direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Locatie voormalige brandweerkazerne Usquert
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.01BPWadw85ab-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de sloop van de voormalige brandweerkazerne in Usquert. Nadat de blusgroepen Usquert en Uithuizermeeden zijn gefuseerd, is de brandweerkazerne in Usquert overbodig geworden.

Het planvoornemen is de brandweerkazerne te slopen zodat de Wierde Wadwerd weer meer in zijn oorspronkelijke staat kan worden teruggebracht. Om dit initiatief te waarborgen, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Situering van het plangebied

Het plangebied ligt omsloten door de Wadwerderweg, een op- en overslagterrein en een woning. Voor het grootste gedeelte bestaat het plangebied uit de voormalige brandweerkazerne en asfalt. Onderstaande afbeelding geeft het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.01BPWadw85ab-0401_0002.jpg"

Afbeelding 1. Plangebied bestemmingsplan Locatie voormalige brandweerkazerne Usquert (bron: ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 01-11-2017)

1.3 Planologische-juridische regeling

De vigerende planologische-juridische regeling voor het plangebied is neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld op 17 februari 2010) en de herziening van dit plan (vastgesteld op 15 oktober 2015). Verder geldt het Voorbereidingsbesluit Aardbevingsgebied Eemsmond (vastgesteld op 12 oktober 2017). Het plangebied heeft op basis van het bestemmingsplan Buitengebied de enkelbestemming Bedrijf - 2 met een functieaanduiding 'brandweerkazerne', de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 en de Gebiedsaanduiding geluidzone - spoor.

Om de openheid van de Wierde Wadwerd te waarborgen wordt de bestemming van het perceel aangepast naar Wonen-1. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk om bebouwing te realiseren.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige en toekomstige inrichting van het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk drie het ruimtelijk beleid van het Rijk, provincie en gemeente aan de orde. Hoofdstuk vier is gewijd aan het onderzoek naar de omgevingsaspecten. In de laatste twee hoofdstukken wordt achtereenvolgens ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In het plangebied is als bebouwing de voormalige brandweerkazerne aanwezig (zie afbeelding 1). Voor het overige gedeelte bestaat het plangebied uit asfalt met een kleine groenstrook aan de oostzijde. De omgeving bestaat aan de oostzijde uit woonbebouwing en aan de zuid- en oostzijde uit een terrein voor op- en overslag.

2.2 Nieuwe situatie

Het voornemen is de voormalige brandweerkazerne te slopen. Om de historische waarde van de wierde te vergroten, is ervoor gekozen de bouwmogelijkheid op dit perceel te verwijderen. Met deze regeling kan er op het perceel geen gebouw worden gerealiseerd en wordt de openheid van de wierde gewaarborgd. Het plangebied wordt toegevoegd als tuin bij de woning die ten oosten van het plangebied is gelegen.

In de nieuwe situatie zal de bestemming Bedrijf - 2 worden vervangen door de bestemming Wonen - 1.

2.3 Juridische vormgeving

2.3.1 Inleiding

In deze paragraaf worden de regels van het voorliggende plan nader toegelicht. De regels zijn afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het Bro bevat een aantal regels die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft:

  • de anti-dubbeltelregel;
  • het overgangsrecht.

Het bestemmingsplan bevat, overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Bro, een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten tevens aan bij de eisen van de SVBP2012. Daarnaast sluit het bestemmingsplan aan bij de overige eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening en het IMRO2012. In voorliggend bestemmingsplan worden tevens begrippen uit de Wabo gehanteerd.

2.3.2 Opbouw van de regels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen en de wijze van meten. Dit hoofdstuk geeft aan wat in de regels onder bepaalde begrippen wordt verstaan en hoe gemeten dient te worden bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.

De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast conform de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, agrarisch, recreatie, groenvoorzieningen enzovoorts. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. Het bestemmingsplan onderscheidt meerdere bestemmingen. Aan die bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Elke bestemming hanteert de indeling volgens de SVBP2012. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.

Artikel 3 - Wonen - 1

Het bestemmingsplan kent de bestemming Wonen - 1. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en terreinen bij woningen met eventueel daaraan ondergeschikt kleinschalige duurzame energiewinning. In de bestemming is geen ruimte voor gebouwen, maar slechts bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Artikel 4 - Waarde - Archeologie 4

Naast de bestemming Wonen - 1 kent het plan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4. De gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 bevat bouwregels en regelt nadere eisen en afwijkingen in de regels. Ook bevat deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid dat bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders het toelaat om de archeologische bestemming te verwijderen als er uit bodemonderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels. De algemene regels bevat ook de algemene aanduidingsregels ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - spoor'. Dit omdat er in de nabijheid van het plangebied een spoorlijn aanwezig is.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen en in dertien nationale belangen uitgewerkt.

