Plan: | Kernen Maasdonk, herziening Heiduinen Nuland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1671.BPKM2014DN000101-01VA |
In 2002 is ter plaatse van een gebied, genaamd de Heiduinen in Nuland, een bestemmingsplan vastgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie in dit gebied. Het betreffende bestemmingsplan is na het doorlopen van de beroepsprocedure uiteindelijk eind 2004 vastgesteld. Aangezien bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening niet ouder mogen zijn dan 10 jaar, dient het bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland' uiterlijk 9 december 2014 te zijn herzien.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse zodat voldaan kan worden aan de eis om bestemmingsplannen elk jaar te herzien. In de loop der jaren is bovendien gebruik gemaakt van wijzigingsbevoegdheden die mogelijk waren op basis van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen zullen verwerkt worden in onderhavig bestemmingsplan.
Inmiddels is de wetgeving in de loop der jaren ook gewijzigd en moet voldaan worden aan de digitaliseringsplicht en moet het bestemmingsplan aansluiten op de geldende SVBP2012. Dit zal leiden tot enkele aanpassingen in de regels van het bestemmingsplan. Inhoudelijk zullen de regelingen echter niet wijzigen.
kadastrale en GBKN ondergrond van het plangebied met begrenzing
Het plangebied is gelegen in het noordwesten van de kern Nuland. Het betreft een gebied van circa 4 hectare groot op een binnenterrein. Dit binnenterrein wordt omsloten door de lintbebouwing aan de Achtersteweg aan de Noordkant, de lintbebouwing aan de Kerkstraat aan de oostkant en inbreidingen aan de Korte Kerkstraat aan de zuidzijde. De grens aan de westzijde bestaat uit een goed ontwikkelde houtwal.
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland' vigerend. Dat bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Maasdonk vastgesteld d.d. 27 augustus 2002. Het vigerende bestemmingsplan is echter een ontwikkelingsplan waartegen destijds beroep is aangetekend. Na het doorlopen van de beroepsprocedure is het bestemmingsplan dan ook pas eind 2004 onherroepelijk geworden.
Aangezien bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening niet ouder mogen zijn dan 10 jaar, dient het bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland' uiterlijk 9 december 2014 te zijn herzien.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland'
Conform het vigerende bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen van kracht:
Daarnaast gelden ook de volgende aanduidingen:
Inmiddels zijn de procedures voor de wijzigingsbevoegdheden doorlopen en zijn er in totaal 4 vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Deze zijn aan de Achtersteweg gelegen. Deze wijziging zal dan ook mee worden genomen in onderhavige actualisering. Daarnaast zijn ook enkele vrijstellingsprocedures doorlopen en zijn vergunningen verleend voor afwijkingen ten opzichte van de vigerende bouwregels. Deze vrijstellingen/afwijkingen zullen in dit bestemmingsplan worden verwerkt.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst ingegaan op de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Nuland, wordt de voormalige situatie kort weergegeven en vervolgens wordt de bestaande en vast te leggen situatie uitgebreid beschreven. Aangezien onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is, zullen de beleidskaders en sectorale aspecten in respectievelijk hoofdstukken 3 en 4 kort en bondig worden behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische opzet van dit bestemmingsplan gevolgd door een toets in het kader van de uitvoerbaarheid in hoofdstuk 6. Tot slot zal in hoofdstuk 7 een beschrijving van de te volgen procedure worden gegeven.
De kern Nuland is gelegen op de overgang van een zandrug naar het rivierengebied. Van oorsprong is het een lintdorp, maar in de loop der tijd is het uitgegroeid tot een compacte kern rondom het Prins Bernhardplein waar twee linten elkaar kruisen. Nadat de linten zijn opgevuld met bebouwing zijn nieuwe woonwijken tussen de linten gerealiseerd.
Het hoofdlint wordt gevormd door de noordzuid voerende Dorpstraat en Kerkstraat. Het tweede lint, in oostwestelijke richting, bestaat uit de Duyn en Daelseweg en de Zandstraat. Nuland wordt hierdoor opgedeeld in vier kwadranten.
Het Prins Bernhardplein vormt een centrale open ruimte in het dorp waaraan enkele winkels en het cultureel centrum zijn gelegen. Functioneel wordt dit plein echter nog te weinig ondersteund door voorzieningen omdat deze verspreid over de linten liggen. Langzaam aan treedt verbetering op in deze situatie; de supermarkt die aan de Duyn en Daelseweg lag is reeds verplaatst naar de Kerkstraat.
De oudere wijken hebben brede profielen en veel openbaar groen. De woningen zijn met name in twee lagen in rijen en twee-onder-één-kap gebouwd. Nieuwere wijken kennen vooral vrijstaande woningen en weinig openbaar groen in smalle wegprofielen. Een enkele keer leggen groen- en speelplekken een verbinding met het landschap.
Voorzieningen zijn vooral in het noordwesten van de kern Nuland geconcentreerd. Onderhavig plangebied is nabij deze concentratie van voorzieningen gelegen.
Het plangebied zelf is gelegen in het noordwestelijke kwadrant van de kern Nuland. Het betreft een gebied van circa 4 hectare groot en kan dus beschouwd worden als een ruim binnenterrein. Dit binnenterrein wordt omsloten door de lintbebouwing aan de Achtersteweg aan de Noordkant, de lintbebouwing aan de Kerkstraat aan de oostkant en inbreidingen aan de Korte Kerkstraat aan de zuidzijde. De grens aan de westzijde bestaat uit een goed ontwikkelde houtwal.
Voormalige situatie
Luchtfoto voor de ontwikkeling van het plangebied
Voordat de woningbouwontwikkelingen hier plaatsvonden had het plangebied een gedeeltelijk agrarische functie. Andere gedeelten waren in gebruik als paardensportterrein en als tuin bij de aangrenzende woningen.
Huidige situatie
Luchtfoto plangebied met woningbouw
Inmiddels is het plangebied ontwikkeld als woningbouwgebied en zijn er 75 woningen gerealiseerd bestaande uit vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap woningen, rijenwoningen en een seniorencomplex. De woningen zijn over het algemeen opgebouwd uit 2 bouwlagen met een kap, met uitzondering van het seniorencomplex dat een platte afdekking heeft. De maximale goothoogte binnen het plangebied bedraagt over het algemeen 6 meter en de maximale bouwhoogte is 10 meter. Daarmee is aangesloten bij de bouwhoogten van de woningen in de rest van de kern Nuland. De woningen binnen het plangebied hebben allen eenzelfde uitstraling doordat gebruik is gemaakt van onder andere eenzelfde hoofdvorm en dezelfde kleuren voor de afwerking.
De eengezinswoningen zijn aan weerszijden van de ontsluitingstak en aan de buitenzijde van de rondgang gesitueerd. Daarbij zijn in de zuidoostelijke helft van het plangebied, met name de meer aaneengesloten twee-onder-een-kap woningen en rijtjeswoningen gerealiseerd. In de noordwestelijke helft, in de richting van het open buitengebied, zijn met name de vrijstaande woningen met een lossere bebouwing gerealiseerd. Aan de Achtersteweg zijn nog eens 4 vrijstaande woningen gerealiseerd ter completering van de lintbebouwing aan deze straat. Tot slot is het seniorencomplex gesitueerd in het midden van het plangebied, in de binnenruimte van de rondgang.
Bij de ontwikkeling van de woningbouwlocatie zijn enkele ontwerpuitgangspunten tot uiting zijn gekomen. Het betreft bijvoorbeeld het handhaven en beschermen van de twee houtwallen die in het plangebied aanwezig zijn. Beide houtwallen zijn structuurbepalend voor het gebied. De westelijke houtwal geeft een logische grens voor het direct aan de andere zijde liggende natuurkerngebied voor reptielen en amfibieën en creëert tegelijkertijd een duurzame overgang naar het buitengebied. De oostelijke houtwal refereert naar het verleden.
Binnen het plangebied zijn enkele infiltratievoorzieningen aangelegd om de mogelijkheid te kunnen bieden het hemelwater van de daken en wegen af te koppelen van het rioolstelsel en te laten infiltreren. Deze infiltratievoorzieningen dienen gehandhaafd en beschermd te worden c.q. blijven.
De ontsluiting van het gebied vanuit de Kerkstraat wordt gemarkeerd door de lindeboom die omringd is door een groenvoorziening. Hiermee is een open ruimte gecreëerd die de ingang van de buurt accentueert. Deze entree geeft een eerste indruk van de buurt en betrekt de nieuwe buurt bij de bestaande kern.
Het vervolg op de ontsluitingstak vanaf de Kerkstraat is een vrijwel vierkante rondgang door het plangebied. De straten in het plan zijn maximaal 8,5 meter breed en bestaan uit een 4,5 meter brede rijbaan met aan de buitenrand een 2 meter brede langsparkeerstrook waar tevens de goot voor de afvoer van het hemelwater van wegen en daken naar de infiltratievoorziening is aangelegd. Hierna volgt nog een 2 meter breed voetpad.
Het gebied kent een centrale groenvoorziening in de vorm van de houtwal in combinatie met de infiltratievoorziening. De centrale groenvoorziening sluit aan op het groene speelpleintje aan de zuidzijde van de Korte Kerkstraat. Ook de langszaamverkeersverbindingen in het gebied zijn aan de centrale groenvoorziening gekoppeld. Hierdoor is een tweede relatie tussen Heiduinen en de rest van de kern Nuland gelegd. Een derde langzaamverkeersverbinding zorgt voor een verbinding tussen de ontsluitingstak, het seniorencomplex en het bosje aan de westzijde van het plangebied.
De hiervoor beschreven bestaande situatie dient voor de volgende periode van maximaal 10 jaar voorzien te worden van een actuele planologische regeling. Indien een bestemmingsplan namelijk ouder is dan 10 jaar komt onder andere het recht op het heffen van leges te vervallen. Het plangebied is de afgelopen 10 jaar ontwikkeld van een agrarische gebied naar een woongebied. Deze ontwikkeling was planologisch mogelijk gemaakt door middel van het bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland'. Inmiddels zijn diverse wijzigings- vrijstellings- en afwijkingsprocedures doorlopen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Dat houdt in dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkleingen mogelijk maakt. De vigerende planologische situatie inclusief de verleende wijzigings- vrijstellings- en afwijkingsvergunningen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt. Ook de actuele wetgeving is verwerkt. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de naamgeving van de bestemmingen als volgt wijzigt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan:
Naam bestemming conform vigerend bestemmingsplan | Naam bestemming conform SVBP2012 |
Agrarisch gebied zonder bebouwing | komt niet terug in het geactualiseerde bestemmingsplan |
Groen voorzieningen | Groen |
Verkeersdoeleinden | Verkeer |
Woondoeleinden | Wonen |
Grondwaterbeschermingsgebied | gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' |
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Onderhavig bestemmingsplan is echter conserverend van karakter. De bestaande feitelijke en planologische situatie wordt gehandhaafd en van een actuele regeling voorzien die aansluit bij de systematiek van de rest van de kern Nuland. In het, tot op heden, vigerende bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland' is al uitgebreid stilgestaan bij het van toepassing zijnde beleid met betrekking tot de ontwikkeling als woongebied. Die ontwikkeling is mede tot stand gekomen doordat is aangesloten bij het beleid van de verschillende overheidsinstanties. Omdat onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt wordt in dit hoofdstuk alleen aangeven welk beleid van toepassing is op het gebied en de rest van de kern Nuland. Bij eventuele ontwikkelingen in de toekomst zal met dat beleid rekening moeten worden gehouden.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van het Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede als randvoorwaarden dienen voor het van toepassing zijnde gemeentelijke beleid.
Op 23 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren (“decentraal, tenzij”).
Algemene doelstellingen en nationale belangen
In de SVIR staan drie hoofddoelen centraal om Nederland voor de middellange termijn tot 2028 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.
Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten is het van belang de ruimtelijk-economische structuur in Nederland te versterken. Een goed vestigingsklimaat staat centraal en vereist een hoogwaardig werk- en woonmilieu en een goede bereikbaarheid. Het is echter ook van groot belang dat er voldoende aanbod is aan onderwijs, cultuur, groen en recreatiemogelijkheden. De SVIR zet met name in op het beter benutten en uitbouwen van de kracht van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren en internationale verbindingen.
De bereikbaarheid van Nederland dient verbeterd, gewaarborgd en ruimtelijk zeker gesteld te worden. Hierbij zal de gebruiker voorop staan. Dat wil zeggen dat een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem met voldoende capaciteit gerealiseerd moet worden. Dit kan door de huidige infrastructuur beter te benutten, maar ook door slim te investeren in het hoofdnetwerk. Regio's moeten met elkaar en hun achterland verbonden worden en multimodale vervoersknooppunten dienen versterkt te worden. Om de deur-tot-deur bereikbaarheid verder te verbeteren is het van belang om ook voor fiets- en langzaam verkeer een fijnmazig netwerk te creëren. Ten slotte is ook een transitie naar duurzame mobiliteit gewenst en dit zal dan ook zo veel mogelijk gefaciliteerd moeten worden vanuit de overheid.
Het versterken van de concurrentiekracht en het verbeteren van de bereikbaarheid zal gepaard gaan met het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving. Het behouden en waar nodig versterken van unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden is hierbij van groot belang. Daarnaast zal ook ruimte geboden moeten worden voor militaire activiteiten en een efficiënt gebruik van de ondergrond.
