Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2009, wijziging Smidsstraat 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1667.WPsmid210033-VAST
1 Inleidende regels
   
Artikel 1 Begrippen
 
Plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Smidsstraat 21 van de gemeente Reusel-De Mierden;
 
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1667.WPsmid210033-VAST met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;  
 
Verbeelding:
de (digitale) kaart deel uitmakende van het plan, bestaande uit één kaartblad;
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
 
AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen  
 
Aanbouw:
een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk  
 
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden  
 
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
 
Aan huis gebonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend
 
Aan huis gebonden beroep:
een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend
 
Afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is
 
Agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, alsmede de opslag en verwerking van eigen mest
 
Agrarisch bedrijf, grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf
 
Agrarisch bedrijf, glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn
 
Agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij
 
Agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf
 
Agrarisch technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
 
Agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen
 
Archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen
 
Archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen
 
Archeologisch waardevol gebied:
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen
 
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Bebouwingsconcentratie:
een met deze aanduiding op de verbeelding aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
  • een vlakvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
  • een lijnvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
  • de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg.
Bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen
 
Bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
 
Bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
Bestaande bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning
 
Bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft gekregen
 
Bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak
 
Bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming
 
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
 
Boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen
 
Boerenterras:
een terras als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of paardenhouderij met de mogelijkheid tot het ter plaatse verstrekken van consumpties
 
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
 
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak
 
Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;
 
Bouwmassa:
een complex van aaneengebouwde bouwwerken
 
Bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. Dit bouwvlak kan uit een hoofdbouwvlak en een aangepijld bouwvlak bestaan
 
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of een ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
 
Carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van twee gevels. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en wordt aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde
 
Certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij:
een door de Stichting Milieukeur gepubliceerd certificeringsysteem voor duurzame melkveestallen / varkensstallen / pluimveestallen waarbij veehouders met maatregelen punten kunnen scoren op milieu en dierwelzijn. Bij een minimum aantal punten komt de melkveehouder / varkenshouder / pluimveehouder in aanmerking voor fiscale voordelen.
 
Dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang
 
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw
 
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
Duurzame locatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat de beoogde uitbreiding van intensieve veehouderijbebouwing zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid van mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is
 
Erfbeplanting:
een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
 
Erfbeplantingsplan:
een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer er van;
 
Escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus
 
Evenement:
elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities, etc.
 
Extensief recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming
 
Functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan
 
Gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
 
Hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt
 
Hoofdgebouw:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is
 
Huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
 
Hydrologisch waardevol:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied, met name in verband met verdrogingsbestrijding, waterberging, beekherstel en/of waterkering
 
Integrale zonering:
de gebiedsdekkende indeling van het reconstructiegebied in drie zones, te weten extensiveringsgebied, landbouwontwikkelingsgebied en verwevingsgebied.
 
Integrale zonering, extensiveringsgebied:
ruimtelijk begrens gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk is of zal worden gemaakt
 
Integrale zonering, landbouwontwikkelingsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet of zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij
 
Integrale zonering, verwevingsgebied:
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar uitbreiding of hervestiging van intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten
 
Intensieve veehouderijbebouwing:
agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van stallen, waarin dieren gehouden kunnen worden, ten behoeve van de intensieve veehouderij, dit in tegenstelling tot overige agrarische bedrijfsgebouwen zoals werktuigloodsen, melkveestal, sleufsilo’s, voerplaten, mestsilo’s, mestvergistingsinstallaties en uitpandige luchtwassers
 
Kampeerboerderij:
het gelegenheid geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in gebouwen deel uitmakend van een agrarisch bedrijf dan wel een voormalig agrarisch bedrijf
 
Kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten
 
Kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk
 
Kinderboerderij:
dagrecreatieve voorziening waar boerderijdieren worden gehouden voor de educatie van kinderen, al dan niet in combinatie met speelvoorzieningen
 
Kleinschalig kamperen:
kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aan de orde zijn tot een maximum van 0,5 ha, bijvoorbeeld kamperen bij de boer, kamperen bij de burger
 
Kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt, waarbij niet meer dan 5 kamers (10 bedden) aan de orde zijn tot een maximum van 150 m² , bijvoorbeeld logeren bij de boer, Bed & Breakfast
 
Kwaliteitsverbetering van het landschap:
kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in hoofdstuk 2 van de Verordening ruimte; in dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object
 
