfplaatsen strafbaar stellen. Artikel 75 van de wet biedt echter de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.

Op 23 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) inzake artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. In deze AMvB worden de onder de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren onderverdeeld in drie verschillende beschermingscategorieën :

  • algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten);
  • strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten);
  • overige beschermde soorten (tabel 2-soorten).

De indeling van de beschermde soorten in verschillende beschermingscategorieën heeft met name invloed op het beschermingsregime dat ten aanzien van de betreffende soort geldt. Het is niet mogelijk om zonder onderzoek en zonder motivatie ruimtelijke nieuwe ontwikkelingen juridisch mogelijk te maken via het bestemmingsplan, waarbij sprake is van aantasting van belangrijke leefgebiedsfuncties. Voor soorten die beschermd zijn via de Habitatrichtlijn (deze soorten staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn) is het niet mogelijk om ontheffing te verlenen voor ruimtelijke ingrepen (recente jurisprudentie), tenzij tevens sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang.

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke gebiedsbescherming in of nabij het plangebied. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of er effecten zijn op beschermde gebieden.

De gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet en de regelgeving rondom de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet danwel de EHS de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn door het (toenmalige) ministerie van EL&I de volgende gebieden aangewezen:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Gebieden die de (toenmalige) minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.

Per gebied worden in een aanwijzingsbesluit de instandhoudingdoelstelling voor bepaalde soorten of habitattypes bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden.

Zonder vergunning en motivatie is het niet mogelijk nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van negatieve effecten op gebieden waar gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet aan de orde is.

De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en ecologische verbindingszones waarbinnen de natuur in stand wordt gehouden. Het beleid is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuurwaarden. De gebieden behorend tot de EHS worden beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening. Het rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het beleid is vertaald in regelgeving in het Bro en per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.

Het is zonder motivatie niet mogelijke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van significant negatieve effecten op de gebiedsafhankelijke kenmerken en waarden van de EHS.

Stikstofdepositie

Binnen het plangebied zijn een aantal woningbouwlocaties aanwezig die niet of niet volledige zijn benut.

De feitelijke situatie wijkt hier af van de voorheen en huidige planologische situatie.

Om het effect van de stikstofdepositie op omliggende Natura2000-gebieden te kunnen bepalen is een berekening uitgevoerd middels het rekenprogramma AERIUS. Hoewel dit nog geen officieel vastgesteld rekenprogramma is, geeft het programma wel een beeld van het effect van de stikstofdepositie. Daarmee kan voldoende worden beoordeeld of er sprake is van een significant effect op de Natura2000 gebieden.

Uit de berekening, toegevoegd in Bijlage 5, blijkt dat er als gevolg van de stikstofdepositie door de feitelijk nog in te vullen woningbouwlocaties, geen sprake is van een significant effect op de omliggende Natura2000-gebieden

Conclusie

De stikstofdepositie vormt geen belemmering voor het plan.

5.9.2 Toetsing

Nieuwerkerk

De kern Nieuwerkerk is een kern die niet direct bij een Natura2000-gebied ligt. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied is het Mairegebied bij Oosterland. Dit gebied maakt deel uit van het Natura2000- gebied Oosterschelde, en ligt ten zuidwesten op ca. 1700 meter van Nieuwerkerk. Aan de zuidwest zijde ligt het Krekengebied van Ouwerkerk. Ook dat gebied maakt deel uit van het Natura2000-gebied Oosterschelde en ligt op ca. 2,2 kilometer. Ten noorden van Nieuwerkerk ligt het gebied Dijkwater. Dit gedeelte maakt deel uit van het Natura2000-gebied Grevelingen en ligt op ongeveer 2,6 kilometer. De Natura 2000-gebieden maken ook onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) die de provincie heeft aangewezen. Daarnaast maakt ook de Steenzwaan deel uit van deze EHS. Deze voormalige kreek ligt nu als waterpartij ten noordoosten van Nieuwerkerk. De afstand tot dit gebied vanuit de kern Nieuwerkerk bedraagt meer dan 1600 meter.

Het bestemmingsplan is een actualiseringsplan. Dat betekent dat er planologisch gezien nauwelijks wat veranderd in de mogelijkheden die er bij het oude bestemmingsplan mogelijk zijn, en die er straks mogelijk worden. De wijzigingen ten opzichte van de feitelijke situatie zijn ook beperkt. Het gaat voor deze kern om de bouw van ongeveer 9 woningen die nu feitelijk niet aanwezig zijn, maar waarvan de bouw, conform het geldende bestemmingsplan, opnieuw mogelijk wordt gemaakt. Dit aantal is zeer beperkt en een significant effect als gevolg van externe werking is dan ook niet te verwachten.

In ieder geval blijft altijd dat bij ruimtelijke ontwikkelingen feitelijk moet worden getoetst. In geval van een vergunningprocedure "haken" zowel de NB-wet als de Flora- en faunawet "aan" danwel worden de procedures gelijktijdig doorlopen. Hiermee wordt gewaarborgd dat als gevolg van de bouw van de woning en het gebruik significante effecten worden uitgesloten.

Oosterland

In tegenstelling tot de kern Nieuwerkerk, ligt er in de directe nabijheid van de kern wel een Natura2000-gebied nl de Oosterschelde. Het Mairegebied dat direct ten zuiden van Oosterland ligt, behoort tot dit Natura2000-gebied. Dat betekent dat de instandhoudingdoelen (IHD) van de Oosterschelde ook gelden voor dit natuurgebied. De afstand bedraagt van de grens van het bestemmingsplan tot het Natura 2000-gebied slechts 15 meter. IHet Mairegebied maakt ook deel uit van de EHS.

Ook voor de kern Oosterland geldt ook dat het een actualiseringsplan is. Het bestemmingsplan bestaat uit een actualisatie van een bestemmingsplan van een reeds bestaand en ingericht woongebied. De bestaande bebouwing staat er al jaren en ondanks deze bebouwing is het natuurgebied aangewezen als onderdeel uitmakend van het Natura 2000 gebied-Oosterschelde. Aangezien er geen wezenlijke wijzigingen worden gebracht in het bestemmingsplan in de directe omgeving van het natuurgebied, mag worden aangenomen dat de herziening van het bestemmingsplan geen negatieve invloed zal hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurgebied.

De afgelopen jaren zijn er in Oosterland wel planologische veranderingen geweest. Het meest recent is de nieuwe locatie van het bouwbedrijf Boogert. In de 2e herziening van het bestemmingsplan Oosterland is de ontwikkeling van deze bedrijfslocatie gemotiveerd. De bestaande mogelijkheden zijn in het onderliggende bestemmingsplan overgenomen. Dit bestemmingsplan maakt wijzigingen ten opzichte van de feitelijke situatie mogelijk. Het gaat o.a. om 24 woningen die feitelijk niet aanwezig zijn, maar waarvan de bouw, conform het geldende bestemmingsplan, opnieuw mogelijk wordt gemaakt. Hiervan komen er 16 op de locatie Oostkenshil, op ruim 500 meter van het Natura2000-gebied. Een significant effect als gevolg van externe werking wordt niet verwacht. De overige woningen komen bij De Saele (6) en aan de Lange Achterstraat (2). Ondanks de kortere afstand tot het Natura2000-gebied is het aantal woningen dusdanig gering dat een significant effect als gevolg van de externe werking niet valt te verwachten.

Ook hier blijft dat bij ruimtelijke ontwikkelingen feitelijk moet worden getoetst. In geval van een vergunningprocedure "haken" zowel de NB-wet alf de F&f-wet "aan" danwel worden de procedures gelijktijdig doorlopen. Hiermee wordt gewaarborgd dat als gevolg van de bouw van de woning en het gebruik significante effecten worden uitgesloten.

5.9.3 Conclusie

Vanuit dit bestemmingsplan worden geen significante effecten verwacht op de instandhoudingdoelen van de Natura 2000-gebieden. Ook de Ecologische hoofdstructuur zal geen nadelige effecten ondervinden door dit bestemmingsplan.

5.10 Licht en duisternis

5.10.1 Toetsingskader

Algemeen

Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, (fiets)paden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, recreatieterreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, e.d.). Mogelijk negatieve effecten van lichthinder worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

Regelgeving

De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

Beleid

De gemeente heeft beleid voor licht en duisternis vastgesteld. Daarin staat vermeld dat we 'onze' duisternis als oerkwaliteit beschouwen die behouden moet blijven. Daarvoor hanteren we een uitvoeringsprioriteit:

  • 1. Niets verlichten. Alleen daar verlichten als het moet;
  • 2. Als er verlicht moet worden, dan alleen verlichten op het moment dat er licht nodig is (duurzaam, slim verlichten);
  • 3. Als dat niet mogelijk is, dan alleen verlichten wat verlicht moet worden (gericht verlichten).

Behouden van duisternis is het doel. Als iedereen bewust omgaat met verlichting dan kunnen we onze duisternis behouden. We gaan daarvoor beoordelen en waar mogelijk minimaliseren de verlichting bij ruimtelijke ontwikkelingen.

5.10.2 Toetsing

De verlichting van bedrijven, woningen en andere functies moet aansluiten bij het doel ervan, en dat hangt weer af van de locale situatie: een open gebied brengt andere verlichtingsbehoeften met zich mee dan een bedrijf op een industrieterrein. Bij nieuwe situaties letten we op dat de verlichting niet onnodig fel mag zijn en goed gericht dient te zijn, zodat enkel het eigen terrein verlicht wordt. Om hierop toe te zien, vragen we bij nieuwe ontwikkelingen inzicht in de manier waarop verlicht gaat worden in een verlichtingsplan. Uit dat plan dient helder inzicht te ontstaan of er buitenverlichting geplaatst gaat worden, waar die geplaatst wordt, welke armaturen gebruikt worden, de hoogte van de armaturen en welk gedeelte hiermee verlicht wordt. Ook eventuele verlichte reclameobjecten dienen hierbij vermeld te worden.

5.10.3 Conclusie

Schouwen-Duiveland wil de duisternis zoveel mogelijk behouden. Daarom zal bij nieuwe ontwikkelingen inzicht geboden moeten worden op welke wijze het terrein verlicht gaat worden en of er niet onnodig licht uitgestraald wordt buiten het eigen terrein. Een dergelijk inzicht kan geboden worden met een verlichtingsplan waar deze aspecten in vermeld staan.

5.11 Energie en klimaat

5.11.1 Toetsingskader

Algemeen

Energiebesparing en het gebruik van duurzame energie is een belangrijk thema in het nationale klimaatbeleid. In het bestemmingsplan gaat het er bij het thema energie om dat rekening gehouden wordt met duurzaamheidsaspecten bij het ontwikkelen van een plangebied.

Regelgeving

Alleen via het Bouwbesluit geldt een wettelijke verplichting om bij bestemmingsplannen aandacht te besteden aan (duurzame) energie. Door bij de opstelling van een bestemmingsplan al rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van woningen, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. In het bestemmingsplan kunnen geen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot energie van niet stedenbouwkundige aard.

5.12 M.e.r.-beoordeling

5.12.1 Toetsingskader

Algemeen

De bedoeling van de Mer regelgeving is om (in een aantal gelimiteerde gevallen) milieu een volwaardige plaats in de besluitvormingsprocessen van een groot aantal wetten, waaronder de Wro, te geven.

Regelgeving

De basis voor de regelgeving met betrekking tot de MER wordt gevormd door de Europese richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG) en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (2001/42/EG). Beide richtlijnen zijn in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 7) en het Besluit milieueffectrapportage in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

De MER-regelgeving maakt onderscheid tussen plannen en besluiten en geeft hiervoor verschillende procedurele verplichtingen. Uitgangspunt van de MER-regelgeving is dat de procedure van het betreffende plan of besluit, waarbij het milieueffectrapport wordt opgesteld wordt gevolgd.

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:

  • 1. een m.e.r.-plicht voor plannen (plan-m.e.r.);
  • 2. een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor projecten (project-m.e.r.);
  • 3. een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor projecten die als activiteit genoemd zijn in het Besluit m.e.r., ook al blijven zij onder de genoemde drempelwaarden.

Dit betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Als uit de (vormvrije) m.e.r-beoordeling blijkt dat geen MER behoeft te worden opgesteld of uit de MER blijkt dat er als gevolg van het plan geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen, kan het plan worden uitgevoerd.

5.12.2 Toetsing

In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt dit genoemd worden in onderdeel B en/of C van bijlage I van het Besluit m.e.r.

5.12.3 Conclusie

Er hoeft geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling te worden gedaan danwel een MER te worden opgesteld.

5.13 Conclusie

Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er, rekening houdend met de in de deelconclusies opgenomen voorwaarden, geen belemmeringen zijn voor het onderliggende bestemmingsplan.

6 Visie op Nieuwerkerk

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. In de eerdere hoofdstukken is uitgebreid stilgestaan bij het beleidskader, de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele karakteristieken en de kaders voor wat betreft milieu en duurzaamheid. Hier worden deze samengebracht in een allesomvattende visie voor de kern Nieuwerkerk voor de komende 10 jaar. Daarbij ligt de focus uiteraard op onderwerpen waar het bestemmingsplan een rol in kan spelen.

Ontwikkeling Entree van Nieuwerkerk

Naast dit bestemmingsplan worden momenteel plannen gemaakt om het reeds lange tijd braakliggende terrein bij de entree van Nieuwerkerk te gaan ontwikkelen. Bestaande supermarkten, een tankstation en kleinschalige detailhandel verplaatsen met deze ontwikkeling van elders uit het dorp naar het entreegebied. Deze gebiedsontwikkeling hangt daardoor nauw samen met de (her)ontwikkeling van drie andere locaties in Nieuwerkerk: Rijksstraatweg (huidige locatie Aldi en MultiMate), Deltastraat (huidige locatie C1000) en Vierbannenstraat (huidige locatie tankstation en kleinschalige detailhandel). Vanwege het ingrijpende karakter van deze plannen voor het dorp en de noodzaak om de (her)ontwikkeling van deze vier locaties integraal te benaderen, volgt dit project een eigen planologische procedure. In de onderhavige bestemmingsplanactualisatie wordt uitsluitend het bestaande gebruik vastgelegd, zodat dit in ieder geval kan blijven voortbestaan totdat het project gerealiseerd is. Om die reden wordt het project ook niet als zodanig benoemd in de visie op Nieuwerkerk, zoals die hieronder is weergegeven. Uiteraard past de ontwikkeling wel in deze visie.

