direct naar inhoud van Regels
Plan: Entree van Nieuwerkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.000049BpGhp-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Entree van Nieuwerkerk met identificatienummer NL.IMRO.1676.000049BpGhp-.

va01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.5 archeologisch deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.6 archeologisch onderzoek

een onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.7 archeologische waarden

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon:

  • a. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of;
  • b. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.11 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijbehorend bouwwerk

architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 blinde gevel

een gevel zonder gevelopeningen of een gevel met gevelopeningen met ondoorzichtig glas en/of met gevelopeningen aangebracht op een hoogte hoger dan 1.80 m, waardoor geen zicht is op naastgelegen gronden.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende detailhandelbranches:

  • a. woninginrichting, inclusief keukens en badkamers;
  • b. tuincentra, plant- en dierbenodigdheden;
  • c. bouwmarkten en doe-het-zelf;
  • d. fietsen en automaterialen.
1.26 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.27 erfgrens

de grens van het erf.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidscherm

een geluidwerende voorziening van hard materiaal, zoals beton, glas of steen.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.31 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.34 passend in straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.35 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
1.36 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.37 risicovolle inrichting

een inrichting als boedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van externe veiligheid en inrichtingen.

1.38 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de in bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.39 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.40 verkoopvloeroppervlak

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.41 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.42 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.44 webwinkel

detailhandel via internet zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse.

1.45 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.46 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 brutovloeroppervlakte

De brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 cm, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 voor zover die voorkomen op de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, cng en lng;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 1', 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 2' en 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 3' : tevens een bedrijfswoning;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen

De gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage van dat gedeelte van het bouwperceel dat in een bouwvlak valt; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 1' de volgende regels:
    • 1. een gebouw bestaat uit 1 bouwlaag;
    • 2. het maximaal brutovloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen op de begane grond, met uitzondering van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, bedraagt per perceel maximaal 200 m²;
    • 3. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 2' de volgende regels:
    • 1. een gebouw bestaat uit 1 bouwlaag;
    • 2. het maximaal brutovloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen op de begane grond, met uitzondering van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, bedraagt per perceel maximaal 200 m²;
    • 3. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' bedraagt de goothoogte van gebouwen ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' bedraagt de minimale bouwhoogte van gebouwen ten minste de aangegeven bouwhoogte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling(graden)' bedraagt de maximale dakhelling de op de verbeelding aangegeven helling;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het maximum aantal bedrijfswoningen maximaal het aangegeven aantal;
  • j. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een uitsluitend een overkapping toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- bedrijfswoning 1' met bijbehorend erf gelden de volgende regels voor een bedrijfswoning:
    • 1. per aanduidingsvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 m;
    • 4. de inhoud bedraagt maximaal 750 m³;
    • 5. de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 m;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 40 m²;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- bedrijfswoning 2' met bijbehorend erf gelden de volgende regels voor een bedrijfswoning:
    • 1. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m;
    • 4. het vloeroppervlak van de begane grond bedraagt maximaal 100 m²;
    • 5. de maximale goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,3 m;
    • 6. de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 m;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 25 m²;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 3' met bijbehorend erf gelden de volgende regels voor een bedrijfswoning:
    • 1. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m;
    • 4. het vloeroppervlak van de begane grond bedraagt maximaal 100 m²;
    • 5. de maximale goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,3 m;
    • 6. de maximale bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 m;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 25 m²;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 2' gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen hebben de voorgevel naar de weg;
    • 2. de voorgevel van een bedrijfsgebouw ligt gelijk of achter de achtergevel van een bedrijfswoning;
    • 3. per perceel is 1 uitrit toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
    • 1. erfafscheidingen voor de voorgevellijn en tot 1 m daar achter 1 m;
    • 2. erfafscheidingen elders 2 m;
    • 3. licht- en vlaggenmasten 8 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m;
  • b. bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 m achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 m bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' is het realiseren van een geluidsscherm verplicht:
    • 1. de minimale bouwhoogte bedraagt ten minste de met de aanduiding 'minimum bouwhoogte aangegeven bouwhoogte;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte aangegeven bouwhoogte.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Buitenopslag van goederen is niet toegestaan.

3.4.2 Fasering woonwerkkavels
  • a. Het realiseren en in gebruik nemen van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijfsgebouw 1' en 'specifieke vorm van bedrijfsgebouw 2' is uitsluitend toegestaan:
    • 1. als de supermarkt ter plaatse van Rijksweg 26a is beëindigd en dit in stand wordt gehouden;
    • 2. indien sprake is van een adequate landschappelijke inpassing overeenkomstig het definitieve stedenbouwkundig ontwerp voor de Meubelrama-locatie; zoals toegevoegd in bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is uitsluitend toegestaan als:
    • 1. het bedrijfsgebouw en het geluidscherm op het zelfde perceel is gebouwd en vervolgens in stand wordt gelaten;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' is uitsluitend toegestaan als:
    • 1. het bedrijfsgebouw en het geluidscherm op het zelfde perceel zijn gebouwd en vervolgens in stand worden gelaten;
    • 2. de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning en het geluidsscherm ter plaats van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is gebouwd en vervolgens in stand wordt gelaten;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning 2' is alleen toegestaan als de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en geluidsschermen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - 3' zijn gebouwd en vervolgens in stand wordt gelaten.

