1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, De Gagel 16 en Aanrijten 2 Hooge Mierde' van de gemeente Reusel-De Mierden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1667.BPBgagel0081-VAST met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de verbeelding met bijbehorende verklaring, behorende bij dit plan, bestaande uit kaartblad, waarop de bestemmingen en bijbehorende aanduidingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven;
1.4 aanbouw:
een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;
1.5 aan huis gebonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.6 aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.7 achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- een uitbouwen aan aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, alsmede de opslag en verwerking van eigen mest;
agrarisch bedrijf, grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;
agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;
agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;
agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
1.10 agrarisch technisch hulpbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;
1.11 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;
1.12 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.17 bestaande situatie:
Als bestaand wordt gezien:
- bebouwing:
- bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel;
- mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning en vervolgens verleende en niet vernietigde dan wel ingetrokken;
- gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.18 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.20 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 boerenterras:
een terras als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of paardenhouderij met de mogelijkheid tot het ter plaatse verstrekken van consumpties;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. Dit bouwvlak kan uit een hoofdbouwvlak en een aangepijld bijbouwvlak bestaan;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de gronden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan;
1.27 carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 2 gevels. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en wordt aangemerkt als een bouwwerk geen gebouw zijnde;
1.28 certificeringsysteem Maatlat Duurzame Veehouderij
een door de Stichting Milieukeur gepubliceerd certificeringsysteem voor duurzame melkveestallen/ varkensstallen/ pluimveestallen waarbij veehouders met maatregelen punten kunnen scoren op milieu en dierwelzijn. Bij een minimum aantal punten komt de melkveehouder/ varkenshouder/ pluimveehouder in aanmerking voor fiscale voordelen;
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkoop en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse;
1.31 diepploegen:
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg die dieper gaat dan de teeltlaag;
1.32 duurzame locatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat de beoogde uitbreiding van intensieve veehouderijbebouwing zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid van mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is;
1.33 erfbeplanting/erfbeplantingsplan:
een visueel afschermende, maskerende en/of landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand) beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een ander functie, incl. de inrichting en het beheer er van;
1.34 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbied, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.35 evenement:
elk voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities, etc.;
1.36 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.40 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.41 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.42 kleinschalig kamperen:
kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.43 kwaliteitsverbetering van het landschap:
kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening ruimte; in dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object;
1.44 landschappelijke inpassing:
er is sprake van een voldoende/ zorgvuldige/ gedegen landschappelijke inpassing, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- Tenminste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking/ wijziging moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing van alle aanwezige en nieuw op te richten bebouwing binnen het bestemmingsvlak.
- De landschappelijke inpassing wordt zo gesitueerd dat deze de ontwikkeling (zoveel mogelijk) visueel afschermt. Het heeft hierbij de voorkeur om met de inpassing de contouren van het bestemmingsvlak te begrenzen.
- Indien op het perceel al groenstructuren bestaan die aan de bovenstaande criteria voldoen mogen deze worden meegeteld.
- Landschappelijke inpassing telt niet mee voor een eventueel te leveren kwaliteitsverbetering.
- Indien het niet (volledig) mogelijk is om binnen het bestemmingsvlak de landschappelijke inpassing op te nemen is maatwerk mogelijk om de inpassing buiten het bestemmingsvlak te realiseren in de vorm van landschappelijke (robuuste) inpassing van bebouwing- en bestemmingsvlakken. Dit geldt echter niet voor vergroting van het bestemmingsvlak Bedrijf - Agrarisch (B-A) ten behoeve van een intensieve veehouderij; hiervoor blijft het bepaalde onder a. gelden.
- De borging (aanleg en instandhouding) geschiedt mede in een zogenaamde anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk) voorzien van een tekening(en), op schaal, met dwarsdoorsneden en beplantingslijst.
1.45 landschapselement:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasje, in de regel kleiner dan 2 ha;
1.46 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
1.47 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.48 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.49 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.50 perceelsgrens:
de grens van een perceel;
1.51 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
1.52 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
1.53 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 statische opslag;
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeve, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
1.55 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en ander door de mensen aangebrachte (kunstmatige) elementen vormde ruimte(n);
1.56 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
1.57 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelings perceelsgrenzen;
1.58 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
- langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
1.59 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.60 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.61 woning:
een complex van ruimte, geschikt en bestemd voor de huishouding van niet meer dan één huishouden.
1.62 Woningwet:
wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de weg
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg;
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren;
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant goot, boeibord of druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van een gebouw of bouwwerk;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan de bovenkant nokgording of het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen (waarbij kelders niet meegerekend worden);
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
peil:
a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaats van de hoofdtoegang vermeerdert met 0,20 m;
b. in ander gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerdert met 0,20.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen
- behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
- erfbeplanting.
3.2.1 Gebouwen en overige bouwwerken
Het bouwen van gebouwen of overige bouwwerken is niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor 'Bedrijf - Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de plankaart tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan; in afwijking hiervan is gebruik van de bedrijven, die zijn opgenomen in de bijlage 'Gestopte intensieve veehouderijen' (bijlage 2), voor intensieve veehouderijen niet toegestaan;
voor geitenhouderijen geldt dat de vestiging van, de uitbreiding van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor geiten is uitgesloten;
waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
- mestbewerking, uitsluitend ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest;
- één bedrijfswoning tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
- aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven;
productiegebonden detailhandel, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan:
- 50 m² voor de agrarische bedrijven liggen binnen op de plankaart aangeduide 'bebouwingsconcentratie' en
- 25 m² voor overige agrarische bedrijven;
- statische opslag, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 1.000 m² binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsconcentratie en 500 m² daarbuiten;
- bestaande nevenactiviteiten conform bijlage ‘Nevenactiviteiten’;
- boerenterrassen, waarbij de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m²;
- paden en wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- erfbeplanting.
- groenvoorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
- Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
Gebouwen mogen niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het
verlengde daarvan worden gesitueerd. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is, dan mogen gebouwen niet
op een kleinere afstand dan 15 m tot de as van de weg worden gesitueerd.
- De afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
- Er mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van reëel agrarische bedrijven worden gebouwd.
- In afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', intensieve veehouderijbebouwing uitsluitend toegestaan tot maximaal de bestaande oppervlakte, als opgenomen in de bijlage 'Bestaande intensieve veehouderijbebouwing' (Bijlage 3), waarbij herbouw ter plaatse van de bestaande intensieve veehouderijbebouwing tot deze omvang is toegestaan.
- Bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag het hoofdgebouw uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
- De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
- bij bedrijfswoningen mag de inhoud niet meer bedragen dan 750 m3;
- bij bedrijfswoningen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 5 m;
- bij bedrijfswoningen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 10 m;
- de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°, met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres, erkers, aan- en uitbouwen en vergelijkbare bouwwerken.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
- bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m;
- de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m;
- de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°;
- bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m2, mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw, met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m2. De sloop van cultuurhistorische waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
- De hoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
- De hoogte van kleinschalige windmolens mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De hoogte van torensilo’s en voedersilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
- De hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
- De hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
- De hoogte van mestvergistingsinstallaties mag niet meer bedragen dan 12 m. Mestvergistingsinstallaties mogen niet worden opgericht binnen de aanduiding 'extensiveringsgebied' op de 'zoneringskaart reconstructie' alsmede binnen een op de verbeelding aangeduide bebouwingsconcentratie.
- voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
- het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de woning mag worden gesitueerd;
- de afstand tot de woning niet meer mag bedragen dan 20 m;
- de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m;
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak tot een maximum van 100 m2
- carports mogen worden gebouwd, mits aan de volgende eisen wordt voldaan:
- carports mogen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
- de hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in:
- artikel 4 lid 2.1 sub c voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de perceelsgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
- artikel 4 lid 2.2 onder a en b voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
- artikel 4 lid 2.3 sub d voor een dakhelling van 12° indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichten van de omgeving.
- artikel 4 lid 2.4 sub e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- artikel 4 lid 2.5 sub a voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- artikel 4 lid 2.5 sub c voor het bouwen van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
- artikel 4 lid 2.5 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnd tot een hoogte van maximaal 6 m.
- artikel 4 lid 2.3 sub e voor een lagere dakhelling, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichten van de omgeving.
4.3.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels voor het realiseren van huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande of te realiseren bedrijfsgebouwen onder de volgende voorwaarden:
- De huisvesting is nodig voor een doelmatige bedrijfsvoering. De huisvesting dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte op het eigen bedrijf.
- De huisvesting kan niet plaats vinden in reguliere woningen (koop-/huurwoningen), andere reguliere verblijfsvormen (hotel of pension), wooneenheden in gebouwencomplexen/grotere gebouwen (MOB complexen, ouden scholen, oude kloosters) en/of de eigen bedrijfswoning.
- Huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 160 m² per bedrijf (incl. sanitair en gemeenschappelijk verblijf) gedurende maximaal 8 maanden.
- Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de noodzaak van de vestiging van seizoensarbeiders in het licht van een doelmatige bedrijfsvoering.
4.3.3 Herbouw bedrijfswoning op andere locatie
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.1 sub f voor het herbouwen van de bedrijfswoning op een andere locatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn en mag niet meer dan 10 m afwijken van de bestaande funderingen;
- de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 15 m dient bij herbouw op een andere locatie de afstand tot de weg groter te zijn dan de bestaande afstand;
- de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
- de breedte van een bouwperceel mag niet worden verruimd;
- de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge van de Wet geluidhinder;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de oude bedrijfswoning.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Boerenterras
- Voor een boerenterras geldt dat de totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m².
4.4.2 Aan huis gebonden beroepen en - bedrijven
Binnen de bestemming ‘Bedrijf-Agrarisch’ is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of - bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
- Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
- De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
- Aan huis gebonden bedrijven zijn uitsluitend in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder de milieucategorie 1.
- Detailhandel is niet toegestaan.
- De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.4.3 Gebruik intensieve veehouderijbebouwing
Voor het gebruik van intensieve veehouderijbebouwing geldt dat ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van:
- volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- bestaande en vergunde situaties.
4.4.4 Landschappelijke inpassing
Aanleg en instandhouding landschappelijke inpassing
- Gebruik van het perceel zoals vastgelegd in het bestemmingsplan is toegestaan, mits de landschappelijke inpassing maximaal 12 maanden na voltooiing van de nieuwe bedrijfsbebouwing is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.
- Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijke inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.
4.4.5 Voorwaarden geluid omgevingsvergunning
De extra vierkante meters bebouwing die verplaatst worden van Aanrijten 2 naar De Gagel 16 mogen pas in gebruik worden genomen als de omgevingsvergunning hiervoor is verleend én onderbouwd is dat aan de hierin gestelde regels qua geluid voldaan wordt.
4.4.6 Bodemonderzoek
Binnen 3 maanden na de sloop van de bedrijfsbebouwing bij Aanrijten 2 moet een bodemonderzoek plaats vinden.
4.4.7 Aanvullende voorwaarden hokdierhouderijen
In het kader van staldering gelden de volgende bepalingen:
Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij is uitsluitend toegestaan indien bewijs is overlegd dat:
- binnen het stalderingsgebied als bedoeld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt:
- ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
- ingeval van herbestemming, minimaal 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
- voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling;
- als bestaande oppervlakte dierenverblijf als bedoeld onder a. geldt het gebouw, inclusief inpandige voorzieningen, dat gebruikt mag worden voor het houden van hokdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
het te saneren dierenverblijf als bedoeld onder a. voldoet aan de volgende voorwaarden:
- het betreft een legaal opgericht dierenverblijf;
- het dierenverblijf is voorafgaand aan 17 maart 2017 drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig gebruikt voor het houden van hokdieren.
- het bewijs dat aan de voorwaarden van het bepaalde onder a. tot en met c. is voldaan, is uitgegeven door of namens Gedeputeerde Staten;
- er dient sprake te zijn van een duurzame locatie; indien geen sprake is van een duurzame locatie kan alleen medewerking worden verleend, indien sprake is van 'duurzame ontwikkeling plusplus'.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
- De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
- Voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
- statische opslag met een maximum van 2.000 m² binnen de bebouwingsconcentratie en 1.000 m² daarbuiten;
- recreatieve voorzieningen met een maximum van 750 m² binnen de bebouwingsconcentratie en 500 m² daarbuiten;
- agrarisch technisch hulpbedrijf met een maximum van 400 m²;
- niet aan het buitengebied gebonden functies met een maximum van 400 m²;
- zorgboerderij met een maximum van 375 m² binnen de bebouwingsconcentratie en 250 m² daarbuiten;
- kleinschalig logeren met maximaal 5 eenheden tot een maximum van in totaal 150 m²;
alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage bij deze regels) zijn toegestaan;
met dien verstande dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met uitzondering van opslag/kleinschalig kamperen, het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet mag meer bedragen dan 25% van het bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 1.000 m² binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’, voor het overige buitengebied geldt dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 500 m² mag bedragen.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vormverandering bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1', 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2', 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1', 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' ten behoeve van de vormverandering, al dan niet in combinatie met een vergroting, van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor vormverandering al dan niet met vergroting gelden de volgende bepalingen:
- Vormverandering: De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering binnen een gebiedsbestemming (BP buitengebied herziening fase 1A: artikel 4.6.2, 5.7.2, 6.7.2, 7.5.1 en/of 8.4.1);
- Vormverandering met vergroting van intensieve veehouderij: De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het bestemmingsvlak 'Bedrijf – Agrarisch' binnen een gebiedsbestemming (BP buitengebied herziening fase 1A: artikel 4.6.6, 5.7.6, 6.7.6 en/of 7.5.5).
- Vormverandering met vergroting, niet zijnde intensieve veehouderij:
- De wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het bestemmingsvlak 'Bedrijf – Agrarisch' binnen een gebiedsbestemming (BP buitengebied herziening fase 1A: artikel 4.6.3, 5.7.3, 6.7.3 en/of 7.5.2).
- Bij vormverandering mag de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak niet worden vergroot.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
- er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- de vormverandering is noodzakelijk uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
- advies kan worden gevraagd aan een agrarisch deskundige over het bepaalde onder e. en f.;
- voldaan wordt aan de bouwregels voor bedrijfsgebouwen als opgenomen in 10.2.2;
- binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
- vormverandering van een intensieve veehouderij is uitsluitend toegestaan op een duurzame locatie intensieve veehouderij;
- Binnen de aanduiding 'extensiveringsgebied' op de 'zoneringskaart reconstructie' is vormverandering van een bestemmingsvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet toegestaan.
- Het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch' dient tenminste met één zijde te blijven grenzen aan de openbare weg.
- De nieuwe begrenzing van het bestemmingsvlak 'Bedrijf - Agrarisch' wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen.
- Voor agrarische bestemmingsvlakken met de aanduiding 'intensieve veehouderij', die reeds een omvang van 1,5 ha hebben, is vormverandering uitsluitend toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiend uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van het Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen.
4.6.2 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van de overige gronden naar de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden-Landschapswaarden 1, Agrarisch met waarden-Landschapswaarden 2, Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden 1, of Agrarisch met waarden - Landschaps en Natuurwaarden 2.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties in het ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de ‘zoneringskaart reconstructie’.
- Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd.
- De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De overige gronden van deze bestemming wordt bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
- Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing, ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m3 ofwel 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m². Bij bestemmingsvlakken gelegen buiten de op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie, dient alle overtollige bedrijfsbebouwing gesloopt te worden tot een maximum van 120 m² met uitzondering van cultuurhistorische bebouwing.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.3 Wijzigen naar bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- Deze wijziging is uitsluitend toegestaan binnen de op de zoneringskaart aangeduide bebouwingsconcentraties.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
- Deze wijziging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de ‘zoneringskaart reconstructie’.
- Het agrarisch bedrijf ter plaatse dient te zijn beëindigd.
- Er dient 1.000 m² aan agrarisch bebouwing, met uitzondering van kassen, ten dienste van de intensieve veehouderij te worden gesloopt. Sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan. Hierbij geldt dat de minimale oppervlakte van een te slopen gebouw 200 m² dient te bedragen
- Er dient minimaal 3.500 kg fosfaat uit de markt te worden gehaald als gevolg van doorhaling van de voor het bedrijf voor de locatie geregistreerde (milieu)rechten voor de intensieve veehouderij
- Het slopen van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is niet toegestaan.
- De oprichting van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er is sprake van een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de woning.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de bestemming 'Wonen' of de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
- Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige boerderij met agrarische bedrijfswoning in twee woningen indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties in het ‘landbouwontwikkelingsgebied’ zoals aangeduid op de ‘zoneringskaart reconstructie’.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het agrarische bedrijf wordt beëindigd.
- Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft;
- De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.
- Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m3.
- Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast. Beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie.
- Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
- De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
- Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bedrijfsgebouwen/bijgebouwen dan de 100 m² die als bijgebouw per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt. Sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
- Indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide bebouwingsconcentratie geldt dat bij sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing 10% van de oppervlakte van de overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² voor beide woningen tezamen. Sloop van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is niet toegestaan.
4.6.5 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van recreatieve voorzieningen in de vorm van dag-/verblijfsrecreatie indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 750 m².
- De vestiging van recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.6 Wijziging ten behoeve van opslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de opslag van goederen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- De opslag dient zich te beperken tot inpandige, statische opslag in bestaande gebouwen.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- De gezamenlijke oppervlakte per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie mag niet meer dan 2.000 m² bedragen op locaties binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ en niet meer dan 1.000 m² in het overige agrarisch gebied.
- Opslag is niet toegestaan op locaties grenzend aan de bestemmingen ‘Bos’ of ‘ Natuur’.
- Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
- De opslag dient gevestigd te worden binnen de bestaande bebouwing en buitenopslag is niet toegestaan.
- De opslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- Detailhandel is niet toegestaan.
