Plan: | Kapelstraat 5, Oudenbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.BPW6057-C001 |
Aan de Kapelstraat 5 te Oudenbosch is een voormalig paardenhouderijbedrijf aanwezig. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn in zijn geheel gestaakt en de huidige eigenaar wil hier nu blijven wonen voor privé doeleinden. Daarnaast bestaat de wens om een deel van een bestaand bijgebouw als gastenverblijf te gebruiken voor privé doeleinden, zonder commerciële inslag. Dit gebruik als burgerwoning en het privé gastenverblijf is niet toegestaan binnen huidige planologische regelgeving.
Om dit planvoornemen mogelijk te maken wordt met dit wijzigingsplan een actueel juridisch planologisch kader geboden. De voormalige bedrijfswoning en de voormalige paardenstal krijgen de bestemming 'Wonen' met de de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - vab'.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Halderberge ten oosten van Oudenbosch. Het gebied kenmerkt zich door een landbouwkundig gebruik en verspreid liggende functies zoals agrarische bedrijfslocaties, woningen en andere bedrijven.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied (Bron: Pdok viewer)
De gronden van het plangebied maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' vastgesteld op 14 december 2017. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'Paardenhouderij'. Daarnaast zijn dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2', gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerszone -8' en 'luchtvaartverkeerszone-9' opgenomen en geldt er een 'bouwvlak' voor een deel van het perceel.
Afbeelding 1.2: fragment bestemmingsplan. De rode druppel betreft de Kapelstraat 5 te Oudenbosch (Bron: www.ruimelijkeplannen.nl)
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een weergave van de huidige en de toekomstige situatie weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan bod. Het laatste hoofdstuk gaat in op maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
In de huidige situatie is voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig in de vorm van een woning en een paardenschuur. In het veld en binnen de boomsingel staan nog enkele schuurtjes. In het verleden waren deze gebouwen in gebruik bij een paardenhouderij en zijn er ca. 37 paarden gehouden. Inmiddels is de bedrijfsvoering al enkele jaren gestaakt en zijn woning en voormalig paardenstal grondig verbouwd. Dit is te zien op de foto's in afbeelding 2.1.
Afbeelding 2.1: foto's huidige situatie (Bron: Rombou)
Het perceel kenmerkt zich door een bestaande en goed onderhouden groensingel die zich strekt om het gehele perceel. Daarbinnen is een groot deel ingericht als grasland voor het hobbymatig houden van paarden. Het privé gedeelte waar de woning, tuin en schuur zich bevinden, wordt afgescheiden door een hekwerk.
Het doel van dit wijzigingsplan is om reguliere bewoning van het perceel mogelijk te maken in de bestaande gebouwen. De voormalige bedrijfswoning dient hierbij als woning van de eigenaar. De voormalige paardenschuur zal deels in gebruik blijven voor het hobbymatig houden van enkele paarden en zal deels gebruikt worden als privé gastenverblijf. Op onderstaande afbeelding 2.2 is dit schematisch weergegeven.
Afbeelding 2.2: indeling bestaande gebouwen. Geel = Woning, Oranje = paardenstalling, Groen = gastenverblijf.
Het privé gastenverblijf is gesitueerd achter in de voormalige paardenschuur. Vanuit dit gastenverblijf is zicht op het grasland. Door de integratie in de bestaande schuur is het privé gastenverblijf vanaf de Kapelstraat niet waarneembaar. Het gebruik van het gastenverblijf zal uitsluitend dienen voor privédoeleiden van de eigenaar voor het ontvangen van bezoek in familiare kring. Commercieel gebruik en permanente bewoning is hier niet toegestaan en zal ook niet plaatsvinden. Nabij de schuur is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
In de huidige planologische situatie heeft het gehele perceel een oppervlakte van c.a 9.000 m2. Het perceel heeft een agrarische bestemming waarbij aan een deel een bouwvlak van c.a. 2.700 m2 is toegekend. Met dit wijzigingsplan zal het bouwvlak een woonbestemming krijgen. Binnen dit perceel wordt de oppervlakte aan bestaande voormalige agrarische bedrijfsbebouwing opgenomen als maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. In dit geval 306 m2. De schuilstallen maken hier geen onderdeel van uit. Het deel van het perceel buiten het bouwvlak maar binnen de groensingel blijft agrarisch. De groensingel krijgt de bestemming groen om de landschappelijke inpassing te borgen. Dit is weergegeven op afbeelding 2.3.
Afbeelding 2.3: schematische opzet wijzigingsplan
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op het voorliggende bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, voor zover dat is gerelateerd aan het plangebied en het voorliggende initiatief.
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 juli 2022, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI, valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.
