Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Borchwerf II veld C en F.

Artikel 8 Leiding

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor voor aanleg en instandhouding van:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding -zuurstof', een leiding ten behoeve van het transport van zuurstof met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 64 bar, alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - propyleen', een leiding ten behoeve van het transport van propyleen of een daarmee vergelijkbare andere stof met een diameter van ten hoogste 7 inch en een druk van ten hoogste 100 bar, alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' een hoogspanningsleiding alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool', een rioolpersleiding ten behoeve van het transport van afvalwater met een diameter van 1500mm alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 10 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding zoals markeringspalen en hoogspanningsmasten waarvan de hoogte maximaal 55 m mag bedragen.

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Algemeen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend indien uit overleg met de betrokken leidingbeheerder van geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk toelaat.

 

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verbod

  1. Het is verboden op of in de in 8.1 onder a en b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren :

 

    1. het aanbrengen van (half-)verhardingen;

    2. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;

    3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    4. het verwijderen van beplanting;

    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

    6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

 

  1. Het is verboden op of in de in 8.1 onder c bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren :

 

    1. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

    2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;

    3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

    4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

8.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.