Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2009, wijziging Schepersweijer 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1667.WPBSch0065-VAST

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het wijzigingsplan Buitengebied 2009, wijziging Schepersweijer 1 van de gemeente Reusel-De Mierden;

1.2 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1667.WPBSch0065-VAST  met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 Verbeelding

de (digitale) kaart deel uitmakende van het plan, bestaande uit één kaartblad;
 
 
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.5 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 Aan-huis-verbonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 Afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

1.9 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren alsmede de opslag en verwerking van eigen mest;

1.10 Agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf

1.11 Agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.12 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 

1.13 Bebouwingsconcentratie

(bebouwingsconcentratie nabij kern/doorgaande weg);
een met deze aanduiding op de zoneringskaart aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
  • een vlakvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
  • een lijnvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
  • de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg;

1.14 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;

1.15 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.17 Bestaande bebouwing

bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en vervolgens verleende vergunning;

1.18 Bestemmingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met dezelfde bestemming;

1.19 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

1.20 Boerenterras

een terras als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of paardenhouderij met de mogelijkheid tot het ter plaatse verstrekken van consumpties

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 Bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. Dit bouwvlak kan uit een hoofdbouwvlak en een aangepijld bijbouwvlak bestaan;

1.23 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 Carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 2 gevels. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en wordt aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde;

1.25 Dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang

1.26 Dak

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.27 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 Erfbeplanting

een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.29 Erfbeplantingsplan

een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer ervan;

1.30 Escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.31 Evenement

elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities, etc.;

1.32 Extensief recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;

1.33 Functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.34 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 Hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;

1.36 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.37 Huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.38 Hulpgebouw

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Het gaat hierbij onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren etc.

1.39 Kelder

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;

1.40 Kleinschalig kamperen

kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aan de orde zijn tot een maximum van 0,5 hectare, bijvoorbeeld kamperen bij de boer, kamperen bij de burger;

1.41 Kleinschalig logeren

kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt, waarbij niet meer dan 5 kamers (10 bedden) aan de orde zijn tot een maximum van 150 m², bijvoorbeeld logeren bij de boer, Bed & Breakfast;

1.42 Kwaliteitsverbetering van het landschap

kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening ruimte; in dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object;

1.43 Landschappelijke inpassing

er is sprake van een voldoende/ zorgvuldige/ gedegen landschappelijke inpassing, indien voldaan wordt aan het volgende:
 
  1. Tenminste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking/wijziging moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing van alle aanwezige en nieuw op te richten bebouwing binnen het bestemmingsvlak.
  2. De landschappelijke inpassing wordt zo gesitueerd dat deze de ontwikkeling (zoveel mogelijk) visueel afschermt. Het heeft hierbij de voorkeur om met de inpassing de contouren van het bestemmingsvlak te begrenzen.
  3. Indien op het perceel al groenstructuren bestaan die aan de bovenstaande criteria voldoen mogen deze worden meegeteld.
  4. Landschappelijk inpassing telt niet mee voor een eventueel te leveren kwaliteitsverbetering.
  5. Indien het niet (volledig) mogelijk is om binnen het bestemmingsvlak de landschappelijke inpassing op te nemen is maatwerk mogelijk om de inpassing buiten het bestemmingsvlak te realiseren in de vorm van een landschappelijke (robuuste) inpassing van bebouwing- en bestemmingsvlakken. Dit geldt echter niet voor vergroting van het bestemmingsplan Bedrijf - Agrarisch (B-A) ten behoeve van een intensieve veehouderij; hiervoor blijft het bepaalde onder a. gelden.
  6. De borging (aanleg en instandhouding)  geschiedt mede in een zogenaamde anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk) voorzien van een tekening(en), op schaal, met dwarsdoorsneden en een beplantingslijst.

1.44 Landschappelijke waarden

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.45 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.46 Nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch);

1.47 Paardenhouderij

een niet-grondgebonden semi-agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden

1.48 Perceelsgrens

De grens van een perceel;

1.49 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 Raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prosituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.51 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.52 Recreatieve voorziening

voorzieningen bedoeld voor de ondersteuning van het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie) zoals sport- en speelterreinen, speeltoestellen, picknickplaatsen en sanitaire units;

1.53 Ruimtelijke eenheid

complex van bij elkaar behorende bouwwerken

1.54 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 Statische opslag

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoen)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.56 Straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.57 Teelt ondersteunende voorzieningen

(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegrondstuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
 
(teelt)ondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander licht doorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen 
 
permanente (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnd teeltondersteunende kassen. Hieronder worden verstaan permanente tunnel- en/of boogkassen (>1,5 meter).
 
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
 
hoge (teelt)ondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en –regenkappen.
 
Lage (teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 .m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: containervelden (een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton; of anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen) lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten. 
 
overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthek):
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m, op boomteeltpercelen waarmee dieren geweerd kunnen worden.

1.58 Veehouderij

agrarisch bedrijf, gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren

1.59 Verblijfsrecreatie

een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig;

1.60 Verbrede landbouw

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, boerenterras, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten en zorgboerderijen;

1.61 Voorgevelrooilijn

  1. langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
  2. langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

1.62 Waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, hemelwaterberging, onderhoudstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.63 Werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.64 Windmolen

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van windkracht

1.65 Woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.66 Zorgboerderij

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen - al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn - gecombineerd wordt met agrarische activiteiten in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende organisaties;

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
 
afstand tot de weg:
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg; 
afstand tot de zijdelingseperceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingseperceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezig bouwwerken tezamen; 
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerksehoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren; 
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant nokgording of het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 
inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen (waarbij kelders niet meegerekend worden);
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerksegevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak; 
peil:
  1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegangonmiddelijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.
  

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;

2.3 Verwijzen naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzage legging van het vastgesteld wijzigingsplan

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - landschapswaarden 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 (AW-L2)
aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  2. behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden in het algemeen en in het bijzonder voor de op de plankaart aangeduide wetgevingzone - omgevingsvergunning openheid (oh);
  6. erfbeplanting.

3.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, gebouwd ten behoeve van deze bestemming, mogen een oppervlakte hebben van maximaal 10 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Verboden werken of werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning openheid' (oh) op de plankaart:
 
  1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur-, en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 meter opgaand of dieper dan 0,40 meter wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie.
3.4.2 Toegestane werken
Het in artikel 3.4.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde veehouderijbedrijven, met bijbehorende voorzieningen, waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de plankaart tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
  3. mestverwerking/mestvergisting, waarbij geldt dat dat mestbewerking alleen is toegestaan ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest.
  4. één bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangeduid, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘geen woning’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘twee woningen’ twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  5. aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven;
  6. productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopoppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2 binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsconcentratie en 25 mdaarbuiten;
  7. statische opslag, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;
  8. boerenterrassen, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  9. paden en wegen en parkeervoorzieningen
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. erfbeplanting;
  12. extensief recreatief medegebruik.
  13. ter plaatse van de aanduiding 'landschappelijke inpassing' de aanleg, het beheer en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgesteld in bijlage 1 van de regels.
met dien verstande dat:
  1. per bestemmingsvlak één bedrijf is toegestaan.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan,
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
  3. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  4. er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd;
  5. bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag het hoofdgebouw uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  6. In afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', intensieve veehouderijbebouwing uitsluitend toegestaan tot maximaal 5.458 mwaarbij herbouw ter plaatse van de bestaande intensieve veehouderijbebouwing tot deze omvang is toegestaan.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: 
  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 13 m;
  3. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°;
4.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: 
  1. Bij bedrijfswoningen mag de inhoud niet meer bedragen dan 750 m3.
  2. Bij bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 5 m.
  3. Bij bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 10 m.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°, met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres, erkers, aan- en uitbouwen en vergelijkbare bouwwerken.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  5. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  6. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
  7. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m².
 
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  2. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  3. de hoogte van kleinschalige windmolens mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de hoogte van torensilo’s en voedersilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m;
  5. de hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. de hoogte van sleufsilo´s mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  7. de hoogte van mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m. Mestvergistingsinstallaties mogen niet worden opgericht binnen de aanduiding ‘extensiveringsgebied´, alsmede binnen een op de verbeelding aangeduide bebouwingsconcentratie;
  8. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m;
  9. voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
    1. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mag worden gesitueerd;
    2. de afstand tot de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 20 m;
    3. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m
    4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m2.
  10. carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
    1. carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    2. de hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

 
4.3.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.2.1 onder c. voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  2. lid 4.2.2 onder c. voor een lagere dakhelling, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
  3. lid 4.2.3 onder d. voor een dakhelling van minimaal 12° indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
  4. lid 4.2.4 onder e. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  5. lid 4.2.5 onder a. voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
  6. lid 4.2.5 onder c. voor het bouwen van windturbines tot een ashoogte van maximaal 15 m;
  7. lid 4.2.5 onder h. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 6 m.
4.3.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels voor het realiseren van huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande of te realiseren bedrijfsgebouwen onder de volgende voorwaarden:
  1. de huisvesting is nodig voor een doelmatige bedrijfsvoering. De huisvesting dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte op het eigen bedrijf;
  2. de huisvesting kan niet plaatsvinden in reguliere woningen (koop/huurwoningen), andere reguliere verblijfsvormen (hotel of pension), wooneenheden in gebouwencomplexen of grotere gebouwen (MOB complexen, oude scholen, oude kloosters) en/of de eigen bedrijfswoning;
  3. huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 160 m2 per bedrijf (incl. sanitair en gemeenschappelijk verblijf) gedurende maximaal 8 maanden per jaar;
  4. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de vestiging van seizoensarbeiders in het licht van een doelmatige bedrijfsvoering.
4.3.3 Herbouw bedrijfswoning op andere locatie
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder e voor het herbouwen van de bedrijfswoning op een andere locatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan 10 m afwijken van de bestaande funderingen;
  2. de nieuwe locatie dient direct aan te sluiten op de voormalige locatie van de bedrijfswoning;
  3. de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m dient bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter te zijn dan de bestaande afstand;
  4. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  5. de breedte van een bouwperceel mag niet worden verruimd;
  6. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarisch) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  7. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  9. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
 

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Veehouderij
Voor veehouderijen gelden de volgende gebruiksregels:
  1. Binnen gebouwen mogen dieren - al dan niet in hokken - alleen op de grond worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volièreen scharrelstallen voor legkippen, waar ten hoogste twee bouwlagen mogen worden gebruikt.
  2. Een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf is niet toegestaan
  3. De vestiging van en de omschakeling naar een geitenhouderij is niet toegestaan, tenzij het verbod zoals opgenomen in de provinciale verordening is opgeheven.
4.4.2 Boerenterras
Voor een boerenterras geldt dat de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet
meer mag bedragen dan 50 m2.
4.4.3 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch Bedrijf' is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  4. aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de milieucategorie 1;
  5. detailhandel is niet toegestaan;
  6. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
4.4.4 Voorwaardelijke bepaling: landschappelijke inpassing
Gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de voorwaarde dat de landschappelijke inpassing, conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen Beplantingsplan binnen 1 jaar na vaststelling van onderhavig bestemmingsplan is gerealiseerd en daarna in stand wordt gehouden