Toets plangebied
Het planvoornemen is van dusdanig beperkt schaalniveau dat het niet raakt aan één van de nationale belangen die zijn geformuleerd in de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Toets plangebied
Het planvoornemen betreft geen ruimtelijke ontwikkeling van nationaal belang.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). In de toelichting van een bestemmingsplan moet een onderbouwing worden opgenomen volgens de 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die ook wel 'duurzaamheidsladder' wordt genoemd.
De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd om planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk te maken binnen bestaand stedelijk gebied. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn 'Ladderplichtig'. Ontwikkelingen mogen alleen plaatsvinden als er sprake is van duurzame verstedelijking. Om dit te kunnen beoordelen wordt er getoetst of er behoefte is aan de ontwikkeling. De initiatiefnemer moet dit kunnen aantonen. Deze behoefte dient getoetst te worden aan de hand van een onderzoeksgebied, een tijdshorizon van 10 jaar en een marktonderzoek.
Toets plangebied
Het mogelijk maken van een reguliere woning in een bestaande 'voormalige' bedrijfswoning is niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling. Een verder toets kan daarmee achterwege blijven.
De toets aan de structuurvisie, het Barro en de ladder voor duurzame verstedelijking laat zien dat het initiatief in overeenstemming is met het relevante Rijksbeleid.
In de omgevingsvisie Noord-Brabant schetst de provincie het toekomstbeeld (panorama) van 2050 waar ze met alle partijen gezamenlijk naar toe wil werken. Het is de bedoeling om Brabant welvaren, verbonden en klimaatproof te laten zijn. Hierin wordt door de provincie 4 hoofdopgaven:
Bij de uitwerking hiervan acht de provincie het van belang dit vanuit een gebiedsspecifieke benadering de kansen en bedreigingen van de opgaven te benoemen en rekening te houden met de kansen vanuit andere hoofdopgaven. Met extra focus op de hoofdopgaven wil de provincie een goede basis met een goede omgevingskwaliteit behouden.
Toets plangebied
Het wijzigen van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming is niet direct toe te schrijven aan een specifieke hoofdopgave van de omgevingsvisie. Wel zorgt een nieuwe invulling van het perceel ervoor dat de bestaande planologische mogelijkheden voor vestiging van een (nieuw) agrarisch bedrijf met bijbehorende emissies (ammoniak/geur/fijnstof) verdwijnen. Dit zorgt indirect voor een gezondere leefomgeving en betere omgevingskwaliteit die in de doelen van de provincie wordt nagestreefd.
In de interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: omgevingsverordening) zijn verschillende regelingen op provinciaal niveau over de fysieke leefomgeving samengevoegd. Met de omgevingsverordening wil de provincie met haar regels aansluiten op de werkwijze van de Omgevingsvisie en de Omgevingswet. Het is een tussenstap naar de definitieve omgevingsverordening gebaseerde op de Omgevingswet.
In de omgevingsverordening is gekozen voor de doelgroepenbenadering. Dit betekent dat in de omgevingsverordening de regels zijn gegroepeerd in hoofdstukken met binnen ieder hoofdstuk een verdeling van de relevante beleidsthema's.
In Hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn de instructie regels opgenomen die gemeenten moeten toepassen bij de uitvoering van hun bevoegdheden in het kader van de Wro. Hierin staan de regels die eerst behoorden tot de Verordening ruimte.
Toets plangebied
Afbeelding 3.1: fragment kaart rechtstreeks werkende regels: landbouw (Bron: www.ruimtelijke plannen.nl)
Van toepassing zijnde regelgeving uit de omgevingsverordening voor ontwikkeling van niet agrarische functies:
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bepaalt dat:
In afwijking van artikel 3.68 Wonen in Landelijk gebied kan een bestemmingsplan voorzien in:
Toets
Ad a, b, c.
In de beoogde situatie worden de bestaande bedrijfswoning en bijgebouw omgezet naar de woonbestemming. Er vindt hierbij geen splitsing van de woning plaats. In het bijgebouw worden deels hobbymatig paarden gehouden en wordt een gastenverblijf gerealiseerd (zie afbeelding 2.2). Dit is ondergeschikt aan de woonbestemming en dient niet voor permanente (recreatie) bewoning. Er is geen sprake van overtollige bedrijfsgebouwen. De voormalige bedrijfswoning en paardenstal blijven staan in gebruik t.b.v. de woonfunctie.
Regels met betrekking tot de basisprincipes evenwichtige toedeling van functies:
Lid 1
Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.
Lid 2
Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met:
Toets
Deze aspecten worden navolgend getoetst.
Lid 1
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
Lid 2
Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel.
Toets
ad a
Er is geen sprake van nieuwvestiging. Bestaande gebouwen worden aangewend om de bestemmingswijziging mogelijk te maken.