Gezien de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling vormt de SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan. Wel is het Rijksbeleid verder uitgewerkt in het onderliggend beleid.

3.1.2 De ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen concreet beoordelingskader van het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De Actualisatie Omgevingsvisie provincie Groningen (vastgesteld PS, 15 november 2017) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Hoofddoelstelling is het verder verbeteren van het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie.

Binnen de Actualisatie Omgevingsvisie provincie Groningen raakt het planvoornemen het provinciaal belang 'ruimtelijke kwaliteit' en is het planvoornemen onderdeel van het krimpgebied.

Het planvoornemen voorziet in het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van de leegstaande brandweerkazerne en voorziet niet in het realiseren van een woning. De ontwikkeling is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Actualisatie Omgevingsverordening provincie Groningen (vastgesteld PS, 15 november 2017) bevat regels voor de fysieke leefomgeving. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie. Hieronder wordt op de voor het plangebied van toepassing zijnde regels ingegaan:

  • Artikel 2.9.2: tot het tijdstip dat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.9.1, of bij het ontbreken van een bestemmingsplan, is het verboden om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied geheel of gedeeltelijk te slopen. Op basis van dit artikel mag er niet worden gesloopt binnen de gemeente Eemsmond wanneer niet is aangetoond dat het pand geen karakteristiek pand betreft. Voor het facetbestemmingsplan Eemsmond gebouwd erfgoed heeft BügelHajema Adviseurs een inventarisatie omtrent karakteristieke panden en gebieden uitgevoerd. Uit deze inventarisatie komt naar voren dat het gebouw binnen het plangebied geen karakteristiek pand betreft. Hiermee is het planvoornemen om de voormalige brandweerkazerne te Usquert te slopen in overeenstemming met de Omgevingsverordening provincie Groningen.
  • Artikel 2.23.3: de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de 'veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen.
    Zie voor dit aspect paragraaf 4.4, waar de externe veiligheid aan bod komt.
  • Artikel 3.6: de normen waarop de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moet zijn ingericht zijn per deelgebied aangeduid. Provinciale Staten stellen ook regels vast voor de beoordeling door het waterschap van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren.
    Zie voor dit aspect paragraaf 4.9, waar de waterhuishouding aan bod komt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Facetbestemmingsplan Eemsmond gebouwd erfgoed

De gemeente Eemsmond is bezig met het opstellen van een facetbestemmingsplan Eemsmond gebouwd erfgoed. Dit bestemmingsplan komt voort uit het voorbereidingsbesluit Aardbevingsgebied Eemsmond en artikel 2.9.2 van de Omgevingsverordening Groningen. Zoals hierboven al aangegeven is betreft het huidige planvoornemen niet in de sloop van een karakteristiek pand. Het planvoornemen is derhalve in overeenstemming met het facetbestemmingsplan Eemsmond gebouwd erfgoed.

3.3.2 Welstandsnota

Op 13 oktober 2016 is de Welstandsnota Gemeente Eemsmond vastgesteld. Het doel van deze nota is "een bijdrage te leveren aan het behouden van en daar waar nodig het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Eemsmond." De Welstandsnota maakt voor alle partijen vooraf duidelijk aan welke criteria een bouwwerk zal moeten voldoen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zullen worden geweerd.

Het planvoornemen biedt geen mogelijkheden tot het realiseren van bouwwerken. De welstandsnota vormt derhalve geen concreet beoordelingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 Toets aan wet- en regelgeving

4.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan beperkt de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheid van het plangebied. Hiervoor zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd. Alle overige relevante onderzoeksaspecten worden in deze paragraaf volledigheidshalve kort nagelopen.

4.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. Als er geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg wordt gebouwd dient er akoestisch onderzoek plaats te vinden. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing mogelijk.

In het kader van de Wet geluidhinder kennen spoorlijnen, net als wegen, een zone. De spoorlijn langs het plangebied heeft een zone van 100 m. Deze zone is aangeduid op de verbeelding. Aangezien nieuwbouw niet aan de orde is, kan akoestisch onderzoek achterwege blijven.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden. Het plangebied maakt in belangrijke mate deel uit van gebiedstype 'gemengd gebied'. Dit betekent dat de richtafstanden in dat geval verkort kunnen worden met één afstandsstap, zoals te doen gebruikelijk.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe hindergevoelige gebouwen opgericht. In dit opzicht is er geen sprake van een milieuhygiënisch knelpunt.

4.4 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de toetsing moet gekeken worden naar twee soorten risico's: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met de pr 10-6 risicocontour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen, in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico wordt doorgaans de GR 10-5 risicocontour aangegeven.

Uit de beoordeling van de Veiligheidsregio Groningen is naar voren gekomen dat het plangebied binnen het invloedsgebied van risicobronnen ligt. Gezien de beoogde ontwikkeling van het perceel, sloop van het gebouw met uitsluiting van nieuwbouw, ziet de Veiligheidsregio Groningen echter geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan. In relatie tot de planontwikkeling is er geen aanleiding voor aanvullende maatregelen ten aanzien van de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het plangebied.

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor het onderhavig bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Door het wegbestemmen van de brandweerkazerne zal de luchtkwaliteit ter plaatse juist verbeteren. Onderzoek kan derhalve achterwege blijven.

4.6 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. De Wnb is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie bezocht door een ecoloog van Eco Reest B.V.

4.6.1 Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb artikelen 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb artikelen 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb artikelen. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb artikel 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in artikel 3.10 eerste lid van de Wnb.

Bij de onderzoekslocatie zijn geen nesten waargenomen. Indien er geen werkzaamheden plaatsvinden binnen het broedseizoen (globaal 1 maart t/m 1 september), of indien de werkzaamheden voor het broedseizoen starten en doorlopen tot in het broedseizoen, wordt er geen overtreding van de Wet natuurbescherming verwacht wat betreft nestlocaties voor vogels. Indien binnen deze periode ontwikkelingen starten moet voorafgaand hieraan de locatie worden vrijgegeven door een ervaren ecoloog.
De andere te verwachten diersoorten ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn aangemerkt als soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden.

4.6.2 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet natuurbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Groningen uitgewerkt in de Omgevingsvisie Groningen en de bijbehorende Omgevingsverordening Groningen 2016.

De onderzoekslocatie is gelegen ten zuiden van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, de Waddenzee. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa 3,6 km. Gelet op de afstand tot beschermde gebieden, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep wordt er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Daarnaast is de locatie gelegen buiten het NNN (Natuurnetwerk Nederland). Daar er geen sprake is van externe toetsing van invloeden op het NNN, is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.

4.6.3 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Nader onderzoek naar soorten- en gebiedsbescherming is niet noodzakelijk. Wel blijft de zorgplicht te allen tijde gelden. Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan. De ecologische quickscan is als Bijlage 1 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.7 Archeologie en Cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

In opdracht van de Regioraad Noord-Groningen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in samenwerking met Deltares in de periode september 2007- april 2008 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met het opstellen van een archeologische verwachtingskaart/beleidsadvieskaart voor de regio Noord-Groningen. In juni 2013 is deze kaart geactualiseerd. Het doel van het onderzoek was het opstellen van een vlakdekkend overzicht van de bekende archeologische vindplaatsen en te verwachte archeologische waarden (zie onderstaande afbeelding). Op basis van dit onderzoek zijn adviezen opgesteld over waar en in welke vorm archeologisch onderzoek nodig is. Dit is vervolgens vertaald in verschillende dubbelbestemmingen waarbinnen steeds afwijkende eisen gelden voor grondverzet en onderzoeksverplichtingen. Op dit punt wordt verwezen naar de regels van het bestemmingsplan.
Aangezien dit bestemmingsplan niet leidt tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met bijbehorend grondverzet, kan archeologisch onderzoek achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.01BPWadw85ab-0401_0003.jpg"

Afbeelding 3. Uitsnede archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart Eemsmond

4.7.2 Cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet. Met monumenten worden alle "onroerende zaken" bedoeld. Tot die onroerende zaken behoren gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.
Vanuit de wens van de gemeente Eemsmond om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, heeft BügelHajema Adviseurs een inventarisatie uitgevoerd omtrent karakteristieke en beeldbepalende panden. Deze inventarisatie leidt uiteindelijk tot een bestemmingsplan waarin de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente wordt beschermd. Uit deze inventarisatie komt naar voren dat er geen karakteristieke of beeldbepalende panden aanwezig zijn binnen het plangebied. Het aspect cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Bodem

Op de bodeminformatiekaart van de provincie Groningen zijn binnen de grenzen van het plangebied geen gegevens aanwezig wat betreft saneringslocaties en uitkomsten van eerdere bodemonderzoeken.

Op basis van het bovenstaande en omdat er geen verblijfsruimte wordt gerealiseerd waar personen een structureel deel van de dag in verblijven, is verder onderzoek naar bodemverontreiniging niet noodzakelijk. Het aspect bodem levert geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.9 Water

Vanwege het grote belang van water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De 'watertoets' is daarom een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Noorderzijlvest. Via de Digitale Watertoets is Waterschap Noorderzijlvest van onderhavig bestemmingsplan op de hoogte gebracht.

4.9.1 Beleid

De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap.

Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies.

Het beleid van Waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016- 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

4.9.2 Watertoets

Op 23 oktober 2017 is de Digitale Watertoets doorlopen. Het daaruit voortvloeiende 'watertoetsdocument' is als Bijlage 2 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan betreft een plan waar geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieopzet of een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan is voor de duur van zes weken ter inzage gelegd en ter beoordeling voorgelegd aan de 'overlegpartners' (artikel 3.1.1 Bro). Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.