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Nevenfunctie
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a. ten behoeve van nevenfuncties, onder de volgende voorwaarden: 
  1. de agrarische functie op het perceel blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar; 
  2. voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:     
    1. statische opslag met een maximum van 2.000 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 1.000 m2 daarbuiten;      
    2. recreatieve voorzieningen met een maximum van 750 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;   
    3. niet aan het buitengebied gebonden functies met een maximum van 400 m2
    4. zorgboerderij met een maximum van 375 m2 binnen de bebouwingsconcentratie en 250 m2 daarbuiten; 
    5. kleinschalig logeren met maximaal 5 eenheden tot een maximum van in totaal 150 m2
    6. allen bedrijven die voorkomen in de categorie 1 en 2 in de als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;

      met dien verstande dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met uitzondering van opslag/kleinschalig kamperen, het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsoppervlak niet meer mag bedragen dan 25% van het bedrijfsoppervlak tot een maximum van 1.000 m2 binnen een op de verbeelding aangeduide bebouwingsconcentratie en 500 m2 daarbuiten;
  3. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben;
  5. de verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  6. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen conform de voorschriften in het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming. Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
  1. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. voor het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in artikel 5.4.3.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in artikel 4.4.3 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
5.4.2 Toegestane werken
Het onder artikel 5.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds legaal in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De in 5.4.1. bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 4.1.
 
Ten behoeve van de belangenafweging zijn in onderstaande tabel de toetsingscriteria weergegeven:

 
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamhedenCriteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verharding als doorgang
De wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarische) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
De wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;  
Het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang 
Het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
Het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;  

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van gronden voor evenementen;
  3. het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen;
  4. het gebruik voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

8.2 Afwijken gebruiksregels

 
8.2.1 Kleinschalig kamperen
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het realiseren van kleinschalig kamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha;
  3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij, Wonen of direct grenzend aan de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen als er binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is, echter niet binnen de bestemming Bos en Natuur op de verbeelding;
  4. de in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. per terrein is 50 m2 aan bebouwing mogelijk ten behoeve van kleinschalig kamperen binnen de bestemmingsvlakken Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen;
  6. er dient een erfbeplantingsplan opgesteld te worden waaruit een zorgvuldige landschappelijke inpassing blijkt.
8.2.2 Trekkershut
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het realiseren van trekkershutten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 3;
  2. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen van 100 m2;
  3. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij, Wonen of direct aangrenzend aan de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen als er binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is, echter niet binnen de bestemming Bos en Natuur op de verbeelding;
  4. de in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. er dient een erfbeplantingsplan opgesteld te worden waaruit een zorgvuldige landschappelijke inpassing blijkt.
8.2.3 Paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het realiseren van een paardenbak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:  
  1. het aanleggen van een paardenbak dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering of sportbeoefening;
  2. situering van de paardenbak binnen de bestemming Bedrijf, Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen is niet mogelijk;
  3. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan direct grenzend aan de bestemming Bedrijf, Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen, bij voorkeur aan de achterzijde;
  4. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m2;
  5. de voorzieningen moeten zorgvuldig landschappelijk worden ingepast door de opstelling van een goed te keuren landschappelijk inpassingsplan.
 
8.2.4 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m2;
  4. het bijbehorend bouwwerk is gelegen op een maximale afstand van 20 meter van het hoofdgebouw; 
De omgevingsvergunning wordt door burgemeester en wethouders ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Gebiedsaanduidingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 
  1. 'reconstructiewetzone - beperking veehouderij'
  2. 'reconstructiewetzone - gemengd landelijk gebied'
gelden specifieke regels. Indien deze gebiedsaanduiding een betekenis heeft binnen de betreffende bestemming, dan is die regeling opgenomen binnen de daar geldende bestemming.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels met betrekking tot:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; voor het bepaalde in artikel 4.2.1 onder f en voor uitbreiding van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch' is dit niet mogelijk;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt; 
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m; 
    2. ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 3,5 m;
    3. ten behoeve van vrijstaande antennemasten tot maximaal 18 m;
    4. ten behoeve van lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 8 m;   
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en een hogere bouwhoogte van gebouwen toestaan ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits: 
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt; 
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,5 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
  7. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande dat:
    1. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 5 m2; 
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.  
  8. de bestemmingsregels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
  9. de onder a. tot en met h. genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 

Artikel 11 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan is de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb niet van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

12.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.4 Strijd met voorheen geldend gebruik
Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam Regels van het wijzigingsplan Buitengebied 2009, wijziging Schepersweijer 1.