1.1 plan
het bestemmingsplan Waterbuffer Keulsebaan/Randweg te Herkenbosch met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPHKB19WATERBUFFER-VG01 van de gemeente Roerdalen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bestaande afstand-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 extensieve dagrecreatie
vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en standjes.
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.19 peil
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 0,30 meter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: maximaal 0,30 meter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- natuur in de vorm van bos, weilanden, moeras, water, heide en/of zandgronden;
- het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige ecologische waarden;
alsmede voor:
- waterhuishouding, waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water, onder andere water afkomstig van het Industrieterrein Roerstreek Noord;
- houtproductie;
- extensief recreatief medegebruik;
- recreatieve wandel- en fietspaden;
- agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;
- parkeer- en verkeersvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot
Natuur aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogte 5 meter;
- de bouwhoogte van een branduitzichttoren ten behoeve van recreatie en observatie bedraagt ten hoogste 15 meter;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,20 meter;
- de inhoud van een voederberging/voederruif voor wild bedraagt ten hoogste 3 m³, met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van een bergschuur
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2, teneinde een bergschuur ten behoeve van het beheer en het onderhoud van de gronden met de bestemming
Natuur, met inachtneming van het volgende:
- het bouwwerk heeft betrekking op een beheerobject van ten minste 50 ha;
- de inhoud bedraagt ten hoogste 50 m³;
- de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4,50 meter.
3.3.2 Ten behoeve van geringe bouwwerken voor recreatief medegebruik
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2 teneinde geringe bouwwerken voor het recreatief medegebruik op te richten, met inachtneming van het volgende:
- de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 sub a;
- de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 16 m²;
- de hoogte bedraagt ten hoogste 3,50 meter.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het winnen van bosstrooisel of mos is niet toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het beplanten van gronden met houtgewas;
- het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- scheuren van grasland;
- het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
- het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water, door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen het draineren van gronden en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.
3.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod uit
artikel 3 lid 5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- In geval van herbouw is lid a, onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- Op een bouwwerk als bedoeld onder sub a is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
5.2 Afstand van bebouwing tot verharde wegen
- Binnen het bouwvlak moet de bebouwing op een afstand van tenminste 10 meter van de as van een verharde weg met een breedte van 10 meter of minder worden gebouwd op een afstand van ten minste 15 meter van de as van een verharde weg breder dan 10 meter, met dien verstande dat:
- voor bebouwing, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning en dat in het plan ten gevolge van de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstand tot de as van de weg kleiner is dan onder sub a genoemd, geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 geluidzone - industrie
7.2 milieuzone - Roerdalslenk III
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding
milieuzone - Roerdalslenk III gelden voor die gronden, afwijking van het geen in de overige regels is bepaald de volgende aanvullende regels:
- ter plaatse van de gebiedsaanduiding milieuzone - Roerdalslenk III is het niet toegestaan om:
- boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
- de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld of deze handeling toe te laten, of anderszins werken in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
- de onder a. beschreven verboden gelden niet voor:
- het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
- het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens de wet zijn voorgeschreven.
Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 m beneden het maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een afwijking mogelijk is - middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- overschrijding van de bouwgrenzen, niet zijnde de bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein: de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.2 Hogere erf- en terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
- hogere erf- en terreinafscheidingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a. met ten hoogste 10%;
- het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, ,mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder lid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering het strijdige gebruik naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, als bedoeld onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode van langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Waterbuffer Keulsebaan/Randweg te Herkenbosch van de gemeente Roerdalen.