direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Kantens - Oosterweg 10
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.kantensoosterweg10-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten oosten van Kantens en ten zuiden van Uithuizen aan de Oosterweg 10 ligt een agrarisch bedrijfsperceel dat zijn bedrijfsfunctie is verloren. Er wordt alleen nog gewoond. Omdat de woonfunctie op basis van het geldende bestemmingsplan alleen ten dienste van agrarische bedrijfsvoering is toegestaan, is hiervoor een wijziging van de bestemming noodzakelijk. Dit wijzigingsplan voorziet daarin.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel Oosterweg 10 te Kantens. De begrenzing is afgestemd op de gronden van het huidige bouwperceel (zie paragraaf 1.3). De ligging van het plangebied is weergeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.kantensoosterweg10-0401_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, dat door de gemeenteraad van Eemsmond is vastgesteld op 17 februari 2010. Het heeft hierin de bestemming 'Agrarisch – Wierdenlandschap'. Het bedrijfsperceel is hierbinnen aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf', waarbinnen het uitvoeren van een grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten is toegestaan. De bebouwing is vastgelegd binnen een bouwvlak. Het voorgenomen gebruik van het perceel voor in hoofdzaak wonen is in strijd met de bestemming. Verder is op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Binnen deze bestemming is een regeling ter bescherming van archeologische resten opgenomen.

Herziening bestemmingsplan

Op 15 oktober 2015 is het bestemmingsplan gedeeltelijk herzien. In de herziening is voor het plangebied een wijziging aangebracht. Op de gronden ter plaatse van het bouwvlak is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen na aanleiding van het meest recente archeologisch beleid. Tevens zijn in de herziening aanpassingen gedaan aan de regels van de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap'. Onder andere is sublid 4.7.9 vervangen. De regels van de herziening zijn dan ook integraal van toepassing op dit wijzigingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid

Op grond van artikel 3, lid 3.7.9, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' of 'Wonen - Voormalige boerderijen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel.

Hiervoor gelden de volgende wijzigingscriteria, zoals opgenomen in de herziening bestemmingsplan Buitengebied:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 42 of 45 van het bestemmingsplan Buitengebied 2010 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat:
    • a. rekening wordt gehouden met de bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van de vrijgekomen en vrijkomende bebouwing door beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm te handhaven;
    • b. het vergroten van de gebouwen niet is toegestaan;
    • c. het oprichten van nieuwe gebouwen niet is toegestaan;
  • 2. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 4. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 6. een zelfstandige woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of een bedrijfswoning aanwezig is.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor dient een wijzigingsplanprocedure te worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Ontwerp Facetbestemmingsplan Eemsmond Gebouwd Erfgoed

Tevens is de gemeente op dit moment bezig met het opstellen van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Eemsmond Gebouwd Erfgoed. Het ontwerp hiervan ligt op dit moment ter inzage. Met dit bestemmingsplan wil de gemeente de beeldbepalende en karakteristieke panden in de gemeente vastleggen en voorzien van een regeling die toeziet op het, voor zover mogelijk, in stand houden van de ruimtelijk relevante kenmerken van deze panden die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed in de gemeente.

Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' met de daarbijbehorende functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - boerderij' van toepassing. Ter plaatse van deze aanduiding dienen de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte en voorzover in de bij de toelichting opgenomen Bijlage 1 ook andere karakteristieke onderdelen van de bedrijfswoning, alsmede de bestaande ligging en/of situering op het erf van de gebouwen te worden gehandhaafd.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

Het plangebied van dit bestemmingsplan heeft betrekking op het agrarisch bedrijfsperceel aan de Oosterweg 10 te Kantens. Het perceel ligt solitair in het landschap. Rondom het plangebied liggen grootschalige akkerbouwkavels en een tweetal agrarische bedrijven ten noorden van het plangebied. Ten zuiden staat een tweetal burgerwoningen. Al deze functies bevinden zich op een afstand van minimaal 200 meter van het plangebied. Het dorp Kantens ligt op ongeveer 2 kilometer ten westen van het plangebied. De ligging van het plangebied is weergeven in figuur 1.1. Een overzicht van de locatie en zijn omgeving is reeds weergeven in hoofdstuk 1.

Binnen het plangebied staat een boerderij, genaamd RENSEMAHEERD, met ten noorden daarvan een agrarische schuur uit 1998. De oorspronkelijke boerderij stamt uit het begin van de 17de eeuw en is gebouwd als Kop-Hals-Romp boerderij met omliggende gracht en hoogopgaande erfbeplanting. De ontsluiting vindt plaats aan de noordzijde, op de Oosterweg.

Een overzicht van de bestaande bebouwing is weergeven in figuur 1.2. Een aanzicht op de woonboerderij is weergeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.kantensoosterweg10-0401_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (bron: Kadaster)

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.kantensoosterweg10-0401_0003.png"

Figuur 2.2 Aanzicht op de woning (bron: Makelaardij Bruintjes en Keurentjes)

2.2 Beschrijving initiatief

Het initiatief betreft het wijzigen van de functie van het agrarisch bedrijfsperceel ten behoeve van wonen. De woonfunctie zal plaatsvinden in de voormalige bedrijfswoning. Er worden geen grootschalige aanpassingen aan de bebouwing voorgesteld. De aanwezige bedrijfsgebouwen kunnen eventueel voor een nevenfunctie bij het wonen worden gebruikt, bijvoorbeeld een lichte vorm van bedrijvigheid.

2.3 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in lid 3.7.9 van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd naar een woonbestemming. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Er dient rekening gehouden te worden met de bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van de vrijgekomen en vrijkomende bebouwing door beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm te handhaven

De boerderij, gevormd door het voorhuis met de twee schuren, is karakteristiek voor de omgeving. Dit complex kan dan ook als beeldbepalende bouwvorm en als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden aangemerkt. Het behoud van deze bouwvorm is dan ook het uitgangspunt.

B&W is bevoegd om, conform de wijzigingsvoorwaarden, hiervoor aanvullende regels in het wijzigingsplan op te nemen. Derhalve wordt de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' conform het facetbestemmingsplan 'Behoud ruimtelijke kwaliteit en slopen' aan dit wijzigingsplan toegevoegd.

het vergroten van de gebouwen niet is toegestaan

Met het toepassen van dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen'. Door het bouwvlak om de bestaande gebouwen te leggen, wordt het vergroten van gebouwen voorkomen.

Ook is in de regels van de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' geregeld dat de goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte de bestaande afmetingen dienen te zijn.

het oprichten van nieuwe gebouwen niet is toegestaan

Door het bouwvlak rondom de bestaande bebouwing te leggen wordt het oprichten van nieuwe gebouwen tegengegaan.

het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd

Met het toepassen van dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' en het bouwperceel op de verbeelding van dit wijzigingsplan ter plaatse verwijderd.

er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt

Zoals genoemd liggen rondom het plangebied enkele agrarische bedrijven. De aanwezige bedrijven liggen op ruime afstand. De functiewijziging van het plangebied heeft dus geen nadelige gevolgen voor de aanwezige bedrijven. In paragraaf 4.1 wordt hierop nader ingegaan.

de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit

Alle bebouwing binnen het plangebied heeft een authentiek landelijk en agrarisch karakter. Het betreft een zeer passende bebouwing in de omgeving. Er is dus geen sprake van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen die moeten worden gesaneerd.

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Zoals genoemd liggen rondom het plangebied enkele agrarische bedrijven. De aanwezige bedrijven liggen op ruime afstand. De functiewijziging van het plangebied heeft dus geen nadelige gevolgen voor de aanwezige bedrijven en woningen in de omgeving. In paragraaf 4.1 wordt hierop nader ingegaan.

een zelfstandige woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of een bedrijfswoning aanwezig is.

Met het toepassen van dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen'. Hierin is het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning als strijdig opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid, wat voor het plangebied relevant is, komt in dit hoofdstuk aan de orde. Het rijksbeleid wordt niet besproken, omdat dit geen concreet beleidskader voor het plan biedt.

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling van de woning zijn de thema 'ruimte' en 'natuur en landschap' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'beschermen landschap en cultureel erfgoed' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het buitengebied.

Door verschillende oorzaken verliezen (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied hun oorspronkelijke functie. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen of bedrijvigheid) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Een toevoeging aan het aantal woningen moet passen in een in regionaal verband opgestelde woonvisie van een gemeente.

In artikel 2.13.2 van de verordening worden regels gegeven gericht op hergebruiken van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie in het buitengebied. Voorwaarde voor de woonfunctie is dat deze slechts is toegestaan in het hoofdgebouw en in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw. Hier is in onderhavig plan sprake van.

Daarnaast is in artikel 2.9.1 aangegeven dat "een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied bevat - voor zover binnen het plangebied karakteristieke gebouwen en gebouwen die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap gelegen zijn - regels die erop gericht zijn te voorkomen dat de karakteristiek en kenmerken van deze gebouwen door verbouw kunnen worden aangetast."

De provincie heeft in haar verordening opgenomen dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, in het bestemmingsplan een verbod is opgenomen op het geheel of gedeeltelijk slopen van deze panden zonder omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om op basis van een advies van een ter zake kundige de omgevingsvergunning voor het slopen al dan niet te verlenen als:

  • sprake is van een algemeen belang waarvoor het gebouw moet wijken;
  • aangetoond wordt dat behoud van het gebouw bouwtechnisch niet mogelijk is en een goede her invulling ter plaatse van het te slopen gebouw is verzekerd waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige of te ontwikkelen kwaliteiten en waarden van het gebied;
  • de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Onder karakteristieke gebouwen wordt overigens verstaan gebouwen die worden beschouwd als zijnde een onderdeel van het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische waarde, architectonische en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid. Onderhavige bebouwing is door de gemeente aangemerkt als boerderij die nog steeds in gebruik is en vanwege zijn functie en zijn verschijningsvorm van groot belang is voor het karakter en het beeld van het buitengebied van Eemsmond. Het is derhalve de wens om de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing te behouden.

De gemeente is op dit moment bezig met het opstellen van het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Behoud ruimtelijke kwaliteit en slopen. Het voorontwerp hiervan ligt op dit moment ter inzage. Met dit bestemmingsplan wil de gemeente de beeldbepalende en karakteristieke panden in de gemeente vastleggen en voorzien van een regeling die toeziet op het, voor zover mogelijk, in stand houden van de ruimtelijk relevante kenmerken van deze panden die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed in de gemeente. Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' met de daarbijbehorende functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - boerderij' van toepassing. Ter plaatse van deze aanduiding dienen de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte en voorzover in de bij de toelichting opgenomen Bijlage 1 ook andere karakteristieke onderdelen van de bedrijfswoning, alsmede de bestaande ligging en/of situering op het erf van de gebouwen te worden gehandhaafd.

Daar de gemeente conform de wijzigingsvoorwaarde (zie paragraaf 1.3) bevoegd is om een regeling in dit wijzigingsplan op te nemen ter bescherming de beeldbepalende bouwvormen wordt de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' uit het Facetbestemmingsplan Behoud ruimtelijke kwaliteit en slopen één op één in dit bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Verordening van de provincie Groningen.

3.2 Gemeentelijk beleid

Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Eemsmond vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied.

In het bestemmingsplan is genoemd dat door veranderingen in de landbouw veel agrarische bebouwing haar functie verliest. Doordat steeds meer mensen graag in het buitengebied willen wonen, al dan niet met een nevenactiviteit (waarvoor daar ruimte is) is het belangrijk dat landbouw de ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkelingen. Gesteld wordt dat de woonfunctie in het buitengebied een positieve bijdrage levert aan de leefbaarheid. Wel dient de voormalige boerderij te worden gehandhaafd. Om deze reden is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de functiewijziging van agrarisch bedrijf naar wonen mogelijk is. Hierbij krijgt het perceel de bestemming 'Wonen – Voormalige boerderijen'. Binnen deze bestemming is het wonen, eventueel in combinatie met een lichte nevenfunctie, mogelijk.

Anders dan in andere woonbestemmingen uit het bestemmingsplan is de bebouwingsregeling voor de bestemming 'Wonen – Voormalige boerderijen' afgestemd op een voormalige boerderij en worden ruimere mogelijkheden voor bedrijfsmatige nevenactiviteiten geboden.

Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende wijzigingscriteria:

  • 1. rekening wordt gehouden met de bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van de vrijgekomen en vrijkomende bebouwing door beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm te handhaven;
  • 2. het vergroten van de gebouwen niet is toegestaan;
  • 3. het oprichten van nieuwe gebouwen niet is toegestaan;
  • 4. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 6. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 8. een zelfstandige woonfunctie slechts is toegestaan in het hoofdgebouw op een perceel waar reeds een woning of een bedrijfswoning aanwezig is.

In paragraaf 3.2 is het voornemen getoetst aan de criteria. Omdat aan alle criteria wordt voldaan kan worden geconcludeerd dat het plan in lijn is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van wonen in het buitengebied.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving de ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden deze aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (zoals wonen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Het plangebied ligt in het open agrarisch landschap met verspreid in het landschap enkele agrarische bedrijven en burgerwoningen. De wijziging van de bestemming van agrarische bedrijfsvoering naar wonen levert in beginsel een verbetering van de milieusituatie op. Ook kan gesteld worden dat, gezien de functies in de omgeving, sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat.

Wel is van belang dat omliggende bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. In de directe omgeving zijn drie akkerbouwbedrijven aanwezig. Voor een akkerbouwbedrijf (milieucategorie 2) geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van milieugevoelige functies. Alle akkerbouwbedrijven bevinden zich op ruime afstand van het plangebied. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de milieunorm. Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van de woning.

4.2 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Het plangebied ligt in de geluidszone van de Oosterweg. Hiervoor geldt een maximum snelheid van 60 km per uur. De weg heeft dus een geluidszone (250 meter) en het plangebied ligt hier binnen. Het wijzigen van een bedrijfswoning naar een burgerwoning betreft een geluidsgevoelige functie. Daarom is het in beginsel noodzakelijk om de geluidsbelasting op de gevels van het gebouw als gevolg van wegverkeer over de N998 te bepalen.

Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure.

De ontwikkeling is via de digitale watertoets (zie bijlage 1) voorgelegd aan het waterschap Noorderzijlvest.

Voor dit bestemmingsplan geldt dat er uitsluitend sprake is van een functiewijziging van de bestaande bebouwing. Deze functiewijziging heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding. Hier spelen daarom geen waterschapsbelangen. Overleg met het waterschap is niet nodig. De wijze van verwerking van afvalwater blijft in de nieuwe situatie hetzelfde.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied. Het plangebied is momenteel in gebruik als agrarische grond, behorende bij het bouwperceel van een agrarisch bedrijf. De woonfunctie (verblijfsruimten voor mensen) vindt echter plaats in de bestaande bedrijfswoning. Risico's voor de volksgezondheid zijn in beginsel niet aan de orde, daar de situatie niet verandert. Een bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan kan daarom achterwege blijven.

4.5 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied staat een relatief forse boerderij, genaamd RENSEMAHEERD, met ten noorden daarvan een agrarische schuur uit 1998. De oorspronkelijke boerderij stamt uit het begin van de 17de eeuw en is gebouwd als originele Kop-Hals-Romp boerderij met omliggende gracht en hoogopgaande erfbeplanting. Het plangebied is derhalve door de gemeente aangemerkt als beeldbepalende bouwvorm en als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm.

In de regels van het op te stellen Facetbestemmingsplan Eemsmond Gebouwd Erfgoed is daarom een beschermende regeling opgenomen waardoor de ruimtelijk relevante kenmerken van de bebouwing door beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm gehandhaafd blijft. Doordat het facet bestemmingsplan rechtstreeks van kracht blijft op het plangebied, hoeft in de regels van dit wijzigingsplan geen aanvullende regels opgenomen te worden.

4.6 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysiek leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Voor een globaal inzicht in mogelijk aanwezig waarden heeft de gemeente Eemsmond, in samenwerking met een aantal andere gemeenten, de Archeologisch verwachtingskaart en beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze beleidskaart is als onderlegger gebruikt bij het opstellen van het geldende bestemmingsplan. Hierin gelden voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'.

Binnen deze bestemmingen is een regeling opgenomen dat bij ingrepen groter dan 200 m2 en dieper dan 45 cm onder maaiveld een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor de gronden die 'Waarde - Archeologie 2' dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodemingrepen dieper dan 40 cm.

In het plangebied worden geen bodemingrepen voorgesteld. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Indien bij toekomstige ontwikkelingen grotere bodemingrepen plaatsvinden, wordt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een archeologisch onderzoek geëist. Op deze wijze wordt op een verantwoorde wijze met de eventuele archeologische resten in de bodem omgegaan. De dubbelbestemming zal in dit bestemmingsplan ook weer opgenomen worden.

4.7 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn beide aspecten geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden. De dichtstbijzijnde natuurgebieden liggen op ruime afstand. Ook maakt het plangebied geen deel uit van een NNN-gebied.

In dit bestemmingsplan worden geen belastende functies geregeld. Ook vinden er geen fysieke ingrepen plaats. De functiewijziging heeft geen effecten op de beleidsdoelstellingen van de NNN.

Soortenbescherming

Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Een groot aantal van nature in Nederland thuis horende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

Het plangebied betreft het bijbehorende terrein bij een voormalige agrarisch bedrijf. Het is mogelijk dat op het terrein en in de gebouwen beschermde flora en fauna voorkomt. Echter, er worden geen fysieke ingrepen voorgesteld, zoals het slopen van gebouwen, kappen van bomen of dempen van sloten. Het plan veroorzaakt dan ook geen strijdigheden met de Wet natuurbescherming.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie in inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloedsgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of van buisleidingen.

Er worden geen nieuwe kwetsbare objecten voorgesteld. In principe neemt het aantal personen binnen het plangebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie bestaan. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.9 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. De ontwikkeling vindt plaats in het landelijk gebied, waar in algemeenheid sprake is van een hoge luchtkwaliteit. Het is niet te verwachten dat dit project een overschrijding van een grenswaarde tot gevolg heeft.

De functiewijziging van een agrarisch bedrijf naar wonen heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

In of nabij het plangebied lopen geen leidingen of kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Verbeelding

Het wijzigingsplan Kantens - Oosterweg 10 gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met het toekomstige bouwvlak weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan Buitengebied. Tevens is de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' met de daarbijhorende aanduiding 'specifieke vorm van waarde - boerderij' van toepassing.

Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.

5.3 Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied met de bijbehorende regels (en bijlagen) zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen - Voormalige boerderijen', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4') zijn bij dit wijzigingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een wijzigingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Het conceptwijzigingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de overlegpartners. Enkel de provincie Groningen heeft hierop gereageerd. De vooroverlegreactie is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. De reactie van de provincie heeft betrekking op het opnemen van beschermende regelingen van beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen in ruimtelijke plannen. In de regels van het Facetbestemmingsplan Eemsmond Gebouwd Erfgoed is daarom een beschermende regeling opgenomen waardoor de ruimtelijk relevante kenmerken van de bebouwing door beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm gehandhaafd blijft. Doordat het facet bestemmingsplan rechtstreeks van kracht blijft op het plangebied, hoeft in de regels van dit wijzigingsplan geen aanvullende regels opgenomen te worden.

Zienswijze

Vervolgens heeft het ontwerpwijzigingsplan voor zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruikt gemaakt. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Beroep

Het wijzigingsplan is vervolgens op 19 december 2018 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. In dit geval is er geen sprake van uitvoeringskosten. De kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

6.3 Grondexploitatie

Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg, in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering.

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien.