direct naar inhoud van Regels
Plan: Breda International Airport
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP6030-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Bij toepassing van deze regels worden de volgende begripsomschrijvingen gehanteerd:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Breda International Airport met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP6030-C001 van de gemeente Halderberge;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarden:

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.6 archeologische verwachtingswaarden:

verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.10 bedrijfsmatig:

in uitoefening van een bedrijf;

1.11 beperkt kwetsbaar object:

object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer';

1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.16 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening);

1.17 bijeenkomsten/bijeenkomstfunctie:

gebruiksfunctie voor het samenkomen van personen en het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse in bijvoorbeeld vergaderaccommodaties en congres-accommodaties;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bruto vloeroppervlakte (bvo):

de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige ruimten;

1.25 carport:

een stallingsplaats voor een of meer auto's onder een vrijstaand dak;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder in ieder geval begrepen (niet-) zakelijke, medische en maatschappelijke dienstverlening;

1.28 duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit natuurlijke bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in grote hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte; op te delen in:

  • a. kleinschalige duurzame energiewinning; perceelsgebonden bronnen veelal bedoeld voor energiegebruik op het betreffende perceel;
  • b. grootschalige duurzame energiewinning; perceel overstijgende bronnen bedoeld voor energiegebruik op meerdere percelen;
1.29 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met bijbehorende voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Halderberge;

1.30 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsgevoelig gebouw:

gebouw met een onderwijs- of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 41 Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet Milieubeheer;

1.34 groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is (Bevi);

1.35 herbouw:

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen;

1.36 hergebruik:

gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf;

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie voor (bedrijfsgebonden) bijeenkomsten, een en ander gepaard gaande met de bijbehorende dienstverlening. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in de volgende bedrijfsvormen:

  • a. restaurant, bistro, pizzeria: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van drank (daaraan) ondergeschikt is;
  • b. snackbar, grillroom, shoarmazaak, fastfoodrestaurant: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik elders en het verstrekken van snacks (hapjes) voor gebruik ter plaatse; het verstrekken van drank is hieraan ondergeschikt;
  • c. lunchroom, croissanterie, broodjeszaak, vlaaierij: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van etenswaren als brood- en deegwaren voor gebruik elders en voor gebruik ter plaatse; het verstrekken van drank is hieraan ondergeschikt;
  • d. ijssalon: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van ijs voor gebruik elders en voor gebruik ter plaatse;
  • e. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bijeenkomsten, congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • f. hotel: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodaties en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • g. bar/café/grand-café/eetcafé of taverne/coffeeshop/tea-room: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • h. bar-discotheek of discotheek (dancing): een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de consumpties behalve zittend ook staan kunnen worden genuttigd;
1.38 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt;

1.39 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, met daarbijbehorende (zelfstandige) vergaderruimten;

1.40 kwetsbaar object:

object zoals omschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer';

1.41 luchtvaart:

vliegverkeer in de lucht en de daarbij behorende diensten en infrastructuur;

1.42 luchtvaartgebonden:

functies en diensten die gebonden zijn aan de luchtvaart;

1.43 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.44 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van het bvo van de bebouwing in een bouwvlak als zodanig mag worden gebruikt;

1.45 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.46 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.47 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.48 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risicocontour is gelegen buiten de inrichtingsgrens;
1.51 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 (semi-)overheidsdiensten:

overheidsdiensten en of organisaties, dan wel bedrijven welke door de overheden gefinancierd worden en of waarvan de overheid aandeelhouder is;

1.53 spottersplek:

een specifiek voor het spotten van vliegtuigen aangelegde en ingerichte plaats tenminste bestaande uit een verhoging in het landschap of een gebouwde voorziening;

1.54 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.55 taxibaan:

een weg op een vliegveld waarover vliegtuigen kunnen taxiën tussen start- of landingsbaan en stallingsplaats;

1.56 veiligheidsgebied:

gebied in de omgeving van de start- en landingsbanen (Runway End Safety Area; Extensie Runway End Safety Area) waarbinnen op grond van artikel 13 van het Besluit burgerluchthavens, zich geen obstakels mogen bevinden welke hinder en/of gevaar kunnen opleveren voor de luchtvaart in verband met het te vroeg van de grond geraken (undershoot) of het doorschieten (overrun) bij het uitvoeren van een operatie met een luchtvaartuig;

1.57 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.58 waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.59 werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de weg:

de afstand tot de bebouwing en de as van de weg;

2.2 afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.