Landschapselement:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha
 
Landschappelijke inpassing:
er is sprake van een voldoende / zorgvuldige / gedegen landschappelijke inpassing, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. tenminste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking/wijziging moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing van alle aanwezige en nieuw op te richten bebouwing binnen het bestemmingsvlak;
  2. de landschappelijke inpassing wordt zo gesitueerd dat deze de ontwikkeling (zo veel mogelijk) visueel afschermt. Het heeft hierbij de voorkeur om met de inspanning de contouren van het bestemmingsvlak te begrenzen;
  3. indien op het perceel al groenstructuren bestaan die aan de bovenstaande criteria voldoen mogen deze worden meegeteld;
  4. landschappelijke inpassing telt niet mee voor een eventueel te leveren kwaliteitsverbetering;
  5. indien het niet (volledig) mogelijk is om binnen het bestemmingsvlak de landschappelijke inpassing op te nemen is maatwerk mogelijk om de inpassing buiten het bestemmingsvlak te realiseren in de vorm van landschappelijke (robuuste) inpassing van bebouwing- en bestemmingsvlakken. Dit geldt echter niet voor vergroting van het bestemmingsvlak Bedrijf – Agrarisch (B-A) ten behoeve van een intensieve veehouderij; hiervoor blijft het bepaalde onder a. gelden;
  6. de borging (aanleg en instandhouding) geschiedt mede in een zogenaamde anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk) voorzien van tekening(en), op schaal, met dwarsdoorsneden en beplantingslijst.
Landschappelijke waarden:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
 
Landschapsontwikkelingsgebied:
een gebied dat beleidsmatig gezien aangeduid is voor een of andere vorm van landschapsontwikkeling. Voorbeelden zijn een RNLE, een zone beekherstel, een landschapsecologische zone en een robuuste ecologische verbindingszone
 
Mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband
 
Natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied
 
Nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch)
 
Ondersteunende horeca:
er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft, (kleine) eetwaren en/of dranken kan consumeren ter plaatse en men daarvoor moet betalen. De horeca activiteiten moeten ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de hoofdactiviteit (hoofdbestemming). Ondersteunend betekent dat de horeca activiteit niet los van de hoofdactiviteit mag plaatsvinden. Ondergeschikt betekent dat de horecafunctie maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit tot een absoluut maximum van 50 m2 mag beslaan van de inrichting, waarbij ondersteunende ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot horeca worden gerekend
 
Overkappingen:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal twee zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de overkapping niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van één gevel. Een overkapping wordt aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde
 
Paardenhouderij:
een niet-grondgebonden semi-agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden
 
Perceelsgrens:
de grens van een perceel
 
Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding
 
Raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen
 
Recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan
 
Recreatieve voorzieningen:
voorzieningen bedoeld voor de ondersteuning van het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie) zoals sport- en speelterreinen, speeltoestellen, picknickplaatsen en sanitaire units
 
Recreatiewoning:
een gebouw of woning bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben
 
Reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste een halve arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze (NB een volwaardig agrarisch bedrijf heeft een omvang van één volledige arbeidskracht)
 
Ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken
 
Ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte, deze wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit, architectonische kwaliteit, landschappelijke - en cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving
 
Sexinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar
 
Statische opslag:
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke
 
Straatprostitutie:
het doorhandelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken
 
Teeltondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik
 
Veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren
 
Verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, boerenterras, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen
 
Verblijfsrecreatie:
verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij men ten minste 1 nacht doorbrengt, m.u.v. overnachtingen bij familie/kennissen
 
Volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze (NB: een reëel agrarisch bedrijf heeft een omvang van één halve volledige arbeidskracht);
 
Voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen
 
Voorgevelrooilijn:
  1. langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg
Waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
Werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijde
 
Windmolen:
een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht
 
Woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden
 
Zoneringskaart:
bij het bestemmingsplan Buitengebied 2009 behorende kaart waarop de integrale zonering is weergegeven
 
Zorgboerderij:
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Algemeen
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
 
Afstand tot de weg: de afstand van de bebouwing en de as van de weg
 
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk
 
Bebouwd oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen
 
Bebouwingspercentage: het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming
 
Breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren
 
Dakhelling: langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak
 
Goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk
 
Bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant nokgording of het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde
 
Inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, waarbij kelders niet meegerekend worden
 
Oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1 m boven peil, dan wel in dien het bouwwerk uit meerdere lagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak
 
Peil: voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst wordt het peil gevormd door de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerder met 0,20 m. In andere gevallen wordt het peil gevormd door de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
 
2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1.   agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2.   behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3.    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4.   extensief recreatief medegebruik;
  5.   erfbeplanting
  6.    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder voor landschappelijke openheid.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
  1.   landschappelijke inpassing: ter plaatse van de functieaanduiding ‘landschappelijke inpassing’ dient een beplantingsstrook of bomenrij te worden gerealiseerd, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan;
  2.   waterberging: ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterberging’ dienen voorzieningen te worden getroffen ten behoeven van het bergen van hemelwater, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan.
3.2 Bouwregels
  1.   Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2.   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd ten behoeve van deze bestemming, mogen een oppervlakte hebben van maximaal 10 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.
  
3.3 Specifieke gebruiksregels
  
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1.   agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2.   behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3.    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4.   extensief recreatief medegebruik;
  5.   erfbeplanting
  6.    behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder voor landschappelijke openheid.
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
  1.   landschappelijke inpassing: ter plaatse van de functieaanduiding ‘landschappelijke inpassing’ dient een beplantingsstrook of bomenrij te worden gerealiseerd, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan;
  2.   waterberging: ter plaatse van de functieaanduiding ‘waterberging’ dienen voorzieningen te worden getroffen ten behoeven van het bergen van hemelwater, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan.
4.2 Bouwregels
  1.   Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2.     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd ten behoeve van deze bestemming, mogen een oppervlakte hebben van maximaal 10 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
 
Artikel 5 Bedrijf - Agrarisch
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor Bedrijf-Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijbedrijven, met bijbehorende voorzieningen, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  2. één bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangeduid, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘geen woning’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘twee woningen’ twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  3. aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven;
  4. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopoppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2 binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsconcentratie en 25 m2 daarbuiten;
  5. statische opslag, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;
  6. boerenterrassen, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  7. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. erfbeplanting;
  10. extensief recreatief medegebruik.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien op de verbeelding tussen bestemmingsvlakken een koppelteken is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak;
  2. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
  3. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  4. er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reëel agrarische bedrijven worden gebouwd;
  5. bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag het hoofdgebouw uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  3. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de inhoud van de bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  4. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°, met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres, erkers, aan- en uitbouwen en vergelijkbare bouwwerken.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
  5. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m;
  6. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°;
  7. bij afbraak van (een) bestaand(e) vrijstaand(e) bijbehorend(e) bouwwerk(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m2 mag het in sub b. genoemde oppervlak worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijbehorende bouwwerken c.q. bijbehorend bouwwerk met dien verstande dat het in sub b. genoemde oppervlak niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijbehorende bouwwerken na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m2. De sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  3. de hoogte van kleinschalige windmolens mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de hoogte van torensilo’s en voedersilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m;
  5. de hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. de hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  7. de hoogte van mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m. Mestvergistingsinstallaties mogen niet worden opgericht binnen de aanduiding ‘extensiveringsgebied´, alsmede binnen een op de verbeelding aangeduide bebouwingsconcentratie;
  8. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  9. voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    1. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mag worden gesitueerd;
    2. de afstand tot de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 20 m;
    3. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m;
    4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m2.
  10. carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    1. carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    2. de hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Boerenterras
Voor een boerenterras geldt dat de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2.
 
5.3.2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Binnen de bestemming Bedrijf-Agrarisch is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  4. aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de milieucategorie 1;
  5. detailhandel is niet toegestaan;
  6. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
5.3.3 Voorwaardelijke bepaling: compenserende waterberging
Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan, indien vóór ingebruikname van de ontwikkeling (de machineberging zoals opgenomen in bijlage 3 van de toelichting bij dit plan), wordt voldaan aan de voorwaarde dat de compenserende waterberging, zoals omschreven in bijlage 2 behorende bij deze regels, geheel is gerealiseerd en in stand gehouden wordt.
 
5.3.4 Voorwaardelijke bepaling: landschappelijke inpassing
Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan indien vóór ingebruikname van de ontwikkeling (machineberging zoals opgenomen in bijlage 3 van de toelichting bij dit plan), wordt voldaan aan de voorwaarde dat de landschappelijke inpassing, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan, geheel is uitgevoerd en in stand gehouden wordt.
 
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
5.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 5.2.1 onder c. voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  2. lid 5.2.2 onder a. en b. voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
  3. lid 5.2.2 onder c. voor een lagere dakhelling, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
  4. lid 5.2.3 onder d. voor een dakhelling van minimaal 12° indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
  5. lid 5.2.4 onder e. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  6. lid 5.2.5 onder a. voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  7. lid 5.2.5 onder c. voor het bouwen van windturbines tot een ashoogte van maximaal 15 m;
  8. lid 5.2.5 onder h. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 6 m.
5.4.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels voor het realiseren van huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande of te realiseren bedrijfsgebouwen onder de volgende voorwaarden:
  1. de huisvesting is nodig voor een doelmatige bedrijfsvoering. De huisvesting dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte op het eigen bedrijf;
  2. de huisvesting kan niet plaatsvinden in reguliere woningen (koop/huurwoningen), andere reguliere verblijfsvormen (hotel of pension), wooneenheden in gebouwencomplexen of grotere gebouwen (MOB complexen, oude scholen, oude kloosters) en/of de eigen bedrijfswoning;
  3. huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 160 m2 per bedrijf (incl. sanitair en gemeenschappelijk verblijf) gedurende maximaal 8 maanden per jaar;
  4. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de vestiging van seizoensarbeiders in het licht van een doelmatige bedrijfsvoering.
5.4.3 Herbouw bedrijfswoning op andere locatie
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e voor het herbouwen van de bedrijfswoning op een andere locatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan 10 m afwijken van de bestaande funderingen;
  2. de nieuwe locatie dient direct aan te sluiten op de voormalige locatie van de bedrijfswoning;
  3. de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m dient bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter te zijn dan de bestaande afstand;
  4. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  5. de breedte van een bouwperceel mag niet worden verruimd;
  6. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarisch) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  7. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  9. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.5.1 Nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a. ten behoeve van nevenfuncties, onder de volgende voorwaarden:
  1. de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar;
  2. voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    1. statische opslag met een maximum van 2.000 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 1.000 m2 daarbuiten;
    2. recreatieve voorzieningen met een maximum van 750 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;
    3. niet aan het buitengebied gebonden functies met een maximum van 400 m2;
    4. zorgboerderij met een maximum van 375 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 250 m2 daarbuiten;
    5. kleinschalig logeren met maximaal 5 eenheden tot een maximum van in totaal 150 m2;
    6. alleen bedrijven die voorkomen in de categorie 1 en 2 in de in bijlage 2 bij deze planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
met dien verstande dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met uitzondering van opslag/kleinschalig kamperen, het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsoppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het bedrijfsoppervlak tot een maximum van 1.000 m2 binnen een op de verbeelding aangeduide bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;
  1. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  2. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben;
  3. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  6. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, de dakhelling, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
  1.   gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raam- en straatprostitutie;
  2.   het gebruik van gronden voor evenementen;
  3.    het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen;
  4.   het gebruik voor wonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning.
9.2 Afwijken gebruiksregels
 
9.2.1 Kleinschalig kamperen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 voor het realiseren van kleinschalig kamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1.   het aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25;
  2.   de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha;
  3.    kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij, Wonen of direct grenzend aan de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen als er binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is, echter niet binnen de bestemming Bos, Natuur op de verbeelding of ter plaatse van de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart;
  4.   de in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5.   per terrein is 50 m2 aan bebouwing mogelijk ten behoeve van kleinschalig kamperen binnen de bestemmingsvlakken Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen;
  6.    er dient een erfbeplantingsplan opgesteld te worden waaruit een zorgvuldige landschappelijke inpassing blijkt.
9.2.2 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m2;
  4. het bijbehorend bouwwerk is gelegen op een maximale afstand van 20 meter van het hoofdgebouw;
De omgevingsvergunning wordt door burgemeester en wethouders ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels met betrekking tot:
    1. de bij recht in de regels gegeven bouwregels voor hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10% van die bouwregels;
    2. deze bepaling geldt niet voor de onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen, grondoppervlakte van bebouwing en overige aanduidingen;
    3. van deze bepaling kan uitsluitend gebruik gemaakt worden op voorwaarde dat wordt voorzien in kwaliteitsverbetering van het landschap conform de op dat moment vigerende provinciale Verordening ruimte;
  1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    2. ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 3,5 m;
    3. ten behoeve van vrijstaande antennemasten tot maximaal 18 m;
    4. ten behoeve van lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 8 m;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en een hogere bouwhoogte van gebouwen toestaan ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,5 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
  6. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande dat:
    1. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 5 m2;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.
  7. de bestemmingsregels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de kleinschalige windturbines tot een hoogte van maximaal 15 m;
  8. de onder a. tot en met h. genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene procedureregels
 
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan is de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb niet van toepassing.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2.   na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2.   Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het onder a. bepaalde een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3.    Het onder a. bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3.    Indien het gebruik, bedoeld onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4.   Het onder a. vermelde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, wijziging Smidsstraat 21.