Ad b
De ladder voor duurzame verstedelijking is getoetst bij de behandeling van het van toepassing zijnde rijksbeleid. Er is bij het onderhavige initiatief geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Ad c
De woning en bijgebouw zijn gesitueerd in een bestemmingsvlak 'wonen'. Het overige deel van het perceel krijgt de bestemming agrarisch waarbinnen ook tuin is toegestaan.
Lid 1
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd.
Lid 2
De lagenbenadering omvat de effecten op:
Lid 3
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Toets
Met dit planvoornemen wordt de agrarische bestemming (deels) omgezet naar een woonbestemming en groen. Deze functiewijziging is door haar omvang en impact op de omgeving van zeer beperkte invloed op de van toepassing zijnde lagen, zoals ondergrond, netwerk en tijd. Daar waar de laag-dynamische ondergrond van toepassing is zal dit getoetst worden bij de behandeling van de van toepassing zijnde milieu- en omgevingseffecten. In het perspectief van de tijd zal dit tot een situatie leiden die toekomstbestendig is, namelijk een 'duurzame' burgerwoning.
Lid 1
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Lid 2
De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, bedoeld in artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.
Toets
ad. Lid 1 a, b.
met dit planvoornemen is geen sprake van meerdere ontwikkelingen. Er kan geen combinatie gezocht worden. Dit geldt ook voor een bijdrage aan een andere opgave. Ook dit is niet aan de orde.
ad. Lid 2
Met dit wijzigingsplan gaat een kwaliteitsverbetering gepaard door middel van het vastleggen van een landschappelijke inpassing. In navolgende paragraaf wordt dit getoetst aan de vereisten voor kwaliteitsverbetering van het landschap.
Lid 1
Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
Lid 2
Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
Lid 3
Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:
Toets
Ad. Lid 1,2 en 3
De gemeente Halderberge heeft in een regionale samenwerking met de provincie Noord-Brabant afspraken gemaakt over de kwaliteitsverbetering van ruimtelijke initiatieven in het landelijk gebied.
Het wijzigingen van alleen de bestemming van agrarisch naar wonen is van toepassing op de bestaande gebouwen, uitbreiding is niet aan de orde. Een dergelijk plan valt onder categorie 2 van het afsprakenkader 'toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap in regio West-Brabant. Voor deze categorie is een goede landschappelijke inpassing vereist.
Om de omvang te kunnen bepalen die vereist is voor de landschappelijke inpassing wordt een formule gehanteerd. Deze luidt als volgt:
Het huidige agrarisch bouwvlak is 68 meter lang en 40 meter breed. Volgens de formule dient er ((2 * 68) + 40) *3 = 528 m2 aan landschappelijk inpassing gerealiseerd te worden.
In de huidige situatie is een dergelijke inpassing al aanwezig. Er dient echter ook sprake te zijn van een fysieke verbetering van het landschap. In dit geval wordt de bestaande opgaande beplanting aan de zuidzijde van het plangebied versterkt door het toepassen van inheemse beplanting en een verbreding over een oppervlakte van 150 m2 . Dit is opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 1).
Conclusie provinciaal beleid
Gelet op de toetsing aan het van toepassing zijnde provinciaal beleid kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen hier mee in overeenstemming is.
Op 10 februari 2022 is de omgevingsvisie Halderberge vastgesteld. In de omgevingsvisie wil de gemeente bereiken dat Halderberge aantrekkelijk blijft en nog aantrekkelijker wordt door waarden te versterken en bij te dragen aan de opgaven.
De waarden zijn hetgeen kenmerkend is en Halderberge uniek maakt. Dit is per kern of gedeelte van het buitengebied beschreven. De opgaven zijn speerpunten van beleid waar de gemeente aan wil werken. Dit is voor de gehele gemeente uitgewerkt met aanvullingen per kern of deelgebied.
Toets plangebied
Waarden
Bij de waarden van de gemeente is een kaart opgesteld met de verschillende deelgebieden. Het plangebied valt onder het deelgebied 'Buitengebied - Kleinschalig landschap. Dit betreft een halfopen landschap dat voornamelijk is ontstaan in vroegere tijden. Houtwallen, bomenrijen, geriefhoutbosjes en verspreide bebouwing hebben het ldnachap een kleinschalig en halfopen karakter gegeven. Waarden in dit gebied zijn onder andere:
Hier kan een bijdrage aan geleverd worden door in te spelen op:
Afbeelding 3.3: ligging plangebied in het Buitengebied - Kleinschalig landschap
Met het planvoornemen wordt in de vorm van het vastleggen van een landschappelijk inpassingsplan ervoor gezorgd dat er groene landschapselementen worden behouden. Een nieuwe woonbestemming is tevens passend in het gemengde agrarisch karakter van het gebied.