6.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

We streven naar een toekomstbestendige woningmarkt. Dit betekent dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemmingen worden toegevoegd naast reeds bestaande en lopende woningbouwprojecten. Ook panden of locaties die hun functie verliezen door bedrijfsverplaatsing of bedrijfsbeëindiging kunnen niet meer als vanzelfsprekend worden ingevuld met woningbouw. Bij bedrijfsverplaatsing of -beëindiging moet vooraf dus ook goed worden nagedacht over de invulling van de achter te laten locatie. Langdurige leegstand van panden en braakliggende terreinen zijn een bedreiging voor de leefbaarheid van een omgeving en moeten zo veel mogelijk voorkomen worden.

We gaan respectvol om met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het dorp. Het historische karakter van de Kerkring en omgeving wordt behouden en waar mogelijk versterkt, zowel wat betreft bebouwing als in de openbare ruimte en het groen. De windvang van de molen wordt gewaarborgd, zodat deze regelmatig in werking kan worden gesteld. Geschenkwoningen blijven als zodanig herkenbaar. Archeologische waarden worden beschermd.

In het historische centrum is geen ruimte voor grootschalige detailhandel. Concentratie hiervan vindt -binnen de kaders van de Detailhandelsstructuurvisie- plaats rond de Stolpweg. Voor bedrijven is beperkt ruimte in de kern. We faciliteren beroep- en bedrijf aan huis, bieden ruimte aan lichte vormen van bedrijvigheid op plekken waar al functiemenging plaatsvindt, maar weren zwaardere bedrijfsactiviteiten uit de kern. De benutbaarheid van het bedrijventerrein wordt zo veel mogelijk verbeterd om voldoende groeiruimte te kunnen bieden aan bedrijven.

6.3 Ruimtelijke streefbeelden

Historische kern

Zoals beschreven in hoofdstuk 3 Planologisch kader Nieuwerkerk heeft Nieuwerkerk haar historische karakter goed weten te behouden. Ook voor de toekomst is het wenselijk dit karakter te behouden. Het gaat met name om de Kerkring, Hoge Kerkstraat, Stekelstraat, Molenstraat en Weststraat. Het behouden en versterken van de groene ring en de toepassing van een gesloten omringende gevelwand kan bijdragen aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de Kerkring. Bij herinrichting van de openbare ruimte is het van belang het historische karakter ook in de keuzes van materialen door te laten werken.

Door een beperkte functiemenging toe te staan worden de gebruiksmogelijkheden van de historische panden vergroot, waardoor behoud van deze panden niet afhankelijk is van de huidige functie. Het benutten van de bestaande en oorspronkelijke ruimtelijke structuur van de dorpskern en waar nodig versterken van de cultuurhistorische identiteit heeft prioriteit. Vervangen of toevoegen van bebouwing kan alleen wanneer dit het straat- en bebouwingsbeeld versterkt en passend is bij de kleinschalige korrelgrootte van de bebouwing.

Stolpweg en omgeving

Door de ontwikkelingen van de afgelopen decennia is de Stolpweg de belangrijkste doorgaande route van Nieuwerkerk geworden. Naast de entree- en verkeersfunctie is er aan de Stolpweg sprake van een sterke menging van woningen, bedrijven en detailhandel. Detailhandel uit het historische centrumgebied verschuift langzaam naar dit gebied. Hierdoor wordt de Stolpweg nog belangrijker voor Nieuwerkerk en omgeving. De kwaliteit van de bebouwing en de inrichting komt op dit moment niet overeen met de belangrijke functie die de Stolpweg heeft. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en herstructureringsopgaven is het wenselijk meer aandacht te besteden aan de beeldkwaliteit van de bebouwing en de oriëntatie van de gebouwen naar de Stolpweg. Daarnaast is het wenselijk om parkeerterreinen buiten het zicht vanaf de Stolpweg te houden danwel landschappelijk goed in te passen. Ook het uit het zicht halen van bedrijfsopslag aan de zijde van de Stolpweg heeft prioriteit.

Geschenkwoningen

De geschenkwoningen markeren een belangrijke periode in de geschiedenis van Nieuwerkerk: die van de Watersnoodramp en de wederopbouwperiode daarna. Gezien de bouwwijze is het niet eenvoudig om de geschenkwoningen in originele vorm te behouden. Behoud van de woningen is op lange termijn alleen mogelijk door de woningen te moderniseren. Daarbij is het wenselijk om steeds zo respectvol mogelijk om te gaan met het oorspronkelijke ontwerp, materialisering en kleurgebruik.

Groenstructuur in de kern

De laanbeplanting welke de doorgaande routes en belangrijkste verzamelwegen in het dorp begeleiden verdient extra aandacht. De toepassing van laanbeplanting bij de belangrijkste routes verhoogt de herkenbaarheid en versterkt de relatie van het dorp met het landschap. De groenstructuur in de kern kan op deze manier aansluiten bij het omliggende cultuurlandschap en het dorp krijgt hierdoor een vriendelijke uitstraling. Een laanbeplanting draagt tevens bij aan het duidelijk maken of benadrukken van de structuur in wijken. Daarnaast draagt een goede en duidelijke groenstructuur bij aan de leefbaarheid van het dorp.

Groene dorpsranden

De groene dorpsranden dragen bij aan een aangename overgang van het open landschap naar de bebouwde kom. De combinatie van een stevige onderbegroeiing met een niet volledig gesloten wand van hoog opgaande bomen zorgt voor een goede landschappelijke inpassing, zonder dat de herkenbaarheid van het dorp verloren gaat. Behoud hiervan is wenselijk, waarbij het zicht op oriëntatiepunten zoals kerktorens en molen niet uit het oog verloren mag raken. Incidenteel kunnen de randen nog verbeterd worden, zoals aan de noordzijde van D'Heule en de locatie van de bouwmarkt en Aldi aan de Rijksweg. Uitbreiding van de wandelroute door het Slingerbos langs de sportvelden en D'Heule naar de Loensweg staat hierbij bovendien hoog op het wensenlijstje van de dorpsbewoners.

6.4 Functionele streefbeelden

Historische kern

Voor het centrumgebied van Nieuwerkerk wordt een verdere concentratie van kleinschalige detailhandel en zakelijke dienstverlening toegestaan om de leefbaarheid in de kern te behouden of verbeteren. Op deze wijze kunnen vrijgekomen panden voor diverse doeleinden in gebruik worden genomen en streven we naar het voorkomen van langdurige leegstand.

Zoals beschreven in hoofdstuk 2.6 Gemeentelijk beleid is er in Nieuwerkerk op dit moment één horecagelegenheid aanwezig, gelegen in de Hoge Kerkstraat. Verder toename van horeca op deze locatie is niet gewenst, gelet op de beperkte bereikbaarheid van de Hoge Kerkstraat. Nieuwvestiging van lichte horeca kan wel bijdragen aan een verbeterde levendigheid in het centrumgebied. De Kerkring is daarvoor het meest voor de hand liggend.

In de achterstraten is van oudsher al een mengeling van wonen, lichte bedrijvigheid en opslag. Voorkomen moet worden dat de diverse functies elkaar onderling hinderen. Zwaardere bedrijfsmatige functies of bedrijven die veel verkeer genereren passen hier minder goed. De versnippering van middelzware bedrijven in de kern is bovendien vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening minder wenselijk. Dergelijke bedrijven dienen in principe te worden gesitueerd op een bedrijventerrein.

Bedrijvigheid in de kern

In woongebieden is het wenselijk dat er sprake is van een functiescheiding tussen wonen en bedrijvigheid. Overlast veroorzakende bedrijven kunnen gestimuleerd worden zich te vestigen op een bedrijventerrein. In het centrumgebied en de aanloopstraten wordt functiemenging toegestaan, mits passend binnen de woonfunctie van het gebied. De bestaande bedrijven mogen geen overlast of afbreuk doen aan de naastgelegen woningen.

Op het bedrijventerrein is het tegenovergestelde van toepassing. Bedrijfswoningen kunnen naastgelegen bedrijven belemmeren in de bedrijfsvoering, doordat deze maatgevend zijn voor de milieuregelgeving waar ieder bedrijf aan moet voldoen. Bestaande legale bedrijfswoningen kunnen blijven bestaan, maar nieuwbouw van bedrijfswoningen wordt niet toegestaan. Wanneer bestaande bedrijfswoningen worden afgebroken of hergebruikt ten gunste van de bedrijfsvoering van een bedrijf is het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan vast te leggen. Dit is in het voorliggende plan onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

Uitbreiding van bestaande bedrijven in de kern is niet wenselijk. Het bedrijventerrein 'De Weel' is vol en uitbreiding van het bedrijventerrein ligt gedurende de planperiode niet in de lijn der verwachtingen. Bedrijven zijn daarom aangewezen op de andere bedrijventerrein op Schouwen-Duiveland om het bedrijf verder te laten groeien, waarbij bedrijven van bovenlokale aard zich bij voorkeur vestigen in Zierikzee.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0042.jpg"

Visie op Nieuwerkerk

7 Visie op Oosterland

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. In de eerdere hoofdstukken is uitgebreid stilgestaan bij het beleidskader, de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele karakteristieken en de kaders voor wat betreft milieu en duurzaamheid. Hier worden deze samengebracht in een allesomvattende visie voor de kern van Oosterland voor de komende 10 jaar. Daarbij ligt de focus uiteraard op onderwerpen waar het bestemmingsplan een rol in kan spelen.

7.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

We streven naar een toekomstbestendige woningmarkt. Dit betekent dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemmingen worden toegevoegd naast reeds bestaande en lopende woningbouwprojecten. Ook panden of locaties die hun functie verliezen door bedrijfsverplaatsing of bedrijfsbeëindiging kunnen niet meer als vanzelfsprekend worden ingevuld met woningbouw. Bij bedrijfsverplaatsing of -beëindiging moet vooraf dus ook goed worden nagedacht over de invulling van de achter te laten locatie. Langdurige leegstand van panden en braakliggende terreinen zijn een bedreiging voor de leefbaarheid van een omgeving en moeten zo veel mogelijk voorkomen worden.

We gaan respectvol om met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het dorp. Het historische karakter van de Molenweg, Groenendaal, Markt, Kerkstraat, Torenplein en de Sint Joostdijk wordt behouden en waar mogelijk versterkt, zowel wat betreft bebouwing als in de openbare ruimte en het groen. De windvang van de molen wordt gewaarborgd, zodat deze regelmatig in werking kan worden gesteld. Geschenkwoningen blijven als zodanig herkenbaar. Archeologische waarden worden beschermd.

Kleinschalige detailhandel en voorzieningen worden zo veel mogelijk geconcentreerd in het centrumgebied, zodat deze elkaar versterken. Voor bedrijven is beperkt ruimte in de kern. We faciliteren beroep- en bedrijf aan huis, bieden ruimte aan lichte vormen van bedrijvigheid op plekken waar al functiemenging plaatsvindt, maar weren zwaardere bedrijfsactiviteiten uit de kern. De benutbaarheid van het bedrijventerrein wordt zo veel mogelijk verbeterd om voldoende groeiruimte te kunnen bieden aan bedrijven.

7.3 Ruimtelijke streefbeelden

Historische structuur

Zoals beschreven in hoofdstuk 4 Planologisch kader Oosterland is de historische structuur van Oosterland nog wel aanwezig, maar niet altijd even herkenbaar en leesbaar. De oorzaak hiervan is enerzijds de inrichting van de openbare ruimte en anderzijds de verspreiding van functies in het centrumgebied. Dit kan onder andere verbeterd worden door bij herinrichting van de openbare ruimte te zorgen voor een heldere routering, met herkenbaar onderscheid tussen routes naar bedrijventerrein en woongebieden enerzijds en het historisch centrum anderzijds. Het is van belang hierbij het historische karakter ook in de keuzes van materialen door te laten werken en groenstructuren te versterken. Uiteraard mag de herkenbaarheid van de historische structuur niet ten koste gaan van de verkeersveiligheid.

Centrumgebied

Centraal in de historische basis van Oosterland ligt het functionele centrumgebied, dat is opgespannen tussen drie knooppunten: de kruising Molenweg-Burg. van der Havestraat, de Markt en het Koninginneplein. De inrichting en afbakening van deze drie knooppunten en de routering ertussen is voor verbetering vatbaar. We streven hier naar helder afgebakende, functioneel bruikbare en kwalitatieve pleinruimtes. Een heldere structuur draagt er immers aan bij dat de levensvatbaarheid van detailhandel en voorzieningen naar de toekomst toe in stand kan worden gehouden. Kwaliteitsverbetering van deze pleinen kan worden bereikt zowel in architectuur als in de inrichting van de openbare ruimte. Een voorbeeld hiervan is het Koninginneplein waar met relatief eenvoudige ingrepen meer parkeerruimte kan worden gerealiseerd. Het vervangen of toevoegen van bebouwing kan wanneer dit het straat- en bebouwingsbeeld versterkt en passend is bij de kleinschalige korrelgrootte van de bebouwing.

Geschenkwoningen

De geschenkwoningen markeren een belangrijke periode in de geschiedenis van Oosterland: die van de Watersnoodramp en de wederopbouwperiode daarna. Gezien de bouwwijze is het niet eenvoudig om de geschenkwoningen in originele vorm te behouden. Behoud van de woningen is op lange termijn alleen mogelijk door de woningen te moderniseren. Daarbij is het wenselijk om steeds zo respectvol mogelijk om te gaan met het oorspronkelijke ontwerp, materialisering en kleurgebruik.

