direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Beddeweeg 8 Zierikzee
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00085BpGhp-vast

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden 2', maximaal 2 woningen;
  • b. kantoren;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  • e. ondersteunende horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de ter plaatste toegestane maatschappelijk en culturele voorzieningen;
  • f. ondersteunende detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de ter plaatste toegestane maatschappelijk en culturele voorzieningen;
  • g. wegen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterlopen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.1.2 Toelaatbaarheid

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwregels aangaande de hoogte van bestaande hoofdgebouwen voor gronden voor zover die zijn gelegen binnen de het beschermd stadsgezicht gelden primair de in 5 opgenomen regels;
  • b. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 meter;
  • d. de goothoogte en totale hoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten worden voorzien van een plat dak of een kap met dezelfde kapvorm, helling en nokrichting als het op het bouwperceel aanwezige hoofdgebouw;
  • e. aan- en uitbouwen moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd;
  • f. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevellijn worden gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. overkappingen: 3 meter;
    • 2. tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn: 1 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

3.4.2 Afwegingskader

De in lid

3.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
  • a. het gebruiken van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;
  • e. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.