Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch - Dijkenlandschap
Artikel 4 Bedrijf - Delfstof-Energiewinning
Artikel 5 Bedrijventerrein - Industrie
Artikel 10 Leiding – Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost van de gemeente Eemsmond;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1651.000BP03EmsZO-0201 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw en het terrein, noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
bestaande:
-
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
-
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologisch toestemming;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestaande geluidsruimte:
de geluidsruimte als bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
-
beste beschikbare technieken:
beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze bepaling luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dag-, avond- en nachtperiode:
periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur en voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur;
-
etmaalwaarde Letmaal:
de etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) met betrekking tot een inrichting of een industrieterrein is het hoogste van de volgende drie niveaus: " Ldag (= Lar,LT); dag: 07.00-19.00 uur; " Lavond (= Lar,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur; " Lnacht (= Lar,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur;
-
equivalent geluidsniveau:
het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidgevoelig object:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen;
-
geluidsbelasting in dB(A):
de etmaalwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats afkomstig van een bepaalde bron of combinatie van bronnen;
-
geluidsruimte:
de verdeling van de geluidproductie per bouwperceel passend binnen de zonegrens geluid;
-
geluidruimte als geluidemissiekental:
de totale immissierelevante geluidsbronsterkte per bouwperceel (berekend volgens artikel 2 sub j);
-
geluidsruimte als geluidimmissiewaarde:
de geluidsbijdrage van een bouwperceel op de immissiepunten;
-
geluidszone:
een op grond van artikel 40 van de Wet geluidshinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
-
geluidverdeelmodel:
akoestisch model dat wordt gebruikt voor de toetsing van aangevraagde geluidsruimte
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
-
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hogere grenswaarde:
zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
immisiepunt:
positie van een beoordelingspunt in het geluidverdeelmodel ter plaatse van de zonegrens of een woning in de zone;
-
kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
-
kwetsbaar object:
een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
niet-kwetsbaar object:
een object dat uitsluitend bestemd is voor het incidenteel en kortstondig verblijf van personen en waarin geen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen, uitgezonderd werkvoorraden;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
plaatsgebonden risicogebied:
het risicogebied zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid of het Activiteitenbesluit Milieubeheer, met dien verstande dat het plaatsgebonden risicogebied 10-5 van een windturbine is gelegen tussen de windturbine en de lijn liggende op een afstand van de helft van de rotordiameter (=r ) van die windturbine;
-
representatieve bedrijfssituatie:
de toestand waarbij de inrichting volledig gebruik maakt van de vergunde capaciteit in de betreffende beoordelingsperiode conform de Handleiding Rekenen en Meten Industrielawaai 1999 (HRMI 1999);
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
rotor:
het samenstelsel van rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;
-
rotordiameter:
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;
-
separaat bouwvolume:
vrijstaande bebouwing of vrijstaande verhoging/opbouw op bestaande bebouwing;
-
standaard geluidsruimte:
de geluidsruimte, afzonderlijk bepaald voor de dag, avond en nachtperiode, die aan een bouwperceel is toegekend op basis van het geluidverdeelmodel behorend tot en opgenomen in bijlage 4 van het bij de toelichting opgenomen Geluidverdeelplan; deze ruimte is op de verbeelding opgenomen ter plaatse van de aanduidingen 'standaard geluidsruimte - dag in dB(A)/m²', 'standaard geluidsruimte avond in dB(A)/m²' en 'standaard geluidsruimte – nacht in dB(A)/m²' alsook op bijlage 3 van het geluidverdeelplan weergegeven als geluidemissiekental;
-
voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
windturbine:
een door de wind aangedreven turbine, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;
-
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine
-
de rotordiameter:
de rotordiameter betreft tweemaal de bladlengte van een wiek + de naaf;
-
de wieklengte:
betreft de afstand tussen de tip van de wiek (of rotorblad) en de naaf;
-
de tip:
de uiterste punt van een rotorblad;
-
de ashoogte van een windturbine:
vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Voor windturbines op een dijklichaam wordt het niveau van het maaiveld omringend aan dit dijklichaam aangehouden;
-
geluidsruimte als geluidemissiekental:
de geluidsruimte als geluidemissiekental in dB(A)/m² wordt voor Eemshaven ZO bepaald uit de gemiddelde waarde van de equivalente geluidsniveaus LAeq van het bouwperceel over een etmaalperiode op 12 immissiepunten gelegen in 12 richtingen (te beginnen bij noord) op 1.000 m uit het hart van de inrichting in een poldermodel waarbij de bodemfactor ter plaatse van de inrichting 0.2 en rond de inrichting 1.0 bedraagt, vergeleken met die van vier gelijke reserveringsbronnen die gelijkmatig verspreid zijn over het oppervlak van het bouwperceel op hoogten van 5, 15, 20 en 25 m en het volgende relatieve bronspectrum hebben: niveaus in de 31.5 t/m 8.000 Hz octaafbanden: 33.9, 23.9, 12.9, 8.9, 6.9, 4.9, 6.9, 10.9 en 20.9 dB.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
-
overstekende daken;
-
luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Dijkenlandschap
3.1 Bestemmingsomschrijiving
De voor 'Agrarisch - Dijkenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch grondgebruik;
b. cultuurgrond;
g. water en watergangen;
h. groenvoorzieningen en natuur;
j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en archeologische waarden van het dijkenlandschap;
k. nutsvoorzieningen;
l. wegen en paden;
m. sloten, poelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
met de daarbij behorende:
n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen en overkappingen
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend perceelafscheidingen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 1 m.
Artikel 4 Bedrijf - Delfstof-Energiewinning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Delfstof-Energiewinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
terreinen ten behoeve van een gascompessorstation, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen of risicovolle inrichtingen;
met daaraan ondergeschikt:
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
-
wegen en paden;
-
water;
-
met de daarbijbehorende:
-
gebouwen, waaronder overkappingen;
-
erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van de gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 15 m bedragen.
4.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van brandvlamtorens zal ten hoogste 65 m bedragen;
-
de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 30 m bedragen.
Artikel 5 Bedrijventerrein - Industrie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor ‘bedrijventerrein - industrie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven gericht op de computerservice en informatietechnologie, waaronder mede worden begrepen datacenters met bijbehorende energievoorzieningen;
-
bedrijven gericht op assemblage van computers, randapparatuur en software voor ten hoogste 50% van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein - Industrie binnen het plangebied;
-
voorzieningen ten behoeve van de energie-infrastructuur in de Eemsdelta waaronder converterstations;
-
verkeer en verblijf;
-
groenvoorzieningen en water;
-
overige nutsvoorzieningen, waaronder transformatorstations;
met dien verstande dat:
-
in de bestemming mede zijn begrepen bij bedrijven en voorzieningen horende opslagen en installaties, zoals bedoeld in lijst 2 Opslagen en installaties (richtafstandenlijst 2) van de handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG, en overige ondergeschikte activiteiten;
-
in de bestemming niet zijn begrepen:
-
risicovolle inrichtingen die niet behoren tot de inrichtingen vallend onder a t/m c;
-
detailhandel;
-
kwetsbare objecten;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zichtlijn' zichtlijnen worden gerealiseerd en gehandhaafd met als minimale breedte de breedte van de aanduiding op de verbeelding (oost-west respectievelijk noord 25 m en zuid 40 m). Deze zichtlijnen dienen het doorzicht van het Oostpolderbermkanaal naar de N33 te garanderen. De zichtlijnen kunnen afhankelijk van de verkaveling en inrichting worden opgeschoven mits de richting haakse hoeken gelijk blijven.