Inbreidingslocaties

Het dorp kent een aantal inbreidingslocaties, die nog niet zijn afgerond. Het is omwille van de leefbaarheid niet wenselijk dat dergelijke locaties lang braak blijven liggen of leeg blijven staan. Het afronden van deze locaties met woningbouw heeft prioriteit. Voorkomen moet worden dat er door sloop van bestaande panden of het verdwijnen van functies op andere locaties nieuwe gaten of langdurig leegstaande panden ontstaan.

Groene dorpsranden

Groene dorpsranden dragen doorgaans bij aan een aangename overgang van het open landschap naar de bebouwde kom. De combinatie van een stevige onderbegroeiing met een niet volledig gesloten wand van hoog opgaande bomen zorgt voor een goede landschappelijke inpassing, zonder dat de herkenbaarheid van het dorp verloren gaat. Behoud hiervan is wenselijk, waarbij het zicht op oriëntatiepunten zoals kerktoren en molen niet uit het oog verloren mag raken.

Mairegebied

Het Mairegebied is een waardevol natuurgebied, dat direct grenst aan de zuidkant van het dorp. Het ligt echter verscholen achter een brede dijk en is niet openbaar toegankelijk. De beleefbaarheid van het gebied is daardoor erg klein. Het is wenselijk om de beleefbaarheid te vergroten, hoewel de kansen daartoe erg beperkt zijn.

7.4 Functionele streefbeelden

Centrumgebied

Door de steeds groter wordende aantrekkingskracht van Nieuwerkerk op het gebied van voorzieningen, krijgen de voorzieningen in Oosterland het steeds moeilijker. Dit kan tot gevolg hebben dat meer voorzieningen uit het dorp vertrekken. Dit komt de leefbaarheid van Oosterland niet ten goede. Om deze reden is het wenselijk om mee te werken aan de ontwikkeling van huidige en nieuwe voorzieningen. Zoals hierboven is aangegeven moet er wel sprake zijn van ontwikkelen met kwaliteit en het verbinden van gebieden. Zoals beschreven in paragraaf 7.3 Ruimtelijke streefbeelden, is het functionele centrumgebied van Oosterland opgespannen tussen de drie knooppunten Molenweg/Burg. van der Havestraat, Markt en Koninginneplein. Binnen dit gebied is vestiging van functies mogelijk die goed mengen met wonen, zoals kleinschalige detailhandel, dienstverlening en voorzieningen. Vestiging van dergelijke functies buiten het centrumgebied is alleen mogelijk als er binnen het centrumgebied geen mogelijkheden zijn. Op basis van de Ontwikkelingsvisie horeca (2007) is concentratie van horeca gewenst op de Markt, met uitloop naar de Sint Joostdijk en de Groenendaal. Op andere locaties is nieuwe horeca uitgesloten.

Bedrijvigheid in de kern

In woongebieden is het wenselijk dat er sprake is van een functiescheiding tussen wonen en bedrijvigheid. Overlast veroorzakende bedrijven kunnen gestimuleerd worden zich te vestigen op een bedrijventerrein. In het centrumgebied wordt functiemenging toegestaan, mits passend binnen de woonfunctie van het gebied. De bestaande bedrijven mogen geen overlast of afbreuk doen aan de naastgelegen woningen. Uitbreiding van bestaande bedrijven in de kern is niet wenselijk.

Op het bedrijventerrein is het tegenovergestelde van toepassing. Bedrijfswoningen kunnen naastgelegen bedrijven belemmeren in de bedrijfsvoering, doordat deze maatgevend zijn voor de milieuregelgeving waar ieder bedrijf aan moet voldoen. Bestaande legale bedrijfswoningen kunnen blijven bestaan, maar nieuwbouw van bedrijfswoningen wordt niet toegestaan. Wanneer bestaande bedrijfswoningen worden afgebroken of hergebruikt ten gunste van de bedrijfsvoering van een bedrijf is het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan vast te leggen. Dit is in het voorliggende plan onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00094BpAwk-va01_0043.jpg"

Visie op Oosterland

8 Juridische aspecten

8.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan kan grotendeels worden gekarakteriseerd als een zogenaamd beheersplan. In een dergelijk bestemmingsplan ligt het accent vooral op het actualiseren van het planologisch toetsingskader, waarbij is gekeken naar de geldende regeling, het actuele beleid en regelgeving en waarbij de feitelijke situatie van de gronden in ogenschouw is genomen. Het resultaat is een planopzet met een actuele regeling en waarbij de bouw- en gebruiksbepalingen uniform zijn opgezet.

8.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die hebben geleid tot de plansystematiek onderbouwd. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, kan het wel helpen bij de uitleg van de regels.

Verbeelding

De verbeelding is een kaart waarop is aangegeven voor welk gebied het bestemmingsplan geldt. Op de verbeelding is daarbij onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt, waar dubbelbestemmingen of andere aanduidingen gelden die gevolgen hebben voor de gebruiks- en/of bouwmogelijkheden. In de regels van het bestemmingsplan worden vervolgens deze bestemmingen en aanduidingen verder uitgewerkt.

RegelsUit de bestemmingsregels blijkt hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels;
  • 5. Bijlagen.

8.3 Toelichting op de bestemmingen

8.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels.

In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen.

Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.

8.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 (met de artikelen 3 tot en met 22) zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen en dubbelbestemmingen.

In de regels van de verschillende bestemmingen komen een aantal onderdelen (bijna altijd) terug. De bestemmingsomschrijving omschrijft voor welke functies de gronden zijn bedoeld. In de bouwregels is vervolgens geregeld wat er ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd.

In veel bestemmingen is de regeling opgenomen dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Als nadere eis komen in de verschillende bestemmingen de volgende criteria voor:

  • een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • milieusituatie: met het oog op de milieukundige situatie kunnen eisen worden gesteld als gevoelige functies zich in de nabijheid bevinden van hinderlijke functies; vanwege de gevolgen voor flora en fauna, geluid, bodemkwaliteit en/of (grond)waterkwaliteit en gelet op de situering van gebouwen ten opzichte van water;
  • verkeersveiligheid: nadere eisen kunnen worden gesteld gelet op de verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte;
  • sociale veiligheid: het zoveel mogelijk voorkomen van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. Zo kunnen nadere eisen hierbij zien op verbetering van toezicht op en overzichtelijkheid en toegankelijkheid van sociaal onveilige plekken en andere openbare ruimten;
  • brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten: nadere eisen kunnen zien op de aanwezigheid en bereikbaarheid van vluchtwegen, bereikbaarheid van bouwwerken en de beschikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  • gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden: voorkomen van een zodanige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen ontstaat, dat een gebruik van die percelen overeenkomstig de bestemming niet meer volledig mogelijk is.

In de specifieke gebruiksregels is het volgens de begripsomschrijving toegestane gebruik van zowel de onbebouwde gronden als van de aanwezige gebouwen gedetailleerder uitgewerkt en/of wordt een nader omschreven soort gebruik uitgesloten.

Verder komen diverse flexibiliteitsbepalingen voor (afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden) en kan een vergunningplicht zijn opgenomen om bepaalde werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld afgraven of het kappen van bomen) te mogen uitvoeren.

Let op: de gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels).  

Artikel 3 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bedoeld voor grondgebonden agrarische bedrijven. Alle gronden in dit plan met een agrarische bestemming vallen binnen de randzone van de beide kernen. Agrarische activiteiten die vanwege de korte afstand overlast kunnen veroorzaken, zoals bijvoorbeeld zijn niet mogelijk.

In de kern Oosterland is één bouwvlak voor een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit bouwvlak is bedoeld voor de gebouwen en de bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf.

Artikel 4 Bedrijf

De solitaire bedrijven in de kernen zijn bestemd als Bedrijf. Lichte bedrijvigheid uit maximaal categorie 1 of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan, waarbij de afstand tot de dichtstbijzijnde woning bepaalt welke categorie toelaatbaar is. In een aantal gevallen voldoet de afstand van bestaande bedrijven tot de omliggende woningen niet aan de minimale afstand zoals deze is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. In die situaties zijn de betreffende bedrijfsactiviteiten met een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen.

Artikel 5 Bedrijventerrein

De gronden met deze bestemming kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, afhankelijk van de afstand van de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen, maximaal tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Onder deze bedrijfsactiviteiten vallen ook de eigen kantoorfuncties/kantoorruimtes die horen bij dergelijke bedrijvigheid (bijvoorbeeld voor administratie en vergaderruimtes). In een aantal gevallen voldoet de afstand van bestaande bedrijven tot de omliggende woningen niet aan de minimale afstand zoals deze is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. In die situaties zijn de betreffende bedrijfsactiviteiten met een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen.

De in het gebied al aanwezige andere functies (zoals een detailhandelsbedrijf) zijn toegestaan door middel van een aanduiding, als aanvulling op de hiervoor genoemde bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven die vanuit gezien de systematiek met betrekking tot

Daar waar bestaande parkeerterreinen op gronden van bedrijven nodig zijn om over voldoende parkeerplaatsen te beschikken, is een aanduiding opgenomen. Met deze aanduiding is geregeld dat ter plaatse alleen een parkeerterrein mogelijk is en andere bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. Mocht bijvoorbeeld door nieuwe bouwplannen een andere indeling van het terrein gewenst zijn, kan deze aanduiding middels een wijzigingsbevoegdheid worden aangepast, zolang maar verzekerd blijft dat ten behoeve van het bedrijf voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Vanwege de bereikbaarheid bij calamiteiten is in de bouwregels opgenomen dat als gebouwen niet aan elkaar vast worden gebouwd, een onderlinge afstand van minimaal 5 meter moet worden aangehouden. In dit kader is ook de bepaling opgenomen dat gebouwen op 2,5 meter uit de perceelsgrens moeten blijven (tenzij de gebouwen van twee verschillende bouwpercelen aaneen worden gebouwd). Zonder deze bepaling zou een bedrijf vanwege de verplichte onderlinge afstand van 5 meter beperkt worden in zijn bouwmogelijkheden als een naastgelegen bedrijf een gebouw tot op de perceelsgrens bouwt. Voor de gevallen dat een perceelsgrens niet grenst aan een bouwvlak van een ander bedrijf en de verplichte afstand van 2,5 meter daarmee in beginsel niet nodig is vanwege de bereikbaarheid bij calamiteiten, is bouwen tot op de grens mogelijk middels een afwijkingsbevoegdheid.

Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan daar waar de functieaanduiding 'bedrijfswoningen' is opgenomen. De woning, eventuele bijbehorende bouwwerken en de tuin moeten binnen dit vlak zijn gesitueerd, waarbij de woning zelf alleen gesitueerd mag zijn binnen de specifieke bouwaanduiding (bedrijfswoning of bovenwoning).

De vestiging van een risicovolle inrichting is alleen mogelijk als de plaatsgebonden risicocontour van de risicovolle inrichting binnen de grenzen van het eigen bouwperceel valt.

Artikel 6 Centrum

Op de gronden met de bestemming centrum zijn verschillende soorten functies rechtstreeks toegestaan. Kleinschalige detailhandel, lichte bedrijvigheid, kantoren, dienstverlening en diverse maatschappelijke functies zijn overal toegestaan. Horeca en woningen zijn toegestaan als dit middels een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

De hoofdgebouwen van de toegelaten functies moeten gesitueerd zijn binnen de specifieke bouwaanduiding voor hoofdgebouwen. Bijbehorende bouwwerken zijn ook toegestaan buiten deze aanduiding. Bijbehorende bouwwerken buiten de aanduiding kunnen alleen voor ondergeschikte functies worden gebruikt. Zo zal bijvoorbeeld de verkoopvloeroppervlakte van winkels zich alleen mogen bevinden in de gebouwen binnen de aanduiding voor het hoofdgebouw.

Voor woningen is hierop een uitzonering gemaakt: zo is een uitbreiding van de woonkamer, de keuken of een slaapkamer wel toegestaan in bijbehorende bouwwerken die buiten het aanduidingsvlak voor hoofdgebouwen zijn gelegen.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

Deze bestemming geldt voor de beide molens van Nieuwerkerk en Oosterland. De bouwregeling is gericht op het behoud van deze rijksmonumenten. De gebruiksregels zijn ook gericht op instandhouding door bijvoorbeeld een museum, lichte bedrijvigheid en detailhandel in de molens toe te staan. Door de beperkte omvang van molens hebben eventuele commerciële activiteiten een beperkte invloed op de omgeving.

Artikel 8 Detailhandel

De bestemming detailhandel is bedoeld voor kleinschalige detailhandelsbedrijven.

Artikel 9 Groen

Binnen deze bestemming bevinden zich plantsoenen, grasveldjes, sloten, enzovoorts. Ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- of fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Artikel 10 Groen - Landschappelijk

Op meerdere plekken aan de randen van de bedrijventerreinen heeft het aanwezige groen een landschappelijke inpassingsfunctie. De regeling in dit artikel beoogd deze functie te beschermen. Een aantal werken en werkzaam zoals het kappen van bomen is alleen toegestaan met een vergunning, waarbij getoetst wordt of het de landschappelijke inpassing niet onevenredig aantast. Ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en sloten zijn toegestaan.

Artikel 11 Horeca

Deze bestemming rust op twee locaties in het plangebied. Deze bestemming mag alleen door 'lichtere' horecabedrijven gebruikt worden voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Een voorwaarde aan het gebruik door horecabedrijven is dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als voldaan wordt aan de parkeernormen uit de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

Artikel 12 Kantoor

Binnen de bestemming kantoor zijn (zelfstandige) kantoorfuncties toegestaan.

Artikel 13 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn diverse maatschappelijke functies toegetaan. Het zwembad in Nieuwerkerk is middels een aanduiding ook in deze bestemming opgenomen.

Artikel 14 Recreatie

Deze bestemming ziet vooral op de volkstuinen en natuurijsbanen in beide kernen. Binnen een bouwvlak zijn (beperkte) mogelijkheden voor bebouwing opgenomen.

