direct naar inhoud van Regels
Plan: Borchwerf II, 2e herziening veld A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP9009-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'Borchwerf II, 2e herziening veld A' met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP9009-C001 van de gemeente Halderberge.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Amusementshal

Gelegenheid waar men videospelletjes kan doen en flipperkasten kan bedienen.

1.6 Arbeidsintensiteit

Het aantal werknemers per oppervlakte-eenheid; daarbij wordt het navolgende onderscheid gemaakt:

  • laag (extensief): > 100m² / werknemer;
  • matig (extensief): 40-100m² / werknemer;
  • hoog (extensief): < 40 m² / werknemer.
1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 Bedrijf

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten c.q. het verlenen van diensten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen, tenzij deze ondergeschikt is), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, ict en internet bedrijven, reparatie (waaronder geen autoreparatiebedrijven), e.d. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

1.10 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk, dat:

  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of, waarbij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend.
1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bevi-bedrijf

Een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 Bezoekersintensiteit

Het aantal bezoekers van een bedrijf en/of voorziening per oppervlakte-eenheid; daarbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

  • laag (extensief): vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (> 300 m² / bezoeker);
  • regelmatig: regelmatig contact met klanten of relaties (100-300 m² / bezoeker);
  • hoog (intensief): dagelijkse stroom bezoekers substantieel onderdeel van de bedrijfsvoering, bedrijfsactiviteit gericht op klanten/bezoekers, baliefuncties e.d. (< 100 m² / bezoeker).
1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bruto-/bedrijfsvloeroppervlak

De totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid ter plaatse te consumeren.

1.24 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.25 Distributie

Het georganiseerd vervoeren van (bijvoorbeeld) goederen van producent naar consument.

1.26 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 Geluidzoneringsplichtige inrichting

Bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604).

1.28 Gokhal

Gelegenheid waar op grote schaal gokautomaten worden geëxploiteerd.

1.29 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden.

1.30 Handelsbedrijf

Een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert.

1.31 Internetbedrijf

Een bedrijf, dat producten bedrijfsmatig, overwegend via internet, te koop aanbiedt,


waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkoopt en/of levert aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden dan wel aan particulieren.

1.32 Kadernota parkeren

Kadernota parkeren 2017-2021 van 9 februari 2017, en elk opeenvolgende notitie.

1.33 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.34 Kantoorhoudend bedrijf

Een bedrijf waarvan een kantoor deel uit maakt.

1.35 Logistieke dienstverlening

Dienstverlening waarbij de gehele fysieke distributie (transport, voorraadbeheer, ontvangst, opslag en orderverzameling) en de daaraan verbonden informatiefunctie wordt verzorgd door een producent.

1.36 Omgevingsvergunning

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.37 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.38 Omgevingsvergunning voor het afwijken

Omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.39 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.40 Ondergeschikt

Een buiten de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel en een bloemenvenster, met uitzondering van een uitgebouwd deel van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak).

1.41 Ondergronds

Beneden peil.

1.42 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.43 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.44 Reclame-uiting

Elke aanduiding van commerciële of niet commerciële aard, in de vorm van een opschrift, aankondiging en/of mededeling al of niet in combinatie met een bouwkundige uitbreiding of attentie-element, voor zover deze van de openbare straat in, op, aan of rondom gebouwen zichtbaar is.

1.45 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar

1.46 Transport

Vervoer, het overbrengen van goederen of personen.

1.47 Transport- en distributiesector

Economische sector bestaande uit: transport, logistieke dienstverlening, distributie en value added logistics.

1.48 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.49 Zelfstandige kantoren zonder balie functie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, zonder rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.50 Zelfstandige kantoren met balie functie met een matige publieksaantrekkende werking

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met rechtstreekse aanraking met het publiek, zoals een notaris, accountant, advocaat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De afstand tot de perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.

2.7 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.8 Het bruto-/bedrijfsvloeroppervlak van een gebouw

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de buitenruimte van een ander gebouw.

2.9 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.10 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. bedrijven in milieucategorie 3.1 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI) (Bijlage 1) binnen de functieaanduiding ‘bedrijf van categorie 3.1’, uitgezonderd Bevi-bedrijven;
  • b. bedrijven in milieucategorie 3.2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI) (Bijlage 1) binnen de functieaanduiding ‘bedrijf van categorie 3.2’, uitgezonderd Bevi-bedrijven;
  • c. kantoren, met dien verstande dat deze deel moeten uitmaken van een bedrijf als bedoeld in sub a en het kantoorvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 40% van het totale bedrijfsoppervlak met een maximum van 2.000 m²;
  • d. een (gebouwde) parkeervoorziening;

met daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. verkeersvoorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, straatmeubilair en abri's;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. voorzieningen van openbaar nut.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

  • a. bedrijven niet rechtstreeks mogen worden ontsloten op de wegen met de aanduiding 'weg', maar moeten worden ontsloten via de reguliere ontsluitingswegen;
  • b. voorzien moet worden in voldoende laad- en losmogelijkheden op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het ladend en lossend verkeer kan manoeuvreren en zich kan opstellen op het bouwperceel zelf, zodat het openbaar gebied daarmee niet wordt belast;
  • c. voorzien moet worden in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein; waarbij in ieder geval ruimte dient te worden gereserveerd zodat voldaan wordt aan de door de gemeente Halderberge vastgestelde parkeernormen;
  • d. voorzien moet worden in voldoende inpandige fietsvoorzieningen, waarbij de volgende minimale normen gelden:
    • 1. voor bedrijven 1 fietsvoorziening per 500 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak;
    • 2. voor kantoren 1 fietsvoorziening per 200 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak;

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot aan de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het minimale bebouwingspercentage per bouwperceel is 40%;
  • e. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel is 80%;
  • f. binnen een zone van 9 meter vanaf de perceelsgrens waarin het perceel wordt ontsloten, mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de kantoorfunctie worden gebouwd, het bepaalde in sub a en b blijft van toepassing;
  • g. binnen een zone van 22 meter vanaf de weg waarop het perceel wordt ontsloten mogen buiten of aan de bedrijfsgebouwen geen laad- en losvoorzieningen worden gerealiseerd;
  • h. de gebouwen mogen worden voorzien van een kap met een maximale dakhelling van 15°;
  • i. de oppervlakte van een gebouw van openbaar nut bedraagt maximaal 50 m² met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van een KWO-systeem waarbij de maximale oppervlakte 150 m² en de maximale bouwhoogte 4,5 meter bedragen
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van reclame-uitingen, mogen op het gehele bouwperceel worden opgericht;
  • a. de hoogte mag maximaal 8 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
    • 2. bewegwijzering waarvan de hoogte maximaal 10 meter mag bedragen
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten bepalingen ten aanzien van de:

  • situering van bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  • situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • situering en afmetingen van de percelen;
  • de hoogte van gebouwen;
  • inrichting van de gronden waaronder de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en de aanleg en profilering van toegangs- en ontsluitingswegen,

indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter waarborging van de ruimtelijke en functionele structuur ter plaatse;
  • b. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • c. ter waarborging van de milieuzonering;
  • d. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • f. in verband met de gewenste parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken ontsluiten op 'weg'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub a voor het rechtstreeks ontsluiten op de wegen met de aanduiding 'weg', onder de voorwaarde dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

3.4.2 Afwijken bouwen in perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 sub b met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. aangetoond kan worden dat bouwen op de perceelsgrens noodzakelijk is voor optimalisatie van de bedrijfsvoering van het bedrijf;
  • b. aangetoond kan worden dat het bouwen in de perceelsgrens, of op een afstand korter dan 5 meter van de perceelsgrens, geen nadelige invloed heeft op de brandveiligheid van de aangrenzende gronden, in het kader van branddoorslag en -overslag;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4.3 Afwijken parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 sub c ten aanzien van de reservering voor ruimte voor de minimale parkeernormen, onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond dient te worden dat het betreffende bedrijf voldoende heeft aan minder parkeerplaatsen dan de minimale norm voorschrijft;
  • b. de openbare ruimte niet mag worden belast met de parkeerdruk van het betreffende bedrijf.

3.4.4 Afwijken parkeernorm op eigen terrein

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 sub c ten aanzien van de reservering voor ruimte voor de minimale parkeernormen, onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond dient te worden dat de parkeerbehoefte van het betreffende bedrijf gevonden wordt in een al dan niet gebouwde parkeervoorziening op een ander bouwperceel;
  • b. de openbare ruimte niet mag worden belast met de parkeerdruk van het betreffende bedrijf.