Dit alles dient tot stand te komen door middel van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Indien er binnen een regio ontwikkelingen plaats zullen gaan vinden, dient het stappenplan uit de SVIR gevolgd te worden. Deze zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking', die tevens is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat uit de volgende stappen:
Indien herstructurering of transformatie onvoldoende mogelijkheden bieden en nieuwbouw derhalve niet afgewenteld kan worden, dient de regio op zoek te gaan naar een multimodaal bereikbaar alternatief of een dergelijke locatie zelf te ontwikkelen.
Het plangebied is gelegen binnen de MIRT-regio Brabant en Limburg. Voor deze regio geldt een aantal specifieke opgaven van nationaal belang. Zo wordt ingezet op het versterken van het vestigingsklimaat van voornamelijk de Brainport Zuidoost-Nederland (regio Eindhoven-Helmond) en Greenport Venlo. Naast deze regio zijn ook andere gebieden in deze regio, zoals de haven van Moerdijk, Maintenance Valley in West- en Midden-Brabant, belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio. Het optimaal benutten en verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze regio's via weg, water, spoor en lucht is hierbij van groot belang.
Daarnaast dienen de waterveiligheid, -kwaliteit en zoetwatervoorziening geborgd te worden op zowel korte als lange termijn. Verder zal de (herijkte) Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), inclusief Natura 2000-gebieden, verder tot stand gebracht en beschermd worden. Ten slotte dient ruimte vrij gemaakt te worden voor een buisleidingennetwerk vanuit Rotterdam naar Antwerpen en het Roergebied, dienen voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie aangewezen te worden en moet het hoofdenergie netwerk (380kv) over de grens compleet en robuust gemaakt worden.
Een goed vestigingsklimaat kan bereikt worden door hoogwaardige stedelijke woonmilieus, stedelijke voorzieningen en variërende toegankelijke groengebieden rond het stedelijk gebied te realiseren. Op deze manier wordt de regio aantrekkelijker voor (buitenlandse) bedrijven en kenniswerkers om hier te komen werken en/of zich hier te vestigen. Dit geldt voornamelijk voor de regio Eindhoven.
Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend actualisatieplan. Er worden dan ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is dit plan niet in strijd met de ambities uit de SVIR.
De SVIR (zie paragraaf 3.1.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Aangezien er vanuit het SVIR geen beperkingen gelden voor dit conserverende bestemmingsplan, is ook het Barro niet van toepassing.
Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle archeologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen, grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:
Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehouden wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alternatieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onzekerheid tijdens de bouw van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet archeologische resten in bodem te verwachten zijn;
Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven;
Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Het verdrag van Malta is via de Wet op de archeologische monumentenzorg vertaald in enkele Nederlandse wetten zoals de Monumentenwet 1988 en de Ontgrondingenwet.
In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de aanwezige en mogelijk te verwachten archeologische waarden in het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
De provincie heeft in 2010 de Structuurvisie Ruimtelijke Ontwikkeling Noord- Brabant vastgesteld. Deze komt in de plaats van de interim–structuurvisie, de paraplunota, de uitwerkingsplannen en het ruimtelijk beleidsdeel van de reconstructieplannen. In paragraaf 3.8 van de structuurvisie is het beleid met betrekking tot de concentratie van verstedelijking geformuleerd:
De provincie vindt het belangrijk dat er in Noord-Brabant verschil blijft tussen de steden en de kernen in het landelijk gebied. De provincie wil dat er verschillende kwaliteiten worden ontwikkeld voor wonen en werken rond de steden en in het landelijk gebied. Om zo bij te dragen aan een onderscheidend leef- en vestigingsklimaat ter versterking van de kenniseconomie in Brabant. De fysieke leefomgeving levert eenbijdrage aan de gezondheid, bijvoorbeeld door goed toegankelijke voorzieningen, een groene leefomgeving, water, een veilige infrastructuur en biedt ruimte voor vrijetijdsbesteding.
In het landelijk gebied bieden vitale kernen landelijke en meer kleinschalige woon- en werkmilieus. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn gericht op de eigen behoefte. Voor de opvang van de woningbouwbehoefte geldt het principe van bouwen voor migratiesaldo-nul. Om de leefomgeving aantrekkelijk te houden,verplaatsen bedrijven die hier qua aard, schaal en functie niet meer bij passen naar werklocaties rond de steden. Leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden. Onderhavig bestemmingsplan draagt, gezien het conserverende karakter, daaraan bij.
De provincie Noord-Brabant heeft in februari 2014 de 'Structuurvisie Ruimtelijke ontwikkeling, Partiële herziening' vastgesteld. Deze partiële herziening richt zich alleen op het verwerken van besluitvorming die op provinciaal niveau al heeft plaatsgehad. De grootste wijzigingen ten opzichte van de vigerende provinciale structuurvisie hebben te maken met 'De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers' en met 'Brabant als onderdeel van de top van de Europese kennis- en innovatieregio'. De provincie wil, meer dan voorheen, het denken en handelen van burgers en ondernemers vertrekpunt laten zijn voor ontwikkelingen. De overheid stuurt daarbij vanuit een heldere visie op randvoorwaarden, die burgers, ondernemers en hun organisaties invullen en realiseren. Maatschappelijke participatie wordt de focus, de overheid neemt het oplossen van maatschappelijke problemen niet over, maar ondersteunt deze. De provincie daagt burgers en ondernemers uit om bij te dragen aan een vitaal Brabant. Een onderdeel hiervan is de transitie naar een zorgvuldige veehouderij. Voor een top kennis- en innovatieregio op Europees niveau is onder andere een sterke agglomeratiekracht nodig. De provincie wil zich daarom meer gaan richten op het versterken van het stedelijk netwerk in Brabant (samen met alle overige betrokken partijen).
De aanpassingen aan de vigerende provinciale structuurvisie hebben geen invloed op voorliggende bestemmingsplan.
De provincie Noord-Brabant heeft net als voor de structuurvisie ruimtelijke ontwikkeling Noord-Brabant een herziene versie van de Verordening Ruimte 2012 vastgesteld. De Verordening Ruimte 2014 is een verscherpte versie van de vigerende Verordening Ruimte 2012. Zo is met name de structuur/opbouw van de regels aangepast (gebruiksvriendelijker), is er een integrale kaartlaag van toepassing en zijn er veranderingen doorgevoerd met betrekking tot veehouderijen en mestverwerking. Verder zijn de regels m.b.t. water minder strikt opgenomen, dit betekent echter niet dat hiermee geen rekening meer gehouden hoeft te worden. De Provinciale Milieu Verordening die doorvertaald was in de Verordening Ruimte 2012 is nog steeds onverkort van toepassing.
Uit onderstaande uitsnede (www.ruimtelijkeplannen.nl) blijkt dat de locatie voor voorgestane ontwikkeling nog steeds binnen het bestaand stedelijk gebied valt. De regels met betrekking tot het bestaand stedelijk gebied zijn ongewijzigd ten opzichte van de regels zoals in de Verordening Ruimte 2012. Gewijzigd is wel de regeling met betrekking tot bevordering van ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt niet alleen meer voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied. Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in het mogelijk maken van (ruimtelijke) ontwikkelingen, is deze regeling niet van toepassing.
Integrale kaartlaag: Verordening Ruimte 2014
Naast de ligging binnen bestaand stedelijk gebied is ter plaatse van het plangebied ook de aanduiding 'Grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. Bij eventuele ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met dit beschermingsgebeid. In de regels bij dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'milieuzoner - grondwaterbeschermingsgebied' verwerkt.
Aangezien dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mopgelijk maakt, is er geen strijdigheid met het beleid zoals vertaald in de Verordening ruimte 2014.
Waterhuishoudkundige functie (provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015)
In het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 heeft het plangebied een waterhuishoudkundige functie. De ruimtelijke begrenzing van deze functie komt overeen met de aanduidingen 'Stedelijk concentratiegebied’ uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het waterbeheer in deze gebieden richt zich op zodanige realisatie van de gewenste woon- en werkomstandigheden dat de waterhuishouding zoveel mogelijk bijdraagt aan de instandhouding en mogelijk verbetering van de grotere watersystemen waarvan het betreffende bebouwde gebied deel uitmaakt. Dit betekent, dat:
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk en heeft derhalve geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. In paragraaf 4.3 wordt hier nog kort op ingegaan.
uitsnede visikaart iDOP
In 2009 is het intergaal Dorpsontwikkelingsplan (iDOP) voor de kern Nuland vastgesteld. In dit iDOP wordt een visie gegeven op het landschap in de omgeving, de opbouw van het dorp zelf en het verbeteren van de openbare ruimte. Ook wordt ingegaan op de inwoners en het sociale leven in Nuland. Het beleid met betrekking tot wonen, werken, verkeer, receatie en het buitengebied rondom Nuland komen ook bod.
Aangezien het planvoornemen geen ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft het ook geen invloed op de visie zoals beschreven in het iDOP.
Zoals al eerder aangegeven betreft onderhavig bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan. Dat houdt in dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Alvorens het gebied Heiduinen Nuland kon worden ontwikkeld van een voornamelijk agrarisch gebied naar een woongebied is reeds een uitgebreide milieuhygiënische toets doorlopen. Hiermee is destijds aangetoond dat er geen milieuhygiënische aspecten in het gebied aanwezig zijn die een belemmering zouden kunnen vormen voor de ontwikkling van het woningbouwplan.
In deze paragraaf wordt bondig aangegeven met welke milieuhygiënische aspecten rekening moet worden gehouden bij eventuele ontwikkelingen in het gebied.
Wegverkeerslawaai
De wegen binnen de bebouwde kom van Nuland hebben een maximumsnelheid van 30 km/uur. Dergelijke wegen zijn conform de Wet geluidhinder gedezoneerde. Dit betekent dat er geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd om vast te stellen of de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de zone van de spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch (traject 740). De zone bedraagt 200 meter. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen deze zone.
Conclusie
Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is dan ook niet noodzakelijk.
In of nabij het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen die planologische bescherming behoeven.
Aan de Kerkstraat en de Achtersteweg zijn een aantal bedrijven gelegen. Deze brengen de volgende indicatieve hinderzones met zich mee:
Agrarisch bedrijf | 100 meter | |
Motorbrandstoffenhandel | 50 meter | |
Keukenbedrijf (timmerfabriek) | 50 meter | |
Bromfietshersteldbedrijf | 30 meter | |
Café | 30 meter | |
Cafetaria | 30 meter | |
Bakkerij | 30 meter | |
Boerenbond | 10 meter |
Bij eventuele ontwikkelingen binnen de indicatieve hinderzones van deze bedrijven dient onderzocht te worden wat de invloed is van het betreffende bedrijf op de ontwikkeling en vise versa.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen.
uitsnede risicokaart provincie Noord-Brabant
Conform de risicokaart van de provincie Noord-Brabant is het plangebied niet gelegen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, van transportroutes of van leidingen. Voor het plangebied is het aspect Externe Veiligheid dan ook niet van significante invloed.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005. De nieuwe Wet luchtkwaliteit ziet op een actualisatie van de luchtkwaliteitseisen, zoals opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer.
Onderhavig bestemmingsplan zelf staat het bereiken van de algemene doelstelling voor luchtkwaliteit niet in de weg.
In de huidige situatie wordt aan de bepalingen aangaande de geurnormering conform de Wet geurhinder en veehouderij voldaan. Aangezien geen nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen is verder onderzoek naar geurhinder achterwege gebleven.
In 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (hierna te noemen Bbk) in werking getreden. Het is de wens van de gemeenten in de regio Noordoost Brabant (waaronder Maasdonk) om regionaal samen te werken met een BKK en Nota bodembeheer waarbij het generieke beleid het uitgangspunt is. Door de samenwerking wordt er ingevolge het Bbk automatisch overgegaan naar het gebiedsspecifieke beleid. De kwaliteitsnormen van het generieke beleid worden daar waar mogelijk gehanteerd.
De regio Noordoost Brabant kiest ervoor het gebiedsspecifieke beleid te volgen vanwege de mogelijkheden voor gemeentelijke samenwerking. Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart worden wel de generieke normen gehanteerd, omdat deze voldoen voor deze regio. In de Nota bodembeheer dient vastgesteld te worden dat de regionale bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel mag gelden bij grondverzet. De kaart en de Nota worden door de gemeenteraad vastgesteld.
Uitsnede bodemfunctiekaart regio
Het plangebied heeft de bodemfunctie wonen. Dit conserverende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Er is dan ook geen sprake van werkzaamheden waarbij grond vrij komt of bodemonderzoek noodzakelijk is.
Ten behoeve van de ontwikkeling naar een woongebied zijn voorafgaand aan de uitvoering diverse bodemonderzoeken uitgevoerd om aan te tonen dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de functie wonen.
Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe milieuhygiënisch gevoelige functies. Bodemonderzoek ingevolge de Wet bodembescherming heeft dan ook niet plaatsgevonden.
In het kader van dit bestemmingsplan worden in deze paragraaf de actuele waarden in beeld gebracht die invloed kunnen hebben op de inhoud van het bestemmingsplan.
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg beoogt het culturele en archeologische erfgoed te beschermen. In deze wet wordt de eigen rol van de overheden officieel bekrachtigd. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. De uitgangspunten van de wet zijn:
De kosten voor noodzakelijke archeologische werkzaamheden komen ten laste van de initiatiefnemer.
Door de gemeente Maasdonk is een waarden- en verwachtingenkaart gemaakt ten aanzien van de archeologische waarden.
uitsnede waarden- en verwachtingenkaart gemeente Maasdonk
Op basis van de waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Maasdonk is het plangebied gedeeltelijk gelegen in een gebied met een hoge archeologisch verwachting.In het kader van de ontwikkeling van dit woningbouwgebied is in het verleden reeds uitgebreid archeologisch onderzoek uitgevoerd. Door Bilan is tussen november 2001 en februari 2002 een Aanvullend Archeologische Inventarisatie verricht (Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI) Heiduinen, Vinkel, Geffen, Nuland-Noord, Nuland-Zuid (Gemeente Maasdonk), maart 2002).