Artikel 15 Sport

De bestemming sport rust op de bestaande buitensportcomplexen. De vestiging van sporten die vanuit de milieuzoneringssytematiek voor overlast zouden kunnen zorgen voor de omgeving is niet mogelijk. Uitzondering vormt de schietvereniging, welke door middel van een aanduiding op de verbeelding specifiek is geregeld.

Artikel 16 Verkeer

Binnen de bestemming verkeer zijn met name de openbare wegen en fiets- en voetpaden opgenomen.

Artikel 17 Water

De primaire waterlopen in het plangebied hebben de bestemming Water gekregen waarmee de waterbergingsfunctie van deze waterlopen wordt beschermd.

Artikel 18 Wonen

Woningen mogen binnen de bestemming Wonen alleen worden gebouwd binnen een op de verbeelding opgenomen bouwaanduiding (bijvoorbeeld 'vrijstaand' of 'aaneengebouwd'). Daarbij is ook het maximaal aantal woningen opgenomen dat is toegestaan. Middels aan afwijkingsbevoegdheid kan bijvoorbeeld bij sloop en nieuwbouw een ander soort woning worden teruggebouwd (bijvoorbeeld vrijstaand in plaats van twee- onder één kap), als dit vanuit stedenbouwkundige gronden passend is.

In de regels is als ondergeschikte functie aan het wonen (en onder voorwaarden) ook een bed & breakfast en een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4 tot en met artikel 22 Waarde - Archeologie - 7

Het overgrote deel van het plangebied is vanwege de archeologische verwachtingswaarde in het Beleidsplan Archeologie opgenomen in één van de onderzoeksgebieden. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4 tot en met 7 sluiten hierbij aan. Zowel voor bouwwerkzaamheden als voor verschillende soorten (graaf)werkzaamheden die dieper gaan dan 50 centimeter en tegelijk een oppervlakte bestrijken van respectievelijk 50 m², 250 m², 2.500 m² en 5.000 m², moet eerst de archeologische waarde van het betreffende terrein worden vastgesteld en eventuele waarden worden veiliggesteld.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te bieden om de dubbelbestemming te laten vervallen voor die percelen waarop na onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden met een waterkerende functie. Met deze dubbelbestemming komt het belang van de waterkerende functie nadrukkelijk naar voren. Voordat vergunning voor uitbreiding of vervanging van bestaande bouwwerken verleend kan worden, wordt met het oog op het belang van de waterkerende functie eerst advies ingewonnen bij het waterschap.

8.3.3 Algemene regels

In hoofstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

Artikel 24 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor - legale - bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels uit het vorige hoofdstuk. Eventueel afwijkende hoogte-, inhouds- hellings- en oppervlaktematen gelden voor die bouwwerken als vervangende (maximale/minimale) maat, ook als sprake is van vervangende nieuwbouw.

Verder is een regeling opgenomen die vanwege de ruimtelijke kwaliteit een beperking oplegt aan het aantal vlaggenmasten en een regel die vanwege het gemeentelijk beleid gericht op behoud van duisternis het naar boven toe verlichten van reclame-uitingen verbiedt.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

Naast een verbod om gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken is in dit artikel een aantal specifieke gebruiksverboden opgenomen. Zo is bijvoorbeeld vanuit de algemene veiligheid een verbod opgenomen voor opslag en be- en verwerking van explosieve stoffen.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

Op de verbeelding zijn voor een aantal gebieden gebiedsaanduidingen opgenomen, die over meerdere (enkel)bestemmingen vallen. De gebiedsaanduidingen zijn opgenomen ter bescherming van bepaalde waarden of functies. Hiertoe zijn in dit artikel beperkingen aan de gebruiks- en de bouwmogelijkheden opgenomen en kunnen aanvullende onderzoeksverplichtingen opgenomen zijn.

vrijwaringszone - molenbiotoop

Deze aanduiding is opgenomen om de vrije windvang van de molens in Nieuwerkerk en Oosterland te garanderen door het opnemen van een maximale bouwhoogte voor bouwwerken. Ook is voor het beplanten met hoog opgaande beplanting en het ophogen van gronden een vergunning nodig. Als op basis van de bouwregels uit de enkelbestemming een bouwwerk hoger zou mogen zijn en aangetoond wordt dat de windvang van de molen niet nadelig wordt beïnvloed, kan via een afwijkingsbevoegdheid alsnog medewerking aan het hogere bouwwerk worden verleend.

vrijwaringszone - leiding

Om het functioneren van de aanwezige belangrijke rioolleindingen en 50kV kabelverbindingen te beschermen is op gronden met deze aanduiding een vergunningstelsel opgenomen voor diverse categorieën grondberoeringen.

veiligheidszone - lpg

Binnen de op de verbeeling opgenomen veiligheidszone is de uitbreiding van of nieuwvestiging van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

Om een aantal ondergeschikte veranderingen aan gebouwen mogelijk te maken in de gevallen dat ze niet rechtstreeks aan de bouwbepalingen van de verschillende bestemmingen voldoen, is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Toepassing geven aan deze bevoegdheid is alleen mogelijk als het stedenbouwkundig passend is, de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden en als het niet te grote nadelen oplevert voor naastgelegen percelen.

De afwijkingsbevoegdheid is verder alleen mogelijk indien niet eerder al afgeweken is voor eenzelfde soort bouwwerk. Een afwijking voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

Om een aantal functioneel en architectonisch ondergeschikte bouwwerken mogelijk te maken die net buiten de 'eigen' bestemmingsgrens vallen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De stedenbouwkundige passendheid en het niet mogen veroorzaken van substantiële nadelen voor naastgelegen percelen zijn ook hier voorwaarden waaraan voldaan moet worden om toepassing te kunnen geven aan deze flexibiliteitsbepaling. Een wijziging is verder alleen mogelijk indien dit niet eerder al is toegepast voor eenzelfde soort bouwwerk. Een wijziging voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.

Met de wijzigingsbevoegdheid die de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigt, kan ingespeeld worden op technologische ontwikkelingen binnen bedrijfsactiviteiten die gevolgen hebben voor de mate van milieuhinder.

Ten slotte is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het opnemen op de verbeelding van de aanduiding 'terras'.

Artikel 29 Overige regels

In dit artikel is onder meer de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als een deel van een bouwperceel van eigenaar wisselt, terwijl diezelfde gronden bij een al eerder verleende omgevingsvergunning zijn meegeteld bij het bepalen van de maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel waartoe het behoorde. Het is dus niet mogelijk de gronden in te zetten voor twee verschillende bouwpercelen om op die manier een omgevingsvergunning voor het bouwen te verkrijgen.

8.3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen en is in de slotregel (artikel 31 Slotregel) de citeertitel van de bestemmingsplanregels benoemt.

In artikel 30 is het overgangrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen voor zover dat afwijkt van de (nieuwe) bestemming. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing welke in strijd zijn met dit nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van voorgaande plannen, mag onder voorwaarden in stand blijven (bebouwing) dan wel worden voorgezet (gebruik). Gebruik en bebouwing dat voorheen al illegaal was, wordt met deze bepaling niet gelegaliseerd.

8.3.5 Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor het overgrote deel samengesteld uit de richtafstandenlijst zoals opgenomen als bijlage 1 van de Brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • bedrijfsactiviteiten tot maximaal categorie 3.2 zijn opgenomen;
  • detailhandelsbedrijven en horecabedrijven zijn niet opgenomen, uitgezonderd webwinkels/internetafhaalpunten en cateringsbedrijven;
  • bedrijven met een overwegende kantoorfunctie zijn niet opgenomen;
  • bosbouw en agrarische bedrijven (uitgezonderd enkele dienstverlenende bedrijven) zijn niet opgenomen;
  • activiteiten gericht op cultuur, sport, recreatie, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg en overige activiteiten zijn niet opgenomen voor zover de activiteit normaliter niet op een bedrijventerrein voorkomt;
  • bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen en waarvan het aannemelijk is dat ze zich gezien de aard van de activiteiten ook niet zullen vestigen zijn niet opgenomen;

Aan de Staat zijn ten opzichte van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure een aantal activiteiten toegevoegd . In paragraaf 5.2 van deze toelichting is hiervoor de motivatie beschreven. Met betrekking tot webwinkels/internetafhaalpunten wordt benadrukt dat geen showroom (ruimte waarin de koopwaar tentoon wordt gesteld) aanwezig mag zijn. De regeling voor ondergeschikte, produktiegerichte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m² is hierop niet van toepassing, aangezien een webwinkel zelf een detailhandelsbedrijf is en derhalve van een toevoeging van de gebruiksmogelijkheden voor ondergeschikte detailhandel geen sprake kan zijn.

Aanvullend aan een webwinkel zijn ook internetafhaalpunten in de lijst opgenomen. Ook hierbij is geen showroom toegestaan: Een afhaalpunt kan alleen bestaan uit een 'afhaalloket'.

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten 

De Staat van Horeca-activiteiten is gebaseerd op de indeling uit de gemeentelijk Ontwikkelingsvisie horeca en maakt alleen horecabedrijven mogelijk die in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering' in milieucategorie 1 vallen.

8.4 Handhaving

8.4.1 Handhaving en bestemmingsplannen

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen van handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

8.4.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

8.4.3 Uitvoering handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving om tot herstel van de rechtsorde te komen. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

9 Economische uitvoerbaarheid

9.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.

9.2 Toepassing Grondexploitatiewet

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Tevens is wettelijk geregeld dat voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs.

9.3 Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan waarin de bestaande situatie is vastgelegd.

10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

10.1 Inleiding

Gedurende de voorbereiding van bestemmingsplannen wordt het plan één of meerdere keren ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode wordt ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.

10.2 Resultaten ter inzage legging voorontwerpbestemmingsplan

Tijdens de ter inzage legging zijn er 4 inspraakreacties en 5 vooroverlegreacties ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door het college vindt u in Bijlage 8 Antwoordnotitie voorontwerp bestemmingsplan. Ook is hier een overzicht van de ambtshalve wijzigingen te vinden.

10.3 Resultaten ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Tijdens de ter inzage legging zijn 4 zienswijzen ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door de gemeenteraad vindt u in bijlage 9 Antwoordnotitie ontwerpbestemmingsplan

Het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad is opgenomen in bijlage 10 Vaststellingsbesluit 

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

In hoofdstuk 2 is algemeen ingegaan op het geldende beleidskader en specifiek stilgestaan bij het beleid dat voor voorliggend bestemmingsplan met name van belang is. Voor de geldende beleidskaders waar in hoofdstuk 2 niet nader op is ingegaan, is in deze bijlage een beschrijving opgenomen. Met voorliggend bestemmingsplan dat primair conserverend is, zijn de relevante nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke belangen geborgd.

1 Europees beleid
1.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)

In 2000 hebben de landen van de Europese Unie de Kaderrichtlijn Water (KRW) onderschreven om te komen tot basisbeginselen voor een duurzaam waterbeleid in de Europese Unie. De Kaderrichtlijn Water is door Nederland vertaald naar landelijke beleidsuitgangspunten voor een robuust en duurzaam water-systeem. In 2027 moeten de door Nederland aangewezen KRW-oppervlaktewaterlichamen voldoen aan de richtlijnen, zoals deze door de Europese Unie zijn vastgesteld. Voor het bereiken van de KRW-doelen is in het Nationaal Bestuursakkoord Water de onderlinge samenwerking tussen de overheden vastgelegd.

2 Rijksbeleid
2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en de (toekomstige) Omgevingswet.

2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)

In dit besluit worden regels gesteld voor verschillende aspecten van nationaal belang. Veel daarvan moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld.

2.3 Nota Belvedere (1999)

De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Daarnaast geeft het aan welke maatregelen getroffen moeten worden en geeft het een aanvulling op het bestaande sectorale beleid. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal. Die invalshoek dient in het ruimtelijk beleid te worden bevorderd.

Deze nota vormde een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en andere relevante rijksnota's. Daarnaast heeft het beleid uit de Nota Belvedere zijn vertaling gekregen in het beleid van de andere bestuursniveaus.

De centrale doelstelling van het beleid luidt:

De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen.

Deze hoofddoelstelling is vertaald in de volgende doelen:

  • 1. Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.
  • 2. Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenoemde Belvedere-gebieden.
  • 3. Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden gericht op thematische versterking van de cultuurhistorie.
  • 4. Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhistorie, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp.
  • 5. Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden.
  • 6. Het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande instrumentarium.

In bestemmingsplannen dienen de fysieke dragers (cultuurhistorische kernkwaliteiten) als ruimtelijk toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen te worden vastgelegd en kan indien nodig tevens een beleidsmatige opgave gericht op het herstel van de cultuurhistorische kwaliteit en samenhang worden opgenomen. De uitvoeringsstrategie kan van gebied tot gebied verschillen, van meeliften met bestaande initiatieven tot het initiëren van specifieke projecten.

2.4 Modernisering Monumentenzorg (MoMo) (2011)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid.

2.5 Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) (2011)

Het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven, zijn in dit Bestuursakkoord Water maatregelen overeengekomen voor doelmatig waterbeheer. Het doel is de kwaliteit van het beheer van het watersysteem en de waterketen vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De burger laten zien wat wordt bereikt en transparant zijn over de kosten. Dat doen de partijen vanuit eigen verantwoordelijkheden waarbij de expertise en deskundigheid met elkaar wordt gedeeld. Algemeen uitgangspunt is dat de overheden zich beperken tot hun kerntaken: taken worden op een niveau zo dicht mogelijk bij de burger gelegd; per terrein zijn ten hoogste twee bestuurslagen betrokken bij hetzelfde onderwerp.

2.6 Nationaal Waterplan (NW) (2009)

In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk een nationaal waterplan opstelt. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen aan voor een optimaal waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens structuurvisie.

2.7 Waterwet (2009)

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is ontstaan uit het samenvoegen van acht oude waterwetten. De Waterwet kent één watervergunning, voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast.