Opgaven
Voor het buitengebied is de opgave 'behoud en versterking van een aantrekkelijk buitengebied' opgenomen in de omgevingsvisie. Onderdeel van deze opgave is de hoofdlijn van beleid die gericht is op mogelijkheden voor toekomstbestendig gebruik van agrarisch vastgoed. De gemeente ziet dat het buitengebied veranderd. Er stoppen steeds meer bedrijven met leegstand tot gevolg. Leegstand en verwaarlozing van deze gebouwen heeft grote invloed op de kwaliteit van het in de gemeente Halderberge.
Voor het kleinschalig landschap geldt dat verschillende functies (agrarisch, wonen, recreëren) goed naast elkaar kunnen bestaan. Ook voor de toekomst. Een verdere verdichting dient te worden voorkomen.
Het wijzigen van een voormalige agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming sluit aan bij de opgave voor het buitengebied. Er wordt rekening gehouden met de ligging in het kleinschalig landschap door de huidige inpassing van het erf vast te leggen.
In de structuurvisie Halderberge 2025 zijn de hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied om zo in algemene zin duidelijkheid te kunnen bieden of initiatieven daarbinnen passen.
Het buitengebied komt in paragraaf 4.2 aan de orde. Er komen verschillende soorten agrarische bedrijven voor in de gemeente. Dit zijn met name akkerbouw, veeteelt en boomteelt bedrijven. Dit gemengde gebied is ook het waar het plangebied is gelegen.
Afbeelding 3.2: Structuurvisiekaart met plangebied ter hoogte van rode cirkel. (Bron: gemeente Halderberge)
Naast de structuurvisiekaart heeft de gemeente in de structuurvisie een overzichtskaart met de verschillende strategieën per gebied opgenomen. Deze kaart is bedoeld om initiatieven op te kunnen toetsen aan deze kaart met strategieën. De strategieën komen voort uit de visiekaart.
Afbeelding 3.3: kaart met strategie gebieden. (Bron: gemeente Halderberge)
Toets plangebied
Het plangebied is gelegen in het gebied waar de strategie 'behouden' van toepassing is. Uitgangspunt is hier het tevreden zijn over de huidige (hoofd)functie en kwaliteit; kleinschalige aanpassingen in het gebied zijn toegestaan, maar dient een versterking te zijn van de huidige situatie en de kwaliteit, geen actieve benadering.
Het planvoornemen beperkt zich tot de bestaande situatie en zal de landschappelijke inpassing vastleggen. Dit betekent een versterking van de (ruimtelijke) en landschappelijke kwaliteit.
De hiervoor beschreven structuurvisie is het vertrekpunt geweest voor het landschapsplan Halderberge 2016-2025 en betreft een actualisatie van het voorgaande landschapsplan uit 2003.
Het landschapsplan onderscheid 3 typen van visuele landschapstypen:
Toets plangebied
het plangebied is gelegen in de landschappelijke eenheid 'Kruisstraat - de Heul'. Dit gebied kenmerkt zich door de volgende eigenschappen:
Visie.
Toetsing plangebied
Met het planvoornemen wordt de huidige landschappelijke inpassing in de vorm van hoog opgaande beplanting en stuiken vastgelegd. Dit past bij de eigenschap van het gebied waar relatief veel landschapselementen aanwezig zijn in de vorm o.a. erfbeplanting. De bestaande zichtlijnen blijven gehandhaafd en de huidige inpassing past naadloos bij het half-open karakter met de bestaande bomenrijen op de kavelgrens. De landschappelijke inpassing sluit hiermee aan bij het beleid opgenomen in het landschapsplan Halderberge 2016-2025
In het bestemmingsplan eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge is in artikel 3.6.9 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de agrarisch bestemming naar een wonen - vab bestemming. Om gebruik te kunnen maken van deze bevoegdheid zal aan de bijbehorende voorwaarden voldaan moeten worden. In deze paragraaf worden deze voorwaarden m.b.t. het initiatief getoetst.
Het agrarisch bouwvlak is van toepassing op een deel van het erf. Hier staan de hoofdgebouwen (woning, paardenstal en gastenverblijf). Dit deel krijgt de woonbestemming met de specifieke aanduiding vab.
Het agrarisch gebruik is feitelijk beëindigd. Het perceel staat op naam van initiatiefnemer. Er worden geen agrarische bedrijfsactiviteiten ontplooit.
Deze bestemming met aanduiding zal worden toegekend aan het deel van het perceel waar het agrarisch bouwvlak van toepassing is.