3.4.5 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub d en artikel 3.2.1 sub e voor de verhoging en/of verlaging van het bebouwingspercentage, onder voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4.6 Afwijken maximale dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub h voor het afwijken van de maximale dakhelling van gebouwen, onder voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4.7 Afwijken toestaan reclame-uitingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 sub a voor het toestaan van reclame-uitingen, onder de voorwaarde dat:

  • a. voldaan wordt aan het gestelde in het vastgestelde beeldkwaliteitplan voor het bedrijventerrein.

3.4.8 Afwijken hogere terrein afscheiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 sub b voor het toestaan van een hogere terrein afscheiding, onder de voorwaarde dat:

  • a. aangetoond kan worden dat een hogere terrein afscheiding noodzakelijk is voor de beveiliging van het bedrijf c.q. de bedrijfsproducten;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. een (bedrijfs)woning;
  • c. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor open opslag tenzij deze zodanig plaatsvindt dat de opslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en aldus achter bebouwing plaatsvindt dan wel is afgeschermd door middel van groenvoorzieningen;
  • e. het plaatsen van caravans;
  • f. de uitoefening van een andere tak van handel (inclusief detailhandel), bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in artikel 3.1 toegestaan;
  • g. zelfstandige kantoren;
  • h. het vestigen danwel oprichten van Bevi-bedrijven;
  • i. gokhallen, casino's, amusementshallen;
  • j. iedere vorm van horeca;
  • k. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

3.5.2 Omgevingsvergunning afwijken categorie bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a en daarmee samenhangend artikel 3.5.1 sub f, onder de voorwaarden dat:

  • a. een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat is opgenomen in categorie 4 van de Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI) indien deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI);
  • b. een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf, dat hoewel, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is aan categorie 3.2 van de Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI), niet in de Staat van Bedrijven en Inrichtingen (SBI) wordt genoemd;
  • c. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5.3 Omgevingsvergunning afwijken kantoorvloeroppervlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub en daarmee samenhangend artikel 3.5.1 sub f voor een kantoorvloeroppervlak van 60% van het totale bedrijfsoppervlak met een maximum van 2.500 m², onder de voorwaarden dat:

  • a. de verhoging van het kantoorvloeroppervlak noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. aangetoond kan worden dat de verhoging van het kantoorvloeroppervlak geen extra verkeersaantrekkende werking geeft;
  • c. aangetoond kan worden dat voorzien wordt in voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. interne ontsluitingswegen, tevens ten behoeve van de aangrenzende bestemming;
  • c. in- en uitritten;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. straatmeubilair en abri’s;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. voorzieningen van openbaar nut.

4.2 Bouwregels

Op de tot ‘Groen’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 8 meter mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw van openbaar nut maximaal 15m² mag bedragen, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van een KWO-systeem waarbij de maximale oppervlakte 150m² en de maximale bouwhoogte 4,5 meter mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. parkeren, laden en lossen;
  • b. opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.
     

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 1 meter onder peil.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het gebruik van gronden als stallings- en/of overslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming opgerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • d. het vestigen danwel oprichten van Bevi-bedrijven;
  • e. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van gokhallen, casino's en amusementshallen;
  • f. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van de opslag en verkoop van motorbrandstoffen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 geluidzone - industrie

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij door middel van een geluidsonderzoek kan worden aangetoond dat het geluidsniveau op de gevel van het geluidsgevoelige object de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder niet overschrijdt, dan wel ontheffing is verleend van de voorkeursgrenswaarde.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwregels, zoals genoemd onder artikel 3.2.1 sub b, en toestaan dat gebouwen binnen 5 meter van de perceelsgrens gebouwd mogen worden
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 vierkante meter zal bedragen;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen.
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dan de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  • f. de bouwregels voor ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • g. de onder a. tot en met e. genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.2 Afwijken maatvoering

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend, kan het bevoegd gezag deze omgevingsvergunning verlenen voor de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, liggen en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Overige wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

11.2 Parkeren
11.2.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren.

11.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren, geldend op het moment van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

11.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de artikel 11.2.1 en artikel 11.2.2 en toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldoende aan de in de kadernota parkeren daarvoor gestelde voorwaarden;
  • b. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de kadernota parkeren naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.

11.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat bij herziening van de kadernota parkeren zoals genoemd in Artikel 1 , artikel 11.2.1 , artikel 11.2.2 en artikel 11.2.3 de normering in de kadernota parkeren wordt gewijzigd naar de normering in de vastgestelde herziene kadernota parkeren.

11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen andere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.
  • b. de onder a. genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaald onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan 'Borchwerf II, 2e herziening veld A'