direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Maasdonk, wijziging Nieuwekampen 36 Vinkel
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2014WP000005-01VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk, wijziging Nieuwekampen 36 Vinkel met identificatienummer NL.IMRO.1671.BPBG2014WP000005-01VA van de gemeente Maasdonk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.7 agrarisch technisch bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos,- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.8 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.11 bed & breakfast:

een bed & breakfast voorziening is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt voor maximaal vijf personen, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande bijgebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het betreffende perceel;

1.12 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, waarvoor –indien vereist- de benodigde vergunning is verleend en voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, die vóór dat tijdstip is aangevraagd;

  • b. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een (vrijstaand of aangebouwd) gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel in functioneel als in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.25 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
1.26 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel beneden peil, dan wel maximaal 0,5 meter boven peil, gelegen ruimte onder een gebouw;

1.27 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.28 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;

1.29 peil:

het horizontale vlak, zijnde de afgewerkte begane grondvloer;

Indien het schets- of bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dan wel een gebouw dat niet beschikt over een afgewerkte begane grondvloer, wordt als peil gehanteerd: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;

1.30 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.31 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij de openbare weg, en het verlengde daarvan;

1.32 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, een en andere met inbegrip van uit- en aanbouwen en overige inpandige ruimten zoals bergingen en garages.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet - agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch-technisch en niet-agrarisch verwant bedrijf' (sb-b2) zoals hieronder weergegeven:
Adres   Aard   Bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen   Code  
Nieuwekampen 36   timmerwerkplaats   500 m²   Sb-b2  

, mits dit in overeenstemming is met het Akoestisch onderzoek d.d. april 2014, kenmerk VG-Vos R01.docx, zoals weergegeven in Bijlage 1 Akoestisch onderzoek bij deze regels;

  • b. groenvoorzieningen ter afscherming van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'groen';

en tevens voor:

  • c. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

met de daarbijbehorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
    Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m²   Maximale inhoud in m³   Minimale afstand tot de zijdelingse perceels- grens in m  
    Bedrijfsgebouwen
     
    6,6   11   zie het bepaalde in lid 3.1 sub a   -   5  
    Bedrijfswoning   6,6   11   -   750   5  
    Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning   3,3   6,6   100   -   -  
    Erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan.   -   1   -   -   -  
    Erfafscheidingen achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   2   -   -   -  
    Overige bouwwerken geen gebouw zijnde voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   1   -   -   -  
    Overige bouwwerken geen gebouw zijnde achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan   -   6   -   -   -  
  • c. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het denkbeeldig verlengde hiervan;
  • d. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen 1.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch technisch en niet-agrarisch verwant bedrijf' met 25%, mits;
    • 1. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de zone 'bebouwingsconcentraties' zoals is opgenomen in de Structuurvisie buitengebied, welke is vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 december 2009 of de Structuurvisie Groene Schil Nuland;
    • 2. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 1,5 ha;
    • 3. de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet wezenlijk worden aangetast;
    • 4. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
  • b. lid 3.2 sub b ten behoeve van het verminderen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. lid 3.2 sub b ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het uitoefenen van agrarisch technische bedrijfsactiviteiten en agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch-technisch en niet-agrarisch verwant bedrijf';
  • b. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie bedrijven dan categorie 2 van de in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg;
  • d. buitenopslag;
  • e. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groen' anders dan ten behoeve van groen;
  • f. het in gebruik hebben of laten hebben van de bedrijfsbebouwing, indien niet uiterlijk binnen één jaar nadat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden de erfbeplanting, conform het inpassingsplan zoals weergegeven in Bijlage 3 Landschappelijke inpassing, is aangeplant en in stand wordt gehouden;
  • g. het doen en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met artikel 3.1, lid a, onder 1.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 sub a ten behoeve van het toestaan van andere bedrijfsactiviteiten dan op het desbetreffende perceel is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch-technisch en niet-agrarisch verwant bedrijf' (sb-b2) uitsluitend niet - agrarische bedrijven zijn toegestaan;
    • 2. de nieuwe bedrijfsvorm qua milieuhinder vergelijkbaar met of minder hinderlijk is dan het bestaande bedrijf;
    • 3. de omschakeling voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling aanvaardbaar is;
    • 4. de omschakeling geen aantasting van de verkeersveiligheid tot gevolg heeft;
    • 5. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 6. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking niet meer mag bedragen dan 2.100 m2;
    • 7. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
    • 8. de afwijking niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 9. de afwijking niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
    • 10. de afwijking niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • b. lid 3.4 sub a ten behoeve van het uitoefenen van agrarisch technische bedrijfsactiviteiten en agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet-agrarisch-technisch en niet-agrarisch verwant bedrijf', met dien verstande dat:
    • 1. de nieuwe bedrijfsvorm qua milieuhinder vergelijkbaar met of minder hinderlijk is dan het bestaande bedrijf;
    • 2. de omschakeling voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling aanvaardbaar is;
    • 3. de omschakeling geen aantasting van de verkeersveiligheid tot gevolg heeft;
    • 4. er sprake is van een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie;
    • 5. de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking niet meer mag bedragen dan 2.100 m2;
    • 6. het een activiteit, of naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen activiteit, betreft uit maximaal categorie 2 van de in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen activiteiten;
    • 7. de afwijking niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 8. de afwijking niet leidt tot een kantoorfunctie met een baliefunctie;
    • 9. de afwijking niet leidt tot een detailhandelsfunctie met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • c. lid 3.4 sub b ten behoeve van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
    • 3. de afwijking niet meer dan één keer per woning wordt verleend;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omliggende functies;
    • 5. de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en in ieder geval niet groter is dan 80 m²;
    • 6. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bijgebouw is gelegen, dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
    • 7. de verleende afwijking door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de bij de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
    • 8. indien de bewoning van een vrijstaand bijgebouw plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de afwijking pas ingetrokken nadat beiden het bijgebouw of bedrijfsgebouw hebben verlaten
  • d. lid 3.4 sub d ten behoeve van het verplaatsen van de aanduiding 'groen' binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. dit noodzakelijk is in verband met de doelmatige inrichting van het terrein.
    • 2. een natuurtoets wordt uitgevoerd;
    • 3. er minimaal 15% extra groen wordt gerealiseerd.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de vorm van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf', zonder dat de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt vergroot, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. het uitzicht van woningen;
    • 5. de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit, met de bijbehorende voorzieningen;

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de in lid 5.1 sub a bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

    • 1. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewateren en oevers;
    • 2. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het scheuren van grasland;
  • b. Het in sub b vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 4. voorzover deze plaatsvinden binnen bouwvlakken;
  • c. De in sub b bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien de bescherming van de drinkwaterkwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

5.2 Milieuzone - reserveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - reserveringsgebied' zijn de gronden mede aangewezen voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels:

  • a. ten behoeve van het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • b. ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, lichtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk, wijziging Nieuwekampen 36 Vinkel.