direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Proeftuin Elsendorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VA02

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Kaders voor omgevingsplan

Hoofdstuk 1 Wat staat er in deze bijlage?

In deze bijlage worden de beleidskaders van het omgevingsplan Proeftuin Elsendorp getoetst. De beleidskaders en de randvoorwaarden die daaruit volgen bepalen de beleidsvrijheid die de gemeente heeft bij het opstellen van dit plan. De gemeente kan, als daar goede redenen voor zijn, er voor kiezen buiten de door de overheid aangegeven kaders beleid te formuleren. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevant landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

Op nationaal niveau zijn de volgende plan documenten indirect van belang voor dit omgevingsplan. Deze plandocumenten hebben hun doorwerking in provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld in september 2020. In de NOVI formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio’s;
  • 4. en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Nationale belangen

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 21 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De belangen zijn momenteel nog vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Na ingang van de Omgevingswet wordt dit vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). In het Barro gaat het om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

In het plangebied van de proeftuin Elsendorp zijn meerdere nationale belangen uit de NOVI verankerd. Het gaat daarbij om de volgende belangen:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 4. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 5. Beperken van klimaatverandering.
  • 6. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit)
  • 7. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 8. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 9. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 10. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.

Toetsing en conclusie

In de NOVI komen een viertal beleidskeuzes voorbij die relevant zijn voor het gebruik van het gebied Proeftuin Elsendorp. De vier beleidskeuzes worden hieronder behandeld. De beleidskeuzes komen voort uit prioriteit 4) 'een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied'.

Prioriteit 1 - Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Beleidskeuze 1.4 - We realiseren de opgave van duurzame energie met oog voor de kwaliteit van de omgeving en combineren deze zo veel mogelijk met andere functies.

Bij de (her)inrichting van het landelijk gebied moeten de gevolgen van klimaatverandering in overweging worden genomen. Zonnevelden moeten zorgvuldig in het landschap worden gepast. Met dit bestemmingsplan zijn voorwaarden opgenomen voor de ontwikkeling van duurzame energie. Het gaat dan om zonne-energie. Voor de voorkeursvolgorde van aanleggen wordt de zonneladder van de gemeente Gemert-Bakel gevolgd. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt waar mogelijk gestimuleerd zonnepanelen op het dak te plaatsen. Het ontwikkelen van duurzame energie is een van de mogelijkheden om conform het meerwaardeplan maatschappelijke meerwaarde te leveren.

Prioriteit 4 - Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Beleidskeuze 4.1 - In het landelijk gebied verbeteren we de balans tussen het landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht.

In Elsendorp spelen veel kwesties die elders in het landelijk gebied ook spelen, zoals vrijkomende agrarische bebouwing, leefbaarheid, stankoverlast door intensieve veehouderij, klimaatbuffers (waterberging) etc. Met dit bestemmingsplan worden deze opgaven aan elkaar verbonden en worden functies optimaal gepland, zodat de schaarse ruimte efficiënt en effectief wordt benut ten dienste van de maatschappelijke opgave. Dit wordt gedaan door het plangebied in te delen in verschillende gebiedsbestemmingen. Binnen deze gebiedsbestemmingen geldt een gebiedsgerichte opgave met per gebied verschillende toegestane activiteiten en ambities. Op deze manier wordt optimaal gebruik gemaakt van de kwaliteiten die iedere gebiedsbestemming heeft. Ontwikkelingen investeren in maatschappelijke meerwaarde op eigen terrein en indien dat niet lukt wordt geld in het gebiedsfonds gestort. Vanuit deze gelden kunnen dan maatschappelijke projecten, zoals de aanleg van wandelpaden, worden gefinancierd.

Beleidskeuze 4.3 - Er wordt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk gemaakt, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit.

De relatie tussen landbouw, landschap en natuur moet organischer worden dan deze nu is. Dat geldt zeker voor het gebied rondom Elsendorp. In het noorden van het plangebied huisvest veel intensieve veehouderij. Dit neemt al jaren af en komt veel bebouwing vrij. In het zuiden van het plangebied geldt juist dat er veel afwisseling tussen natuur en landbouw is. Om deze positie te versterken wordt dit gebied meer ingericht op het mogelijk maken van kringlooplandbouw. Dat betekent niet dat bestaande functies hier weg gaan, maar dat ruimte wordt geboden aan de ontwikkeling van nieuwe functies specifiek op het gebied van kringlooplandbouw en natuur. De focus voor het gehele plangebied ligt ook in de verduurzaming van de landbouw. Ook hier geldt dat bestaande functies niet worden uitgesloten. Wel is de ontwikkelingsrichting voor agrarische bedrijvigheid per gebiedsbestemming sterk verschillend.

Beleidskeuze 4.4 - Unieke landschappelijke kwaliteiten worden versterkt en beschermd. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Omgevingsbeleid wordt landschapsinclusief.

Een goede indeling van het landelijk gebied is nodig om een vitaal platteland te behouden, waar het prettig is om te werken, wonen en recreëren. Ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen bij te dragen aan de bestaande landschapskwaliteiten of nieuwe kwaliteiten toe te voegen. Denk bijvoorbeeld aan de sikkelduin op Landgoed Cleefswit. Hierom worden in dit bestemmingsplan eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing van ontwikkelingen. Deze dienen aan te sluiten binnen de landschapsvisie Elsendorp. Het landschapsvisie document is tevens richtinggevend geweest voor de ontwikkelingsrichting van de gebiedsbestemmingen.

Ondanks dat in sommige gevallen functies beter passen op een bedrijventerrein biedt de functie wel weer werkgelegenheid op in het landelijk gebied. Samen met de vele leegstand levert dat opgaven op die gecombineerd kunnen worden. Bijvoorbeeld door niet alles naar een bedrijventerrein te verplaatsen en gedeeltelijk agrarische bebouwing te herbestemmen. De aanwezigheid van werk zorgt er uiteindelijk voor dat de leefbaarheid van het landelijk gebied behouden blijft.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan twee van de hoofdprioriteiten uit de NOVI: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie & het toekomstigbestendig maken van het landelijk gebied. Het bestemmingsplan sluit aan de hierboven genoemde beleidskeuzes. Daarmee voldoet dit plan aan het rijksbeleid.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en in 2020 voor het laatst geactualiseerd.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Toetsing en conclusie

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is door het Rijk vastgelegd dat de Provincie verantwoordelijk is voor de begrenzing van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN, voorheen EHS) en begrenzing en bescherming van de NNN dient vast te leggen in een provinciale verordening. In noord-Brabant is de NNN vastgelegd in Natuurnetwerk Brabant.

Het Barro voorziet verder niet in onderwerpen die op het gebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het omgevingsplan geen beperkingen vanuit het Barro gelden.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening is in artikel 3.1.6 vastgelegd dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven en worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

De ladder bevat een motiveringseis voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen waarbij zorgvuldig ruimtegebruik en de onderbouwing van de behoefte zijn gekoppeld aan regionale afstemming. De omgevingsverordening Noord-Brabant sluit hierbij aan. Er zijn daarbij geen extra eisen gesteld door de Provincie.

Toelichting

De ladder moet worden toegepast als er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

2.2 Provinciaal beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant (2018)

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vinden voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van de leefomgeving van de inwoners van Brabant. In de omgevingsvisie heeft Brabant vier hoofdopgaven benoemd om Brabant welvarend, verbonden en klimaatproof te laten zijn. Deze vier hoofdopgaven stellen doelen voor Brabant in 2030 en Brabant in 2050. Aan de basis van de hoofdopgaven liggen veiligheid, gezondheid en een goede omgevingskwaliteit. Hieraan werkt Brabant samen met anderen.

De vier hoofdopgaven:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

De vier hoofdopgaven hebben een grote ruimtelijke impact. Brabant is te klein als alles naast elkaar plaatsvindt. Het wordt dus passen en meten, met opgaven naast, onder, boven en met elkaar. Meerwaardecreatie en meervoudig slim ruimtegebruik is noodzaak. De opgaven moeten daarom altijd in onderlinge samenhang worden gezien.

Het handelen van de provincie richt zich op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie en meerwaarde. Bij het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke opgaven vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken. Dit wordt het 'diep, rond en breed' kijken genoemd.

  • Diep - niet alleen kijken naar effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar betrekken hierin de dynamiek en randvoorwaarden die de onderste lagen meegeven. Daarbij kijken we op verschillende schaalniveaus naar gelang een vraagstuk daarom vraagt en benutten we de factor tijd actief. Hierbij kijken we ook naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
  • Rond - niet sectoraal maar combineren opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Vanuit een gebiedsgerichte insteek. Een nieuwe ronde manier van kijken naar een balans tussen people, planet en profit.
  • Breed – niet kijken vanuit één gezichtspunt maar betrek daar veel partijen bij, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen, ideeën en belangen.

