Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Linnerweg 34
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1669.BPMFT2017LINNERW34-OW01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
De begripsbepalingen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied
Roerdalen – 2e herziening", vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen
op 21 april 2016 met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPBG2eherziening-VG04, zijn
van toepassing op dit plan, met dien verstande dat in deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het wijzigingsplan “Linnerweg 34” met identificatienummer
NL.IMRO.1669.BPMFT2017.LINNERW34-OW01van de gemeente Roerdalen.
 
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1669.BPMFT2017.LINNERW34-OW01, met de bijbehorende regels (en bijlagen).
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Meetregels
 
De meetregels, zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan "Buitengebied
Roerdalen – 2e herziening", vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen
op 21 april 2016 met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPBG2eherziening-VG04, zijn
van toepassing op dit plan.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen - Buitengebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Wonen – Buitengebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' stalling van materieel en opslag van materiaal ten behoeve van een nevenfunctie in de vorm van een timmerbedrijf (waarvan de timmerwerkzaamheden elders worden uitgevoerd);
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  2. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Tabel 3.1
 
nevenfunctie
  
maximaal aantal m²
  
 
gronden in gebruik voor nevenfunctie
  
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
  
beroep-aan-huis 
-
max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
bed & breakfast  
-  
max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers  
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - buitengebied - voormalige bedrijfsbebouwing': de nevenfuncties zoals genoemd onder artikel 3.1 sub b
-
-
  
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken’ conform bijlage 2 van deze regels;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat het oprichten van een niet-overdekt zwembad is toegestaan uitsluitend binnen het bouwvlak en met een oppervlakte van 50m²;
  5. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  6. tevens geldt het bepaalde in tabel 3.2.
Tabel 3.2
 
 
max. oppervlak
  
max. inhoud
  
max. goothoogte
  
max. bouwhoogte
  
woning  
 
1.000 m³  
6 m  
9 m  
bijbehorende bouwwerken  
100 m² *  
-  
3,5 m  
6,5 m  
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen  
-  
-  
-  

1 m
2 m  
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak  
-  
-  
-  
1,2 m  
lichtmasten bij paardenbakken
-
-
-
5 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
-  
-  
-  
3 m  
* tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum
oppervlakte bijbehorende bouwwerken'
- = niet van toepassing
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de
volgende regels:
  1. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. op het bouwvlak geen tweede zelfstandige woning ontstaat;
  2. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
3.3.1 Voorwaardelijke gebruiksbepaling
De gronden mogen alleen gebruikt worden ten behoeve van de bestemming indien het
landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels, binnen drie
jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gerealiseerd is en in stand
gehouden wordt.
 
3.3.2 Voorwaardelijke gebruiksbepaling sloop
  1. De gronden mogen alleen gebruikt worden ten behoeve van de bestemming indien de overtollige (bedrijfs)bebouwing overeenkomstig bijlage 2 bij deze regels gesloopt is op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de sloop van de (bedrijfs)bebouwing met nummers 4 en 12 overeenkomstig bijlage 2 uiterlijk vijf jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan gereed is;
  2. bij de sloop van gebouw 5 conform bijlage 1 van deze regels dienen vloer en funderingen in de ondergrond behouden te blijven en wordt uitsluitend bovengronds gesloopt in verband met aanwezige natuurwaarden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1
onder d ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in
tabel 3.3 met inachtneming van het volgende:
  1. nevenfuncties die niet in bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  2. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  8. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  9. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    2. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    4. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    5. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
Tabel 3.3
nevenfunctie
  
maximaal aantal m²
  
 
gronden in gebruik voor nevenfunctie
  
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
  
bedrijf-aan-huis  
-  
max. 1/3 woning en bijbehorende bouwwerken  
kleinschalig kamperen*  
-  
-  
inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren  
-  
max. 500 m²  
paardenbakken buiten het bouwvlak, mits gelegen binnen een zone van 25 m van het bouwvlak  
-  
-  
* uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing'
 
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.5.1 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming
Wonen - Buitengebied zodanig wijzigen dat de in tabel 3.4 genoemde vervolgfuncties zijn
toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  2. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  3. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient zoveel mogelijk overtollige bebouwing gesloopt te worden;
  4. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  8. een camping is toegestaan tot ten hoogste 40 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  9. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  10. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  11. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 of Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden mits grenzend aan deze bestemming(en);
  12. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in bijlage 4 van de opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
Tabel 3.4
gronden grenzend aan de bestemming 
 
vervolgfuncties
  
A-LOG  
geen  
AW-L1  
- recreatie
- toerisme
- zorg  
AW-L2  
geen  
AW-NL  
- recreatie
- toerisme
- zorg  
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met
archeologische waarde.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken,
te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 5 mede bestemde gronden.
 
4.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing:
  1. op bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan één van de volgende twee voorwaarden:
    1. de maximum oppervlakte van de bebouwing bedraagt ten hoogste 1.000 m2;
    2. de maximum ondergrondse bouwdiepte bedraagt ten hoogste 40 cm;
  2. op de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan de volgende twee voorwaarden:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het verbod in 4.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende
bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.
4.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de
volgende voorschriften aan het besluit verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij
een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af
te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan
het besluit moeten worden verbonden.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden
 
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden de volgende
werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een
'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden':
  1. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  4. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  5. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  6. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  7. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
4.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in lid 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 1.000 m²;
  2. of het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  3. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  4. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  5. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  6. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
4.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in 4.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet
zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
waarden (meer) aanwezig zijn.
 
4.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende
voorschriften aan de vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies
inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de
vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan
de vergunning moeten worden verbonden.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde -
Archeologie - 5 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader
archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet
behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2 Afstand van bebouwing tot verharde wegen
  1. Binnen het bouwvlak moet de bebouwing op een afstand van ten minste 10 m van de as van een verharde weg met een breedte van 10 m of minder worden gebouwd of op een afstand van ten minste 15 m van de as van een verharde weg breder dan 10 m.
  2. Met dien verstande dat:
    1. voor bebouwing, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan gevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstand tot de as van de weg kleiner is dan onder a genoemd, geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.
6.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
 
6.3.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende
parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als
de parkeernormen van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn
neergelegd in CROW publicatie 317, dan wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.
 
6.3.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 6.3.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd
op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de
afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m bedragen.
 
6.3.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan
ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn
voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat
gebouw behoort.
 
6.3.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het
bepaalde in artikel 6.3.1 en 6.3.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe
omgeving (een straal van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de
openbare ruimte niet onevenredig wordt belast.
 
6.3.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal
parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de
verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
  1. Het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Milieuzone - roerdalslenk II
 
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' gelden voor die gronden
in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
 
8.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
8.1.3 Uitzonderingen
De in artikel 8.1.2. gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen
de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het
maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.
 
8.1.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de verboden in dit artikel.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Maten en bouwgrenzen
 
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij
een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
9.2 Evenementen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het
toestaan van evenementen langer dan 7 dagen (inclusief opbouw- en
afbraakwerkzaamheden) in de bestemmingen:
  1. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1;
  2. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2;
  3. Groen;
  4. Kastelen en Landgoederen;
  5. Kastelen en Landgoederen - 2;
  6. Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum;
  7. Verkeer;
  8. Maatschappelijk;
  9. Sport (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' en specifieke vorm van sport - sportterrein');
en voor het toestaan van evenementen in andere bestemmingen dan:
  1. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1;
  2. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2;
  3. Groen;
  4. Kastelen en Landgoederen;
  5. Kastelen en Landgoederen - 2;
  6. Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum;
  7. Verkeer;
  8. Maatschappelijk;
  9. Natuur;
  10. Sport (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' en specifieke vorm van sport - sportterrein');
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  2. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  3. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  4. de belangen van de betreffende bestemming worden niet onevenredig aangetast;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  8. aa. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.
9.3 Hogere erf- en terreinafscheidingen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
hoofdstuk 2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van
het volgende:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. hogere erf- en terreinafscheidingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
 
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten
behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen
mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10%
worden vergroot.
 
10.2 Huisvesting (buitenlandse) werknemers
 
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen ten einde
(buitenlandse) werknemers (tijdelijk en structureel) te huisvesten, met inachtneming van het
volgende:
  1. (tijdelijke) huisvesting is alleen toegestaan in de in tabel 10.1opgenomen bebouwing;
  2. het totaal aantal werknemers dat (tijdelijk) gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 10.1 met een cumulatief maximum van 40 per bouwvlak;
  3. tijdelijke huisvesting is ten hoogste 7 maanden per jaar toegestaan;
  4. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  5. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  6. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  7. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  8. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  9. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met dien verstande dat tijdelijke huisvesting in woonunits wel is toegestaan waarbij de volgende regels gelden:
    1. woonunits zijn uitsluitend toegestaan bij een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mits is aangetoond dat het inpandig huisvesten van werknemers niet mogelijk is;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bedraagt ten hoogste 120 m²;
    3. de woonunits zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    4. woonunits dienen verwijderd te worden indien de behoefte niet meer aanwezig is met dien verstande dat de woonunits in de periode 1 november tot en met 14 maart mogen blijven staan;
    5. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    6. het aantal woningen mag niet toenemen;
  10. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  11. het aantal woningen mag niet toenemen;
  12. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering;
  13. er dient geen sprake te zijn van een nadelige invloed op de nabije woon- en leefomgeving;
  14. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers in een bestaand (groot) complex dient tevens door initiatiefnemer aangetoond te worden dat er geen alternatieven mogelijk zijn;
  15. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers op campings, op vakantieparken, in bed & breakfast of in een hotel dient de huisvesting tevens gescheiden te worden van de recreatieve functie;
  16. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in bijlage 4 van de opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
  17. in het bouwvlak mogen uitsluitend werknemers gehuisvest worden die werkzaam zijn in het betreffende bedrijf.
Tabel 10.1
bebouwing in gebruik voor het tijdelijk huisvesten van werknemers
  
maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak
  
agrarische bebouwing (inpandig)  
40
niet - agrarische bebouwing (inpandig)  
20
woonunits op het agrarische bedrijf  
20
woonunits op niet agrarisch bedrijf  
20
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel  
20
bestaande (grote) complexen  
40
het hoofdgebouw bij vrijkomende agrarische bebouwing  
20
agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig)  
20
Artikel 11 Overige regels
 
11. 1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op
het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
De regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Wijzigingsplan ‘Linnerweg 34 Montfort’