direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Buitengebied Maasdonk, herziening Koksteeg 53 a Vinkel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2010PP000033-01VA

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. behoud, herstel en versterking van houtsingels en verspreide houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapselement',

met de daarbij behorende:

  • e. verkeersvoorzieningen, waaronder mede begrepen inritten;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Onder het doel behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijk waarden wordt verstaan:

de instandhouding van de landschapswaarden behorend tot de landschapstyperingen 'jongere heideontginning' en 'kampenlandschap op dekzandrug':

  • landbouwgronden met een besloten of halfopen landschapsstructuur'
  • landbouwgronden met een regelmatige en onregelmatige blokverkaveling in verschillende omvang;
  • solitaire bomen, onverharde wegen en paden met houtwallen, boomsingels en hoogstamfruit;
  • behoud van bestaande waarden en bestaande landschapsstructuren ten behoeve van het leefgebied van de struweelvogel.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, met een maximale hoogte van 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van schuilhutten;
  • b. het uitoefenen van nevenactviteiten;
  • c. detailhandel.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    • 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een vergunning is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen;
    • 4. op werken of werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van inritten ter ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • c. de in sub a. genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voor zover geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.