Toelichting

Middels dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wil de gemeente invulling geven aan de meerwaardecreatie en het meervoudig slim ruimtegebruik voor het gebied rondom Elsendorp. Samenwerking staat hierbij voorop. Dit sluit aan bij de provinciale visie. In paragraaf 2.3 is uitgelegd hoe de gebiedsbestemmingen tot stand zijn gekomen middels de diep, rond en breed benadering.

2.2.2 Omgevingsverordening Noord-Brabant (2022)

De geactualiseerde versie van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant is in april 2022 in gepubliceerd. In de Interim Omgevingsverordening heeft de provincie instructieregels voor gemeenten opgenomen. Onderstaande aspecten zijn relevant voor het plan.

Omgevingskwaliteit

De provincie wil de omgevingskwaliteit van Brabant bevorderen, in combinatie met een veilige en gezonde leefomgeving. Bij omgevingskwaliteit gaat het om de kwaliteit van een plek of gebied, die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde. De karakteristiek van een plek of gebied bestaat uit herkomst- en belevingswaarden. Onderling zijn deze nauw verbonden en geworteld in een lang historisch ontwikkelingsproces.

Bij de realisatie van een veilige en gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit wordt toepassing gegeven aan de volgende basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken:

  • zorgvuldig ruimtegebruik;
  • toepassing van de lagenbenadering;
  • meerwaardecreatie.

In de verordening zijn geen regels opgenomen voor de brede manier van kijken. De brede manier van kijken sluit aan bij de uitgangspunten van de Omgevingswet dat een ontwikkeling samen met iedereen die het aangaat wordt opgepakt.

Kwaliteitsverbetering landschap

Een omgevingsplan dat de ontwikkeling van activiteiten mogelijk maakt in Landelijk gebied bepaalt dat die ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. Die fysieke verbetering past bij de gewenste ontwikkelrichting van het gebied. Om leegstand, verpaupering, criminaliteit en verstening van het buitengebied tegen te gaan is een bouw-sloop regeling opgenomen in de verordening. Hier wordt het principe van zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Wanneer hergebruik niet mogelijk is kan er gesloopt worden en eenzelfde hoeveelheid bebouwing terug worden gebouwd. Als daarbij buiten bestaand ruimtebeslag ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt dan moet worden geborgd dat er elders feitelijk en juridisch een naar aard en omvang gelijke oppervlakte aan gebouwen wordt gesloopt. Daarnaast geeft de provincie de voorwaarden mee voor initiatieven buiten bestaand ruimtebeslag.

Toetsing en conclusie

Aan de eisen van initiatief is een voorwaarde gesteld dat er minimaal een landschappelijke inpassing plaatsvindt van 20% van het bouwvlak waar de activiteit plaatsvindt. De inpassing wordt beoordeeld op basis van de Landschapsvisie Elsendorp. Als het initiatief binnen de regels voor ontwikkelingen valt dient 20% van de berekende bruto meerwaarde in het gebiedsfonds te worden gestort. Hiervan worden projecten opgezet die het dorp/de gemeenschap ten goede komen. Als een initiatief niet mogelijk is op basis van dit bestemmingsplan wordt 85% van de berekende bruto meerwaarde in het gebiedsfonds gestort.

In de regels is verder geborgd dat het verhard en bebouwd oppervlak van het plangebied dient af te nemen ten aanzien van de nulsituatie.

Het bestemmingsplan voegt op deze manier een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit door en is daarmee in lijn met het provinciaal beleid.

Natuurnetwerk Brabant

Een omgevingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

  • a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;
  • b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;
  • c. staat alleen bestaande bebouwing en bestaande gebruiksactiviteiten toe zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd.

Toetsing en conclusie

Met name in het zuidelijk deel van het plangebied ligt veel van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Daar waar het NNB is gelegen is de (Natuur-) bestemming gericht op het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de vorm van heiden, ruigten, bloemrijk grasland, poelen en bosjes of een combinatie hiervan. In het zuidelijk deel liggen ook de gebiedsbestemmingen 'Natuurlijk buitengebied' en 'Groene dorpsmantel'. Met name in het 'Natuurlijk buitengebied' is veel NNB gelegen. Het natuurlijk buitengebied is de gebiedsbestemming die gericht is op het beschermen van de huidige cultuurhistorische, landschappelijke en recreatieve waarden van het gebied. De belangen bij ontwikkelingen moeten altijd verenigbaar zijn met de natuur en daarmee buiten de NNB gelegen zijn. Ook worden cultuurhistorische routes in deze gebiedsbestemming hersteld.

Cultuurhistorische waarden

Een omgevingsplan van toepassing op Cultuurhistorische waarden:

  • a. is mede gericht op het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart;
  • b. stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en bebouwing;
  • c. maakt alleen activiteiten en functies mogelijk die geen afbreuk doen aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken of deze versterken.