2.8 Natura2000-gebieden

Het aantal soorten planten en dieren in Europa gaat hard achteruit. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument daarvoor is Natura 2000: een samenhangend netwerk van bijzondere natuurgebieden van Europees belang. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen en ontwikkelen van de biodiversiteit in Europa. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan Natura 2000. Natura 2000-gebieden zijn de gebieden waar aangewezen soorten (dieren en/of planten) in een bepaalde mate voorkomen. Natura 2000 is vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wijst de gebieden aan. In een aanwijzingsbesluit beschrijft ze de natuurdoelen voor ieder gebied: welke natuurtypen en dier- en plantensoorten er in een bepaalde hoeveelheid en kwaliteit moeten blijven of - opnieuw - ontwikkeld worden. In Zeeland heeft de minister van EZ zestien Natura 2000-gebieden aangewezen, waaronder de Kop van Schouwen. Voor zeven van de zestien gebieden in Zeeland is de Provincie Zeeland verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen. Voor de overige gebieden (zoals o.a. Grevelingen en Oosterschelde) in Zeeland blijft het Rijk zelf verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen.

3 Provinciaal beleid
3.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen. De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan komt terug in de verordening. Een aantal zijn van belang voor dit bestemmingsplan. In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland 'Mobiliteit op maat' (2008)

De nationale planstructuur voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Nationale Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Op grond van de Planwet dient de Provincie te voldoen aan haar planverplichting een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) op te stellen. Het PVVP gaat in op de essentiële onderdelen uit het NVVP en besteedt aandacht aan de afstemming met andere beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, economie en milieu. De provincie is verplicht de meest belanghebbende bestuursorganen bij de planvoorbereiding te betrekken. Het PVVP zet in op een optimaal verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in goede verhouding staat tot de kwaliteit van de samenleving als geheel, en dat recht doet aan de verschillende functies in de gebieden. Het basisbeleid, de elementen die voor heel Zeeland gelden, is gerelateerd aan de verschillende beleidssectoren en vertaald in verkeerskundige termen. Deze elementen zijn:

  • Duurzaam Veilig verkeer;
  • bereikbaarheid per auto, Openbaar Vervoer en fiets;
  • leefbaarheid.

Gezien de gebiedsspecifieke situaties is er aanleiding geweest om in het PVVP lokaal of in een bepaald gebied accenten aan te brengen in het basisbeleid.

4 Regionaal beleid
4.1 Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid (2009)

Het toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid is een samenvoeging van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, lokale inzichten en andere beleidsstukken uit het land. Het toetskader is bedoeld als toelichting op artikel 10 van de Regeling bluswatervoorziening en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland (2010). In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor of toezien op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

4.2 Waterbeheerplan 'Met het water mee II' (2010-2015)

In het waterbeheerplan staat het beleid van het waterschap voor oppervlaktewater en waterkeringen. Het waterbeheerplan bevat de ambities en uitvoeringsprojecten voor een planperiode. Het waterbeheerplan wordt vergeleken met een structuurvisie van de gemeente.

4.3 Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen (2011)

In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast. In de watertoets zoals opgenomen in paragraaf 5.8 Water van de toelichting op het bestemmingsplan is de Watertoets opgenomen.

4.4 Bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland 2012-2015 (2012)

Dit beleidsplan is opgesteld vanuit een wettelijke verplichting, maar ook om de richting van de Veiligheidsregio aan te geven. Zeeland heeft een risicoprofiel met een groot aantal risico's. De kans dat een incident optreedt is onwaarschijnlijk, maar als het optreedt zijn de gevolgen zeer groot. Het is daarom belangrijk dat dit beleidsplan er ligt. Dit beleidsplan gaat over meerdere typen veiligheid, te weten: openbare orde, sociale veiligheid, integrale veiligheid, milieuveiligheid, en fysieke veiligheid. Samenwerken en investeren zijn sleutelwoorden van dit beleidsplan. De belangrijkste beleidsprogramma's van dit beleidsplan zijn:

Water en veiligheid

Het thema water en veiligheid kent drie verschillende aandachtsterreinen, te weten: incidentenbestrijding op het water, overstromingen en extreme neerslag.

Nucleaire Veiligheid

Zeeland is de regio in Nederland met de meeste nucleaire inrichtingen voor energie productie op of nabij haar grondgebied: de kerncentrale van EPZ in Borssele en de vier kerncentrales van Electrabel in het Belgische Doel. Voor de voorbereiding op incidenten met deze inrichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft het opperbevel bij incidenten met deze inrichting totdat dit door de minister wordt overgenomen.

Door de aanwezigheid van deze nucleaire industrie in Zeeland is er een specialisme ontstaan over nucleaire veiligheid bij de veiligheidsregio. Ook worden, door o.a. de Hogeschool Zeeland, nucleaire opleidingen ontwikkeld om de behoefte aan specialisten bij de nucleaire industrie te kunnen waarborgen.

Het beleid van de Zeeuwse overheden is er op gericht om deze expertise ontwikkeling in Zeeland te ondersteunen en gezamenlijk, met de industrie, onderwijs en overheid in Zeeland een expertisecentrum voor de nucleaire industrie voor Nederland en omliggende landen te realiseren.

Industriële Veiligheid en Infrastructuur

Het thema industriële veiligheid en infrastructuur behelst de veiligheid van de chemische industrie in Zeeland en weg- en treinvervoer. Zeeland heeft, na Rotterdam Rijnmond de meeste BRZO-plichtige bedrijven.

De aanwezigheid van petrochemische industrie tezamen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor maakt Zeeland tot het tweede risicogebied van Nederland. Binnen dit programma valt de uitvoering van het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), de advisering over externe veiligheid, aanwijzing bedrijfsbrandweer, routering gevaarlijke stoffen en de risicobeheersing van overige industrie, ondergrondse transportleidingen, vervoer over weg en spoor en door tunnels.

Recreatie, toerisme en evenementen

Recreatie en toerisme zijn economisch van groot belang voor Zeeland. Het bieden van veiligheid voor de bezoekers van Zeeland moet dan ook prioriteit krijgen. Dit kan alleen in samenwerking met de recreatiesector. Bezoekers van campings, jachthavens, bungalowparken, stranden en historische steden en gebouwen moeten kunnen vertrouwen op effectieve hulpverlening.

Evenementen moeten ook zodanig worden georganiseerd dat de bezoekers hier geen bijzondere risico's lopen. Dit vereist goede afspraken tussen vergunningverlenende instanties, organisatie en veiligheidsregio.

Veilig wonen en werken

Inwoners moeten een veilige leefomgeving hebben. Dit moeten zij grotendeels eerst zelf realiseren. De taak van de veiligheidsregio is te voorzien in hulpverlening op die momenten dat de burgers zelf onvoldoende middelen hebben.

Dit beleidsplan behandelt de fysieke omgeving waarin wordt gewoond en gewerkt. Het gaat dus niet om sociale veiligheid. De lijn tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid is echter niet eenvoudig meer te trekken. Sociale onrust of een 'sociaal' incidenten kan leiden tot een crisis en daarmee wordt ook de veiligheidsregio, verantwoordelijk voor de organisatiestructuur, bij een crisis betrokken.

5 Gemeentelijk beleid
5.1 Strategische visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040' (2011)

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.

In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Hierna zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd;
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies;
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans;
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: wonen

  • De gemeente heeft een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau;
  • In de gemeente wordt prettig en naar behoefte gewoond;
  • De leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen is groot. Inwoners zijn actief en betrokken;
  • Er is een goed en betaalbaar aanbod van zorg en welzijn dat vraaggestuurd tot stand komt.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland;
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties;
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt;
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.
5.2 Woonvisie (2013-2022)

De gemeente heeft de ambitie om minimaal te kunnen voorzien in de opvang van de natuurlijke groei in de kernen. Verder wordt ruimte gegeven aan de woningbehoefte van permanente en tijdelijke vestigers, door aantrekkelijke woonmilieus in zowel de bestaande voorraad als ook in de nieuwbouw.

Ambities

Deze Woonvisie moet er voor zorgen dat tot 2022 de juiste keuzes te maken om in 2040 het strategische doel te hebben bereikt: 'We wonen prettig naar wens en behoefte'. Deze doelstelling tot 2022 is uitgesplitst in de volgende ambities/beleidsaccenten:

  • kwantitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • kwalitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • pakken van woonkansen voor vestigers.

Kwantitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Uitgegaan wordt van een kwantitatieve woningbehoefte van 450 woningen voor eigen huishoudens. Prognoses geven voor de komende tien jaar nog een groei aan met ongeveer 450 huishoudens. Daarna slaat de huishoudensgroei om in huishoudensafname.
  • Aanpakken van de te grote plancapaciteit: deze wordt de komende jaren in evenwicht gebracht met de kwantitatieve woningbehoefte. De netto plancapaciteit ligt op ongeveer 1.250 woningen en is aanzienlijk meer dan de gemeentelijke woningbehoefte tot 2022. De instroom van vestigers is veel te beperkt om het overige deel van de plannen in te vullen.
  • Onderzoeken of er een relatie gelegd kan worden tussen de verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen en herstructurering. Door de beperkte eigen woningbehoefte kan nieuwbouw niet langer worden gezien als financieringsinstrument voor onrendabele investeringen. Er zal niet altijd meer sprake zijn van een verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen. Of er nog mogelijkheden zijn om een relatie te leggen tussen deze twee aspecten zal per plan nader onderzocht moeten worden.

Kwalitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Kwaliteit verbeteren en herstructureren van de bestaande woningvoorraad. Te kleine en niet functionele koop- en huurwoningen, die niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen.
  • Nieuwbouw in beginsel in elke kern toestaan: de behoefte moet vanuit de kern worden aangetoond. Op voorhand wordt geen enkele kern van nieuwbouw uitgesloten, mits de plannen passen binnen het kwantitatief en kwalitatief woningbouwkader per woonmilieu en ze voldoen aan de kwalitatieve accenten.
  • Inspelen op de kwalitatieve behoefte van de diverse doelgroepen en realiseren aanvullend nieuwbouw: zoals voldoende huurwoningen voor huishoudens met een laaginkomen, starters in beginsel bedienen in de bestaande woningvoorraad, maatregelen om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en stimuleren spreiding van wonen met zorg. Naast het bouwen van levensloopgeschikte woningen ook inspelen op de vraag naar middeldure huur (€574 - €681) en dure huur (> €681) en eengezinswoningen tussen de €180.000 en €250.000.
  • Realiseren nieuwbouw binnen de contouren van de kernen: inbreiding gaat voor uitbreiding. Er is ruim voldoende plancapaciteit aanwezig en het buitengebied moet niet onnodig geschaad worden.

Pakken van woonkansen voor vestigers tot 2022

Ruimte geven aan de woningbehoefte van tijdelijke en permanente vestigers. Wonen op Schouwen-Duiveland spreekt veel mensen aan: de rust, ruimte en veiligheid. Bouwen voor vestigers wordt gezien als een kans. Kwantitatief wordt er een limiet gesteld van maximaal 200 nieuwbouwwoningen voor vestigers. Voor deze extra ambitie worden wel eisen gesteld dat het moet gaan om niches in de woningmarkt: creatieve nieuwbouwconcepten die aantrekkelijk zijn voor vestigers op de juiste locatie. Hierbij leggen we de focus op het woonmilieu 'Wonen aan de kust' en in mindere mate aan 'Zierikzee' en 'Dorpswonen'.

Onderscheid naar woonmilieu

In de woonvisie is een onderscheid gemaakt in woonmilieus vanwege de diversiteit. Waar nodig wordt bij de diverse beleidsonderdelen onderscheid gemaakt naar de verschillende woonmilieus.

Wonen aan de kust (Burgh-Haamstede, Ellemeet, Noordwelle, Renesse en Scharendijke). De focus ligt hier (steeds meer) op herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad. Vanwege vergrijzing en krimp in deze dorpen is in beginsel beperkt ruimte nodig voor uitbreiding van de woningvoorraad. Door de aantrekkelijkheid van dit woonmilieu, ook voor de lokale behoefte, is er nog ruimte om 30 woningen toe te voegen. In deze kernen is het bouwen op maat, waarbij het accent ligt op de doelgroep ouderen en levensloopgeschikt bouwen.

Dorps wonen (Bruinisse, Brouwershaven, Nieuwerkerk, Oosterland, Dreischor, Kerkwerve, Noordgouwe, Ouwerkerk, Serooskerke, Sirjansland, Zonnemaire). Er is ruimte in dit woonmilieu om ca. 100 woningen toe te voegen. De kernen in dit woonmilieu zijn relatief jong in leeftijdsopbouw en kennen nog enige groei de komende jaren. Het is belangrijk om in deze lokale behoefte te voorzien. Kansen om vestigers aan te trekken zijn in dit woonmilieu beperkter. Voor Bruinisse, als centrumkern binnen dit woonmilieu, zijn 60 woningen gepland en wordt een richting gegeven aan de verhouding voor huur-koop en eensgezinsappartementen. Voor de overige kernen is het bouwen op maat / rekening houden met de huidige grootte (aantal huishoudens) en te verwachten ontwikkeling daarin. In totaliteit komt het aantal per saldo toe te voegen woningen in deze kernen tezamen niet boven de 40 uit. Ook binnen dit woonmilieu geldt dat het vizier zich langzaam gaat richten op herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad.

Zierikzee De focus ligt voor Zierikzee op gedifferentieerd bouwen. Zierikzee neemt als centrumstad het leeuwendeel van de gemeentelijke woningbehoefte voor zijn rekening: voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een toevoeging van ongeveer 320 woningen aan de woningvoorraad. In de kwalitatieve toedeling wordt rekening gehouden met de trends en opgaven in de woonbehoefte.