Het booronderzoek bevestigde de hoge verwachting maar leidde ook tot een nuancering. Met name in het westelijke en noordelijke deel zijn afgedekte of 'vergraven' vindplaatsen mogelijk. Voor een kleiner oostelijk gedeelte is de verwachting echter laag. Op die gedeelten van het terrein met hoge verwachting is een Aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd (Aanvullend archeologisch onderzoek in Nuland en Vinkel, gemeente Maasdonk Onderzoek van twee esdekcomplexen, Archol, rapport 25, januari 2004).
Op basis van het aanvullende onderzoek zijn de relevante parameters voor het plangebied Nuland-Heiduinen als volgt gewaardeerd:
Fysieke kwaliteit: Gaafheid en conservering :
Voor een groot deel van het terrein geldt dat veel ontgraven is, maar deze ontgravingen zijn voornamelijk in het centrale en noordelijke gedeelte van het terrein niet tot op de C-horizont doorgezet. Er kan zelfs gesproken worden van een bijna intact bodemprofiel waarbij in de eerste fase van ontgining de A-horizont werd omgeplagd. Daarna ontstond geleidelijk vanaf de 14e/15e eeuw daar bovenop een esdek. De aangetroffen grondsporen zijn allen goed zichtbaar in het opgravingsvlak en in het verticale vlak. Deze combinatie van factoren zorgt ervoor dat aan gaafheid en conservering een middelhoge score wordt toegekend.
Inhoudelijke kwaliteit: zeldzaamheid, informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit:
De zeldzaamheid heeft ook een lage score gekregen omdat geen sporen van belang werden aangetroffen. Hetzelfde geldt tevens voor de informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit.
Hoewel de conservering en gaafheid van sporen op bepaalde delen van het terrein goed te noemen was, wordt nader onderzoek van de locatie niet aanbevolen. De hoeveelheid sporen en vondstmateriaal is zeer beperkt. Daarnaast bestaat het vondstassemblage uitsluitend uit 14e/15e eeuws schervenmateriaal, het begin van de esdekvorming.
Cultuurhistorie
Bij de afweging of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is, dient nagegaan te worden of er binnen of rondom het plangebied archeologische en cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het aanwezig zijn van deze waarden wil niet per definitie zeggen dat een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling niet realiseerbaar is, maar geeft wel aan dat zorgvuldig omgaan met deze waarden vereist is.
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart 2006 van de provincie Noord-Brabant is uitsluitend de Kerkstraat aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Het betreft een geografische lijn met een hoge cultuurhistorische waarde. Onderhavig bestemmingsplan respecteert de weg en doet geen afbreuk aan de waarde van de Kerkstraat als belangrijke geografische lijn.
De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Het plangebied valt niet binnen de invloedsfeer van een Natura 2000-gebied. In de nabijheid van het plangebied liggen geen andere, in het kader van de Natuurbeschermingswet, beschermde natuurgebieden.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit houdt in dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Hierdoor is geen sprake van verstoring van beschermde gebieden. De Natuurbeschermingswet is niet van toepassing. Indien zich binnen het plangebied ontwikkelingen voordoen zal dit middels een afzonderlijke planologische procedure moeten worden geregeld. Daarbij zal dan ook moeten worden aangetoond wat de invloed van de ontwikkeling is op beschermde gebieden.
Soortbescherming
De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle in het wild levende soorten geldt een zorgplicht. Dat betekent dat o.a. opzettelijke verstoring niet is toegestaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is.
Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform de door het ministerie van Economische zaken goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.
Voorafgaand aan ontwikkelingen binnen het plangebied dient onderzocht te worden of er wettelijk beschermde soorten zijn, die negatieve effecten kunnen ondervinden van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling(en). Het criterium om de invloed van een handeling of activiteit op een soort te beoordelen is dat de gunstige staat van instandhouding van de soort niet mag worden aangetast door de voorgenomen ontwikkeling(en). In het kader van dit bestemmingsplan vinden er geen ontwikkelingen plaats, waardoor er geen sprake is van verstoring van beschermde dier- of plantensoorten.
De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit besluit verplicht tot het opnemen van 'een beschrijving van de wijze waarop in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding' in de toelichting van ruimtelijke plannen van provincies, regionale openbare lichamen en gemeenten in het kader van de Wro.
