Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Borchwerf II veld C en F.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein - 2

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - Service Punt' tevens voor:

    1. de uitoefening van dienstverlening op administratief, financieel-zakelijk, bedrijfskundig, juridisch, (para-)medisch, sociaal-maatschappelijk en arbeidsbemiddelend gebied, alsmede bedrijfsgebonden sportfaciliteiten ter ondersteuning van bedrijven en horeca waarbij slechts categorie I 'lichte horeca' inclusief vergaderfaciliteiten is toegestaan;

    2. een motorbrandstofuitgiftepunt voor zowel traditionele als alternatieve brandstoffen, zonder LPG, voorzieningen ten behoeve van (vrachtwagen)chauffeurs zoals was- en douchegelegenheden en voorzieningen voor onderhoud van motorvoertuigen in beperkte zin (zoals wassen en olie verversen);

    3. zelfstandige kantoren;

 

een en ander onder de voorwaarden dat:

 

    1. het totale brutovloeroppervlak van het Service Punt maximaal 4.500 m² mag bedragen;

    2. het totale brutovloeroppervlak aan zelfstandige kantoren maximaal 2.000 m² mag bedragen;

    3. het totale brutovloeroppervlak van de horeca-functie maximaal 1.750 m² bedragen, exclusief bijbehorende terassen;

 

  1. een (bewaakte) vrachtwagenparkeerplaats;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor een motorbranstofuitgiftepunt voor zowel traditionele als alternatieve brandstoffen;

  3. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

 

  1. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 40% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 2.000 m²;

  2. de vrachtwagenparkeerplaats ruimte moet bieden aan tenminste 100 vrachtwagens;

  3. nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;

  4. binnen een risicocontour van PR 10-6/jaar veroorzaakt door een risicovolle inrichting, mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen

 

met dien verstande dat:

 

  1. voorzien moet worden in voldoende laad- en losmogelijkheden op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het ladend en lossend verkeer kan manoeuvreren en zich kan opstellen op het bouwperceel zelf, zodat het openbaar gebied daarmee niet wordt belast;

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;

  3. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 16 m bedragen tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  4. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 80%, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  5. binnen een zone van 9 m vanaf de perceelsgrens waarin het perceel wordt ontsloten, mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de kantoorfunctie worden gebouwd, het bepaalde onder a en b blijft van toepassing;

  6. binnen een zone van 22 m vanaf de weg waarop het perceel wordt ontsloten, mogen buiten of aan de bedrijfsgebouwen geen laad- en losvoorzieningen worden gerealiseerd;

  7. de dakhelling mag maximaal 15o bedragen;

  8. de oppervlakte van gebouwen van openbaar nut mag maximaal 50 m² bedragen met een maximale bouwhoogte van 3,5 m;

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

 

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van reclame-uitingen, mogen op het gehele bouwperceel worden opgericht

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - Service Punt' mag binnen het als zodanig aangegen bouwvlak een reclamemast worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 30 m;

  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 8 m bedragen, met uitzondering van:

    1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;

    2. bewegwijzering waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen;

 

3.2.4 Parkeernormen

  1. Voor wat betreft parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie:

 

    1. industriële, ambachtelijke en groothandelsbedrijven 1,35 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;

    2. kantoren met baliefunctie 2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;

    3. kantoren zonder baliefunctie 1,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;

    4. garages 3,2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo ?

    5. voor showrooms (auto's) 2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo

    6. bedrijfsverzamelgebouwen 1,4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo

    7. opslag (stograge) 0,5 parkeerplaatsen per 100 m² bv

    8. horeca (snackbar/fastfood) 5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo

    9. horeca (restaurant) 13,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo

 

met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder 1 tot en met 9 op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;

 

  1. voor wat betreft het stallen van fietsen, moet voorzien worden in voldoende inpandige fietsvoorzieningen, waarbij de volgende minimale normen gelden:

    1. voor bedrijven: 1 fietsvoorziening per 500 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak;

    2. voor kantoren: 1 fietsvoorziening per 200 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak;

3.2.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten bepalingen ten aanzien van:

 

  1. de situering van bedrijven en bedrijfsactiviteiten;

  2. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. de situering en afmetingen van de percelen;

  4. de bouwhoogte van gebouwen;

  5. de inrichting van de gronden waaronder de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van toegangs- ontsluitingswegen;

 

Indien dit noodzakelijk is:

 

  1. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;

  2. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;

  3. ter waarborging van de milieuzonering;

  4. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

  5. ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;

  6. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Afwijken van de parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder a en b mits of onder voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  • of

  1. op een andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

3.3.2 Afwijken van parkeren op eigen terrein

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder a onder de voorwaarden dat:

 

  1. aangetoond wordt dat de parkeerbehoefte van het betreffende bedrijf gevonden wordt in een al dan niet gebouwde parkeervoorziening op een ander bouwperceel;

  2. de openbare ruimte niet wordt belast met de parkeerdruk van het betreffende bedrijf;

 

3.3.3 Afwijken van de bouwhoogten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c met dien verstande dat:

 

  1. geen onevenredige aantasing plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersveiligheid;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden gronden.

 

3.3.4 Afwijken van de bebouwingspercentages

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d onder de voorwaarden dat:

 

  1. geen onevenredige aantasing plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersveiligheid;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden gronden.

 

3.3.5 Afwijken van de dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.2 onder g onder de voorwaarden dat:

 

  1. geen onevenredige aantasing plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersveiligheid;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzenden gronden.

 

3.3.6 Afwijken van de plaats van reclame-uitingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3 onder a onder de voorwaarden dat:

 

  1. voldaan wordt aan het gestelde in het vastgestelde beeldkwaliteitplan voor het bedrijventerrein:

 

3.3.7 Afwijken van de hoogte van terreinafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.2.3 onder b1 onder de voorwaarden dat:

 

  1. aangetoond kan worden dat een hogere terreinafscheiding noodzakelijk is voor de beveiliging van het bedrijf c.q. de bedrijfsproducten;

  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersveiligheid;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

 

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels is opgenomen;

  2. voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen ligt;

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

3.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken:

 

  1. voor open opslag, tenzij deze zodanig plaatsvindt dat de opslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en aldus achter bebouwing plaatsvindt dan wel is afgeschermd door middel van groenvoorzieningen.

 

3.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

3.4.4 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen.

 

3.4.5 Handel, bedrijf, dienstverlening

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in 3.1 is toegestaan.

3.4.6 Horeca

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant en met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijventerrein - Service Punt'.

 

3.4.7 Kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor zelfstandige kantoren, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijventerrein - Service Punt'.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

 

  1. in 3.1 onder a en daarmee samenhangend 3.4.5,teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 3.1 onder a, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. in 3.1 onder a en daarmee samenhangend 3.4.5 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. in 3.1 onder a en daarmee samenhangend 3.4.5 teneinde bedrijven toe te laten die naar omvang, aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden gelijkwaardig te zijn aan de bedrijven als genoemd in 3.1 onder a;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels is opgenomen, niet zijn toegestaan;

  2. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf mede in de beoordeling betrokken dienen te worden:

    1. geluid;

    2. geurproductie;

    3. stofuitworp;

    4. gevaar;

    5. verontreining van lucht en bodem;

    6. diversiteit;

    7. het al dan niet continue karakter van het bedrijf;

    8. visuele hinder;

    9. verkeersaantrekkende werking;

  3. in 3.1 onder a en daarmee samenhangend 3.4.5 voor de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de voorwaarden dat:

    1. een omgevingsvergunning voor het afwijken uitsluitend mag worden verleend indien uit een aan te leveren distributie planologisch onderzoek blijkt dat binnen een winkelcentrum, de woonbebouwing en/of een ander bedrijventerrein geen plaats is voor de vesting c.q. uitoefening van het bedrijf;

    2. de maatvoeringseisen zoals bedoeld in dit artikel van toepassing blijven.

 

3.5.2 Service Punt

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder b en daarmee samenhangend 3.4.5 voor:

  1. de vestiging c.q. uitoefening van andere vormen van gebruik ten behoeve van een Service Punt;

  2. voor andere bedrijfsvormen van horeca als bedoeld in de begripsomschrijving van deze regels;

  3. een grotere bruto-vloeroppervlakte.

 

op voorwaarde dat:

 

  1. de ruimtelijke en functionele structuur niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  3. het bruto-vloeroppervlak van de horecafaciliteit maximaal 20% van het totale bruto-vloeroppervlak van de bebouwing mag bedragen;

  4. de bruto-vloeroppervlakte van de bebouwing maximaal 6.000 m² mag bedragen, onder de voorwaarde dat de maximale grondoppervlakte van de bebouwing niet meer mag bedragen dan 2.000 m²;

  5. voorzien wordt in voldoende parkeer-, laad- en losruimte op basis van de parkeernormen zoals die gelden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

 

3.5.3 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder f. teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m², op voorwaarde dat:

 

  1. de verhoging van het kantooroppervlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 60 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. aangetoond kan worden dat de verhoging van het kantoorvloeroppervlak geen extra verkeerkeersaantrekkende werking heeft;

  4. aangetoond kan worden dat voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen;

  5. inwilliging van een verzoek om afwijking niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een risicovolle inrichting.

