Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van de uitbreiding van een gebouw met maximaal 10% van het bouwperceel, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerssituatie;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;