Strategie

Het strategisch uitgangspunt is gericht op kwaliteit!: de juiste woningen realiseren op de juiste plaats en veel aandacht hebben voor de fysieke omgevingskwaliteiten. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. De woonkwaliteit wordt integraal benaderd; de kwaliteit van de woning en de woonomgeving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en staan centraal! Het gaat om lange termijn kwaliteit en niet om de kwaliteit die vandaag verkoopt in de nieuwbouw. Dus: kiezen tussen plannen en alleen de beste mogen door. Deze strategie is uitgewerkt aan de hand van de volgende speerpunten:

  • 1. Woonkwaliteiten toevoegen in de nieuwbouw
    Vanwege de economische crisis en de stagnatie op de woningmarkt heeft de nieuwbouwmarkt het moeilijk. Het is daarom belangrijk dat wat we nieuw bouwen aansluit op de eigen behoefte (afzetbaar op korte en langere termijn) en tegelijkertijd toekomstwaarde (duurzaam toegevoegde waarde op langere termijn) heeft.
  • 2. Plancapaciteit in evenwicht brengen met de kwantitatieve woningbehoefte
    De plancapaciteit moet sterk verminderd worden om risico's van leegstand en afzet te voorkomen.
  • 3. Herstructureren van de bestaande woningvoorraad
    Na 2022 is er alleen nog sprake van vervangingsbehoefte. Daarom wordt voorgesorteerd op de periode na 2022, waarin alleen sprake is van herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad.
  • 4. Kansen pakken als het gaat om het aantrekken van vestigers
    Schouwen-Duiveland heeft aantrekkelijke woonmilieus voor vestigers. Woonkwaliteiten kunnen beter worden benut.

De strategie is uitgewerkt in een actieprogramma om het de uitvoering van het beleid te waarborgen. Daarnaast leidt de visie tot het herprogrammeren van de plancapaciteit.

Herprogrammeren plancapaciteit

In totaliteit is de plancapaciteit momenteel bijna 3x zo groot als de totale gemeentelijke behoefte. Dit brengt risico's met zich mee, zoals exploitatietekorten, schaderisico's, stedenbouwkundig onafgemaakte plannen, zeer langdurige bouwlocaties, verkoop- en verhuurbaarheid van delen van de bestaande voorraad komt onder druk te staan. Er moet een nieuw evenwicht komen tussen de omvang van de plancapaciteit, de eigen woningbehoefte, de kansen op instroom van elders en de mate waarin woningen worden onttrokken uit de bestaande woningvoorraad.

Voor de (her)programmering van de nieuwbouw zijn de volgende acties aangegeven:

  • De gemeente hanteert de woningbouwkaders per woonmilieu en per kern als richtsnoer voor de woningbouw in kwalitatieve en kwantitatieve zin. De gemeente hanteert een onderscheid tussen de harde en zachte plancapaciteit.
  • Het College gaat de (mis)match in beeld brengen tussen kaders en plancapaciteit en doet een prioriteringsvoorstel en bijbehorende woningbouw(her)programmering.

  • De Gemeente gaat na vaststelling van de herprogrammering samen met ontwikkelende partners aan de slag met implementeren van de herprogrammering, en waar nodig instrumentarium inzetten dat bijdraagt aan een beter evenwicht tussen de woningbouwkaders en plancapaciteit.

In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

5.3 Gebruiksverordening tweede woningen (2006)

Om de kernen leefbaar te houden heeft de gemeente Schouwen-Duiveland een Gebruiksverordening tweede woningen. Deze verordening geldt voor elke kern afzonderlijk. Per kern is een kaartje beschikbaar waarop het gebied is aangegeven waarbinnen de verordening van toepassing is. In sommige dorpen is de leefbaarheid in het geding doordat woningen slechts een relatief klein deel van het jaar bewoond worden, met name alleen in de vakanties en/of de zomer. Dat gaat ten koste van het voorzieningenniveau en het leefklimaat.

Samengevat verbiedt de verordening een tot permanente bewoning bestemd gebouw voor recreatieve doeleinden te gebruiken. In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders een afwijking verlenen van de verordening.

5.4 Detailhandelsstructuurvisie (2013)

In oktober 2008 heeft de gemeenteraad de detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. Na 2008 hebben zich echter ontwikkelingen voorgedaan die vragen om een evaluatie en aanpassing van de detailhandelsstructuurvisie. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • Diverse supermarkten hebben plannen ingediend die niet (geheel) passen in de detailhandelsstructuurvisie van 2008.
  • De gemeenteraad heeft in oktober 2011 de Strategische visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. Hierin is vastgelegd te komen tot een evenwichtige, duurzame ontwikkeling van economie, vestigingsklimaat en ruimtelijke kwaliteit. Zierikzee is het aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum van Schouwen-Duiveland. Het belang van Zierikzee als dragende kern van het eiland is in de strategische visie nadrukkelijk benoemd. Detailhandel vormt de motor van wonen, werken en verblijven in de binnenstad: een goed voorzieningenniveau voor bewoners, het verhogen van de attractiewaarde en een belangrijke functie voor werkgelegenheid.
  • In het verlengde van de Strategische Visie wordt momenteel gewerkt aan het Programma Zierikzee. De meer integrale aanpak en het leggen van verbindingen tussen projecten brengt nieuwe en andere inzichten met zich mee. Ook op het gebied van de detailhandelsstructuur.
  • De vsie op het gebied Haringvlietplein/Boerenweg, de Gasthuisboomgaard en de ontwikkeling en inrichtingsopgave van de Zuid-Oostflank van Zierikzee-centrum vormen specifieke onderdelen van het Programma Zierikzee. Een herontwikkelingsopgave dient zich aan.

In dit rapport wordt, rekening houden met bovengenoemde ontwikkelingen, een geactualiseerde ruimtelijke visie op de detailhandelsstructuur voor Schouwen-Duiveland gegeven.

Het detailhandelsbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de volgende hoofddoelen:

  • komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners en de toeristen in het gebied;
  • komen tot een duurzame voorzieningenstructuur en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers.

Om de consument zo goed mogelijk te bedienen , wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).

In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

5.5 Ontwikkelingsvisie horeca (2007)

De Ontwikkelingsvisie horeca is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de Gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De Ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers.

In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.

Ontwikkelingsvisie buitengebied

Door middel van de Nieuwe Economische Dragers (provincie Zeeland) is het mogelijk om andere dan agrarische activiteiten mogelijk te maken in bestaande bebouwing in het landelijk gebied. Diverse bedrijfsmatige activiteiten kunnen hierbij mogelijk worden gemaakt, waaronder recreatieve functies (mits kleinschalig van opzet). Voorbeelden zijn een kampeerboerderij, appartementen, restaurant, theeschenkerij en een paardenpension. De mogelijkheden zijn aan diverse voorwaarden gebonden, waaronder milieuaspecten, provinciale criteria en verkeersaantrekkende werking. Ook dient de ondernemer te investeren in ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld door landschaps- en natuurontwikkeling). Ingediende plannen worden niet getoetst door een Toetsingscommissie Nieuwe Economische Dragers van de provincie Zeeland. Van de Nieuwe Economische Dragers wordt echter wel verwacht dat zij een aanvulling bieden op andere Nieuwe Economische Dragers, het landschappelijke en agrarische karakter gehandhaafd blijft en de streekgebonden kenmerken van Schouwen-Duiveland of Zeeland versterkt worden. De locatie voor de Nieuwe Economische Drager wordt tevens getoetst aan de Structuurvisie Buitengebied in Beweging.

De gemeente ondersteunt deze ontwikkeling, omdat op deze wijze door agrariërs een passende en bruikbare nevenactiviteit kan worden ontwikkeld. Ook kan de betaalbaarheid en het behoud van agrarische gebouwen hiermee worden vergroot. Tot slot draagt het ook bij aan de versterking van de karakteristieke kenmerken van Schouwen-Duiveland.

De gemeente wil graag medewerking verlenen aan horecaontwikkeling in het buitengebied indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De horeca-activiteit dient plaats te vinden in of bij bestaande (of voormalige) agrarische bebouwing;
  • De locatie voldoet aan enkele verkeerstechnische criteria (zoals parkeergelegenheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid);
  • De horecagelegenheid past binnen de Nieuwe Economische Dragers en overige planologische kaders.

Afwijking van bovenstaande is uitsluitend mogelijk indien de nieuwe economische activiteit een duidelijke meerwaarde biedt voor de lokale economie (bijvoorbeeld het toeristisch-recreatief product) in de gemeente Schouwen-Duiveland. Het aantal Nieuwe Economische Dragers wordt niet gemaximeerd, mede vanwege het beperkte aantal gerealiseerde eenheden.

Horeca op recreatieterreinen

Horeca op recreatieterreinen vormt veelal een aanvulling op het voorzieningenniveau op een recreatieterrein (zoals een bungalowpark of camping). Nieuwvestiging van horeca op een recreatieterrein dient per individuele aanvraag beoordeeld te worden op onder andere de mate van overlast, planologische inpassing en uitstralingseffecten. Uitgangspunt hierbij is dat horeca op recreatieterreinen primair bedoeld is voor de eigen gasten. Reclame-uitingen buiten het recreatieterrein zijn dan ook niet toegestaan. Het college kan afwijkend besluiten, bijvoorbeeld indien de horecagelegenheid een belangrijke sociale functie vervult voor de omgeving.

Eetkramen

Op Schouwen-Duiveland zijn diverse standplaatsen aanwezig waar snackwagens op basis van een standplaatsvergunning eet- en drinkwaren verkopen. Dergelijke snackwagens, die slechts tijdelijk (één of enkele dagen per week) op de weg zijn geplaatst, vallen onder het gemeentelijke Vent- en standplaatsenbeleid. Dergelijke snackwagens vallen niet onder het begrip 'horecabedrijf' in de zin van de APV en zijn over het algemeen tijdelijk op de weg aanwezig. Er zijn echter ook vormen te onderscheiden die tussen een tijdelijke standplaats en een reguliere (permanente) horecagelegenheid in zitten. Een voorbeeld is een permanente kiosk of andersoortig bouwwerk, dat als besloten ruimte kan worden aangemerkt, maar niet voor publiek toegankelijk is. Nieuwvestiging of, indien van toepassing, uitbreiding van dergelijke consumptieve gelegenheden worden niet wenselijk geacht. Het college kan echter afwijkend besluiten indien sprake is van een unieke, kwalitatieve aanvulling op het bestaande aanbod en indien een dergelijke kiosk past binnen een omgevingsplan of herinrichtingsplan zoals de Structuurvisie.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan, waar mogelijk, medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland'.

5.6 Bedrijventerreinenprogramma (2010)

Voor een gezonde ontwikkeling van de Zeeuwse economie is voldoende ruimte voor economische functies een belangrijke voorwaarde. De provincie Zeeland hecht in dat kader belang aan een gezonde Zeeuwse bedrijventerreinenmarkt. Dit komt enerzijds neer op het bieden van voldoende ruimte voorbedrijven. Anderzijds dient het aanbod aan terreinen niet te ruim te zijn, omdat op deze wijze de drijfveer voor herstructurering en (daarmee) de prikkel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte ontbreekt. Verder dient deze ruimte voor bedrijvigheid in kwalitatief opzicht in orde te zijn.

Om de Zeeuwse bedrijventerreinenmarkt in kwantitatief en kwalitatief opzicht te optimaliseren, heeft de provincie Zeeland in het Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan en het Omgevingsplan Zeeland het instrument 'bedrijventerreinenprogramma's' geïntroduceerd. De bedoeling is dat iedere Zeeuwse regio een bedrijventerreinenprogramma opstelt. Het bedrijventerreinenprogramma (2010) van de gemeente Schouwen-Duiveland geeft hier invulling aan. In dit programma vindt de vertaling plaats van de planningsopgave voor bedrijventerreinen voor Schouwen-Duiveland uit het Omgevingsplan. Vraag en aanbod van terreinen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief aan elkaar gekoppeld, zowel voor de periode tot en met 2012 als voor de periode daarna.

De locatiekeuzen voor nieuwe terreinen is gebaseerd op drie strategische keuzen:

  • nieuwe ontwikkeling van grootschalige bedrijventerreinen worden geconcentreerd in Zierikzee
  • bestaande kleinschalige bedrijventerreinen zijn bedoeld voor bedrijvigheid die qua aard en schaal aansluiten bij het dorp of de omgeving waar het toe hoort; op deze terreinen wordt in voorkomende gevallen ruimte geboden voor uitbreiding van bestaande bedrijven en verplaatsingen uit de dorpskern.
  • de nadruk wordt gelegd op een kwalitatieve differentiatie van bedrijvenlocaties. Ten behoeve van de kwalitatieve differentiatie is een overzicht gemaakt van alle bestaande locaties die een rol spelen in de opvang van bedrijvigheid. Op een relatief groot aantal locaties bestaan concrete plannen voor een gedeeltelijke of gehele transformatie of voor een meer of minder ingrijpende herstructurering.

IJkpunt van de gemeente is dat de ontwikkeling van de totale voorraad in de pas loopt met de behoefte van bedrijven. Met behulp van transformatie- en herstructureringsprocessen wordt enerzijds een duurzaam ruimtegebruik bewerkstelligd en anderzijds schept het kansen om de kwalitatieve differentiatie van bedrijvenlocaties verder vorm te geven.

In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

5.7 Begraven op Schouwen-Duiveland (2005)

De 21 begraafplaatsen van de gemeente Schouwen-Duiveland worden geëploiteerd binnen het wettelijk kader dat gevormd is door de Wet op de lijkbezorging, de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen en de Verordening lijkbezorgingrechten.

De gemeentelijke verordeningen zijn volledig aangepast aan de hedendaagse normen en eisen maar gelden in principe maar voor een klein gedeelte van de aanwezige graven. De exploitatie wordt bemoielijkt door de nog geldende afspraken op oude graven, maar ook normen en eisen uit het verleden. Hierdoor ontstaan knelpunten als de grote hoeveelheid begraafplaatsen, de aanwezigheid van eigen graven zonder rechten en oude algemene graven. Directe gevolgen hiervan zijn het ruimtegebrek op begraafplaatsen en het niet betalen van onderhoudsrechten. Uiteindelijk heeft de aanwezigheid van vele onbetaalde oude graven voor hoge kosten en tarieven op de gemeentelijke begraafplaatsen gezorgd.

In dit stuk wordt een vastgesteld kader voor het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen geschapen. Dit kader is nodig omdat er nog teveel onduidelijkheden bestaan over grafuitgifte, geldende regelgeving uit het verleden en de financiële last van de begraafplaatsen in de toekomst. Tevens geeft het een inzicht in de toekomstige vraag naar begraafruimte en de mogelijkheden om daaraan te voldoen. Door het vaststellen van deze kaders is er veel minder kans op ad hoc beslissingen.

Er zijn drie thema's opgesteld waar de knelpunten verder worden ontrafeld maar waarin ook oplossingen of, als die er niet zijn, handvatten worden gevonden om met die knelpunten en andere zaken om te gaan. Per thema worden er beslispunten omschreven die voorgelegd worden aan de gemeenteraad. De drie thema's zijn:

  • 1. Ruimte creëren en behouden
  • 2. Kosten verlagen
  • 3. Inkomsten intensiveren.
5.8 Actualisatie integraal verkeer- en vervoersplan (2008)

Deze actualisatie legt de verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland voor de komende jaren in hoofdlijnen vast. Ook voor het regionaal beleid wordt met het gewenst fysiek netwerk en de opdeling van de gemeente in gebiedsprofielen een duidelijke visie gegeven wat betreft de infrastructuur. In deze actualisatie wordt uitgegaan van een andere benadering van het mobiliteitsvraagstuk. In plaats dat alleen van de gedachte wordt uitgegaan dat mobiliteit een voorwaarde is voor economisch functioneren en deelnemen aan maatschappelijke processen, wordt de aandacht voor een groot deel gericht op het faciliteren. Met andere woorden: De bestaande verkeersstructuur en gebiedsprofielen moeten voor een belangrijk deel richting gevend zijn voor verdere ontwikkelingen en economische ontwikkelingen om geen nodeloze extra mobiliteit te genereren. Hierbij spelen de Ruimtelijke/strategische Visie Schouwen-Duiveland en bestemmingsplannen een belangrijke rol.

Op basis van het gewenst fysiek netwerk willen wij in samenhang met de andere wegbeheerders knelpunten aanpakken om daarmee de veiligheid en bereikbaarheid te verbeteren. Via gebiedsgerichte aanpak zal de afstemming plaatsvinden van de netwerken van de verschillende wegbeheerders. Daarbij zal differentiatie in bereikbaarheid plaatsvinden al naar gelang de functie en betekenis van het gebied.

Nieuwe uitbreidingsplannen en inbreidingen worden ingericht conform de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig" en aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW. Dit betekent dat voor uitbreidingsplannen een 30km-regime geldt en de gebieden als zodanig worden ingericht.

Op het gebied van verkeersveiligheid willen wij ons voor de korte termijn richten op een sobere en kosteneffectieve aanpak van verkeersonveilige situaties. Wij stellen voor om ten behoeve van het oplossen van knelpunten structureel jaarlijks een bedrag op de begroting te plaatsen. Voor 2008 is een bedrag van € 100.000,- opgenomen.

De financiële mogelijkheden om onze doelstellingen en ambities te realiseren zijn beperkt. De visie en het beleid zoals in dit rapport omschreven worden in een overzicht met beleidsopgaven en een projectenoverzicht zoveel als mogelijk geconcretiseerd.

5.9 Welstandsnota 2012

De gemeentelijke overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving in het algemeen en de visuele- of beeldkwaliteit in het bijzonder. In de Woningwet (vanaf 1 januari 2003) wordt de gemeenteraad verplicht:

  • burgers, ruim voordat ruimtelijk planvormingsprocessen worden afgesloten, concreet duidelijk te maken wat het wettelijk criterium 'redelijke eisen van welstand' inhoudt;
  • ruim vooraf een zo concreet mogelijk inhoudelijk toetsingskader te bieden dat door B&W en de welstandscommissie bij de uitoefening van hun wettelijke taken moet worden gehanteerd.

Dergelijke criteria dienen te worden opgenomeine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Schouw en in een gemeentelijke welstandsnota. Voordat het gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld wordt, is het echter van belang te beschikken over een beleidskader inzake de ruimtelijk-visuele kwaliteit van het gehele gemeentelijk grondgebied.

Middels een uitgebreide inventarisatie en analyse van zowel de bestaande beleidsstukken als van de ruimtelijke structuur van het gemeentelijke grondgebied, is gebleken dat Schouwen-Duiveland onder te verdelen is in een aantal gebieden en/of clusters van gebieden met gelijke kenmerken en eigenschappen op stedenbouwkundige, architectonische, functionele en/of thematische gronden.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de klen-Duiveland. Het gaat met name om criteria ter beoordeling van regulier bouwvergunningplichtige (volgens Wabo: omgevingsvergunningplichtige) bouwwerken. Daarnaast omvatten de gebiedsuitwerkingen ook criteria voor de veel voorkomende kleine bouwplannen, aanvullend op de sneltoetscriteria. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is onderscheid gemaakt naar een vijftal verschillende gebiedscategorieën (thema's) onderverdeeld in 19 deelgebieden met overeenkomstige kenmerken en eigenschappen.

De volgende gebiedscategorieën zijn aangegeven:

  • 1. Dorpskernen;
  • 2. Planmatige uitbreidingen;
  • 3. Bedrijfs- en haventerreinen;
  • 4. Sport en recreatie;
  • 5. Buitengebied.

Binnen het selectieve gebiedsgerichte welstandsbeleid is het van belang om vast te stellen in welke gebieden meer regulering gewenst is en in welke gebieden minder. Dit is inzichtelijk gemaakt door het vastleggen van zogenaamde welstandsniveaus. In Schouwen-Duiveland wordt gebruik gemaakt van een viertal welstandsniveaus:

  • i. Beschermde stads- en dorpsgezichten (extra bescherming gericht op consolidatie van historische context);
  • ii. Bijzondere welstandsgebieden (extra inspanning tot voordeel van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit);
  • iii. Reguliere welstandsgebieden (normale inspanning gericht op het handhaven van de basiskwaliteit);
  • iv. Welstandsvrije gebieden (geen welstandstoetsing).
5.10 Nota integraal Erfgoedbeleid Schouwen-Duiveland 2012-2018 (2012)

Schouwen-Duiveland is trots op haar rijke geschiedenis. We koesteren de honderden monumenten als getuigen van deze geschiedenis en ons landschap met veel historische kenmerken. Het erfgoed geeft karakter en identiteit aan onze leefomgeving. Bovendien geeft het herkenning voor bewoners en verrast het bezoekers. De geschiedenis en het grote aantal monumenten maken Schouwen-Duiveland aantrekkelijk als woon-, werk- en vakantie-eiland. Ons erfgoed is een fundament om op te bouwen. De gemeente Schouwen-Duiveland zet met de erfgoednota in op het behouden, het beleven en het benutten van haar Cultuur-Historisch Erfgoed.

Behouden: behoud van al het erfgoed dat als waardevol en belangrijk voor de samenleving geacht wordt (Archeologie, cultuurlandschap, beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten). Behoud gaat in de nota hand in hand met ontwikkeling. Cultureel erfgoed kan ook een belangrijke inspiratiebron zijn voor het verbinden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de vorm en geschiedenis van de bestaande omgeving. Ruimtelijke kwaliteit en identiteit wordt hiermee verder versterkt. Behoud is een randvoorwaarde om te kunnen beleven en benutten. Behouden doen we vooral door: De wettelijke bescherming van monumenten, Gemeentelijke monumenten, Erfgoed in bestemmingsplannen, Herbestemming van monumenten en Subsidiëring

Beleven, benutten: door het beleven en benutten van ons erfgoed komt onze geschiedenis tot leven. Beleven en benutten is dan ook een meer actieve vorm van omgaan met onze monumenten, cultuurlandschappen en verhalen. Het zien en beleven van erfgoed maakt dat burgers en bezoekers ons eiland nog meer gaan waarderen. Maar erfgoed zien is goed (leren) kijken. De gemeente kan burgers en bezoekers hierbij helpen. Door erfgoed, in de meest brede zin van het woord, meer onder de aandacht te brengen en beter toegankelijk te maken. Hierdoor kan een groter of juist een specifieker publiek bereikt worden. Beleven en benutten doen we vooral door: Educatie, Versterking van het toeristisch-recreatief product, Versterking samenwerking, Toegankelijke informatie en de Ontwikkeling van gerichte producten

De gemeente Schouwen-Duiveland zet met het erfgoedbeleid 2012-2017 verer in op:

  • Het aanbrengen van focus in wat we (vooral) willen behouden ….beleven en benutten (Water, door tijd en ruimte heen, De Iconen van het eiland, de bakens van veiligheid en vertrouwen, De verhalen achter het erfgoed, Het door water gevormde cultuurlandschap en de verborgen schatten, Mijlpalen in de tijd: de late Middeleeuwen (15e eeuw) en de watersnoodramp , De Atlantikwall, Typisch Schouwen-Duivelandse gebruiken en tradities)
  • Connectie in plaats van Collectie
  • Samenwerking
  • Haalbaar en betaalbaar

Onder het motto 'van collectie naar connectie” wordt de zorg voor het cultureel erfgoed verbonden met andere (ruimtelijke) ontwikkelingsopgaven. Ons cultureel erfgoed is geen stoffige verzameling historische elementen maar leeft en wordt beleefd. We verbinden ons erfgoed met de verhalen en de ontwikkelingen. Dat betekent een ander manier van kijken en een ander manier van omgaan met het erfgoed. Dit verlangt een reikwijdte die verder gaat dan onze wettelijke taken en bevoegdheden. Collectie blijft altijd de basis voor ons erfgoed beleid. Immers zonder collectie geen connectie. Behoud, beleven en benutten gaan echter hand in hand.

Samenhang en samenwerking zijn sleutelwoorden van onze integrale erfgoednota. We kiezen ook hier voor connectie in de vorm het aangaan van waardevolle allianties. We zetten in op haalbare en realistische ambities, creativiteit en slimme constructies. Belangrijk onderdeel van de Erfgoednota vormt het Erfgoed 10 punten plan. Hierin zijn de prioriteiten voor de periode 2012-2017 vastgelegd. Het oprichten van een Erfgoedplatform heeft prioriteit.

5.11 Beleidsplan Archeologie (2008)

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

5.12 Milieubeleidsplan

Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Het beleid wordt besproken en vastgelegd in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna worden de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules genoemd.

Module Geluid en Stilte (2008)

Schouwen-Duiveland is niet of nauwelijks bekend met het fenomeen geluidhinder. Toch zijn er gebieden op het eiland waar het nodige geluid wordt geproduceerd, zoals recreatiegebieden en langs hoofdwegen. De gemeente wil voorkomen dat de geluidsruimte die er is, gestaag dichtslibt. Het doel is om ook voor de toekomst een veilig, ruim en rustig werk- en leefklimaat te behouden, en waar nodig te versterken. Daarbij moet tevens ruimte zijn voor economische ontwikkeling. Met het geluidbeleid richt de gemeente zich onder andere op de onderwerpen: rust en stilte, ecologische situatie, evenementen en verkeer. Zo komen er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op geluidsbelastende locaties.

Module Licht en Duisternis (2009)

Op Schouwen-Duiveland is nog echte duisternis te ervaren. Mensen, dieren en planten varen wel bij een goede balans tussen licht en donker. Deze kwaliteit dient te worden gewaarborgd, want hij staat onder druk. Duisternis is te behouden door een viertal instrumenten toe te passen; preventie (niet verlichten), duurzaam verlichten (milieubewuster), gericht verlichten en bewust verlichten. Het duisternisbeleid richt zich op openbare verlichting, verlichting bij bedrijven, terreinverlichting, monumentenverlichting en bewustwording bij de burger. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bij ontwikkelingen om een lichtplan wordt gevraagd.

Module Energie en Klimaat (2009)

De uitstoot van fossiele brandstoffen versterkt het natuurlijke broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt en het klimaat verandert. De gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee het eiland klimaatbestendig en energieneutraal wordt. Dat kan op twee manieren:

  • 1. De klimaatbestendige aanpak. Dit houdt in dat er bij het bestemmen, inrichten en beheren van gebieden nadrukkelijk en telkens weer rekening gehouden moet worden met drie kernkarakteristieken: de weerstand, de veerkracht en het aanpassingsvermogen van gebieden.
  • 2. Broeikasreductie. Dit is te bereiken door energie te besparen en de energievraag te beperken, als dat mogelijk is duurzame energiebronnen te benutten en het zo efficiënt mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen, indien niet anders kan.

Bij de aanpak staan verduurzaming en energiezuinigheid voorop. De gemeente richt zich op onder andere de volgende sectoren:

  • Gebouwen: hanteren van een 10% strengere EPC norm en het energiezuinig ontwerpen van gebouwen. Voor gemeentelijke gebouwen geldt een 20% strengere EPC norm.
  • Opzetten van een energiemanagementsysteem voor gemeentelijke gebouwen;
  • Verkeer en vervoer: stimuleren van gebruik van het openbaar vervoer en de fiets;
  • Duurzame energie: kansen onderzoeken om energieneutraal te worden. Gebruik maken van deze kansen, zoals warmtekoude opslag;
  • Duurzame bedrijven: bij bedrijven en bedrijvigheid gaan voor duurzaamheid;
  • (Energie)verspilling voorkomen.

Module Luchtkwaliteit (2008)

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. In het uitvoeringsprogramma wordt met name genoemd dat het fietsverkeer gestimuleerd kan worden door de realisatie van extra fietspaden en goede fietsenstallingen.

Module Bodem (2010)

Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze kwaliteiten in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan.

Module Externe Veiligheid (2010)

Externe veiligheid betreft de maatregelen die moeten voorkomen dat er buiten de poort van een bedrijf/inrichting slachtoffers vallen, als er door het betreffende bedrijf wordt gewerkt met of opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Daarbij wordt gedoeld op omwonenden maar ook op recreanten op kampeerterreinen of in jachthavens. Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Deze risico's dienen echter wel aanvaardbaar te zijn, en minimaal te voldoen aan de landelijke voorschriften. Het bestemmingsplan moet ervoor zorgen dat er geen ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid kunnen voordoen. Dat gebeurt door:

  • Externe veiligheid te betrekken bij actualisering van bestemmingsplannen;
  • Externe veiligheid vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingsplannen;
  • Het hanteren van afstandseisen ten opzichte van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting;
  • Inrichtingseisen te stellen aan kampeerterreinen en jachthavens.

Concreet wordt het volgende nagestreefd:

  • Bestemmingsplannen voorzien van risicocontouren bij BEVI-inrichtingen en bij propaantanks met een inhoud die groter zijn dan 13 kubieke meter;
  • Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de veiligheidseffectrapportage (v.e.r.) toepassen.

De activiteiten die in het kader van bovengenoemde milieumodules moeten worden opgestart en uitgevoerd, staan beschreven in een uitvoeringsprogramma. In dit programma, dat is onderverdeeld in thema's, is aandacht voor het doel van de activiteiten, de rol van de gemeente, de externe partijen waarmee de gemeente de activiteit wil uitvoeren, het betreffende gebied en een tijdsplanning.

5.13 Biodivers (2012)

Biodiversiteit is al het leven op aarde. De enorme verscheidenheid aan levende organismen is behalve mooi ook nuttig en noodzakelijk. Biodiversiteit zorgt voor schoon water, vruchtbare grond en een stabiel klimaat. Het levert ook voedsel en grondstoffen voor huisvesting, kleding, brandstof en medicijnen. Deze natuurlijke hulpbronnen verschaffen bestaanszekerheid en vormen de basis voor onze welvaart. De gemeente levert als lid van de Coalitie Biodiversiteit een concrete bijdrage aan bewustwording en maatregelen voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Hiervoor hebben we als gemeente het actieprogramma “Biodivers Schouwen-Duiveland” opgesteld. Het programma bevat bewustwording voor het onderwijs, maar ook voor het grote publiek. Ook het stimuleren van de biodiversiteit wordt actief opgepakt. Bij het inrichten van de openbare ruimte wordt meer rekening gehouden met het bevorderen van de biodiversiteit.

5.14 Waterplan Schouwen-Duiveland (2007)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het toenmalige Waterschap Zeeuwse Eilanden en de provincie Zeeland een waterplan opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente. Dit waterplan geeft de kaders aan hoe de komende jaren tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water.

5.15 Schouwen-Duiveland Sportief 2008-2014 (2008)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft de beleidsuitgangspunten voor sport vastgelegd in de Nota Schouwen-Duiveland Sportief 2008-2014. Hieruit komen de volgende kernpunten naar voren:

  • Sport en bewegen draagt bij aan de leefbaarheid van de samenleving en is leuk om te beleven;
  • Sport en bewegen vormt mensen (sociale contacten, sociale vaardigheden, samenwerking, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidsbesef, fysiek, normen en waarden, tegengaan criminaliteit, deelname zelfwerkzaamheid);
  • Sport en bewegen is (doorgaans) goed voor de gezondheid en zet aan tot een actieve en gezonde leefstijl;
  • Topsport inspireert en stimuleert mensen uit alle lagen van de bevolking om te bewegen;
  • Gemeentelijke buitensportterreinen blijven gehandhaafd, onder voorbehoud van door de gebruikers zelf dragen van de onderhouds- en beheerslasten betreffende bestaande club- en kleedgebouwen en van de investerings-, onderhouds- en beheerslasten van eventuele toekomstige uitbreidingen van deze gebouwen;
  • Gemeentelijke binnensportvoorzieningen (gym- en sportzalen) blijven gehandhaafd, onder voorbehoud van een nog te bepalen % bezettingsgraad;
  • Sport- en speelruimte is voor iedereen fysiek toegankelijk;
  • Stimuleren dat meer mensen gaan sporten en bewegen;
  • De toekomstige rol van de gemeente in sportbeleid is regisserend, faciliterend, adviserend, monitorend en herijkend.

Voor wat betreft sportaccommodaties worden de op de buitensportaccommodaties staande club- en kleedgebouwen (indien van toepassing) aan de gebruikers overgedragen. Dit alles vanuit het gemeentelijk Strategisch Accommodatie Beleid (SAB). De gemeente streeft naar een grotere verantwoordelijkheid van de burger/gebruiker. De (gemeentelijke) sportaccommodaties moeten echter wel voor alle leeftijdsgroepen toegankelijk en betaalbaar zijn (en blijven). De accommodaties moeten voldoen aan de door de betrokken sportbonden opgestelde criteria, met uitzondering van die gevallen waarin de Vereniging Nederlandse Gemeenten een afwijkend standpunt inneemt.

5.16 Nota hogere waarden wegverkeerslawaai (2008)

Volgens de wet geluidshinder dienen nieuwe woningen te voldoen aan een maximale geluidsbelasting door het wegverkeer van 48 dB op de gevel. Als de belasting hoger is dan kan het college hier een hogere grenswaarde voor vaststellen. Wanneer de gemeente hieraan mee werkt is vastgelegd in de Nota “Hogere Waarden Wegverkeerslawaai” van 2009. In principe wil de gemeente zo min mogelijk situaties waar de geluidsbelasting niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom is het verlenen van een ontheffing voor het buitengebied slechts in grote uitzondering. Er is voldoende ruimte in het buitengebied om locaties te kiezen waar geen overschrijding van de voorkeurgrenswaarde nodig is. Binnen de bebouwde kom is het ontheffingenbeleid wat ruimhartiger bij het invullen van “open plekken”. De nieuw te realiseren woning mag echter niet een grotere geluidsbelasting hebben dan de bestaande woningen.

5.17 Integrale visie openbare ruimte (2014)

Op 28 mei 2014 heeft de gemeenteraad de visie Integraal beheer Openbare Ruimte vastgesteld. In deze visie is aangegeven hoe de gemeente Schouwen-Duiveland met de openbare ruimte om wil gaan.

Uiteraard moet de leefomgeving schoon, heel en veilig zijn. Maar soms verschillen we van mening over het resultaat, of is het niet duidelijk welke criteria er worden gehanteerd om te bepalen wat schoon, heel en veilig is. Daarom is het goed dit met elkaar af te spreken en vast te leggen met behulp van een integrale visie op de openbare ruimte. Hiermee leggen we voor langere tijd vast welke kant we op gaan met de openbare ruimte op ons eiland.

Meetbare kwaliteit

De gemeenteraad heeft besloten dat er twee kwaliteitsniveaus voor de openbare ruimte zijn. Niveau A en niveau B. Hieronder staat uitgelegd wat deze niveaus betekenen.

Niveau   A   B  
Omschrijving   Hoog   Basis  
Kwaliteit   Uitstekend   Voldoende  
Waar?   Centra en accenten, begraafplaatsen   Woon- en verblijfsgebieden  

Om te kunnen bepalen wat nu de kwaliteit van de openbare ruimte is, hebben we een meetlat gemaakt. Dit is een boekje met foto’s van de openbare ruimte in verschillende kwaliteiten. Bijvoorbeeld een straatbankje dat er perfect uitziet. Dit is dan kwaliteit A. Maar daarbij ook foto’s van de kwaliteitsniveaus B en C. Dit laatste niveau willen we niet zien en juist daarom is deze ook opgenomen in het boekje. De meetlat kwaliteit beheer openbare ruimte, het boekje, wordt ook gebruikt om jaarlijks een schouw uit te voeren. Tijdens een schouw gaat een medewerker van de gemeente op pad om met behulp van het boekje de kwaliteit van de openbare ruimte te meten. Voor een schouw van de openbare ruimte kan het zijn dat ook dorps- en stadsraden en gebruikers (burgers en bedrijven) worden uitgenodigd.

Aandacht voor de gebruiker en participatie

Naast aandacht voor de gebruiker is er voor burgers en bedrijven de gelegenheid om te participeren in het beheer en de inrichting van de openbare ruimte. De betrokkenheid bij de leefomgeving wordt hiermee vergroot. Participatie is uitdrukkelijk niet bedoeld als bezuiniging. Met participatie kan de kwaliteit van de openbare ruimte wel worden verhoogd. Als gemeente ondersteunen we initiatieven vanuit de gebruikers als deze levensvatbaar zijn en gedragen worden door de samenleving. Daarnaast bieden we mogelijkheden tot participatie, zoals het deelnemen aan de schouw of het vervullen van lichte onderhoudswerkzaamheden. Ook andere vormen van participatie zijn mogelijk. Denk hierbij aan:

  • sponsoring;
  • (interactieve) ontwerpsessie met buurtbewoners betrokkenen;
  • opwaarderen leefomgeving (bv inplanten boomspiegels).

Een openbare ruimte die aansluit op de wensen en behoeften van de gebruikers (burgers en bedrijven); dat is de kern van deze visie. Met daarbij een optimale balans tussen de inrichting, het beheer en het gebruik. Hier gaan we in de komende jaren graag mee aan de slag, samen met de gebruikers.

5.18 Bomenbeleidsplan (2012)

Het belang van groen is met name vastgelegd in het (inmiddels vervallen) Groenkwaliteitsplan uit 2009. Omdat dit groenkwaliteitsplan niet specifiek op bomen is gericht, heeft de gemeente in 2009 een Bomenbeleidsplan vastgesteld. Het bomenbeleid beschrijft de manier waarop de gemeente met de bomen in het openbaar gebied wil omgaan. Het vormt de basis voor beheer- en werkplannen en biedt bescherming aan bomen tijdens bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden. Het Bomenbeleidsplan geeft een duidelijke richting aan de gewenste ontwikkelingen voor de middellange termijn (10 jaar).

5.19 Brandbeveiligingsverordening Schouwen-Duiveland (2010)

De gemeente beschikt over een brandbeveiligingsverordening, waarin aspecten zijn vastgelegd in het kader van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Zo worden in de Verordening onder andere brandveiligheidsvoorschriften beschreven voor kampeerterreinen en evenementen. Daarbij gaat het onder andere om de bereikbaarheid voor de brandweer. Momenteel wordt gewerkt aan een landelijke regeling. Bij de inwerkingtreding van deze landelijke regeling zal de brandbeveiligingsverordening komen te vervallen.

5.20 Methode 'Beheersbaarheid van brand 2007' (2007)

De methode 'Beheersbaarheid van brand 2007' (kortweg Methode BvB) verschaft inzicht in de wijze waarop voor grote brandcompartimenten - groter dan 1000 m² - gelijkwaardige veiligheid kan worden gewaarborgd, als het gaat om het aspect: beperken van uitbreiding van brand. De methode reikt een praktische werkwijze aan met voorwaarden waaronder een groot brandcompartiment kan worden gerealiseerd. Onmisbare kennis voor zowel architecten, ontwikkelaars en adviseurs die betrokken zijn bij het ontwikkelen van plannen buiten de reguliere bandbreedte van het Bouwbesluit 2003 maar ook voor brandweer en gemeenten bij het beoordelen van bouwplannen aan de bouwregelgeving. Omdat het binnen de bouwpraktijk een breed gedragen filosofie is, verschaft de methode BvB een uitstekend referentiekader voor ontwikkelaars enerzijds en toetsers anderzijds om over het noodzakelijke veiligheidsniveau te communiceren.

5.21 Beleidsvisie externe veiligheid (2005)

De gemeente Schouwen-Duiveland wil enerzijds de kwaliteit van de woonomgeving verbeteren en anderzijds de (economische) vitaliteit versterken. Omdat bij veel activiteiten gevaarlijke stoffen worden gebruikt, is de combinatie van wonen en werken alleen mogelijk als we een bepaald risiconiveau accepteren. Welk risiconiveau aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is het beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit drie sporen:

  • 1. Brongericht beleid: daarmee worden de oorzaken van risico's aangepakt, door vergunningverlening en handhaving;
  • 2. Omgevingsgericht beleid: door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen zorgt de gemeente voor een zo veilig mogelijke leefsituatie;
  • 3. Rampenbestrijding. hierbij gaat het om de voorbereiding op (de bestrijding van) calamiteiten.

Uitgangspunt voor het externe veiligheidsbeleid is dat altijd eerst brongerichte maatregelen worden onderzocht en daarna pas maatregelen in het kader van omgevingsgericht beleid en rampenbestrijding, voor zover nodig. Ook als de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden vraagt de gemeente aandacht voor bronmaatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar het beste resultaat binnen wettelijke, technische en financiële mogelijkheden. Zo blijft het indirect ruimtebeslag zo klein mogelijk.

5.22 Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid (2010)

In oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod komen te vervallen. Deze wetswijziging heeft tot gevolg gehad dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is in strijd met artikel 19 van de Grondwet. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeente en is opgenomen in hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening (Apv).

Ter bescherming van het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid, de positie van prostituees en het voorkomen van strafbare feiten is het wenselijk lokaal prostitutiebeleid vast te stellen. Samen met de APV schetsen deze beleidsregels het kader voor het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Bovendien bevat dit document een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan, in de meeste gevallen de burgemeester.

5.23 Beleidsnotitie groenstroken en restpercelen (2009)

Als eigenaar van gronden is het voor de gemeente Schouwen-Duiveland van essentieel belang deze eigendommen veilig te stellen en regels op te stellen voor het gebruik van deze eigendommen. In de Beleidsnotitie groenstroken en restpercelen 2009 worden regels gesteld met betrekking tot rechtmatig grondgebruik, de aanpak van onrechtmatig grondgebruik en de voorwaarden waaronder verkoop of verhuur van gemeentegrond kan plaatsvinden. Het doel van deze regels is om te komen tot een uniformering van het gebruik van gemeentegrond waarbij rechtsgelijkheid hoog in het vaandel staat.

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 7 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten