direct naar inhoud van Regels
Plan: Jan Teunisstraat 16, Oudenbosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP6016-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Jan Teunisstraat 16, Oudenbosch met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP6016-C001 van de gemeente Halderberge

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is

1.8 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1 derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf

1.9 archeologische waarden

waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen

1.10 archeologische verwachtingswaarden

verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.13 bestaande situatie

de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.16 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak , niet zijnde een uitbreiding van het hoofdgebouw

1.17 bijbehorende voorzieningen

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening)

1.18 bijgebouw

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woning, dat zowel ruimtelijk (qua constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan de woning.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, al dan niet via internet, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met (twee of meer) wanden omsloten ruimte vormt

1.27 herbouw

reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen

1.28 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.29 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid

1.30 kelder/ondergronds bouwen

een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte

1.31 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond

1.32 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

1.33 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel

1.34 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding

1.35 ruimtelijke kwaliteitsverbetering

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving volgens het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels, en elke opeenvolgende nota

1.36 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar

1.37 voorgevel

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw die georiënteerd is op de weg

1.38 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevel van het hoofdgebouw, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft

1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop

1.40 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de weg

de afstand tot de bebouwing en de as van de weg

2.2 afstand tot de perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk

2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen

2.4 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overige bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers, luchtwassers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren of de verticale projectie hiervan) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine

2.10 peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.11 ondergeschikte bouwdelen

de in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, liftschachten, luchtwassers, lichtkoepels en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden;
  • b. hobbymatige agrarische activiteiten;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • f. tevens tuinen, niet zijnde erf, direct grenzend aan:
    • 1. bestemmingsvlakken anders dan 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', of;
    • 2. bouwvlakken.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': aanleg, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing als opgenomen in bijlage 1 van deze regels.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': aanleg, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing als opgenomen in bijlage 1 van deze regels.
  • f. één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan het volgende:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. de ligging van het gebouw mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  • c. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  • b. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 meter, indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de as van de weg;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 meter.
5.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 175 m²;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer bedragen dan 25 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
5.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige ruime situering van bebouwing binnen het bestemmingsvlak.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en/of ecologische waarden als gevolg van het niet concentreren van bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 meter tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 5.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 2 meter van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
5.4.2 Afwijken bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.3 onder d voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van minder dan 2 meter achter de voorgevelrooilijn van de woning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
5.4.3 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 3 meter;
  • b. lid 5.2.4 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2 meter, voor de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 5.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot 6 meter;
  • d. lid 5.2.4 onder b voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de windmolens mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
    • 3. er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven

Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
  • b. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • d. de activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
5.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting', overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen omschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen binnen de in de bestemming 'Groen' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' opgenomen aanduidingen 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'. De aanleg dient te geschieden binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, conform het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken kleinschalig logeren

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in de woning of daarbij behorend bijgebouw;
  • b. het aantal eenheden mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. de totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. de woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven;
  • e. de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het kleinschalig logeren mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. het logeren mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.

6.2 Bouwregels

Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken die voor onderzoek noodzakelijk zijn, of;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid, of;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m², of;
  • e. bouwen binnen reeds bestaande bouwvlakken.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uitte voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. mede op basis van onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m² of smaller zijn dan 1,5 meter of;
  • d. aangetoond kan worden dat in het verleden de gronden zodanig zijn geroerd dat in de laag dieper dan 0,40 meter geen archeologische waarden onevenredig geschaad kunnen worden, of;
  • e. zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter kunnen worden uitgevoerd, of;
  • f. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend, of;
  • g. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan, of;
  • h. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, of;
  • i. de werken ten dienste van onderzoek worden uitgevoerd, of;
  • j. ter plaatse van het bouwvlak plaatsvinden.
6.4.3 Toelaatbaarheid

Voor zover mede op basis van onderzoek bepaalde is dat de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter.
8.3 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast. Ondergrondse bouwwerken, waaronder kadaverkoelingen mogen niet hoger dan 1 meter boven maaiveld uitsteken.

8.4 Vervangende nieuwbouw van woningen
  • a. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
  • b. Bij vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend.
8.5 Afwijken herbouw woning op andere locatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.4 en toestaan dat een woning wordt herbouwd op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak of agrarisch bouwvlak;
  • b. de herbouw dient op of maximaal 15 m buiten de bestaande fundering plaats te vinden;
  • c. de herbouw dient op de nieuwe locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
  • d. de herbouw mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de herbouw dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte tenzij dit tijdelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk is;
  • c. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
  • d. het gebruik ten behoeve van detailhandel, tenzij dit expliciet is toegestaan in de betreffende bestemming.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone (met nummer)' dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:

  • ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 7' van 65 meter en 74 meter boven NAP;

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen. Deze afwijking is niet van toepassing op de inhoud van woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    • 2. de (bouw)hoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  • e. de onder a tot en met d genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Overige wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

12.2 Parkeren
12.2.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren.

12.2.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de kadernota parkeren.

12.2.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de leden 12.2.1 en 12.2.2 en toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de kadernota parkeren daarvoor gestelde voorwaarden;
  • b. met maximaal 10% wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm in gevallen waarin de toepassing van de parkeernormering conform de kadernota parkeren naar hun oordeel in individuele gevallen tot niet bedoelde en onaanvaardbare normen leidt.
12.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat bij herziening van de kadernota parkeren de verwijzing in artikel 1 en de leden 12.2.1, 12.2.2 en 12.2.3 naar de normering in de kadernota parkeren wordt gewijzigd naar de normering in de vastgestelde herziene kadernota parkeren.

12.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Jan Teunisstraat 16, Oudenbosch'