In de omgeving liggen enkele bedrijven. In de huidige situatie is al een (bedrijfs)woning aanwezig. De afstand t.o.v. de bedrijven wordt niet korter omdat de locatie van de woning niet wijzigt.
In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken en getoetst. Uit de toetsing volgt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Er is geen sprake van overtollige bedrijfsgebouwen. De voormalige bedrijfswoning en paardenstal blijven staan in gebruik t.b.v. de woonfunctie.
Het bestemmingsvlak voor Wonen VAB krijgt de oppervlakte van ca 2.700 m2.
De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen heeft in dit geval alleen betrekking op de paardenstal. Deze heeft een oppervlakte van c.a. 300 m2.
Zoals aangegeven is er al een kwalitatief hoogwaardige groensingel van hoog opgaande beplanting aanwezig om het gehele erf. De bestemming 'Groen en functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' worden toegekend aan dezebomensingel rondom het erf. Aan de zuidzijde zal de bestaande bomenrij worden verdicht met steekeigen beplanting. Dit is opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan (zie: Bijlage 1) De uitvoering en instandhouding is vastgelegd met een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit plan. Dit betekent (planologische) zekerheid over een kwalitatief goed ingepast erf.
In dit geval is er geen bedrijfsgebouw aangewezen als monument.
De gemeente Haldergberge is voornemens een paraplu bestemmingsplan, geldend voor het gehele grondgebied, voor een drietal onderdelen. Eén van deze onderdelen is een aanpassing voor de regels ten behoeve van toekomstbestendig gebruik van het (vrijkomend) agrarisch vastgoed in het buitengebied van de gemeente. Het doel van dit plan is om leegstand verloedering, verromeling, verpaupering en criminaliteit te voorkomen.
Toets plangebied
Het toekennen van de woonbestemming aan voormalig agrarisch vastgoed is in lijn met de uitgangspunten van het Parapluplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Toetsing
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype tot rustig gebied:
In dit geval is er sprake van een gemengd gebied gelet op de verschillende functies zoals woningen en bedrijven op korte afstand van elkaar.
In de omgeving zijn de volgende bedrijven met bijbehorende richtafstand aanwezig:
Locatie adres | Omschrijving + SBI 2008 | Milieucategorie | Richtafstand gemengd gebied | Afstand tot 'Wonen' |
Kapelstraat 4a | tuincentrum 4752 | 2 | 10 | 10,5 m |
Kapelstraat naast 4a | tuincentrum 4752 | 2 | 10 | 44,4 m |
Bosschendijk 215a | tuincentrum 4752 | 2 | 10 | 290 m |
Oude Antwerpsepostbaan 54 | tourincarbedrijf 493 | 3.2 | 50 | 380 m |
Tabel: richtafstanden bedrijven in de omgeving
De kortste afstand gemeten van de nieuwe woonbestemming tot de bedrijfsbestemming (worst-case) is 10,5 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand die van toepassing is.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Geurhinder kan optreden bij het houden van dieren in dierenverblijven (stallen, inclusief een vaste uitloop) en het opslaan en bewerken van agrarisch bedrijfsstoffen (mest, kuilvoer, krachtvoer). In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het activiteitenbesluit zijn normen opgenomen die gevoelige functies moeten beschermen.
Gemeenten mogen hiervoor hun eigen beleid opstellen door gemotiveerd strengere of minder strenge normen te hanteren. De gemeente Halderberge heeft geen afwijkende normen vastgesteld. Ook zal in het kader van de omgekeerde werking moeten worden beoordeeld of het toevoegen van een gevoelige functie omliggende bedrijven niet zal belemmeren.
Toets plangebied
In dit geval is de regel uit de Wgv van toepassing waarbij de woning aan de Kapelstraat 5 onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een veehouderij. Uit de vergunningenhistorie (Web-bvb provincie Babant) blijkt dat op 19 maart 2000 nog, hetzij beperkt, vleesvee mocht worden gehouden.
ER dient op grond van artikel 3.2.b Wgv een afstand van 50 meter tot een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom aangehouden te worden. In dit geval is hier sprake van een afstand die groter is dan 50 meter.
Daarnaast moet onverminderd bovengenoemd artikel de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom, in dit geval de woning, ten minste 25 meter zijn (artikel 5.1.b Wgv). Ook hier wordt ruimschoots aan voldaan.
Conclusie
Voor het aspect geur kan het initiatief uitvoerbaar worden geacht.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Aangetoond dient te worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen bestemmings- en/of functiewijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat.