2.4 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, inclusief ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren of de verticale projectie hiervan) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, gemeten op de begane grondvloer, geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2.10 toepassing van maten:

de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten stoeptreden, kozijnen, dorpels, constructies en bouwwerken voor duurzame energieopwekking en dergelijke bouwwerken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. luchtvaartgebonden bedrijvigheid, waaronder begrepen:
    • 1. onderhouds-, service- en reparatiebedrijven;
    • 2. research- en onderzoeksbedrijven;
    • 3. handelsondernemingen gericht op vliegtuigonderdelen en aanverwante artikelen;
    • 4. opleidings- en trainingsinstituten/faciliteiten;
    • 5. dienstverlening gericht op de luchtvaart;
  • b. kantoren;
  • c. horeca;

alsmede voor:

  • d. ondergeschikte bezoekers- en ontvangstruimten;
  • e. ondergeschikte detailhandel;
  • f. duurzame energieopwekking;
  • g. evenementen;
  • h. water-, groen-, parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de begane grondvloer van de gebouwen dient binnen het bouwvlak te worden gesitueerd;
  • b. de oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
  • d. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 18 meter, met dien verstande dat tevens het bepaalde in artikel 15.2 van toepassing is.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a. mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Binnen deze bestemming is het gebruik van de gronden voor functies, genoemd in lid 3.1 toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de functies behoren tot categorie 1, 2 of 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel zijn naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen;
  • b. ten hoogste 6.000 m2 bvo mag worden gebruikt voor kantoren, met dien verstande dat:
    • 1. het een zelfstandig kantoor betreft;
    • 2. het zelfstandig kantoor niet luchtvaartgebonden hoeft te zijn;
    • 3. een zelfstandig kantoor geen groter oppervlak mag hebben dan 600 m2 bvo per vestiging;
    • 4. de zelfstandige kantoren geen belemmering opleveren voor de exploitatie van het aangrenzend vliegveld;
    • 5. de zelfstandige kantoren geen extra verkeersaantrekkende werking hebben;
    • 6. als gevolg van de vestiging van zelfstandige kantoren het karakter en de functie van het terrein alsmede de ruimtelijke uitstraling van Breda Airparc en het aangrenzend vliegveld behouden blijven;
  • c. detailhandel, zoals genoemd in lid 3.1 onder e, is uitsluitend toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 2. indien deze functie verbonden is aan of een relatie heeft met het aangrenzende vliegveld én onderdeel is van de luchthaventerminal;
  • d. horeca, zoals genoemd in lid 3.1 onder c is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. ondergeschikte horeca uitsluitend plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' dan wel de aanduiding 'horeca';
    • 2. zelfstandige horeca uitsluitend plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 3. deze functies verbonden zijn aan of een relatie hebben met het aangrenzende vliegveld én onderdeel zijn van de luchthaventerminal;
    • 4. het gezamenlijk oppervlak van deze functies niet meer bedraagt dan 1.000 m2 bvo, waarbij de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' uitsluitend mogen worden gebruikt voor horeca in geval van een bijeenkomst of een evenement;
    • 5. de horeca activiteiten behoren tot de activiteiten, zoals genoemd in artikel 1.37 a., c., d., e. en/of g.
3.3.2 Gebruiksverbod

Het is niet toegestaan de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:

  • a. opslag van goederen buiten gebouwen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. zelfstandige detailhandel;
  • d. logies;
  • e. verblijf voor groepen zer kwetsbare personen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.3.1:

  • a. om bedrijven mogelijk te maken die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.4.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag verleent de in lid 3.4.1 genoemde afwijkingen indien:

  • a. deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 3.1; en
  • b. de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed; en
  • c. er sprake is van luchtvaartgebonden bedrijvigheid.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. waterlopen en waterpartijen, met een minimale berging/inhoud van 3.978 m3;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en fietspaden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': ontsluitingswegen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - reclamemast': een reclamemast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - spottersplek' een spottersplek;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. duurzame energieopwekking.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend schuilgelegenheden en bouwwerken, geen gebouwen, toegestaan, waaronder carports, hekwerken en slagbomen, die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. Carports zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein'.
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - spottersplek' een bouwwerk, geen gebouw zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter, met uitzondering van de hoogte van een reclamemast. Voor de hoogte van de reclamemast is het bepaalde in artikel 15.2 van toepassing.

4.2.3 Schuilgelegenheden

Voor het bouwen van schuilgelegenheden geldt dat:

  • a. de oppervlakte van schuilgelegenheden niet meer mag bedragen dan 40 m²;
  • b. de hoogte van schuilgelegenheden niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
  • c. de schuilgelegenheid dient geheel of nagenoeg geheel omsloten te zijn met een dichte groengordel.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de schuilgelegenheden te gebruiken voor andere doeleinden dan hobbymatig gebruik van de aanliggende gronden. Het gebruik van de schuilgelegenheden voor bewoning, overnachtingen en voor bedrijfsmatig gebruik is verboden.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca met bijbehorende voorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. terras, tuinen, erven en terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. duurzame energieopwekking;
  • h. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecavestiging toegestaan;
  • b. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • b. de oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken bouwregels algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 5.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
5.3.2 Afwijken bouwregels gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  • b. lid 5.2.2 onder b voor het vergroten van het bebouwde oppervlak met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van de horecavoorziening;
    • 2. de vergroting dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak;
    • 3. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 15% van de toegestane maximale bebouwde oppervlakte;
    • 4. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
5.3.3 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.3 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;
  • b. lid 5.2.3 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 5.2.3 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
  • d. lid 5.2.3 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 2. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische, landschappelijke en ecologische belemmeringen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen en bermen;
  • d. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. duurzame energieopwekking;
  • h. bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van carports mag ten hoogste 4 meter bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 5 meter hoog zijn;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

Artikel 7 Verkeer - Luchthaven

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Luchthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor een luchthaven, waaronder taxibanen en start- en landingsbanen;
  • b. luchtvaartgebonden bedrijvigheid met bijbehorende voorzieningen;
  • c. een verkooppunt voor vliegtuigbrandstoffen;
  • d. een museum;
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder (onverharde) wegen, paden en parkeervoorzieningen voor vliegtuigen en motorvoertuigen;
  • f. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. bijbehorende overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • b. de oppervlakte bebouwing ten behoeve van de activiteit mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)';
  • c. de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' zijn geen gebouwen toegestaan.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het luchtverkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van een windzak en windmeters mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. voor detailhandel;
  • b. als opslagplaats van hout en aannemersmaterialen, behoudens en voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de verwezenlijking van de toegestane bouwwerken en werken;
  • c. voor het aanwezig of opgeslagen hebben van een of meer aan hun gebruik onttrokken machines, voer- of vaartuigen, dan wel onderdelen daarvan alsmede het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines, voer- of vaartuigen, de stalling van vliegtuigen uitgezonderd;
  • d. als opslag-, stort- of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • e. grootschalige duurzame energieopwekking.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding en de daarbij bijbehorende belemmeringenstrook.

8.2 Bouwregels

Op of in de lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Voorwaarden

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2, indien het belang van de leiding niet wordt geschaad.

8.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet wordt geschaad.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Leiding - Gas' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen en rooien van hoog opgaand en/of diep wortelende beplantingen en bomen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het leggen van kabels en leidingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen.
8.4.2 Uitzondering

Het onder 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
8.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleiding ontstaat of kan ontstaan.

8.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder 8.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 9 Leiding - Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding en de daarbij bijbehorende belemmeringenstrook.

9.2 Bouwregels

Op of in de lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn niet toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Voorwaarden

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.2, indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.

9.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Leiding - Water' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
  • e. het leggen van kabels en leidingen.
9.4.2 Uitzondering

Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de waterleiding;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
9.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de waterleiding ontstaat of kan ontstaan.

9.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder 9.4.1 wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

10.2 Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn, of;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid, of;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, of;
  • e. bouwen binnen reeds bestaande bouwvlakken.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m, of;
  • d. aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,40 m geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;
  • e. zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m kunnen worden uitgevoerd, of;
  • f. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning is verleend, of;
  • g. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;
  • h. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;
  • i. de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of:
  • j. ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.
10.4.3 Toelaatbaarheid

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 10.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

11.2 Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn, of;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid, of;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, of;
  • e. bouwen binnen reeds bestaande bouwvlakken.
11.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 m, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m, of;
  • d. aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,40 m geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;
  • e. zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 m kunnen worden uitgevoerd, of;
  • f. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning is verleend, of;
  • g. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;
  • h. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;
  • i. de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of:
  • j. ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.
11.4.3 Toelaatbaarheid

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 11.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is het bepaalde onder a. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
13.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. op plaatsen waar gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
13.3 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw, mits:

  • a. hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. ondergrondse bouwwerken niet meer dan 1 m boven maaiveld uitsteken.
13.4 Duurzame energieopwekking

Ten behoeve van de opwekking van duurzame energie mogen, binnen het stedelijk gebied, constructies worden aangebracht en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. constructies en bouwwerken mogen uitsluitend op bouwwerken en op onbebouwde gronden, waar op grond van hoofdstuk 2 parkeren is toegestaan, worden gerealiseerd, mits niet strijdig met het gebruik van de gronden voor de luchtvaart;
  • b. de bouwhoogte van constructies en bouwwerken in de vorm van een carport met duurzame energieopwekking mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige constructies en bouwwerken mag niet hoger zijn dan 1,5 meter.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik ten behoeve van detailhandel, tenzij dit expliciet is toegestaan in de betreffende bestemming.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 geluidzone - luchtvaartverkeer
15.1.1 geluidzone - luchtvaartverkeer 1

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - luchtvaartverkeer 1', betreffende de gronden binnen de 70 dB(A)Lden-contour vanwege luchtverkeer, mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht.