5.1.2 Geluidszonebeheer
De voor 'Bedrijventerrein - Industrie' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
-
het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte op de gezoneerde industrieterreinen;
-
het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte, in afwijking hiervan mag ten behoeve van separate bouwvolumes 5 m hoger worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
deze separate bouwvolumes uitsluitend zijn toegestaan daar waar een maximum bouwhoogte is aangeduid van 26 m, dan wel 35 m;
-
de oppervlakte van deze separate bouwvolumes, gemeten op de ter plaatse aangegeven bouwhoogte boven het maaiveld, niet meer bedraagt dan 200 m2, en
-
de gezamenlijke oppervlakte van deze bouwvolumes (inclusief de bouwvolumes genoemd in lid 5.2 sub b onder 3), gemeten op de ter plaatse aangegeven bouwhoogte boven het maaiveld, per bouwvlak niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
-
binnen de zichtlijnen genoemd in lid 5.1 mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer kan worden gebouwd zonder verstoring van het volledige doorzicht van het Oostpolderbermkanaal naar de N33, gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een oppervlakte van ten hoogste 40 m2 zijn toegestaan;
-
de oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het ter plaatse aangegeven bebouwingspercentage;
-
ten hoogste 50% van de onder 4 bedoelde oppervlakte mag worden bebouwd met gebouwen ten behoeve van assemblage van computers, randapparatuur en software;
-
op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen bedraagt niet meer dan 6 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte, in afwijking hiervan mag ten behoeve van separate bouwvolumes 5 m hoger worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
deze separate bouwvolumes uitsluitend zijn toegestaan daar waar een maximum bouwhoogte is aangeduid van 26 m dan wel 35 m;
-
de oppervlakte van deze separate bouwvolumes, gemeten op de ter plaatse aangegeven bouwhoogte boven het maaiveld, niet meer bedraagt dan 200 m2, en
-
de gezamenlijke oppervlakte van deze bouwvolumes (inclusief de bouwvolumes genoemd in lid 5.2 sub a onder 2), gemeten op de ter plaatse aangegeven bouwhoogte boven het maaiveld, per bouwvlak niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen het doorzicht binnen de zichtlijnen genoemd in lid 5.1 niet mogen verstoren.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld zoals is ve rwoord in het in de bijlage opgenomen Landschappelijk raamwerk;
- de verkeersveiligheid;
ter plaatste van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' worden afgeweken van de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bedoeld in lid 5.2 mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 35 m en het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 70%.
5.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bebouwing en risicovolle inrichtingenten behoeve van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld zoals is verwoord in het beeldkwaliteitsplan;
- de verkeersveiligheid.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt gerekend het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt gerekend:
-
het gebruik van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicogebied (10-6) dat ligt op een bouwperceel van derden of op andere gronden die gebruikt kunnen worden als beperkt kwetsbaar object die geen functionele binding hebben met de inrichting waar de risicovolle inrichting deel van uitmaakt, zonder dat:
-
een juridische garantie kan worden overlegd dat in dit gebied geen beperkt kwetsbare objecten worden gesitueerd, dan wel
-
uit een afweging van het groepsrisico door het bevoegd gezag is gebleken dat beperkt kwetsbare objecten ter plaatse aanvaardbaar wordt geacht;
-
het gebruik van de gronden voor assemblage van computers, randapparatuur en software met een oppervlakte groter dan 50% van het bestemmingsgebiedde gronden met de bestemming Bedrijventerrein - Industrie binnen het plangebied;
-
het gebruik van gronden als beperkt kwetsbaar object binnen het plaatsgebonden risicogebied 10-5 van een windtubine met dien verstande dat hier niet onder is begrepen niet-kwetsbare objecten.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 en 5.5 ten behoeve van:
-
de vestiging van bedrijven die vanwege hun grote energiebehoefte op energiecentrales uit de Eemshaven zijn aangewezen, met dien verstande dat een omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend indien het bedrijf qua aard, omvang en invloed (milieubelasting geur, stof, geluid en gevaar, lichtuitstraling e.d.) op de omgeving gelijk te stellen is aan of lager is dan de in lid 5.1 sub a genoemde bedrijvigheid.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het gebruik van gronden voor risicovolle inrichtingen waarvan het plaatsgebonden risicogebied valt buiten het bouwperceel van een inrichting mits:
-
er geen beperkt kwetsbare objecten binnen het gebied van het plaatsgebonden risico aanwezig zijn;
-
het groepsrisico door het bevoegd gezag aanvaardbaar wordt geacht;
-
een plaatsgebonden risicogebied op de verbeelding wordt opgenomen waarbinnen geen beperkt kwetsbare objecten worden toegestaan.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen en water, waaronder mede begrepen waterbergingsgebied;
-
natuurdoeleinden;
-
fiets- en voetpaden;
-
ontsluitingswegen en terreinen ten behoeve van het bedrijventerrein;
-
openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zichtlijn' zichtlijnen dienen te worden gerealiseerd en gehandhaafd.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met uitzondering van vleermuistorens waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 7 m bedraagt. Deze bebouwing mag de in 6.15.1genoemde zichtlijnen niet verstoren.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen met een functie voor de ontsluiting van het bedrijventerrein;
-
fiets- en voetpaden;
-
parkeer- en groenvoorzieningen;
-
water;
met dien verstande dat:
- het aantal rijstroken van de verkeersweg met uitzondering van opstelstroken voor kruispunten niet meer dan twee bedraagt.
7.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water, waaronder ook begrepen waterbergingsgebied;
-
oeverstroken;
-
groenvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen ten behoeve van het bedrijventerrein.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 9 Leiding – Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid tussen regels uit dit artikel en regels uit andere bestemmingen gaan de regels uit deze bestemming voor op die van de andere bestemmingen.
9.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het permanent opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren :
-
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
-
Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, en die volgens de daarin opgenomen regels zijn aangemeld.
-
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
-
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in onder artikel 6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Artikel 10 Leiding – Hoogspanningsverbinding
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
toegangswegen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
in afwijking van het bepaalde in andere bestemmingen mogen binnen deze bestemming hoogspanningsmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m worden gebouwd;
-
voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een schriftelijk advies te overleggen van de leidingbeheerder waaruit blijkt dat het betreffende bouwplan niet strijdig is met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Het bevoegd gezag weigert een omgevingsvergunning voor het bouwen indien de bouw in strijd is met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
-
indien het bouwplan zoals bedoeld onder b. betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering is het bepaalde onder b niet van toepassing.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik conform de bestemming is slechts toegestaan indien het voorzorgsbeleid van het Rijk voor gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In uitzondering op het gestelde in de bestemmingsregels van dit plan mogen binnen een afstand zo groot als de helft van de rotordiameter van een windturbine, gemeten uit het hart van een windturbine, geen beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Voor kwetsbare objecten geldt het gestelde in artikel 13.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Het gebruik ten behoeve van ondergrondse voorzieningen en infrastructuur is toegestaan voor zover dit niet in strijd is met de in dit plan opgenomen regels en met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en buisleidingen vallende onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse waar dit expliciet is geregeld in het plan.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
de in het bestemmingsplan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, met uitzondering van de hoogtemaat van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen indien daarmee de bouwhoogte meer dan 6 m zal bedragen;
-
het bepaalde in het bestemmingsplan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
-
De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
15.1 Milieuzone - geluidzonebeheer
15.1.1 Algemeen
De met 'Milieuzone - geluidzonebeheer' aangeduide gronden zijn tevens bedoeld voor:
-
het veiligstellen van de totale beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone op het gezoneerde industrieterrein;
-
het bevorderen van een efficiënt gebruik van de totale beschikbare geluidsruimte van het dit gezoneerde industrieterrein.
15.1.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidzonebeheer' gelden de volgende regels:
-
de gebruikte geluidsruimte als geluidimmissiewaarde mag op enig immissiepunt niet meer bedragen dan de standaard geluidsruimte voor de dag-, avond- en nachtperiode;
-
het is verboden gronden en gebouwen in gebruik te nemen zonder te beschikken over een akoestische rapportage waaruit de door de inrichting gebruikte geluidsruimte blijkt, met dien verstande dat dit verbod niet geldt voor bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 en 3.1 van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering en die ook geen opslagen of installaties in werking hebben die tot hogere dan deze categorieën behoren;
-
het bepaalde onder b is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, of met het voorheen geldende voorbereidingsbesluit.
15.1.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
-
de totale beschikbare geluidsruimte binnen de zone;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.2 sub a teneinde een grotere geluidsruimte op een bouwperceel toe te staan. Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidsruimte is aangetoond;
-
uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
-
ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken (en eventuele extra maatregelen) en een qua milieuhinder zo goed mogelijke terreinindeling, een grotere geluidsruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidsruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidsbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
-
door het toestaan van een grotere geluidsruimte de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op enig immissiepunt niet wordt overschreden. In deze toetsing wordt rekening gehouden met de geluidimmissie behorend bij de standaard geluidsruimte op alle bouwpercelen op het industrieterrein of - voor zover deze op enig bouwperceel groter is - de gebruikte geluidsruimte op dat bouwperceel;
-
de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de betreffende bedrijfsactiviteit en productiecapaciteit;
-
voor zover ten aanzien van de inrichting waarvoor de afwijking wordt gevraagd een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 sub e Wabo is vereist, wordt de afwijking als onderdeel van deze omgevingsvergunning opgenomen.