Toets
In de huidige situatie is sprake van een verblijfsfunctie ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning. Hier is geen bodemverontreiniging te verwachten gelet op het voorgaande gebruik. Rondom het deel van de voormalige paardenstal dat als gastenverblijf ingericht wordt is wel bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek volgt dat de gevonden gehalten koper, cadmium en PAK zeer gering zijn en worden als niet significant beschouwd. Ook voor wat betreft asbest is op deze locatie (gastenverblijf) onderzoek uitgevoerd. Voor asbest kan de locatie als niet verdacht worden aangemerkt omdat er geen bodemverontreiniging met asbest is aangetroffen. Het complete onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1.
Conclusie
Uit het bodemonderzoek volgt dat voor het aspect bodem geen bezwaren bestaan voor dit initiatief.
De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidgevoelige functies binnen de geluidszone van (spoor)wegen en/of industrieterreinen worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting.
Toets plangebied
Er is sprake van het omzetten van een agrarische naar een woonbestemming. In de huidige situatie is al een (bedrijfs)woning aanwezig, en dus een gevoelig object. De Kapelstraat is een weg waar maximaal 60 km/h gereden mag worden. Er is sprake van een lage verkeersintensiteit i.c.m. een lage verkeerssnelheid waardoor er geen geluidhinder van deze weg zal optreden. De woning ligt buiten de zonering van de provinciale weg N640. Ook spoorwegen liggen op grote afstand van het plangebied waardoor deze geen effect zullen hebben op het planvoornemen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van dit wijzigingsplan.
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een projectplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram per m3 (µg/m3 ) voor fijn stof en stikstofoxiden (NO2).
Toets plangebied
Het wijzigen van de bestemming gaat gepaard met een afname van verkeersbewegingen en mogelijke fijnstof uitstoot van dieren die op grond van de huidige bestemming gehouden mogen worden. Dit betekent dat het project NIBM bijdraagt aan de fijnstof uitstoot.
Conclusie
Het project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit in de omgeving en kan op dit punt uitvoerbaar worden geacht.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Toets plangebied
Risico's
Met behulp van de risicokaart externe veiligheid is gekeken naar de risico’s in de omgeving van het plangebied. De risicokaart is hulpmiddel om risico bronnen in de omgeving te kunnen bepalen.
Afbeelding 4.1: Uitsnede risicokaart
Inrichtingen
In de directe omgeving van de projectlocatie bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
Op ca. 258 meter van het plangebied ligt een buisleiding met een invloedsgebied van 140 meter. Op 353 meter ligt nog een buisleiding. Deze heeft een invloedsgebied van 210 meter. In beide gevallen ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van deze buisleidingen.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de risicokaart volgt dat er in de omgeving geen wegen zijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Wel is er op grotere afstand een spoorlijn aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De stof D4 bepaald een invloedsgebied groter dan 4 kilometer. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van de spoorlijn, maar wel binnen de 4 kilometer. Dit betekent dat een beperkte verantwoording van het groepsrisco kan volstaan. De gemeente Halderberge heeft in de 'Standaard verantwoording groepsrisico (zie Bijlage 2) zones aangewezen. Het plangebied bevindt zich in een grijze zone. In dit geval kan volstaan worden met een standaardverantwoording (zie Bijlage 3). Deze verantwoording is hieronder beschreven.
Standaardverantwoording
Bestrijdbaarbheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Kapelstraat en N640. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal een functiewijziging gerealiseerd worden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.
Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van het plan.
In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets. Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij nader wordt behandeld.
4.8.1 Waterrelevant beleid en regelgeving provincie en waterschap
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP staat voor:
Waterschapsbeleid
Het waterschap Brabantse Delta heeft een 'Ruimtelijke Visie West-Brabant 2030' opgesteld waarin ruimtelijke opgaven én wateropgaven voor de komende jaren, met daarbij oplossingsrichtingen worden beschreven.
Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
GRP Halderberge 2020-2023
In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) wordt beschreven hoe de gemeente Halderberge verder bouwt aan een robuust en flexibel watersysteem. Het GRP is een goed planinstrument om mee te kunnen bewegen met de trends en ontwikkelingen binnen het vakgebied. Zo is er bijvoorbeeld sprake van meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en burgers en verandering in wetgeving.
Het GRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. In het GRP is vastgelegd wat de gemeente wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater. Om invulling te geven aan de ambities/doelen zijn de volgende speerpunten geformuleerd:
Toetsing plangebied
Het betreft een functiewijziging van agrarisch naar wonen. De oppervlakte van de verharding blijft gelijk ten opzichte van de huidige situatie. Voor de waterhuishouding heeft het plan geen effect.
Conclusie
Voor wat betreft het aspect water kan het plan uitvoerbaar worden geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000- gebieden. Daarnaast is het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.
Soortenbescherming
Wet natuurbescherming regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden of er beschermde soorten aanwezig zijn in of nabij het plangebied, in hoeverre het plan negatieve gevolgen kan hebben op die beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen moeten worden genomen.