 

3.5.4 AMVB-inrichtingen 8.40 Wet milieubeheer

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder c. van de bepaling dat AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van van gasreduceer-, compressor-, met en regelinstallaties categorie A, voor een afstand gelegen buiten de perceelgrens of -grenzen, op voorwaarde dat:

 

  1. de veiligheidsafstanden van de AMVB-inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt;

  2. met de veiligheidsafstanden van de AMVB-inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;

 

met dien verstande dat:

 

  1. een omgevingsvergunning niet noodzakelijk is indien de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen komen te liggen over een openbare weg, openbaar groen of water.

Artikel 4 Groen

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. beplantingen;

  2. bermen;

  3. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.:

  4. standplaatsen voor amublante handel;

  5. geluidwerende voorzieningen;

  6. kunstwerken en kunstobjecten;

  7. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins,

  8. watergangen en andere waterpartijen;

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m³ bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.

 

4.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

 

 

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.3.1 Verkeer of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

4.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in 15.1 in acht te worden genomen.

Artikel 5 Natuur

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. het behoud en de versterking van de functie als landschappelijk en natuurlijk waardevol gebied;

  2. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen ten behoeve van het behoud en/of versterking van de in sub a bedoelde functie;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden;

  4. recreatief medegebruik;

 

een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals informatie-, entree- dan wel schuilvoorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m³ bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen.

 

5.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;

 

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

 

5.3.2 Parkeren

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor parkeren, laden en lossen.

 

5.3.3 Be- en/of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

 

5.3.4 Lawaaisporten

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de uitoefening van lawaaisporten.

 

5.3.5 Verblijfsrecreatie

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor verblijfsrecreatie.

 

5.3.6 Lozen of storten van afvalstoffen

Het is niet toegestaan vaste of vloeibare afvalstoffen te lozen of te storten, behalve voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik

 

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van dere oppervlakteverhardingen;

  2. het ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  3. het vellen of rooien van houtgewas;

  4. het dempen van sloten en greppels, bemalen of aanbrengen van drainagebuizen dan wel het aanbrengen van wijzigingen in het grondwaterpeil;

  5. het graven, verbreden of uitdiepen van watergangen;

 

5.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

 

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. het aanleggen van langzaamverkeersroutes betreffen;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

 

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de natuurlijke waarden ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 6 Verkeer

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.;

  5. standplaatsen voor ambulante handel;

  6. beplantingen;

  7. bermen;

  8. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  9. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  10. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

  11. geluidwerende voorzieningen en daarbij behorende beplantingen;

  12. kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

6.2.2 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m³ bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal 10 m mag bedragen.

 

6.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 4 m bedragen.

 

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

 

6.3.2 Parkeren

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor parkeren, laden en lossen.

 

6.3.3 Be- en of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

 

6.3.4 Lozen of storten van afvalstoffen

Het is niet toegestaan vaste of vloeibare afvalstoffen te lozen of te storten, behalve voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik

 

 

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.4.1 Groen of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

6.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in 15.1 in acht te worden genomen.

Artikel 7 Water

 

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  2. bergbezinkbassins;

  3. retentievoorzieningen;

  4. bermen;

  5. beplantingen;

  6. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  7. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;

  8. kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2.2 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, mag ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal 6 m mag bedragen.

 

7.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.

 

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik plaatsvindt ten dienste van de bestemming.

 

7.3.2 Parkeren

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor parkeren, laden en lossen.

 

7.3.3 Be- en of verwerken van goederen en producten

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten.

7.3.4 Lozen of storten van afvalstoffen

Het is niet toegestaan vaste of vloeibare afvalstoffen te lozen of te storten, behalve voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik

 

 

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.4.1 Groen of Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

7.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in 15.1 in acht te worden genomen.

Artikel 8 Leiding

 

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor voor aanleg en instandhouding van:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding -zuurstof', een leiding ten behoeve van het transport van zuurstof met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 64 bar, alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - propyleen', een leiding ten behoeve van het transport van propyleen of een daarmee vergelijkbare andere stof met een diameter van ten hoogste 7 inch en een druk van ten hoogste 100 bar, alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' een hoogspanningsleiding alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool', een rioolpersleiding ten behoeve van het transport van afvalwater met een diameter van 1500mm alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 10 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding zoals markeringspalen en hoogspanningsmasten waarvan de hoogte maximaal 55 m mag bedragen.

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Algemeen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend indien uit overleg met de betrokken leidingbeheerder van geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk toelaat.

 

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verbod

  1. Het is verboden op of in de in 8.1 onder a en b bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren :

 

    1. het aanbrengen van (half-)verhardingen;

    2. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;

    3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

    4. het verwijderen van beplanting;

    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

    6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

 

  1. Het is verboden op of in de in 8.1 onder c bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren :

 

    1. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen of bomen;

    2. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;

    3. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

    4. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

8.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

 

8.4.3 Toelaatbaarheid

  1. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.