15.2 Geluidzone - industrie
15.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidbelasting van het industrieterrein.
15.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat geen geluidsgevoelige gebouwen mogen worden gebouwd.
15.2.3 Specifieke gebruiksgregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
15.3 Overige zone - windturbine
15.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - windturbine' zijn mede bestemd voor windturbines, met dien verstande dat de bestemming vervalt na een periode van 30 jaar na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
15.3.2 Bouwregels
-
In uitzondering op het gestelde in de overige regels mogen ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - windturbine' windturbines worden gebouwd met dien verstande dat:
-
de ashoogte en de rotordiameter niet meer bedragen dan de ter plaatse van respectievelijk de aanduidingen 'maximum bouwhoogte' en 'maximum rotordiameter' aangegeven hoogtes;
-
de wieklengte niet meer mag bedragen dan tweederde van de ashoogte.
-
Een omgevingsvergunning voor een windturbine dient met het oog op het gestelde in de Aanduidingsomschrijving al tijdelijk bouwwerk te worden verleend. De omgevingsvergunning dient als voorwaarde te hebben dat deze wordt gesloopt na verloop van de gestelde termijn.
-
Ten aanzien van de bouw van windturbines in de nabijheid van de bestemming Bedrijf - Delfstof-Energiewinning of de bestemming Leiding – Gas geldt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen niet mag worden verleend indien het gebruik van de windturbine zal leiden tot een vergroting van het plaatsgebonden risico zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid of Besluit externe veiligheid buisleidingen, dan wel de frequentie dat een inrichting die onder het Activiteitenbesluit valt door een onderdeel van de windturbine wordt getroffen hoger is dan:
-
5 x 10-6 per jaar bij het ter plaatse aanwezige meet- en regelstation of exportstation;
-
2,5 x 10-4 per jaar voor gasontvangststations.
-
Een omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend nadat advies is gekregen van de volgende instanties ten aanzien van navolgende onder onderwerpen:
-
advies van Rijkswaterstaat ten aanzien van de plaatsing van windmolens binnen een afstand van 100 m uit de as van de N33;
-
advies van de Gasunie voor windmolens gelegen binnen een afstand van 100 m uit de bestemming Bedrijf - Delfstof-Energiewinning;
-
advies van het betrokken Waterschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water- waterkering' in verband met de waterveiligheid;
Op basis van verkregen advies kunnen burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) nadere eisen stellen aan de plaatsing, bouw(as)hoogte en/of rotordiameter van de windturbine.
15.3.3 Specifieke gebruiksregels
Het geluidsniveau op de gevel van gevoelige gebouwen en op de grens van gevoelige terreinen veroorzaakt door alle windturbines binnen het plangebied tezamen mag niet meer bedragen dan 47 dB Lden.
15.4 Vrijwaringszone - dijk landelijk
15.4.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk landelijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de aangewezen bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk landelijk' de volgende regels:
-
er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanduiding, met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 meter bedragen.
15.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.2 in die zin dat de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat de stabiliteit van de nabijgelegen waterkering niet nadelig wordt beïnvloed en wordt voldaan aan de volgende onderverdeling binnen deze aanduidingszone:
-
binnen een zone van 75 meter gerekend vanaf de grens van de bestemming 'Water - Waterkering 1' alleen bebouwing van zwaar maatschappelijk belang is toegestaan waarvan aangetoond is dat deze niet elders plaats kan vinden en vooraf medewerking is verleend door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;
-
binnen een zone van 25 m gerekend vanaf de zone genoemd onder a alleen bebouwing is toegestaan waarvan is aangetoond dat deze de stabiliteit van de waterkering niet nadelig beïnvloedt.
15.4.4 Omgevignsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het planten van bomen en struiken;
-
het dempen en graven van waterlopen;
-
het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
-
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
A. Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost’.