Toets Plangebied
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijne Natura-2000 gebied Hollands Diep is gelegen op c.a. 10,7 kilometer afstand van het plangebied. Het planvoornemen zorgt er voor dat er een agrarisch bedrijf verdwijnt en er een woonfunctie voor terug komt. Dit betreft een burgerwoning, gastenverblijf en enkele paarden die hobbymatig worden gehouden. Ten opzichte van het huidige gebruik veranderd er niks. Er zal dan ook geen (significant) verslechterend effect optreden op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden in de omgeving.
Afbeelding 4.2: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden (Bron: AERIUS)
Het dichtstbijgelegen NNB gebied is aanwezig op een afstand van ca 211meter. Het planvoornemen vindt niet plaats in dit gebied.
Afbeelding 4.3: Ligging plangebied t.o.v. Natuurnetwerk Noord-Brabant (Bron: provincie Noord-Brabant)
Soortenbescherming
De voorgenomen functiewijziging vindt plaats binnen bestaande gebouwen. Er worden voor dit initiatief geen bomen gekapt, gesloopt of sloten gedempt of gegraven. Het initiatief heeft geen negatieve effecten op eventueel aanwezige beschermde soorten.
Conclusie
Er hoeft geen quickscan uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.
Artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
De zorgplicht is als een open norm geformuleerd in het eerste lid van artikel 1.11. In het tweede lid wordt de zorgplicht iets geconcretiseerd door te bepalen dat de zorgplicht in elk geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor in het wild levende dieren en planten:
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. Deze wet vormt het wettelijke fundament voor de cultuurhistorie en archeologie in Nederland. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd.
Toets
Cultuurhistorie
Cultuurhistorische waardenkaart provincie
Uit de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant volgt dat er geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn ter plaatse van het plangebied. Het planvoornemen heeft tevens geen effect op het nabij gelegen complex van cultuurhistorisch belang (paarse stip).
Afbeelding 4.2: uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Noord-Brabant (Bron: provincie Noord-Brabant)
Beleidsnota Inspirerend Verleden
In de beleidsnota Inspirerend Verleden is aangegeven dat de gemeente naar een beleid toe wil waar sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente. Centraal staat: cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.
Bij het ontwikkelen van nieuwe plannen dient cultuurhisotrie een volwaardige plaats én inbreng te krijgen. Er dient een gedegen kennis van de aanwezige cultuurhistorische / monumentenwaarden verkregen te worden. Er wordt ingezet op het tijdig inbrengen van erfgoed discipline in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.
In dit plan wordt in deze paragraaf beschreven welke cultuurhistorische waarden en monumentenwaarden van toepassing zijn. Deze zijn met het planvoornemen niet in geding.
Cultultuurhistoriekaart Halderberge
Afbeelding 4.3: fragment Cultuurhistoriekaart Halderberge
Het plangebied is gelegen in een gebied waar een bebouwingsconcentratie aanwezig sinds 1830. Het uitgangspunt is behoud van de kernkwaliteiten. Tevens is de woning aangewezen als monument. Ook hiervan is het uitgangspunt instandhouding conform het vigerend beleid. De Kapelstraat is aangemerkt als 'historische weg'. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is het benutten van het wegpatroon als basis.
Het planvoornemen betreft alleen een functiewijziging en heeft geen negatief effect op de bovengenoemde cultuurhistorische waarden.
Archeologie
Archeologische verwachtingskaart
Afbeelding 4.4: fragment Archeologische advieskaart buitengebied. Plangebied = rode cirkel.
Van de archeologische advieskaart buitengebied van de gemeente Halderberge is af te leiden dat er een hoge archeologische verwachtingswaarde uit één of meer van de onderscheiden perioden (Laat-Paleolithicum-Late Middeleeuwen) aanwezig is ter plaatse van het plangebied. In dit gebied is archeologisch onderzoek noodzakelijk voor bodemingrepen dieper dan de bouwvoor. Tevens is er sprake van 'historische bebouwing' binnen het plangebied.
In het huidige bestemmingsplan Buitengebied worden de archeologische waarden beschermd door een dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming wordt ook opgenomen in dit wijzigingsplan. Verder vinden er geen ingrepen plaats die de grond roeren. Het plan heeft dan ook geen effect op de mogelijk aanwezige archeologische waarden ter plaatse. Deze blijven conform het huidige beleid beschermd.
Beleidsnota archeologie
De gemeente Halderberge streeft naar een gedegen, proactief en geïntegreerd beleid. Doelstelling is het archeologisch erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het gemeenschappelijk geheugen en als middel voor wetenschappelijke studie. Uitgangspunt is onder andere de relatie tussen ruimtelijke ordening en archeologie versterken zodat behoud en beheer van het bodemarchief onderdeel worden van het planologische besluitvormingsproces.