Figuur 1.1 - cultuurhistorische waarden in het plangebied

Toetsing en conclusie

Het bestemmingsplan is daar waar de provincie het gebied heeft aangewezen als cultuurhistorisch gericht op behoud, herstel en versterking van reeds aanwezige cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart. Zie verder ook de omschrijving van de gewenste ontwikkelrichting van de gebiedsbestemming 'Natuurlijk buitengebied' in hoofdstuk 2.3 van de toelichting.

Groenblauwe waarden

De provincie streeft naar samenhangende aanpak van natuur, landschap en water die de omgevingskwaliteit en recreatiemogelijkheden versterkt en waardoor de gevolgen van klimaatveranderingen voor de natuur en het watersysteem beter kunnen worden opgevangen. Om de robuustheid van het systeem te bevorderen, zijn er gebieden opgenomen als verbinding tussen het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied; de Groenblauwe waarden.

Binnen Groenblauwe waarden is het beleid gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van een klimaatbestendig en veerkrachtig watersysteem en de ontwikkeling van groenblauwe waarden, natuur en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het NNB. Voor het water wordt vooral ingezet op kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen, zoals het 'Wijstverschijnsel' (het opstuwen van grondwater) op de Peelrandbreuk in Oost-Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de 'Naad van Brabant'.

De gemeenten geven in hun omgevingsplan aan op welke wijze rekening wordt gehouden met deze waarden. Concreet betekent dit dat invulling wordt gegeven aan de leidende principes van een klimaatbestendig en veerkrachtig watersysteem, zoals geformuleerd in dit Regionale Programma Water en Bodem.

Figuur 1.2 - groenblauwe waarden binnen het plangebied (bron: provincie Noord-Brabant)

Toetsing en conclusie

Met name in het zuidelijk deel van het plangebied liggen veel groenblauwe waarden. In het zuidelijk deel liggen de gebiedsbestemmingen 'Natuurlijk buitengebied' en 'Groene dorpsmantel'. In deze gebiedsbestemmingen ligt de focus grotendeels op het verbinden van natuur en recreatie conform provinciaal beleid.

Zonneparken in landelijk gebied

In toenemende mate worden er initiatieven ontwikkeld voor het opwekken van zonne-energie. Hiervoor bestaan mogelijkheden op daken. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor grondgebonden zonneparken in stedelijk gebied en op bestaande bebouwde locaties in het landelijk gebied zoals rioolzuiveringsinstallaties, stortplaatsen maar ook op vrijkomende agrarische locaties.

Toetsing en conclusie

Elsendorp wil zelfvoorzienend worden. Daarom zijn in de regels voorwaarden gesteld aan de eisen voor het opwekken van duurzame energie. In het geval van Elsendorp worden alleen zonnepanelen en geen windturbines mogelijk gemaakt. Deze voorwaarden voor het opwekken van duurzame energie zijn afkomstig uit het provinciale beleid en uit de zonneladder van de gemeente Gemert-Bakel. Dit plan voldoet daarmee aan de eisen van het provinciaal beleid.

Vitaal platteland

In diverse artikelen binnen het provinciaal beleid, thema vitaal platteland, wordt een verbinding gelegd over het inpasbaar zijn van een ontwikkeling binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied. Om deze afweging te kunnen maken, is het nodig dat een gemeente beleid uitwerkt waarin een ontwikkelingsrichting voor de verschillende typen gebied is opgenomen. Dat voorkomt gelegenheidsplanologie en biedt duidelijkheid naar zowel initiatiefnemers als omwonenden.

Een ontwikkelingsrichting biedt dit houvast voor initiatiefnemers bij de ontwikkeling van concrete initiatieven en kan ook als basis dienen voor de toepassing van het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of een wijzigingsbesluit.

Niet agrarische activiteiten

In de komende periode stoppen veel agrarische bedrijven. Om leegstand, verpaupering en criminaliteit te voorkomen en de vitaliteit van het Landelijk gebied te behouden is het bieden van hergebruiksfuncties op die vrijkomende percelen belangrijk. Anderzijds is het ook belangrijk oog te houden voor de effecten die dat meebrengt op de omgeving en elders. Wat betekent het toelaten van functies op percelen in het landelijk gebied voor de leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen? Ontstaat er leegstand op de speciaal ontwikkelde bedrijventerreinen? Om de mogelijkheden voor hergebruik op een goede manier af te wegen, is de opstelling van een ontwikkelingsrichting essentieel. Uit die ontwikkelingsrichting volgen ook randvoorwaarden.

Toetsing en conclusie

Vanuit de visie Proeftuin Elsendorp is een doorvertaling gemaakt en zijn binnen dit plan gebiedsdekkende gebiedsbestemmingen opgenomen. Meer informatie over de gebiedsbestemmingen is te lezen in hoofdstuk 2.3 Uitwerking in visie. De visie is samen met de ondernemers en bewoners in Elsendorp opgesteld. Ontwikkelingen dienen dan ook te worden getoetst aan de ontwikkelingsrichting van de gebiedsbestemming en de daarbij geformuleerde vergunningsvoorwaarden.

Verder zijn de rechtstreekswerkende regels uit de diverse artikelen met betrekking tot het thema vitaal platteland en niet agrarische activiteiten voor zover relevant overgenomen in het bestemmingsplan.

Glastuinbouw

In de Interim Omgevingsverordening zijn ten behoeve van de glastuinbouw concentratiegebieden aangegeven. In deze gebieden dient de glastuinbouw in Brabant zich te concentreren. Het bestemmingsplan bepaalt welke ontwikkeling binnen dit glastuinbouwgebied is toegestaan. Andere activiteiten mogen de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van glastuinbouw in dit gebied niet belemmeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VA02_0007.png"

Figuur 1.3 - glastuinconcentratiegebied ten noordwesten van het dorp (bron: provincie Noord-Brabant)

Toetsing en conclusie

Het glastuinbouwconcentratiegebied is overgenomen als gebiedsbestemming in dit bestemmingsplan. Dat betekent voor dit bestemmingsplan dat het gebied wordt aangewezen als gebied waar de bestaande glastuinbouwbedrijven door kunnen groeien. Nieuwvestiging en omschakeling naar glastuinbouw is uitgesloten. De transformatie en intensivering van activiteiten op bestaande bedrijfslocaties van niet Glastuinbouwbedrijven is mogelijk. Daarbij zijn ook niet agrarische functies welkom. Het splitsen van woningen is in dit gebied niet toegestaan. Hiermee is invulling gegeven aan het provinciaal beleid.

2.3 Waterschapsbeleid

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief).

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Omgevingsvisie;
  • Provinciale Omgevingsverordening.
2.3.1 Waterbeheerplan Aa en Maas 2022 - 2027

Het Waterschap AA en Maas is de waterbeheerder binnen het plangebied. In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas wordt aangeven wat de doelen zijn voor de periode 2022-2027 en hoe deze doelen bereikt moeten worden. Het plan is afgestemd op het nationale, provinciale en regionale waterbeleid en beleid van de andere Nederlandse waterschappen. Het Waterschap laat zich leiden door haar missie: "Het ontwikkelen, beheren en in stand houden van gezonde, robuuste en veerkrachtige watersystemen, die ruimte bieden aan een duurzaam gebruik voor mens, dier en plant in het gebied, waarbij de veiligheid is gewaarborgd en met oog voor economische aspecten"

Het waterschap stelt de volgende ambities:

  • goede bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas;
  • een hydrologisch en ecologisch goed functionerend watersysteem, óók in extreem droge en extreem natte tijden;
  • goed transport en een goede zuivering van het afvalwater in ons werkgebied.

Om de doelen en ambities waar te maken hanteert het waterschap drie programma's:

  • Waterveiligheid - draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas en het regionale watersysteem;
  • Klimaatbestendig en gezond watersysteem - draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar;
    • 1. Deelprogramma: Voldoende water en omgaan met extreem weer (droog en nat)
    • 2. Deelprogramma: Gezond en natuurlijk water
  • Afvalwaterketen - draait om het zuiveren van de afvalwaterketen.

Het waterschap toetst ruimtelijke ontwikkelingen op de volgende principes:

  • Voorkomen van vervuiling;
  • Wateroverlastvrij bestemmen;
  • Hydrologisch neutraal Ontwikkelen;
  • Vuil water en hemelwater scheiden;
  • Hergebruik > infiltratie > buffering > afvoer;
  • Waterschapsbelangen;
  • Meervoudig ruimtegebruik;
  • Water als kans.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.BPElsendorp-VA02_0008.png"

Figuur 1.4 - overzicht belangrijkste waterlopen rondom Elsendorp inclusief naamgeving

Toetsing en conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt tevens gestreefd naar een duurzamere manier om met water om te gaan en om water langer vast te houden. De aanleg van waterberging is dan ook één van de doelen uit de visie Proeftuin Elsendorp. Nieuwe initiatieven in het plangebied worden getoetst aan het waterschapsbeleid. Voor ieder initiatief wordt een separate watertoets uitgevoerd.

2.4 Gemeentelijk beleid
2.4.1 Structuurvisie+ Gemert-Bakel 2011-2021

Met de structuurvisie+ stuurt de gemeente ontwikkelingen in de juiste richting. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De gemeente streeft hierbij naar het duurzaam verbinden van mens, ruimte en middelen. Een gelijkmatige verdeling van lusten en lasten, over een balans tussen de toenemende mobiliteit en een sociaal, gezond en veilig leefklimaat, over de zorg voor een aantrekkelijk fysieke leefomgeving en over een duurzame landbouw en intensieve veehouderij.

Toetsing en conclusie

Met de verdeling van het plangebied in tweeën, het noordelijke dynamische buitengebied en het zuidelijke rustig buitengebied, wordt een balans gevonden in een sociaal, gezond en veilig leefklimaat, over de zorg voor een aantrekkelijk fysieke leefomgeving en over een duurzame landbouw en intensieve veehouderij.

2.4.2 Structuurvisie proeftuin Elsendorp

De hoofdlijn van de visie proeftuin Elsendorp is beschreven in Hoofdstuk 2 (Structuurvisie Proeftuin Elsendorp). In de visie wordt beschreven hoe bewoners, gemeente en provincie samenwerken op diverse onderwerpen, zoals leegstand en het samenwerken gezamenlijk optrekken in ontwikkelingen. De visie en het bijbehorende programma Meerwaardeplan worden samen met dit plan vastgesteld.

Toetsing en conclusie

Dit plan beschrijft de planologische ontwikkelingsmogelijkheden van het buitengebied Elsendorp op basis van de visie Proeftuin Elsendorp en draagt zodoende bij aan de in de visie beoogde kwaliteit en leefbaarheid van Elsendorp. In dit plan zijn de kaders gesteld om o.a. leegstand tegen te gaan en ontwikkelingen gezamenlijk op te pakken. Vanuit de visie zijn de diverse gebiedsbestemmingen/ontwikkelingsrichtingen van de deelgebieden gedestilleerd.

2.4.3 Gemeentelijk waterplan 2019-2023

Het gemeentelijk waterplan bestaat uit het rioleringsplan en het waterplan voor 2019 t/m 2023. Dit plan is gezamenlijk opgesteld binnen de samenwerkingsregio Brabantse Peel (gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek en Someren) en het waterschap Aa en Maas. Hierin wordt o.a. ingespeeld op klimaatadaptatie en de noodzaak de leefomgeving hierop aan te passen. Dit houdt in dat er gewerkt wordt aan het tegengaan van hittestress en het herinrichting van de buitenruimte om goed om te kunnen gaan met enorme hoeveelheden neerslag in korte tijd. Om dit op te pakken wordt steeds vaker integraal gewerkt, zodat ook andere leefbaarheid van de omgeving kan wordt verbeterd.

Toetsing en conclusie

Elsendorp wordt genoemd als een van de dorpen waarop het integraal werken, waarbij participatie een belangrijk onderdeel is, vergevorderd is. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt hier dan ook verder invulling aangegeven. Het dorp kan zo middels de initiatieven en het gebiedsfonds sturen op een betere waterhuishouding in het gebied en bijvoorbeeld waterbergingen aanleggen.

2.4.4 Beleidskader plattelandswoningen

De ‘Wet plattelandswoning’ trad op 1 januari 2013 in werking. De wet wijzigt de bescherming voor (voormalig) agrarische bedrijfswoningen en de definitie van geurgevoelig object. Deze wet bevat een regeling voor veehouderijen die niet gestopt zijn, maar waarvan de woning qua gebruik wordt afgesplitst (plattelandswoning). Het gaat om de bescherming tegen geur van de voormalige eigen veehouderij.

De gemeente Gemert-Bakel heeft na de inwerkingtreding van deze wet in 2013 eigen beleid geformuleerd om voormalige bedrijfswoningen om te kunnen zetten naar een plattelandswoning. Onder voorwaarden kan met dit beleid een dergelijke woning mogelijk gemaakt worden als voldaan wordt aan verschillende criteria:

  • Plattelandswoningen zijn uitsluitend mogelijk bij in werking zijnde agrarische bedrijven;
  • Plattelandswoningen zijn alleen mogelijk bij agrarische bestemmingen;
  • Het moet gaan om bestaande gevallen van voor 1 januari 2013.

Als voldaan wordt aan de criteria kan eventueel medewerking verleend worden aan het gebruik

van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning.

Toelichting

De wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017 is geschrapt. Via de ontwikkellagen worden nu mogelijkheden geboden voor plattelandswoningen.

2.4.5 Beleidsnotitie Boerderijsplitsing

Door woningsplitsing wordt bijgedragen aan behoud van cultuurhistorie en leefbaarheid. Om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het buitengebied te behouden, is door de gemeente in 2005 besloten mee te werken aan boerderijsplitsing. De splitsing van het pand in twee woningen beoogt behoud van het cultureel (agrarisch) erfgoed en landschap door het ‘organiseren van meer eigenaren’. Doel is bij te dragen (beheer en onderhoud) aan de toeristisch-recreatieve potentie en de herkenbaarheid en uniciteit van ons landschap en bebouwing. Door de splitsing van panden wordt bijgedragen aan nabuurschap en leefbaarheid. De splitsing is op basis van de cultuurhistorische betekenis van het pand of op basis van mantelzorg. De mantelzorgwoning kan zowel in het pand als buiten het bestaande pand georganiseerd worden. Nabuurschap op basis van mantelzorg heeft vergunning-technisch altijd een tijdelijk karakter. Door woningsplitsing wordt bijgedragen aan behoud van cultuurhistorie en leefbaarheid. Om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het buitengebied te behouden, is door de gemeente in 2005 besloten mee te werken aan boerderijsplitsing. De splitsing van het pand in twee woningen beoogt behoud van het cultureel (agrarisch) erfgoed en landschap door het ‘organiseren van meer eigenaren’. Doel is bij te dragen (beheer en onderhoud) aan de toeristisch-recreatieve potentie en de herkenbaarheid en uniciteit van ons landschap en bebouwing. Door de splitsing van panden wordt bijgedragen aan nabuurschap en leefbaarheid. De splitsing is op basis van de cultuurhistorische betekenis van het pand of op basis van mantelzorg. De mantelzorgwoning kan zowel in het pand als buiten het bestaande pand georganiseerd worden. Nabuurschap op basis van mantelzorg heeft vergunning-technisch altijd een tijdelijk karakter.

Toelichting

De wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017 is geschrapt. Via de ontwikkellagen worden nu mogelijkheden geboden voor boerderijsplitsing.

2.4.6 Gemeentelijk geurbeleid

Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel de “Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013” vastgesteld. In de beleidsregel is opgenomen dat bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen als vertaling van het criterium “een aanvaardbaar woon - en leefklimaat” voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen toetswaarden worden gehanteerd.

Toelichting

Gezien de strengere normen uit de Verordening wil de gemeente deze normen hanteren voor zowel geur als fijn stof. Daar waar de gemeente strengere voorwaarden stelt, worden deze van toepassing verklaard.

2.4.7 Gemeentelijk archeologisch beleid

De gemeente Gemert - Bakel heeft in januari 2016 het nieuwe gemeentelijke archeologisch beleid vastgesteld. Het archeologiebeleid bestaat uit drie delen. In deel 1 is de inleiding op de archeologische nota opgenomen. Deel 2 bevat het feitelijke archeologiebeleid en in het laatste deel zijn de randvoorwaarden waar een goed gemeentelijke archeologisch beleid uit bestaat uitgeschreven.

Het archeologiebeleid uit 2010 is in 2015 geëvalueerd. Samenvattend bestaat het archeologiebeleid uit drie beleidsregels:

1. De gemeente behoudt zoveel als mogelijk de archeologische resten in de grond en beschermt en behoudt deze redelijkerwijs waar mogelijk met dit beleid;

2. De gemeente Gemert-Bakel hanteert de oppervlakte van de effectieve bodem verstorende ingrepen als uitgangspunt voor het bepalen van de archeologische onderzoeksverplichting in een plangebied.

3. De gemeente hanteert een verstoringsdiepte van maximaal 0,4 meter beneden maaiveld.

4. De volgende 7 categorieën worden onderscheiden:

  • 1. Wettelijk beschermd archeologisch monument;
  • 2. Gebied van archeologische waarde;
  • 3. Gebied met een hoge archeologische verwachting, dorpskern;
  • 4. Gebied met een hoge archeologische verwachting;
  • 5. Gebied met een middelhoge archeologische verwachting;
  • 6. Gebied met een lage archeologische verwachting;
  • 7. Gebied zonder archeologische verwachting.

5. Er zijn in de gemeente geen archeologische aandachtsgebieden of monumenten aangewezen. De aanwijzing hiervan is op grond van de archeologieverordening wel mogelijk.

