a. De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik, met uitzondering van het strijdig gebruik, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
1. het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van aan het gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, met uitzondering van opslag ten behoeve van de normale bedrijfsvoering en het normale onderhoud van erven, waterlopen, paden en wegen.
2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
3. gebruik, anders dan bestaand gebruik, dat tot gevolg heeft dat er significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden optreden.