In dit wijzigignsplan zijn de archeologische waarden beoordeeld en is de archeologische bestemming opgenomen als aparte bestemming om de gevraagde bescherming te bieden.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van zowel archeologie als cultuurhistorie is het planvoornemen uitvoerbaar.
Het vigerend parkeerbeleid van de gemeente Halderberge is vastgelegd in de 'Kadernota Parkeren 2017-2021'. In deze nota zijn normen opgenomen voor parkeren in Gebied C, het buitengebied, bij woningen. Het gastenverblijf kan worden geschaard onder de noemer Hotel/pension uit de parkeernota.
Voor een woning > 90m2 in het buitengebied geldt een norm van 2,3 perkeerplaatsen en voor een hotel/pension is de norm 1,5 per kamer. Dit zou maximaal aantal parkeerplaatsen van 3,8 betekenen. Het huidige erf (plangebied) heeft voldoende parkeerruimte om aan deze norm te voldoen.
Het verkeer in de omgeving zal geen problemen ondervinden van de functiewijziging. De agrarische functie wordt opgeheven, hetgeen zal resulteren in een sterke afname van aantal verkeersbewegingen van een naar de locatie.
Conclusie
Het planvoornemen is voor het aspect verkeer en parkeren uitvoerbaar.
In kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
Deze omstandigheden betreffen:
Indien er belangrijk nadelige gevolgen en/of bijzondere omstandigheden worden geconstateerd moet een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt.
Toets
Het voorliggende project voorziet in een functiewijziging van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Hiermee wordt geen drempelwaarde als genoemd in kolom C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. overschreden. Er treden als gevolg van dit project geen belangrijke nadelige gevolgen op voor het milieu. Ook doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die het maken van een milieueffectrapport noodzakelijk maken.
Conclusie
Voor het plan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012.
De regels van het moederplan bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' zijn van overeenkomstige toepassing voor dit wijzigingsplan.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Hieronder worden de gehanteerde bestemmingen kort toegelicht.
Wonen
Het voormalige agrarisch bouwvlak krijgt de bestemming wonen. Binnen deze bestemming zijn bouw en gebruiksregels opgenomen en zijn de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig.
Net als in de huidige situatie wordt de maximale maatvoering voor de oppervlakte van de gebouwen begrensd op de bestaande oppervlakte. Dit is gedaan met een specifieke aanduiding en oppervlakte.
Groen
Daar waar de landschappelijke inpassing aanwezig is geldt de bestemming Groen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. Deze bestemming en aanduiding hebben als doel de aanwezigheid en instandhouding van deze landschappelijke inpassing te borgen.
Agrarisch
De gronden binnen het plangebied met de bestemming agrarisch blijven dezelfde gebruiksmogelijkheden behouden als in de huidige situatie.
Waarde - Archeologie 2
De archeologische verwachtingswaarde ter plaatse wordt beschermd met deze dubbelbestemming.
Luchtvaartverkeerszone - 8
Binnen deze zone is een maximale bouwhoogte van toepassing in verband met een in de nabijheid gelegen vliegveld. Voor deze zone is dat 74.14m en 84.14m boven NAP
Luchtvaartverkeerszone - 9
Binnen deze zone is een maximale bouwhoogte van toepassing in verband met een in de nabijheid gelegen vliegveld. Voor deze zone is dat 84.14m en 94.14m boven NAP.
Bij de bestemming aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels en afwijkingsregels.
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van een voornemen kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij de eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Bij het tweede gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen.
Omtrent de wettelijke verplichting inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan, wordt in deze paragraaf ingegaan op de economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
Het plan wordt gefinancierd door de initiatiefnemer, de gemeentelijke kosten aan het plan zijn gedekt middels de te heffen leges. Er wordt vanuit gegaan dat de initiatiefnemer het plan kan financieren en dat het daarom economisch uitvoerbaar is.
Met de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst gesloten worden waarin de realisatie van de landschappelijke inpassing en het verhaal van eventuele planschade is geregeld.
In het kader van het vooroverleg is het plan voorgelegd aan de omgeving. Alle omwonenden zijn in kennis gesteld van het planvoornemen en hebben voor akkoord getekend. Een verslag is bijgevoegd als Bijlage 4.
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening jo artikel 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht is het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners van de gemeente.
Er is door twee instanties een overlegreactie ingediend.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 november 2022 t/m 28 december gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode is één ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Hier is geen gebruik van gemaakt. Het plan kan ongewijzigd worden vastgesteld
Het vastgestelde plan wordt 6 weken ter visie gelegd. In deze termijn kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State.