De procesmatige invulling van de watertoets is geregeld in de Handreiking Watertoets 2 (december 2003) en de aanvulling uit 2007 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden de beleidsuitgangspunten, zoals deze ook door het Waterschap Aa en Maas met betrekking tot het duurzaam omgaan met water worden gehanteerd en door de gemeente Maasdonk worden onderschreven. Nieuwe plannen dienen in ieder geval te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Bovendien voorziet de bij het plan toegevoegde watertoets in een invulling op de voorwaarde van de Verordening ruimte (bescherming 100-jaarszone zeer kwetsbaar) dat de risico`s voor de kwaliteit van het grondwater geheel of nagenoeg geheel gelijk moeten blijven.
Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen ontwikkelingen of ruimtelijke ingrepen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is dan ook niet van invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:
Bij het opstellen van de inhoud van de regels wordt zoveel mogelijk aangesloten op het vigerende bestemmingsplan 'Kernen Maasdonk (Nuland)'. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels terug gelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:
Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. Het plan heeft hoofdzakelijk tot doel de bestaande toestand vast te leggen en de burger voldoende rechtszekerheid te bieden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen geregeld, die financieel onderbouwd moeten worden. Daar waar in de toekomst bouwplannen zullen worden gerealiseerd zal middels een economische paragraaf moeten worden onderbouwd of het plan uitvoerbaar is en hoe dit wordt gewaarborgd.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan beoogd rechtsgelijkheid en uniformiteit voor de inwoners van Nuland. Verwacht wordt dan ook dat er geen overwegende bezwaren zullen bestaan tegen de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan 'Heiduinen Nuland'.
De gemeente beschikt over handhavingsbeleid, vastgelegd in het Handhavingsplan 2009 – 2012. Integraliteit, veiligheid en gezondheid zijn de drie belangrijke speerpunten van dit Handhavingsplan. Deze speerpunten vertalen een tweetal belangrijke beleidsuitgangspunten, namelijk:
De belangrijkste redenen voor het voeren van een handhavingsbeleid zijn:
In de gemeente heeft de handhaving van bestemmingsplannen (ruimtelijke ordening) hoge prioriteit. Doelstelling van het beleid is het tegengaan van ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen en de daarbij mogelijk ontstane hinder en oneerlijke concurrentie. Aan de controle wordt binnen de interne organisatie inhoud gegeven door een groep ambtenaren die zich met handhaving bezighoudt. Er is sprake van een continu handhavingsproces.
Het plan is digitaal beschikbaar voor alle belanghebbenden en betrokkenen. Op deze wijze is de inhoud van het bestemmingsplan voor iedereen toegankelijk en kan iedereen kennis nemen van de keuzes en inhoud van het plan. Pas als bekend is welke regels er gelden kan het bestemmingsplan nageleefd en gehandhaafd worden. Met de toelichting op dit bestemmingsplan beoogt de gemeente de regelgeving helder te formuleren om op deze wijze duidelijk te maken wat wel en niet toelaatbaar is.
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure de volgende procedure:
a. Voorbereiding:
publicatie en ter inzagelegging (9 maanden) van het voorontwerp bestemmingsplan ten behoeve van inspraak en het wettelijke vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets) en eventuele buurgemeenten.
b. Ontwerp:
publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
c. Vaststelling:
vaststelling door de raad
mogelijkheid reactieve aanwijzing door Gedeputeerd Staten
publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
d. Inwerkingtreding:
na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
e. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Reactieve aanwijzing door Gedeputeerde Staten
Beroep bij Raad van State
Burgemeester en wethouders hebben op 19 juli 2014 besloten om geen voorontwerp van het bestemmingsplan voor inspraak ter inzage te leggen en het plan niet in vooroverleg te brengen. De noodzaak daartoe was niet aanwezig doordat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van het eerdere bestemmingsplan. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt steeds melding gemaakt van de mogelijkheid te reageren op het plan. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk (in hoogste instantie), de ABRS over het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 augustus 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder bij de gemeenteraad een zienswijze op de stukken geven. Binnen de termijn zijn drie zienswijzen ingediend. Voor de behandeling van deze zienswijzen wordt verwezen naar het 'Verslag vooroverleg en zienswijzen bestemmingsplan “Heiduinen Nuland”', dat als bijlage onderdeel vormt van het vaststellingsbesluit.
Het bestemmingsplan “Heiduinen Nuland” is gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Maasdonk op 28 oktober 2014. De wijziging vloeit voort uit de ingediende zienswijzen en houdt in het in het bestemmingsplan opnemen van de in het plangebied aanwezige calamiteitenroutes.