3.4.3 Relatie bedrijfswoning versus bedrijfsgebouw

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsgebouw 2' gelden de volgende regels:

  • a. gebruik van bedrijfsgebouw en bedrijfswoning op een perceel is slechts toegestaan indien beiden daadwerkelijk ingebruik zijn;
  • b. gebruik van de gronden is slechts toegestaan indien op eigen terrein voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

3.4.4 Verkooppunt motorbrandstoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' gelden de volgende regels:

  • a. het verkoopvloeroppervlak ten behoeve van ondersteunende detailhandel, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen bedraagt niet meer dan 24 m²;
  • b. de verkoopvloeroppervlak ten behoeve van ondersteunende horeca bedraagt niet meer dan 50 m²;
  • c. een wasstraat is niet toegestaan.

3.4.5 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van het uitoefenen van productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de toegelaten bedrijvigheid met een maximaal brutovloeroppervlakte van 50 m²;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief lpg, cng en lng), met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • e. opslag en verkoop van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 door bedrijven en bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten indien:

  • a. de bedrijfsactiviteiten gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kunnen worden met de toegestane milieucategorieën, waarbij in deze beoordeling worden betrokken geluidhinder, geurproductie, stofuitworp en gevaar;
  • b. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten waarop de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft gezien de omvang of inrichting van het perceel zich ook niet kunnen ontwikkelen tot een milieucategorie die ter plaatse niet is toegestaan.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder kunnen de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' verwijderen indien het verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg is beëindigd. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel tot een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m² per detailhandelsbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': uitsluitend een geluidsscherm;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': supermarkten op de begane grond, waarbij de verkoopvloeroppervlakte meer dan 400 m² per supermarkt mag bedragen'
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt': tevens detailhandel in de detailhandelbranches bouwmarkten en doe-het-zelf, waarbij de verkoopvloeroppervlak per detailhandelsbedrijf meer dan 400 m² mag bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum waarbij de verkoopvloeroppervlak meer dan 400 m² mag bedragen;
  • f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals paden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' bedraagt de goothoogte van gebouwen ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand van de westelijke gevel van de tweede bouwlaag bedraagt ten minste 3 m ten op zichte van de westelijke gevel van de eerste bouwlaag, gemeten vanuit het langste deel van de gevel;
    • 2. de lengte van de westelijke gevel ter plaatse van de tweede bouwlaag bedraagt maximaal 8 m;
    • 3. de westelijke gevel ter plaatse van de tweede bouwlaag is een blinde gevel;
  • g. buiten het bouwvlak zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen toegestaan met een maximale hoogte van 3 m en een oppervlakte van gezamenlijk maximaal 100 m² voor het stallen van winkelwagens.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' dient een geluidsscherm te worden gerealiseerd met een bouwhoogte van minimaal 2,5 m en maximaal 2,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' dienen installaties op het dak omkast te worden;
  • e. lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan met neerwaartse uitstraling.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2., onder b voor een grotere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 m.

4.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

4.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ondersteunende horeca is niet toegestaan;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. buitenverkoop is niet toestaan;
  • d. gebruik van de gronden is slechts toegestaan indien op eigen terrein voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is een dakterras met uitzicht op de tuinen en woningen die zijn gelegen aan de noordwestzijde en westzijde van deze aanduiding, niet toegestaan en mag het dakterras alleen gebruikt worden aan de van de woningen afgekeerde zijde;
  • f. de massa van een geluidscherm bedraagt ten minste 10 kg/m2;
  • g. reclame met verlichting georiënteerd op de westgrens van het bestemmingsvlak is niet toegestaan.

4.5.2 Supermarkt

Met betrekking tot het gebruik gelden van een supermarkt en/of detailhandel gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt':
    • 1. is ten hoogste 1 supermarkt toegestaan met een maximale toegestane brutovloeroppervlakte van 1.700 m²;
    • 2. is ten hoogste 1 supermarkt toegestaan met een maximale toegestane brutovloeroppervlakte van 1.250 m²;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van een supermarkt is uitsluitend toegestaan:
    • 1. als een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' is gebouwd en deze aldus in stand wordt gehouden of indien sprake is van een inpandige laad en los locatie;
    • 2. als hiervoor in de kern Nieuwerkerk een andere supermarkt feitelijk is beëindigd en niet wordt hervat;
    • 3. als ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' geen supermarkt aanwezig is en deze na beëindiging ook niet wordt hervat;
  • c. naast het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' tevens detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen toegestaan hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. de maximale brutovloeroppervlakte bedraagt 600 m²;
    • 2. detailhandel is niet toegestaan op de verdieping;
    • 3. kantoor en opslag is toegestaan op de verdieping met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 4. het in gebruik nemen van de detailhandel is uitsluitend toegestaan indien de detailhandel aan de Vierbannenstraat 2 in Nieuwerkerk, niet zijnde de ondersteunende detailhandel en/of de verkoop van motorbrandstoffen zoals genoemd in Artikel 3 Bedrijf is beëindigd en beëindigd blijft;
  • d. laden en lossen is uitsluitend toegestaan tussen 7.00 uur en 19.00 uur;
  • e. supermarkten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'.

