Plan: | Kleine Hoeven 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1667.BPBkh0036-VAST |
Bodemopbouw
Het maaiveld ter plaatse van het onderzoeksgebied varieert in hoogte van circa 30 m NAP aan de westzijde (Rouwenbogtloop) tot circa 33 m NAP aan de (zuid)oostzijde.
In het plangebied is volgens de Bodemkaart van Nederland (blad 56, 57 W) een drietal bodemtypen te onderscheiden, namelijk:
In figuur 3.1 is een fragment van de Bodemkaart van Nederland weergegeven. Hierin zijn de drie te onderscheiden bodemtypen weergegeven.
Figuur 3.1: Bodemkaart van Nederland (fragment kaartblad 57 west, Stiboka), plangebied is blauw omlijnd
Op basis van veldonderzoek (november/december 2003) blijkt dat de drie te onderscheiden bodemprofielen (Bodemkaart van Nederland) als volgt kunnen worden geschematiseerd:
Figuur 3.2: bodemtypen in plangebied
Voornamelijk in het noordwesten van het plangebied komt een leemlaag voor in de ondergrond. Deze leemlaag heeft een zeer variabele dikte.
Voor meer gedetailleerde informatie kan het "Bodemkundig en hydrologisch onderzoek en advies bouwrijp maken bedrijventerrein Kleine Hoeven te Reusel" (Grontmij, maart 2004, doc.nr. 142204/31/R002) worden geraadpleegd.
Infiltratiecapaciteit
Op basis van het uitgevoerde veldonderzoek is de waterdoorlatendheid van de te onderscheiden bodemlaag geschat. De resultaten zijn in tabel 3.1 schematisch weergegeven.
Tabel 3.1: Schatting doorlatendheid bodem
Bodemtraject (m-mv) | Soort bodemmateriaal | Geschatte doorlatendheid (m/d) | Klasse* |
0.0 – 0,4 à 0,6 0,4 à 0.6 – >3,8 0,6 – 0,9 |
Matig humeus , zwak lemig zand (teelaarde) Zwak lemig zand Zandige leem (in het noordwesten) |
0,3 – 0,9 1 – 5 0,01 – 0,3 |
Matig tot vrij goed Goed Slecht tot matig |
* Gradatie volgens Cultuurtechnisch Vademecum (Vereniging voor Landinrichting,2000)
Gezien het, in het noordwesten van het gebied, aanwezige leempakket wordt verwacht dat in dit deelgebied de infiltratie van hemelwater beperkt mogelijk is. Onder dit pakket is infiltratie goed mogelijk, maar zal rekening moeten worden gehouden met de heersende grondwaterstanden. In het overige deel van het plangebied is infiltratie van hemelwater goed mogelijk onder de teelaardelaag (vanaf circa 0,6 m-mv).
Bodemkwaliteit
Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn de landbouwpercelen onderzocht. Watergangen, wegen en bebouwde terreindelen zijn vooralsnog niet onderzocht.
Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat in enkele mengmonsters van de bovengrond een verhoogd gehalte boven de streefwaarde aan zware metalen is aangetroffen. In één grondmengmonster van de bovengrond is een verhoogd gehalte boven de streefwaarde aan PAK aangetroffen.
In grondmengmonsters van de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen. De aangetroffen verhoogde gehalten zijn dermate laag dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Afhankelijk van de definitieve inrichting van het plangebied zal aanvullend onderzoek moeten worden verricht naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodems, wegen en bebouwde terreindelen.
Draagkracht
De draagkracht van de zandige ondergrond is voor de aanleg van wegen, riolering en gebouwen voldoende draagkrachtig voor een fundering op staal. Geadviseerd wordt om per bouwblok de specifieke bodemopbouw te bepalen en een funderingsadvies op te stellen conform NEN 6744 (funderen op staal). Eventueel aanwezige leemlagen in de ondergrond (voornamelijk in het noordwesten) dienen te worden verwijderd.
Zettingen
Gezien de zandige bodemopbouw en de geringe ophoging worden geen zettingen verwacht ter plaatse van de wegconstructie of ophoging.