direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Doonheide III
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Doonheide III Gemert en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP/TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld onder c.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Doonheide III Gemert, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 toepassing omgevingsplan

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit TAM-omgevingsplan, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

2.2 plan

Het TAM-omgevingsplan Doonheide III met identificatienummer NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel.

2.3 aaneen gebouwde woning

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde zelfstandige woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

2.4 aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk geen detailhandel zijnde, met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2 en uitgezonderd van prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

2.5 aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

2.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2.7 beeldkwaliteitsplan

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit TAM-omgevingsplan;

2.8 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

2.9 bestaand

bij bouwwerken:

  • vergund, al dan niet feitelijk aanwezige bouwmassa (bestaand) of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het TAM-omgevingsplan als ontwerp of;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit bouwen waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

bij gebruik:

  • vergund, al dan niet bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
2.10 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.12 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

2.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.14 dakopbouw

toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of toevoeging aan een plat dak;

2.15 dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

2.16 gestapeld

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen/ wooneenheden in één gebouw ten dienste van wonen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

2.17 gevellijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

2.18 gezondheidscentrum

een locatie waar diverse sociaal-medische voorzieningen zich bij elkaar bevinden;

2.19 haag

een dichte rij struiken van minimaal 5 stuks per strekkende meter;

2.20 huishouden

Een alleenstaand persoon of een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band duurzaam aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;

2.21 kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;

2.22 mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

2.23 omgevingsplanactiviteit bouwwerken

omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen van een bouwwerk en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk;

2.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal twee wanden;

2.25 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.26 twee aaneen gebouwde woningen

één blok ten behoeve van maximaal twee aaneen gebouwde woningen ten dienste van wonen, waarvan de hoofdgebouwen in volume en verschijningsvorm één eenheid vormen;

2.27 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

2.28 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

2.29 vrijstaande woning

woning ten dienste van wonen waarvan het hoofdgebouw niet verbonden is met een ander hoofdgebouw;

2.30 waterberging

een voorziening voor het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water met een capaciteit van minimaal 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak;

2.31 waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

2.32 woning/ wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden, ten dienste van wonen. Onder woning wordt tevens verstaan een zelfstandige wooneenheid zoals een appartement ten dienste van wonen;

2.33 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen.

3.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de afstand tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

3.2 afstand tot de functiegrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de functiegrens;

3.3 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

3.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.5 breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

3.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande:

  • 1. dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
  • 2. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het straatpeil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak;
  • 3. voor platte daken geldt: vanaf het straatpeil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak;

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0038.jpg"

3.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen exclusief ondergronds bouwen;

3.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.

3.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 4 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie dan wel toegestane gebruiksactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Regels voor functies en activiteiten

Artikel 5 Natuur

5.1 Functieomschrijving

In het voor 'Natuur' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de vorm van heiden, ruigten, bloemrijk grasland, poelen en bosjes of een combinatie hiervan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting en terreininrichting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. onverharde (wandel)paden;

met de daarbij behorende:

  • f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

5.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken bouwactiviteit

Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 5.2.1 voor:

  • a. het plaatsen van hekwerken.

5.3.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning genoemd onder lid 5.3.1 kan worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad;
  • b. de bouwhoogte van het hekwerk bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • c. het hekwerk is noodzakelijk voor:
    • 1. het tegengaan van illegale vuilstorting om zo het ecologische evenwicht te bewaren; of
    • 2. de begrazing van bossen tegengaan door paarden, etc.; of
    • 3. het bevorderen van de verkeersveiligheid om overstekend wild tegen te houden;
  • d. binnen de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' dient advies ingewonnen te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • e. de bouwactiviteit past binnen de uitgangspunten van het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruiken van de gronden met de functie 'Natuur', is alleen toegestaan mits dit ten dienste staat van de natuurbestemming en geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant.

5.5 Verboden activiteiten
  • a. Het is verboden op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    • 2. het ophogen van de bodem;
    • 3. het diepploegen en diepwoelen;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    • 6. het aanleggen van mest- of waterbassins, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' wadi's ten behoeve van waterberging zijn toegestaan;
    • 7. het vellen, rooien of kappen van houtopstanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning activiteit kappen);
    • 8. het gebruiken van gronden ten behoeve van parkeren;
    • 9. het gebruiken van gronden ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  • b. Het verbod als bedoeld in lid a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan en waarvoor geen vergunning nodig was;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    • 3. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen), met uitzondering van wadi's ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m², met dien verstande dat indien sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' advies ingewonnen dient te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  • b. Het verbod als bedoeld in lid a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan en waarvoor geen vergunning nodig was.
  • c. de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a zijn slechts toelaatbaar, indien zij verband houden met de functieomschrijving die aan het gebied is toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de regels voor functies en activiteiten met eventuele aanduiding, en in de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 4).
  • d. het realiseren van natuurlijke poelen als bedoeld in lid a sub 3 is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er is minstens één flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
    • 2. de poel een maximale diepte heeft van 2 meter onder het maaiveld;
    • 3. de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) niet dieper is dan 1,5 meter onder het maaiveld;
    • 4. de maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
    • 5. er maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
    • 6. indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd. Hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd;
    • 7. er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de functieomschrijving met eventuele aanduiding en past in het landschappelijk inpassingsplan, conform bijlage 1.

Artikel 6 Groen

6.1 Functieomschrijving

In het voor 'Groen' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. groenvoorzieningen, bermen, beplanting, bomen en parken;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. (ontsluitings-) wegen en paden;
  • e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. leidingen en kabels;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

6.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m1 bedragen.
6.3 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
  • b. standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;
  • c. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • d. het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • e. opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in artikel 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke (omgevings)vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. vellen of rooien van houtgewas in publiek eigendom met een stamomvang groter dan 30 cm1 op 1,3 m1 hoogte boven het maaiveld.
  • b. De in lid a genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. zij verband houden met genoemde functieomschrijving in artikel 6.1;
    • 2. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende functieomschrijving met eventuele aanduiding.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. normaal onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de functieomschrijving betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn en/ of reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Functieomschrijving

In het voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaam verkeerroutes;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. kunstobjecten;
  • h. leidingen en kabels;
  • i. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
7.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

7.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m1 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m1 bedragen.
7.3 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
  • b. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • d. het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en/of escortbedrijf.

Artikel 8 Wonen

8.1 Functieomschrijving

In het voor 'Wonen' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' één gezondheidscentrum;

met daarbij behorend(e):

  • d. groenvoorzieningen en paden t.b.v. langzaam verkeer;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen en erven en hemelwaterinfiltratie;
  • g. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

8.2.1 Algemeen
  • a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 50% voor vrijstaande woningen;
    • 2. 60% voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. 60% voor aaneengebouwde woningen;
    • 4. 80% voor gestapelde woningen;
    • 5. 80% voor een gezondheidscentrum;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw' is het toegestaan nieuwe woningen/ wooneenheden ten dienste van wonen te realiseren.

8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de onderstaande bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' deze gebouwd dient te worden in de aangeduide voorgevelrooilijn;
  • b. in aanvulling van het bepaalde in artikel 8.2.2 sub a. geldt dat hoofdgebouwen in of maximaal 1 m1 achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak gebouwd dienen te worden mits de afstand met de perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 sub a. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons of overstekken toegestaan mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m1 en de oppervlakte niet meer dan 6 m²;
  • d. voor het toegestane type woning geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen conform bijbehorende planregels;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend twee-onder-één-kap woningen conform bijbehorende planregels;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend aaneengebouwde woningen conform bijbehorende planregels;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen conform bijbehorende planregels;
    • 5. indien meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide woningtypen toegestaan;
  • e. binnen de functie 'Wonen' zijn maximaal 249 nieuw te realiseren woningen/ wooneenheden toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woningen deel 1' maximaal 79 woningen/wooneenheden zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woningen deel 2' maximaal 105 woningen/wooneenheden zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - woningen deel 3' maximaal 65 woningen/wooneenheden zijn toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' mag één gezondheidscentrum worden gerealiseerd en in stand gehouden, mits:
    • 1. deze plaatsvindt op de begane grond;
    • 2. het brutovloeroppervlak maximaal 650 m2 bedraagt.
  • g. de goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • i. in afwijking van het bepaalde in artikel onder g. en h. mogen de goot- en bouwhoogte afwijken ten behoeve van:
    • 1. (de realisatie van) gevelopbouw(en) geplaatst in het gevelvlak mits de totale breedte van de gevelopbouw(en) niet meer bedraagt dan 66,7% van de gevelbreedte én de maximum goothoogte minimaal 0,75 m1 onder de nok is gelegen;
    • 2. (de realisatie van) dakopbouw(en), mits:
      • de totale breedte van de dakopbouw(en) niet meer dan 66,7% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt; én
      • de goothoogte minimaal 1,0 m1 onder de nok is gelegen;
      • de bouwhoogte maximaal 25% afwijkt van de toegestane bouwhoogte;
  • j. de bouwdiepte mag maximaal 15 meter bedragen;
  • k. ten aanzien van de situering van de het hoofdgebouw geldt de situering van de hoofdgebouwen zoals vergund ten tijde van de vaststelling van dit TAM-omgevingsplan, en voor nieuw te bouwen hoofdgebouwen de volgende regels:
    • 1. in geval van vrijstaande woningen dient het hoofdgebouw aan twee zijden minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 2. in geval van twee-aaneen gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 3. in geval van aaneengebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse bouwgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens dient te worden gebouwd.

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en/of vrijstaand worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak dan wel in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder b. geldt dat:
    • 1. bijbehorende bouwwerken minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn dienen te worden gebouwd;
    • 2. bij vrijstaande woningen slechts aan één zijde tot 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn tot in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd én dat de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
    • 3. bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar openbaar toegankelijk gebied mogen worden gebouwd, mits gelegen binnen het bouwvlak;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder b. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte:
    • 1. van de erker niet meer dan 60% van de vergunde gevel van het hoofdgebouw bedraagt en;
    • 2. van de luifel niet meer dan 40% van de vergunde gevel van het hoofdgebouw bedraagt.
  • e. voor een vrijstaande bijbehorend bouwwerk gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte per (bouw)perceel mag maximaal 80 m² bedragen, m.u.v. kavels met een oppervlakte van 1.000m2 waar een vrijstaande bijbehorend bouwwerk van 100m2 is toegestaan;
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3,3 m1 bedragen;
    • 3. aanvullende geldt dat voor een vrijstaand bijbehorende bouwwerk:
      • de dakhelling maximaal 45o mag bedragen;
      • de dakhelling minimaal 20o mag bedragen, en;
      • de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen tot een maximum van 7 m1;
  • f. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder e.;
    • 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;
  • g. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
  • h. aan de achtergevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3,3 m¹ bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op/in afwijking van artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden de volgende regels voor bijbehorende bouwwerken:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. erf- of perceelafscheidingen grenzend aan de openbare ruimte uitsluitend in de vorm van hagen zijn toegestaan, conform het hagenplan zoals opgenomen in bijlage 3;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m1 bedragen.

8.2.5 Specifieke bouwregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw wordt enkel verleend als:
    • 1. voldaan wordt aan de standaardwaarde uit het Besluit kwaliteit leefomgeving;
    • 2. in afwijking van sub 1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwering' voldaan wordt aan de maximale waarde voor het gezamenlijk geluid van 59,0 dB(A);
    • 3. het geluidgevoelige gebouw wordt voorzien van minimaal één geluidluwe gevel indien de standaardwaarde met meer dan 5 dB wordt overschreden of als er sprake is van een niet-geluidsgevoelige gevel.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in:
    • 1. voldoende parkeergelegenheid zoals opgenomen in artikel 15.1;
    • 2. een waterbergingsvoorziening met voldoende capaciteit zoals opgenomen in artikel 15.2;
    • 3. voldoende groen zoals opgenomen in artikel 15.3.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken
  • a. Bevoegd gezag kan ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.3 onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd onder 8.6.2 onder b met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd;
  • b. de omgevingsvergunning onder a. wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere locaties, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
      • waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende percelen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aan huis verbonden beroepsactiviteiten

Aan huis verbonden beroepsactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de woning of in bijbehorende bouwwerken, mits;

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80 m²;
  • c. wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1;
  • d. de parkeernorm zoals bedoeld onder c. van dit artikel in stand wordt gehouden;
  • e. er geen verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer en/ of tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
  • f. het gebruik de woonfunctie ondersteunt dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
8.5 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend, groothandels- en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in artikel 8.1;
  • b. opslag- of berging van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • c. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken en andere niet voor bewoning vergunde gebouwen of delen van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken gebruiksactiviteit

Met een omgevingsvergunning kan een gebruiksactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 8.1 voor:

  • a. het gebruik van een deel van de woning en/of bijbehorende bouwwerken voor een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.

8.6.2 Beoordelingsregels
  • a. De omgevingsvergunning genoemd onder 8.6.1 onder a kan worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
    • 2. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
      • in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke niet is aangewezen als vergunningplichtige milieubelastende activiteit in het Besluit activiteiten leefomgeving, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
      • vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
      • het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 4. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
    • 5. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of gelijktijdig worden aangelegd. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan: het aantal parkeerplaatsen conform de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1;
    • 6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit;
    • 7. geen showrooms zijn toegestaan;
    • 8. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
  • b. De omgevingsvergunning genoemd onder 8.6.1 onder b kan worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
    • 3. een goede woonsituatie binnen deze locatie in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
    • 4. op het eigen perceel voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan: het aantal parkeerplaatsen conform de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1;
    • 5. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
    • 6. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;
    • 7. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is komt deze te vervallen.

Artikel 9 Beheer en onderhoud waterloop

9.1 Functieomschrijving

In het voor 'vrijwaringszone - waterloop' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  • a. het beheer en onderhoud van de waterloop.
9.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

9.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken bouwactiviteit

Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 9.2.1 voor:

  • a. de bouw van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere functies, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.

9.3.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning genoemd onder lid 9.3.1 kan worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de functieomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
9.4 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het laten staan, liggen of drijven van vaste substanties of voorwerpen.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
    • 2. boren of sonderen in de grond;
    • 3. het verhogen of verlagen van het maaiveld;
    • 4. het aanleggen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
  • b. Het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit omgevingsplan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop.
  • d. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de functieomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verboden activiteiten

Tot het verboden gebruik, van gronden en bebouwing binnen de desbetreffende functie, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. indien het door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage 1 bij de regels niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan is gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  • b. indien niet binnen uiterlijk twee jaar, na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan, een door het bevoegd gezag goedgekeurde kwaliteitsverbetering en indien van toepassing zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in bijlage 1 is gerealiseerd en/ of niet duurzaam in stand wordt gehouden;
  • c. indien de hagen zoals opgenomen in het hagenplan in bijlage 3 bij de regels niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan zijn gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  • d. indien niet wordt voldaan aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  • e. het toevoegen van verharding in strijd met artikel 15.2;
  • f. indien niet wordt voldaan aan de regelingen zoals opgenomen in artikel 15.1, artikel 15.2 en artikel 15.3;
  • g. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de (landschappelijke) inpassing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

  • a. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, (landschappelijke) inpassing en waterhuishouding. Dit betekent o.a. dat bouwplannen dienen te voldoen aan:
    • 1. een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1;
    • 2. een door het bevoegd gezag goedgekeurde watertoets;
  • b. Bouwplannen, waaronder tevens wordt verstaan de veranderingen van hoofdgebouwen én veranderingen van gevels van bouwwerken gericht naar het openbaar toegankelijk gebied, dienen binnen de aanduiding 'overige zone - beeldkwaliteit Doonheide III' te voldoen aan de criteria van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. Binnen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning of wooneenheid op grond van dit TAM-omgevingsplan, dient:
    • 1. een haag te worden aangelegd en vervolgens als zodanig in stand te worden gehouden overeenkomstig het hagenplan in bijlage 3;
  • d. Binnen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de laatste verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning of wooneenheid op grond van dit TAM-omgevingsplan, dienen:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' landschappelijk te zijn ingepast conform het landschappelijke inpassingsplan, zie bijlage 1, en deze landschappelijke inpassing duurzaam in stand te worden gehouden;
  • e. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65 m¹ boven NAP.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Bodemfunctieklasse wonen