15.1.2 geluidzone - luchtvaartverkeer 2

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - luchtvaartverkeer 2', betreffende de gronden binnen de 56 dB(A)Lden-contour vanwege luchtverkeer, mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, met uitzondering van geluidsgevoelige bebouwing die zal dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, die op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone daarbinnen reeds aanwezig zijn, respectievelijk op dat tijdstip al een hogere geluidsbelasting ondervinden, mits de vervanging niet leidt tot:

  • a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
  • b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;
  • c. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.
15.1.3 geluidzone - luchtvaartverkeer 3

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - luchtvaartverkeer 3', betreffende de gronden binnen de 48 dB(A)Lden-contour vanwege luchtverkeer, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. objecten die een open plek in de bestaande bebouwing opvullen;
  • b. objecten die ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid;
  • c. objecten die zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, mits de vervanging niet leidt tot:
    • 1. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
    • 2. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden;
    • 3. een wezenlijke toename van de aan de uitwendige scheidingsconstructie optredende geluidsbelasting.
15.2 luchtvaartverkeerzone

Onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone (met nummer)’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie, gemeten vanaf de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het hart van de landingsbaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 1' van 0 meter en 9 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 2' van 9 meter en 19 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 3' van 19 meter en 24 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 4' van 24 meter en 29 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – 5' van 29 meter en 34 meter;

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

15.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
15.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

15.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 13.2 mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m onder maaiveld bedragen.

15.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.3.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 3 m onder maaiveld, met dien verstande dat:

  • a. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening; en
  • b. voor de afweging over het verlenen van de omgevingsvergunning advies van gedeputeerde staten wordt gevraagd.
15.3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, egaliseren en afgraven van de gronden, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • e. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond of schadelijke stoffen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
b Uitzonderingen

Het in lid 15.3.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. bedoeld zijn in artikel 2.8 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant of de verordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.
c Toelaatbaarheid

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.3.4 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de bescherming van de kwaliteit van het grondwater vanwege de openbare drinkwatervoorziening niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

15.4 veiligheidszone - externe veiligheid luchthaven Breda International Airport
15.4.1 veiligheidszone - externe veiligheid vliegveld Breda International Airport 1
a Algemeen

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid vliegveld Breda International Airport 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat binnen de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, als gevolg van de luchtvaartactiviteiten van Breda International Airport.

b Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 11) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfswoningen toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a kan voor vervangende nieuwbouw van een beperkt kwetsbaar gebouw en voor nieuwbouw van een overig gebouw, te weten een gebouw niet zijnde een woning, een beperkt kwetsbaar gebouw of een kwetsbaar gebouw, een verklaring van geen bezwaar worden afgegeven door het bevoegd gezag.
15.4.2 veiligheidszone - externe veiligheid vliegveld Breda International Airport 2

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid vliegveld Breda International Airport 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat tussen de 10-6 risicocontour en de 10-5 risicocontour van het plaatsgebonden risico, als gevolg van de luchtvaartactiviteiten van Breda International Airport. .

15.5 vrijwaringszone - weg
15.5.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag geen bebouwing worden opgericht.

15.5.2 Omgevingsvergunning voor het oprichten van bebouwing

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.5.1 ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden gelegen binnen de 'vrijwaringszone - weg' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer.

15.5.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.2 wint het bevoegd gezag advies in bij de wegbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken een aantasting kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer.

15.6 overige zone - beperking veehouderij

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - beperking veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de grondgebonden veehouderij en de intensieve veehouderij.

15.7 overige zone - natuurnetwerk brabant
15.7.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant).

15.7.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod.

Het is verboden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, egaliseren en afgraven van de gronden;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • e. het verlagen en/of verhogen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainage of bronbemaling;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het verwijderen van diepwortelende beplanting en/of houtopstand;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.
b Uitzonderingen.

Het in lid 15.7.2 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid.
  • a. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden;
  • b. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.7.2 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met het Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • e. de onder a. tot en met d. genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • f. de onder a. tot en met d. genoemde afwijkingen zijn niet van toepassing op het bepaalde in 15.2.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Samenhang andere regels
  • a. Wanneer wordt getoetst aan de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Halderberge, geldt de versie zoals die luidt op het tijdstip van indienen van een aanvraag van een omgevingsvergunning of de daarvoor in de plaats gekomen regeling.
  • b. Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere -wettelijke of gemeentelijke- regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
17.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van Artikel 8 vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Breda International Airport.