4.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige horecabedrijven;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief lpg, cng en lng);
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend voor opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, parkeervoorzieningen , ontsluitingswegen en geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en vlaggenmasten zijnde, toegestaan.

5.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,5 m bedragen.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

  • a. antennes 5 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. lichtmasten 8 m, met dien verstande dat uitsluitend lichtmasten zijn toegestaan met neerwaartse uitstraling;
  • d. openbare nutsvoorzieningen 3,5 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met uitzondering van overkappingen en erfafscheidingen, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.

5.3.2 Afwegingskader

De in lid 5.3.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend in straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. geen substantiële afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
5.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden;
  • b. het vergraven of ontgraven van dijken of taluds;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod uit lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de werkzaamheden passen binnen het stedenbouwkundig ontwerp zoals opgenomen in bijlage 2 behorende bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

  • a. antennes 5 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. licht- en vlaggenmasten 8 m, met dien verstande dat uitsluitend lichtmasten zijn toegestaan met neerwaartse uitstraling;
  • d. openbare nutsvoorzieningen 3,5 m;
  • e. erfafscheidingen 2 m;
  • f. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en ondergeschikte groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 7.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 m.

7.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit geen nadelige gevolgen heeft voor de waterberging;
  • b. dit passend in straat- en bebouwingsbeeld is;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 6

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

8.1.1 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 8.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwerken, geen gebouw zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

8.2.2 Andere bestemmingen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 8.2.2, sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,5 m, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

8.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 8.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 1 m;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,5 m bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 1 m.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

8.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3, sub a, sub b en sub c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag te slopen.

8.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2, sub b in acht is genomen;
  • 2. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 1 m beneden het maaiveld niet verstoren;
  • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

8.5.3 Toelaatbaarheid

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie 6'.

8.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken, als bedoeld in lid 8.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

8.5.5 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 8.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

8.5.6 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6', als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 7

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

9.1.1 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 9.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

9.2.2 Andere bestemmingen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 9.2.2, sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 m, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

9.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 9.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 1 m;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,5 m bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 1 m.

9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

9.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 9.4.3, sub a, sub b en sub c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag te slopen.

9.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 9.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 9.2.2, sub b in acht is genomen;
  • 2. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 1 m beneden het maaiveld niet verstoren;
  • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

9.5.3 Toelaatbaarheid

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie 7'.

9.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken, als bedoeld in lid 9.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

9.5.5 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 9.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

9.5.6 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 7', als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

10.2 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

10.3 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

10.4 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat ten behoeve van de betreffende functie in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's en voor het laden of lossen van goederen in, op of onder  het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort.

10.5 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
10.6 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren en Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.4 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren leidt of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 10.5 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

11.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 m;
  • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

12.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen;
  • b. overkappingen.
12.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 en lid 12.2 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 12.1 op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 m;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen.

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen:

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 m toelaatbaar.
13.2 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien technologische ontwikkelingen binnen de betreffende bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.

13.3 Wijzigingsbevoegdheid verkooppunt motorbrandstoffen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen Groen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1', mag worden gewijzigd in de bestemming Detailhandel met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het volgende is toegestaan:
    • 1. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, cng en lng met wasstraat;
    • 2. ondersteunende detailhandel anders dan de verkoop van motorbrandstoffen en ondersteunende horeca, beide ondersteunend aan het verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het maximale brutovloeroppervlakte bedraagt voor alle gebouwen en overkappingen gezamenlijk maximaal 400 m²;
  • c. de verkoopvloeroppervlakte aan ondersteunende detailhandel in een gebouw, anders dan de verkoop van motorbrandstoffen, bedraagt niet meer dan 25% van de toegestane 400 m² brutovloeroppervlakte met een maximum van 100 m²;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 m en uit maximaal 1 bouwlaag;
  • e. het realiseren van een tankstation mag niet leiden tot meer dan twee tankstations in de kern Nieuwerkerk;
  • f. bij de wijziging wordt rekening gehouden met de belangen ter plaatse van een aanwezig tankstation elders in Nieuwerkerk;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg ' zijn gronden uitsluitend bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, cng en lng, een wasstraat en ondersteunende detailhandel anders dan de verkoop van motorbrandstoffen' opgenomen.
13.4 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 13.1 en 13.3 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend in straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 13.1 onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

14.2 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan éénmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 15.1, sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 15.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 15.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 15.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 15.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'Bestemmingsplan Entree van Nieuwerkerk'.