In afwijking van de in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel opgenomen nota bodembeheer, zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bodemfunctieklasse wonen' aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse wonen zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan van dit plan afgeweken worden ten aanzien van:

  • a. de functiebepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bouwbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • c. de bouwbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m1 mogen worden gerealiseerd;
  • d. de bouwbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m1;
  • e. parkeren, voor zover wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1;
  • f. waterberging, voor zover wordt voldaan aan de regeling zoals opgenomen in artikel 15.2;
  • g. de groennorm, voor zover wordt voldaan aan de regeling zoals opgenomen in artikel 15.3.
14.2 Afwijken bouwactiviteit
  • a. Met een omgevingsvergunning kan, een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de regels uit hoofdstuk 2 voor het overschrijden van de bouwgrens, gevellijn of functiegrens door:
    • 1. tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt;
    • 2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken indien:
      • de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt;
      • de overschrijding niet meer dan 2,00 m1 bedraagt indien dit de zijgevel van hoofdgebouwen betreft en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m1 bedraagt;
  • b. De omgevingsvergunning genoemd onder a. kan alleen worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    • 1. er geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt gedaan.
14.3 Afwijking landschappelijke inpassing

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse functies door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in het landschappelijk inpassingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage 1 bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit een door het bevoegd gezag goed te keuren (erf)inrichtingsplan/ (landschappelijk) inpassingsplan blijkt dat het plangebied op een andere wijze voldoende landschappelijk wordt ingepast.
14.4 Afwijking woningaantal

Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de regels uit hoofdstuk 2 voor het overschrijden van het maximum aantal woningen/wooneenheden per 'overige zone - woningen deel 1, 2 en 3' indien:

  • a. het totaal aantal woningen als benoemd in artikel 8.2.2 sub e. niet toeneemt;
  • b. voldaan kan worden aan de regels uit artikel 15.1, artikel 15.2 en artikel 15.3;
  • c. er geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt gedaan.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
  • a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017, met dien verstande dat:
    • 1. in geval van vrijstaande woningen 2 parkeerplaatsen per woning op het eigen bouwperceel gerealiseerd dienen te worden;
    • 2. in geval van twee-aaneengebouwde woningen 2 parkeerplaatsen per woning op het eigen bouwperceel gerealiseerd dienen te worden;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a. en b. van dit artikel gedurende de planperiode van dit TAM-omgevingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  • d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het onderliggende TAM-omgevingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
  • e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
  • f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
15.2 Waterberging
  • a. Voordat de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de functieomschrijving als bedoeld in artikel 5 tot en met 8 moet, tenzij het gaat om op het moment van de inwerkingtreding van dit omgevingsplan bestaand gebruik, een waterberging te worden gerealiseerd en in stand gehouden van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm), met dien verstande dat:
    • 1. in geval van vrijstaande woningen en twee-onder-één kap woningen 5 m3 waterberging per woning op eigen terrein gerealiseerd en in stand gehouden dient te worden;
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het realiseren van de vereiste waterberging is redelijkerwijs niet mogelijk; en
    • 2. er wordt op andere wijze voor gezorgd dat de kans op wateroverlast niet toeneemt;
  • c. bij gebruikmaking van de bevoegdheid zoals genoemd onder sub b. van dit artikel kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning conform de verordening waterbergingsfonds.
15.3 Groennorm
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar groen, zoals opgenomen in de 'Groennorm 2.0' vastgesteld d.d. 29 oktober 2024;
  • b. bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het realiseren van de vereiste groencompensatie is redelijkerwijs niet mogelijk; en
    • 2. er in de directe omgeving, binnen een loopafstand van 300 m, voldoende groen aanwezig is;
  • c. bij gebruikmaking van de bevoegdheid zoals genoemd onder sub b. van dit artikel kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning conform het gemeentelijke groenfonds;
  • d. indien de 'Groennorm 2.0' als bedoeld in dit artikel gedurende de planperiode van dit TAM-omgevingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging

Artikel 16 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Aanwezige bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van lid a. dienen de aanwezige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voormalige bebouwing' binnen twee jaar na inwerkingtreding van dit omgevingsplan te worden gesloopt.

17.1.2 Afwijking

Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.