direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: International Trade Centre (ITC) 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1672.11BPHDitcterrein-VG01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd onder de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,

alsmede:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor (k)' tevens een zelfstandig kantoor;
  • b. voor de daarbij behorende erven en tuinen, (achter)paden, verkeers- en groenvoorzieningen en water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - onbebouwd [sba-ob]’ mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage van een bouwperceel zal ten hoogste 80% bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 7 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap van minimaal 15 en maximaal 60 graden;
  • d. de minimaal aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lantaarnpalen mag maximaal 6 meter bedragen;
  • b. de hoogte van reclamezuilen mag maximaal 5 meter bedragen;
  • c. de hoogte van hekwerken mag maximaal 2 meter bedragen;
  • d. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de voorgevel van hoofdgebouwen, met dien verstande, dat in verband met de versterking van de ontsluitingsstructuur van het plangebied en/of sociale veiligheid geëist kan worden, dat de voorzijde van de hoofdgebouwen aan de hoofdontsluitingswegen of hoofdgroenstructuur wordt gebouwd;
  • b. de situering van hoofdgebouwen tot een zijdelingse perceelsgrens, indien die noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van gronden en bouwwerken op het aangrenzende perceel en het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende perceel, met dien verstande, dat een maximale afstand van 3 meter geëist kan worden;
  • c. de situering en het aantal parkeervoorzieningen op eigen terrein van kantoren, bedrijven en overige voorzieningen;
  • d. de afmeting van de bebouwing en situering, voorzover hier niet boven genoemd, indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de stedenbouwkundige en de landschappelijke karakteristiek van de omgeving.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bijomgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 voor een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen, dan wel uit een hogere categorie, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bedrijfsactiviteit valt onder een categorie die maximaal 1 categorie hoger is dan de categorie die volgens de regels is toegestaan;
    • 2. de milieu-invloed van de bedrijfsactiviteit is vergelijkbaar met die van bedrijven uit de milieucategorie die volgens de regels is toegestaan;
    • 3. de stedenbouwkundige structuur niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid en brandveiligheid is gewaarborgd;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 voor sierteeltgerelateerde risicovolle activiteiten met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 ligt binnen de terreingrens/ perceelsgrens van het risicovolle bedrijf, dan wel over gebieden met de bestemming verkeer, groen en/ of water;
    • 2. risicovolle activiteiten liggen minimaal op 200 meter afstand van een (bedrijfs)woning;
    • 3. het calamiteitenscenario van de activiteit bedraagt maximaal 10 dodelijke slachtoffers in omliggende woongebieden;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b voor een goothoogte van maximaal 11 meter en een bouwhoogte van maximaal 16 meter, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitvoering noodzakelijk is en overwegingen van landschapsbelang zich daartegen niet verzetten;
  • d. het bepaalde in lid 3.2.2 sub c voor een andere dakhelling met een maximum van 50% van het dakvlak of een platte afdekking, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt, overwegingen van landschapsbelang zich daarentegen niet verzetten en de stedenbouwkundige structuur niet wordt aangetast;
  • e. het bepaalde in lid 3.2.2 sub d voor een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan 1 zijde van de bebouwing indien zulks voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk blijkt, overwegingen van landschapsbelang zich daarentegen niet verzetten en de stedenbouwkundige structuur niet wordt aangetast.