1.2 Doelstelling
Voor bedrijventerrein Kleine Hoeven is een hoofddoelstelling en een aantal nevendoelstellingen vastgelegd.
Hoofddoelstelling
Bedrijventerrein Kleine Hoeven voorziet in de opvang van lokale bedrijvigheid, met kavelgroottes van 1.000 m2 tot maximaal 5.000 m2. Grootschalige bedrijven (> 5.000 m2) dienen zich te vestigen op het te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein Kempisch bedrijvenpark (KBP).
Nevendoelstelling
Naast bedrijvigheid geeft de ontwikkeling van bedrijventerrein Kleine Hoeven bovendien een landschappelijke en ecologische invulling aan het gebied met als doel:
- de versterking van de hoofdstructuur van het gebied;
- impuls geven aan de herontwikkeling van de bestaande bebouwing aan de zuidzijde van de provinciale weg N284;
- een duurzame afronding van de verstedelijking: instandhouding van de landschappelijke openheid met Bladel;
- inrichting van een landschappelijke en ecologische zone langs de waterloop Rouwenbogtloop;
- ontwikkeling beek Raamsloop tot ecologische verbindingszone. Deze beek is van groot belang voor de afronding van de duurzame open zone tussen het nieuwe bedrijventerrein Kleine Hoeven en het bestaande bedrijventerrein De Sleutel.
Deze hoofd- en nevendoelstellingen en de uitkomsten van het behoefteonderzoek zijn richtinggevend voor de inrichting en omvang van het bedrijventerrein (zie bijlage 1 van deze toelichting).
De SER-ladder
De Sociaal Economische Raad (SER) introduceerde de SER-ladder in 1999 in zijn Commentaar op de Nota Ruimtelijk Economisch Beleid. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren:
- Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
- Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
- Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt