direct naar inhoud van Regels
Plan: Valkenswaardseweg 46 Leende
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.bpvwaardseweg46-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Valkenswaardseweg 46 Leende' met identificatienummer NL.IMRO.1658.bpvwaardseweg46-vs01 van de gemeente Heeze-Leende.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.8 attentiegebied natuurnetwerk nederland:

gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:

  • a. aanwezige aardkundige waarden.
  • b. aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden.
  • c. aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling waterafhankelijke natuurwaarden.

Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte en de Keur.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bed and breakfast:

een nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk 1 tot maximaal 14 nachten, ter plaatse verblijft. Een eenheid is een slaapplaats voor 2 personen.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatieverblijven danwel sportaccommodaties daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden of sportvoorzieningen.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.16 bedrijvigheid:

het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van stoffelijke objecten/goederen.

1.17 beperkingen veehouderij:

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.

1.18 bestaande situatie:
  • a. t.a.v. bebouwing: bouwwerken aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan, en bouwwerken die op het moment van het van kracht worden van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
  • b. t.a.v. gebruik: legaal gebruik aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel:

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.25 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct met de aarde verbonden is;

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.29 dagrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.30 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met uitzondering van supermarkten. Bedrijven gericht op consumentenverzorging, zoals kappers, schoonheidsspecialisten en nagelstudio's zijn hieronder begrepen.

1.32 ecologische hoofdstructuur/natuurnetwerk nederland:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.33 eenheid

een slaapplaats voor 2 personen.

1.34 erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

1.35 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.36 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 goede leefomgeving:
  • a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  • b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
  • c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.

1.39 groen - landschapselement:

zie landschapselementen.

1.40 groenblauwe mantel:

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden.

1.41 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.

1.42 horeca:

bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 horecabedrijf, daghoreca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken en ter plaatse nuttigen van kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije dranken aan passanten, toeristen en recreanten ondersteunend aan de aanwezige hoofdvoorziening.

1.44 hydrologische betekenis:

gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.

1.45 hydrologische waarden:

gronden met waarden in verband met een specifieke (geo)hydrologische en/of waterhuishoudkundige situatie, mede in relatie tot aanwezige aardkundige waarden en/of waterafhankelijke natuurwaarden.

Het gaat hier onder meer om verdrogingsbestrijding, waterberging en beekherstel.

1.46 kwaliteitsverbetering van het landschap:

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.

1.47 landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.48 landschapselementen:

de verzameling van landschappelijke beplantingen en kleine natuurelementen, welke onderdeel uitmaken van het lokaal landschappelijk raamwerk.

1.49 natuurwaarden:

de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

1.50 normaal onderhoud en/of gebruik:

tot het normaal onderhoud en/of gebruik van landbouwgronden, bossen/bosjes, natuurterreinen en landschapselementen behoort het reguliere beheer. Hiertoe behoort het normaal agrarisch beheer en het normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer:

  • a. normaal agrarisch beheer, waaronder het maaien, beweiden en bemesten van grasland, het verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien, het ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor, het verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt, het maaien en schonen van de sloot en slootkant en het vervangen van - en onderhoud aan drainage;
  • b. normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer, waaronder het periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel, het knotten van bomen, het opvullen van open plekken in een houtwal of singel, alsmede het uitdunnen van bomen, laten liggen van dode bomen en het verwijderen van dode bomen.

1.51 omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 overkapping:

een constructie met niet meer dan drie wanden waarvan niet meer dan twee wanden tot de constructie behoren.

1.53 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.54 permanente bewoning:

bewoning van een verblijfseenheid waarbij niet meer dan 120 dagen per jaar elders wordt verbleven.

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.56 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.57 ruimtelijke eenheid:

complex van bij elkaar behorende bouwwerken.

1.58 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.

1.59 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.61 (teelt)ondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen, in, op of boven de grond, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren. hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik. Hierbij kunnen worden onderscheiden:

  • a. (teelt)ondersteunende kassen.
  • b. hoge permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen.
  • c. hoge tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.
  • d. lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen c.q. containervelden.
  • e. lage tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.

1.62 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, permanent):

teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt.