6. De gemeente stelt daarnaast nog enkele specifieke richtlijnen in relatie tot het bepalen wanneer sprake is van een archeologische onderzoeksverplichting.

7. Het budget voor uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid is gebaseerd op het uitgangspunt ‘de verstoorder betaald’.

8. Archeologische verenigingen of vrijwilligers dienen waar mogelijk betrokken te worden bij archeologisch onderzoek.

9. De uitgangspunten van het archeologiebeleid wordt vertaald in alle gemeentelijke bestemmingsplannen en worden actueel gehouden in de archeologieverordening.

De archeologische beleidskaart geeft de vertaling van de archeologische waarden en verwachting naar concrete maatregelen in de sfeer van de ruimtelijke ordening. Deze beleidskaart treedt in de plaats van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant. De gemeentelijke beleidskaart is tot stand gekomen op basis van de resultaten van recente onderzoeken en nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en kennis. Hierdoor is de gemeentelijke kaart actueler en gedetailleerd.

Toelichting

De vijf categorieën uit het gemeentelijk beleid zijn overgenomen als dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie 4’ en ‘Waarde – Archeologie 5’. De andere waarden komen niet voor in het plangebied. Hiermee is het archeologisch beleid geborgd in het omgevingsplan.

2.4.8 Gemeentelijk VAB-beleid

Er was behoefte aan een vernieuwd toetsingskader voor vrijkomende agrarische bedrijven (VAB). Het provinciaal beleid, de gemeentelijke structuurvisie en Visie Plattelandsontwikkeling hebben daarvoor kaders opgesteld, maar de concrete invulling vindt plaats in het vernieuwde VAB-beleid. Het toetsingskader helpt de burger, ondernemer, bestuurder als ook de ambtenaar en draagt bij aan een aantrekkelijk buitengebied waar goed gewoond, gewerkt en geleefd kan worden voor iedereen. Verrommeling en verstening van het landschap wordt tot een minimum beperkt door de ondernemer planologische ontwikkelingsruimte te bieden, mits hij/zij bereid is te investeren in het slopen en opruimen van overtollige gebouwen.

Toelichting

Via de ontwikkellagen worden mogelijkheden geboden om VAB's te herbestemmen.

2.4.9 Beleidsnota Bed & Breakfast

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot recreatie en toerisme is opgenomen in de Structuurvisie+. Hierin staat dat, vanwege het grote aantal bedden dat in de gemeente wordt ontwikkeld, de gemeente selectief is met het ondersteunen van nieuwe initiatieven voor verblijfsaccommodaties en de uitbreiding van bestaande verblijfsaccommodaties. Een B&B betreft een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie, met een geringe uitstraling naar de omgeving. Dergelijke initiatieven passen binnen het selectieve beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie dat is geformuleerd in de Structuurvisie+. Doel van deze nota is de voorwaarden vast te leggen, waaraan moet worden voldaan om een B&B in de gemeente Gemert-Bakel te realiseren.

Toelichting

De uitgangspunten van de Beleidsnota Bed & Breakfast zijn verwerkt in de regels van het bestemmingsplan.

2.4.10 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel

In december 2015 is het nieuwe Beeldkwaliteitsplan Buitengebied door de gemeente Gemert-Bakel vastgesteld. In het buitengebied van Gemert-Bakel vinden veel verschillende ontwikkelingen plaats. Naast landbouw vinden steeds meer nieuwe functies hun plaats in het buitengebied. Door deze trend is het noodzakelijk om aandacht te besteden aan een goede afstemming van deze functies en de gewenste beeldkwaliteit te bewaken.

Het plan biedt richtlijnen over of de ontwikkeling past bij zijn omgeving en hoe deze ontwikkeling vormgegeven dient te worden, zodat sprake is van een goede landschappelijke inpassing. In het Beeldkwaliteitsplan wordt verder ingegaan op de trends in het buitengebied. Daarnaast wordt op basis van de historie van het landschap en de karakteristieken van het huidige buitengebied, onderscheid gemaakt in drie verschillende landschapstypen:

  • Beekdallandschap;
  • Kampenlandschap met oude akkers;
  • Peelontginningenlandschap.

In deze drie gebieden zijn verschillende beelddragers gelegen. De beelddragers in het plan zijn uitgesplitst in gehuchten, oude akkers, beken en waterlopen, bos en bomenrijen, houtwallen en –singels. Het beeldkwaliteitsplan geeft de visie van de gemeente over de gewenste verschijningsvormen van het landschap en de bebouwing daarin per onderscheiden gebied.

Toelichting

Het beeldkwaliteitsplan wordt als bijlage opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.