- De beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.7 Wijziging ten behoeve van niet aan het buitengebied gebonden functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van niet aan het buitengebied gebonden functies indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Vestiging is uitsluitend toegestaan indien de locatie is gelegen binnen een ‘bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op de plankaart.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- De oppervlakte aan niet aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m² waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan niet aan het buitengebied gebonden functies mag worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 600 m².
- De niet buitengebied gebonden functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie tot een maximale oppervlakte van 25 m².
- Alleen bedrijven die voorkomen in categorie 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage bij deze regels) zijn toegestaan.
- Buitenopslag is niet toegestaan.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.8 Wijziging ten behoeve van maatschappelijke zorgvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van maatschappelijke zorgvoorzieningen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Vestiging is uitsluitend toegestaan indien de locatie is gelegen binnen een ‘bebouwingsconcentratie’ zoals aangeduid op de plankaart.
- Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
- De oppervlakte aan zorgvoorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m². waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien het bestemmingsvlak ligt binnen een op de plankaart aangeduide ‘bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan zorgvoorzieningen mag worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsgebouwen tot een maximum van 600 m².
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.
- Er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
4.6.9 Wijziging ten behoeve van Bedrijf-Paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigingen ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij (pension, stalling, handel) indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- De vestiging is niet toegestaan op locaties gelegen direct grenzend aan de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’.
- Hergebruik van de gronden ten behoeve van agrarische doeleinden redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
- De wijziging heeft betrekking op een reëel agrarisch bedrijf. Dit dient aangetoond te worden door een vooraf ingewonnen AAB-advies.
- Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
- De oppervlakte aan bestemmingsvlak per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1 ha waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.
- In afwijking van het bepaalde onder d geldt dat indien een bestemmingsvlak ligt binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ of ‘Agrarisch’ of binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan bouwblok mag worden vermeerderd met 25% van de oppervlakte tot een maximum van 1,5 ha.
- Op een locatie waarmee met toepassing van Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.
- De paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.
Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen;
- (on)verharde doorgangen naar omliggende landbouwpercelen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- een en ander met bijbehorende voorzieningen.
5.2.1 Algemeen
Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming. Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.
5.2.2 Bouwregels erfafscheidingen
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
- de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:
- voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In de gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedragen dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van gronden voor evenementen;
- het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen;
- het gebruik voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
8.2 Afwijken gebruiksverbod
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen verlenen voor het realiseren van kleinschalig kamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het aantal kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25.
- De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
- Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Bedrijf–Agrarisch, Bedrijf–Paardenhouderij, Wonen of direct grenzend aan de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen als er binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is, echter niet binnen de bestemming Bos, Natuur op de plankaart of ter plaatse van de aanduiding ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart.
- De in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Per terrein is 50 m² aan bebouwing mogelijk ten behoeve van kleinschalig kamperen binnen de bestemmingsvlakken Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij of Wonen.
- Er dient een erfbeplantingsplan opgesteld te worden waaruit een zorgvuldige landschappelijke inpassing blijkt.
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van trekkershutten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan 3.
- De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
- Trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Bedrijf – Agrarisch, Bedrijf – Paardenhouderij, Wonen of direct grenzend aan de bestemming Bedrijf-Agrarisch, Bedrijf-Paardenhouderij’ of Wonen als er binnen het bestemmingsvlak onvoldoende ruimte is, echter niet binnen de bestemming Bos, Natuur op de plankaart of ter plaatse van de aanduiding ‘Landbouwontwikkelingsgebied’ op de zoneringskaart.
- De in de doeleindenomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er dient een erfbeplantingsplan opgesteld te worden waaruit een zorgvuldige landschappelijke inpassing blijkt.
het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 1 sub d en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 75 m2;
- het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 20 meter van het hoofdgebouw.
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; dit is niet mogelijk voor het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub e;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnd, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnd, wordt vergroot:
- ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnd, tot maximaal 20 m;
- ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 3,50 m;
- ten behoeve van vrijstaande antennemasten tot maximaal 18 m;
- ten behoeve van lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 8 m;
het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
- de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 1,50 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
de bepalingen ten behoeve van de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
- de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,5 m.
- de bepalingen met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnd ten behoeve van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m.
de onder a tot en met g genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan of ontheffing van de regels door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Op een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalige in afwijking van het bepaald in
artikel 11 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 11 lid 1.1 met maximaal 10%.
11.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in
artikel 11 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
11.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 11 lid 2.1, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar worden onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in
artikel 11 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, De Gagel 16 en Aanrijten 2 Hooge Mierde'.