Hieronder worden in ieder geval verstaan teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen. ondersteunende (glas)kassen. plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.

1.63 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, tijdelijk):

teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon. hagelnetten en vraatnetten.

1.64 teeltondersteunende voorzieningen (laag, permanent):

teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton. containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.

1.65 teeltondersteunende voorzieningen (laag, tijdelijk):

teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen. insectengaas. afdekfolies. vlakveldfolies.

1.66 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.67 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.68 voorgevel:

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel).

1.69 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.70 water- en huishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.71 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.72 wonen:

het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

1.73 zijdelingse- / achterperceelsgrens

de niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand tot de weg:

de afstand tussen de bebouwing en de as van de weg.

2.2 afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse en achterste perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren op 1 m boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak.

2.9 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m in de diepte en 3,0 m in de hoogte.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals genoemd in de 'Tabel Bedrijven', waarbij niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. bedrijfswoningen uitsluitend voor zover mogelijk op grond van de 'Tabel Bedrijven' waarbij het aangegeven aantal bedrijfswoningen niet mag worden overschreden;
  • c. een bed and breakfast als recreatieve nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' binnen de bestaande bebouwing;
  • d. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • h. het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt geldt deze afstand als minimale afstand tot de weg.
  • b. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.
  • c. Niet minder dan 90% van de gebouwen moet voorzien zijn van een schuine kap waarvan de dakhelling niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedraagt tenzij in de 'Tabel Bedrijven' dezelfde goothoogte als bouwhoogte wordt toegestaan.
  • d. Herbouw of vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing’.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.

3.2.3 Tabel Bedrijven
specifieke vorm van bedrijf   Adres   Bedrijfs
activiteiten  
maximaal aantal bedrijfswoningen   maximale oppervlakte bedrijfsgebouwen in m²   goothoogte bedrijfsgebouwen in meters   bouwhoogte bedrijfsgebouwen in meters  
35   Valkenswaardseweg 46 en 46a   Groothandel en reparatiewerkzaamheden t.b.v. groot-handelsactiviteiten met ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' ondergeschikt een bed and breakfast als recreatieve nevenactiviteit tot maximaal 6 eenheden   1   840 m² voor de groothandel en reparatie-werkzaamheden t.b.v. groothandelsactiviteiten en de bestaande bebouwing met een omvang van 347 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaan-
duiding - waardevolle bebouwing' ten behoeve van een bed and breakfast  
4,5   10,0  

3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • b. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³ met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 3.2.2 onder b van toepassing is.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 3.2.2 onder c van toepassing is.

3.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • e. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
  • f. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
  • g. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 80 m², mag het in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van het oppervlak van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 160 m².

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan onder gebouwen die bovengronds:
    • 1. reeds zijn gebouwd en/of;
    • 2. gelijktijdig worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing, onder de volgende voorwaarde:

  • a. De nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van ‘waardevolle bebouwing’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’ en/of de omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot weg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de weg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
  • b. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.

3.4.2 Afwijken ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder c voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de zijdelingse en achterste eigendomsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.4.3 Afwijken ten behoeve van de voorgeschreven dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder d voor het wijzigen van de voorgeschreven dakhelling, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Het stedenbouwkundig beeld wordt niet aangetast.
  • b. De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

3.4.4 Afwijken ten behoeve van een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder b en c voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • c. De verhoging van de goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering.

3.4.5 Afwijken ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen op een grotere afstand

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder f voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning op een grotere afstand, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. Het vergroten van de afstand is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

3.4.6 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende voorwaarde:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden.

3.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Ter plaatse van het adres Valkenswaardseweg 46a mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een bed and breakfast indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de ‘Tabel Bedrijven' is toegestaan, onder de volgende voorwaarden

  • a. De oppervlakte bedrijfsbebouwing zoals opgenomen in de ‘Tabel Bedrijven' mag niet worden vergroot, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt.
  • b. Het nieuw te vestigen bedrijf mag naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving opleveren dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  • c. Het toepassen van de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • d. Het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  • e. Er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
  • f. Het toepassen van de afwijking mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.
  • g. Het toepassen van de afwijking mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Hergebruik voor wonen mag uitsluitend plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning.
  • b. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt met dien verstande dat de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - waardevolle bebouwing' niet mag worden gesloopt;
  • c. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • d. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

Artikel 4 Groen - Landschapselement

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd behoudens eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van de bodem van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld.
  • b. Het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.
  • c. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • d. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • e. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage.
  • f. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
  • g. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, tenzij dit al getoetst is aan de Wet natuurbescherming.
  • h. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • i. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • j. Het aanleggen van landschapselementen.
  • k. Het verwijderen van onverharde wegen en paden.
  • l. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

4.3.2 Uitzonderingen

Het in 4.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Zijn opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 1 bij de regels behoort.
  • c. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 4.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het groen/het landschapselement, noch aan de landschappelijke waarden (waaronder aardkundige waardevolle gebieden, cultuurhistorische waardevolle akkers en cultuurhistorische waardevolle gebieden), de natuurwaarden (waaronder de kwetsbare soorten en struweelvogels) en/of de hydrologische waarden (waaronder verdrogingsbestrijding en waterberging) en de hydrologische betekenis van de gronden (waaronder infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied).
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Realiseren verhard oppervlak
  • a. Bij het realiseren van verhard oppervlak moet sprake zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform de keur van het waterschap De Dommel, algemene regels en beleidsregels van het waterschap en het gemeentelijk hemelwaterbeleid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits advies is ingewonnen van het betrokken waterschap.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkende maatvoering bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. Van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
    • 3. de afwijking niet leidt tot aantasting van cultuurhistorische waarden.


Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
  • b. Het permanent bewonen van recreatie-eenheden.
  • c. Kleinschalig kamperen.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

9.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
    • 2. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld.
    • 3. De aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage.
    • 4. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.
    • 5. Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
    • 6. Het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Uitzonderingen: het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn, dan wel geen negatief effect op de waterhuishouding hebben;
    • 2. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. plaatsvinden binnen de bestemming Bedrijf;
    • 4. welke plaatsvinden in het kader van natuur- en landschapsontwikkeling en/of het normale onderhoud en/of beheer.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.

9.2 overige zone - cultuurhistorisch vlak
9.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' wordt gestreefd naar behoud, beheer en herstel van de historische verkavelingsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

9.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden:
    • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:
    • 2. Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² of met meer dan 0,4 meter wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveau's van steilranden worden gewijzigd.
    • 3. Het omzetten van grond of het uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 meter onder maaiveld.
    • 4. Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling.
    • 5. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
    • 6. Het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden.
    • 7. Het verwijderen van paden en onverharde wegen.
  • b. Uitzonderingen: het onder a. genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden.
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde vergunning wordt slechts verleend indien verzekerd is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden en aardkundige, hydrologische, archeologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.
    • 2. Alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op de hydrologische waarden.

9.3 overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

9.4 vrijwaringszone - weg 0-25 meter en vrijwaringszone - weg 25-50 meter
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-25 meter' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
  • b. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 25-50 meter' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.

9.5 wetgevingzone - beperkingen veehouderij
9.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij':

  • a. is uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan;
  • b. is toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij niet toegestaan.

9.5.2 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - beperkingen veehouderij' geldt in afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen dat:
    • 1. de oppervlakte van de gebouwen binnen een bestemmings-/bouwvlak waarbinnen een veehouderij(tak) is gelegen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), ten hoogste de omvang heeft van de gebouwen die:
      • op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
      • gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
      • die zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediend volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
    • 2. de oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen een bestemmings-/bouwvlak waarbinnen een veehouderij(tak) is gelegen, ten hoogste de omvang heeft van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:
      • op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren; of
      • gebouwd mogen worden krachtens een vóór 21 september 2013 verleende omgevingsvergunning; of
      • die zijn gebaseerd op een een vóór 21 september 2013 ingediend volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing indien de binnen het bestemmings-/bouwvlak gelegen veehouderij(tak) een grondgebonden veehouderij is.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

10.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid op basis van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsregels

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Valkenswaardseweg 46 Leende’.